34 Het streven, dat spr. voorstaat, kan door rijksbepa lingen doorkruist worden, maar dit maakt het niet minder nodig, dat hier in principe zoveel mogelijk ge tracht moet worden de kosten tegen de inkomsten af te wegen. De raad kan hoogstens zeggen, dat hij het betreurt, dat het rijk het hem op dit punt onmogelijk maakt te doen wat goed zou zijn. Spr. heeft zopas gezegd, dat het werk van de raad zo langzamerhand onpleizierig is, omdat in het alge meen de mogelijkheden om een eigen beleid te voeren bijzonder gering zijn. Dit is weer een van die punten, waaruit blijkt, hoe weinig zelfstandig de gemeenten zijn. Moet de gemeente nu maar een voldoende subsidie aan de leeszaal geven? Wanneer in feite door het rijk de gemeente geen keuze gelaten wordt, dan is elk zelf standig beleid onmogelijk. Men vraagt zich wel eens af, of de raad en het college van B. en W. maar op gedoekt moeten worden, want het gaat hier eigenlijk maar om uitvoering van voorschriften van rijkswege. De heer Van der Schaaf heeft hier een en ander ge zegd over de moeilijkheden, die er zijn met de wonin gen, een probleem, dat ons allen, aldus spr., raakt en zorg baart. Het is de vraag, of wij daaruit kunnen ko men. De heer Van der Schaaf heeft twee mogelijk heden genoemd, maar spr. gelooft, dat het weinig zin heeft, zich daar op deze plaats in te verdiepen. Hij heeft vanmorgen in het algemeen gezegd, hoe deze moeilijkheden het eenvoudigst uit de weg geruimd kun nen worden. Wij zijn, aldus spr., tussenpersoon. Het is voor de gemeente vrijwel een kwestie van doorgeven. Spr. zou willen, dat het rijk veel minder zou gaan in grijpen. Hij gelooft graag, dat de heer Van der Schaaf wel enige goede dingen vindt bij het departement van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid. Het zou spr. ver bazen, als dit departement alleen maar kans zag ver keerde dingen te doen. Dat zou onmenselijk zijn, maar toch gelooft hij niet, dat Nederland er veel beter van geworden is. Wat de financiering van de centrale riolering betreft, is spr. het geheel eens met de heer Van der Schaaf, waar deze zegt, dat bij devaluatie van het geld de geld gevers getroffen zouden worden. Maar dat is het risico, dat ieder moet nemen. Als hij de heer Van der Schaaf hoort, zou de riolering zij het dat dit met enige kor reltjes zout moet worden genomen vandaag-de-dag technisch kunnen worden uitgevoerd. De financiering zou misschien wel gevonden kunnen worden, aangeno men, dat de regering de gemeente zou willