j r7rl
12
staat, betitelt hij het met het woord „formeel" en dan
is het voor hem afgedaan, maar zo kan het college niet
redeneren. Het college heeft alleen te maken met feiten
waarop zijn beslissing steunen kan en het heeft niet te
maken met onbepaaldheden als: „sfeer" en „atmosfeer"
en „houding" en dergelijke dingen, waar verder geen
houvast aan te krijgen is. Het gaat B. en W. alleen om
de feiten en het college kent, behalve die twee brieven
dat wil hij voor de zoveelste keer uitdrukkelijk be
palen geen activiteiten, bedreven door deze groep
ambtenaren.
Wat nu deze brieven betreft, hier is een uitspraak
geweest van de raad, een uitspraak, waarmede alle
provinciale besturen in den lande en alle gemeentebe
sturen op een heel enkel na, het niet eens zijn (Stem:
Dat doet er niet toe.), een uitspraak, die raakt aan de
rechtspositie van de betrokken ambtenaren en deze
mensen voelen zich daardoor bezwaard en die geven
aan dat gevoel van verontrusting uiting in een brief
aan het college, dat boven hen staat. Is dat nu een
reden voor het college om te zeggen: Ambtenaren, dat
is mis? (De heer J. de Jong: Als de lagere ambtenaren
dat eens gedaan hadden Spr. vindt het wel een
heel onaangename opmerking, een insinuatie, dat de
hogere ambtenaren zich wel zouden mogen beklagen
over wat ze zien als krenking van hun rechtspositie
en dat dit college een dergelijke klacht niet van andere
ambtenaren zou accepteren. (De heer J. de Jong: Het
is maar een vraag.) Een insinuerende vraag, die het
college met kracht van zich af moet werpen en die
voor de raad van Leeuwarden ongepast is.
Spr. herhaalt: Lag het nu op de weg van het col
lege om een groep ambtenaren, die verontrust is over
wat zij ziet als krenking van haar rechtspositie, op
grond daarvan tegenover deze ambtenaren de een of
andere maatregel te nemen? Spr. gelooft, dat de vraag
stellen tegelijk de vraag beantwoorden is en dat geen
enkel zinnig college in den lande over deze ambtenaren
aldus zou oordelen: Deze ambtenaren beklagen zich
(Stem: Zij dreigen.), dat hun rechtspositie is geschon
den; deze ambtenaren moeten deswege tot de orde
worden geroepen. Spr. is eens even gedoken in wat in
dit opzicht in den lande pleegt te gebeuren. Hij heeft
hier een bericht over een vergadering van het Amb-
tenarencentrum, die in het vorige najaar, in oktober,
is gehouden. De heren, hier aanwezig, achtten zich ook
onrechtvaardig behandeld door het salarisbeleid van
de regering, dus een overeenkomstige figuur als die,
welke zich hier voordoet. Er waren ongeveer 9300
ambtenaren in Den Haag aanwezig. Voor deze ge
legenheid was het circus Mullens afgehuurd. (Gelach).
In een der zalen stond op een spandoek de leuze:
„Struyckentje strek je", met een tekening van een
ezel, die guldens uit zijn bek liet rollen. In de aange
nomen resolutie let wel, aldus spr., het gaat niet
over een brief, die een kleine groep ambtenaren buiten
elke publiciteit richt aan hun rechtstreekse superieuren,
maar het gaat over een vergadering van 9300 geen
gemeente-, maar rijksambtenaren, in het openbaar en
in het openbaar dus, spreken de lagere, mijnheer de
Jong, en middelbare ambtenaren hun verontwaardiging
uit over het door de regering gevoerde beleid bij de
bezoldiging van de rijksambtenaren. (De heer W. M.
de Jong: Dat mag.) Heeft de regering op grond van
deze resolutie tegen deze lieden een of andère maat
regel genomen? Natuurlijk niet, omdat het nog altijd
in een democratie ook aan een ambtenaar vrij staat
zich te beklagen over wat hij ziet als schending van
zijn recht en dat is ook in dezen het geval. En als hier
deze groep daarin niet alleen de raad betrekt, die een
heel bijzonder besluit heeft genomen, maar daarnaast
ook de wethouder van personeelszaken, omdat deze
groep de wethouder van personeelszaken in de eerste
plaats de man acht om voor hun rechtspositie op te
komen, dan is er voor het college van B. en W. be
paald geen aanleiding spr. moge het herhalen
om op grond daarvan enige „maatregel" tegen deze
groep te nemen. B. en W. hebben spr. heeft dit in
eerste instantie reeds medegedeeld met een delegatie
van de heren gesproken, omdat vanzelfsprekend bij
deze bedorven verhoudingen een gesprek nut zou kun
nen hebben. B. en W. hebben deze heren gevraagd:
Hoe zit het nu eigenlijk met die persberichten En
zij hebben hun verzekerd, dat die persberichten niet
van hen afkomstig waren, dat ze ook niet wisten, hoe
ze in de wereld waren gekomen (De heer Spiekhout:
Dan had ik het er niet bij laten zitten.) en dat ze in
hoge mate betreurden, dat die persberichten in de
wereld waren gekomen (Rumoer.Deze heren hebben
ten slotte gezegd: Ja goed, als die alinea verkeerd be
grepen en uitgelegd wordt, dan zijn wij bereid daar verder
niet over te praten. Wij zijn ook bereid over dat gehele
raadsbesluit niet meer te praten. Waar het ons alleen om
gaat, is, dat wij niet gerust zijn, dat ook in de toekomst
onze rechtspositie ontzien zal worden. Dat is iets, waar
wij ongerust over zijn en tot dusverre ongerust over
zijn gebleven. En de antwoorden, die van de kant van
de wethouder van personeelszaken zijn gekomen, zgn
van dien aard geweest, dat deze groep ambtenaren ge
meend heeft, deze tweede brief te moeten sturen, waar
in nogmaals hun bezorgdheid voor hun rechtspositie
tot uitdrukking wordt gebracht.
Spr. mag herhalen: het college ziet geen aanleiding
om tegenover deze ambtenaren een bepaalde houding
van correctie aan te nemen, niet formeel op grond van
het algemeen ambtenarenreglement, niet materieel,
omdat, als deze heren menen, dat ze bezwaard zijn,
zij dat moeten kunnen uiten en in de eerste plaats
tegenover B. en W. moeten kunnen uiten, mits het
maar in behoorlijke vorm is. En deze vorm is door
deze heren stellig in acht genomen. Deze brief laat
in dit opzicht werkelijk niets te wensen over.
Spr. meent dus, dat deze zaak door alle mogelijke
geruchten en door allerlei onjuiste betekenis te hechten
aan geruchten, door het onjuist stellen ook van de
zaak, een zaak, die spr. erkent het al ernstig
genoeg is, ernstiger is gemaakt dan ze in wezen al
was. Er is hier spr. gelooft niet vanavond, maar
toch wel in dit geheel gesproken over een gezags
crisis. Dat kan juist zijn en dat wordt ook door het
college in hoogste mate betreurd, maar dan is die
gezagscrisis uitsluitend gebaseerd op een vertrouwens
crisis en het is nu eenkeer zo, dat gebrek aan ver
trouwen niet door machtsspreuken kan worden her
steld. En het college heeft dus gemeend in dezen verder
de uitspraak aan de tijd te moeten laten.
Deze zaak is nu in twee instanties besproken en
spr. stelt voor, de beraadslagingen te besluiten. Con
staterende, dat de raad hiermee akkoord gaat, ver
klaart spr. dit punt voor afgehandeld en sluit hij de
vergadering.
1
Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van woensdag 15 oktober 1958
RAADSVERGADERING
van woensdag 15 oktober 1958
Aanwezig: 36 leden.
Afwezig: de heer Mr. van der Veen.
Voorzitter: de heer Mr. A. A. M. van der Meulen.
burgemeester.
Te behandelen punten:
1. Vaststellen van de notulen van de raadsvergade
ringen van 18 maart, 16 juli, 6 augustus en 23 augus
tus 1958.
2. Mededelingen.
3. Voorstel tot het benoemen van een voorzitter,
een vice-voorzitter en leden van de huurcommissie
voor de gemeente Leeuwarden
(bijlage no. 257).
4. Benoeming van twee leden van het bestuur
van de woningstichting „Leeuwarden-Leeuwarderadeel"
wegens periodieke aftreding van de heren J. Stienstra
en ds. W. van der Heide.
5. Benoeming van drie leden der commissie voor
het onderzoek der gemeenterekening, dienst 1956.
6. Voorstel tot het benoemen van een onderwijzer
aan de Brugschool (v.g.l.o.)
(bijlage no. 251).
7. Voorstel tot het overplaatsen van J. S. Lieuwma.
als onderwijzer aan de Plataanschool II (g.l.o.naar
de Brugschool (v.g.l.o.)
(bijlage no. 261).
8. Voorstel tot het aankopen van het perceel Hout
straat no. 106, van A. Scholten, alhier
(bijlage no. 258).
9. Voorstel tot het aankopen van gronden, gelegen
in het uitbreidingsplan ,,'t Nijlan" en omgeving
(bijlage no. 255).
10. Voorstel tot het verkopen van grond, gelegen
aan de Verlengde Schrans, hoek Julianalaan. aan A.
Faas' Aanneming Maatschappij N.V. te Amsterdam
(bijlage no. 265).
11. Voorstel tot het aangaan van een overeenkomst
van grondruil met betrekking tot grond, gelegen aan
de Mr. P. J. Troelstraweg, hoek Valeriusplein, mei
K. A. Niermeijer, alhier
(bijlage no. 256).
12. Voorstel tot het verhogen van de huurprijzen
van een aantal bedrijfspanden
(bijlage no. 260).
13. Voorstel tot het verlenen van medewerking aan
de overdracht van de pacht van de boerderij „De Ma
gere Weide", gelegen aan en nabij de Mr. P. J. Troel
straweg, aan P. Reitsma, alhier
(bijlage no. 268).
14. Voorstel tot het afstaan in erfpacht van een
perceel bouwterrein, gelegen aan de westzijde van de
Pasteurweg, aan J. S. Hoekstra, alhier
(bijlage no. 252).
15. Voorstel tot het afstaan in erfpacht van een
perceel bouwterrein, gelegen aan de zuidwestzijde van
de Bachstraat en van een perceel bouwterrein, gelegen
aan de zuidoostzijde van de Sweelinckstraat, hoek Bach
straat, aan de N.V. Bouwfonds Nederlandse Gemeenten
te Assen (bijlage no. 253).
16. Voorstel tot het afstaan in erfpacht van een
perceel bouwterrein, gelegen aan de westzijde van de
De Ruyterweg, aan de firma P. Hettema en Zonen,
alhier
(bijlage no. 259).
17. Voorstel tot het afstaan in erfpacht van een
perceel industrieterrein, gelegen tussen de Zwettestraat
en de industriehaven, aan de N.V. „E.V.M.B." i.o., ge
vestigd te Amsterdam
(bijlage no. 269).
18. Voorstel tot het afgeven van een noodzakelrjk-
heidsverklaring inzake de oprichting en instandhouding
van een vakschool voor de detailhandel te Leeuwarden
(bijlage no. 254).
19. Voorstel tot het vaststellen van de verlies- en
winstrekeningen over 1956 en 1957 en van de balansen
per 31 december 1956 en 31 december 1957 van de
Stichting Volkscrediet te Leeuwarden
(bijlage no. 263).
20. Voorstel tot het sluiten van een onderhandse
geldlening, groot f 46.000,met de N.V. Bank voor
Nederlandsche Gemeenten te 's-Gravenhage
(bijlage no. 262).
21. Voorstel tot het beschikbaarstellen van een
krediet voor de aanschaffing van een boekhoudma
chine
(bijlage no. 266).
22. Voorstel tot het wijzigen van de gemeente-be
groting en van de begroting van het grondbedrijf, voor
het dienstjaar 1958
(bijlage no. 267).
23. Voorstel tot het wijzigen van de verordening
tot regeling van het onderwijs aan de cursus voor
spraakgebrekkigen der gemeente Leeuwarden
(bijlagen no. 264).
Punt 1.
De notulen worden onveranderd vastgesteld.
Punt 2.
De Voorzitter deelt mede:
A. dat Ged. Staten van Friesland hebben goedgekeurd:
1. het raadsbesluit van 6 augustus 1958 tot het aan
kopen van een perceel grond, gelegen in Leeuwarden-
Zuid, van S. Jongma, alhier;
2. de raadsbesluiten van 27 augustus 1958:
a. tot het aangaan van een overeenkomst van
grondruil met N. Stoffels, alhier, met betrekking
tot gronden, gelegen aan de Groningerstraatweg,
nabij de Pasteurweg;
b. tot het verhuren van een perceel industrieterrein,
gelegen aan de Snekertrekweg, hoek Ampère
straat, aan de N.V. Dieselmotorenbedrijf, als
mede tot het verkopen van een perceel industrie
terrein, gelegen ten noorden van en aan de Volta
straat, aan J. Martens, alhier;
c. tot het in erfpacht afstaan van een perceel in
dustrieterrein, gelegen aan de zuidwestzijde van
de Toutenburgstraat, aan de firma K. A. Nier
meijer, alhier;
3. de raadsbesluiten van 24 september 1958:
a. tot het aantrekken van tijdelijke financierings
middelen ter voorziening in de behoefte aan kas
geld tot een totaal bedrag van ten hoogste
f 12.000.000,gedurende het vierde kwartaal
van het jaar 1958;
b. tot het aangaan van een overeenkomst met de
N.V. Bank voor Nederlandsche Gemeenten te
's-Gravenhage, waarbij het normale krediet in
rekening-courant door toevoeging van- een extra
krediet tot 1 januari 1959 wordt verhoogd tot
f 11.000.000,—;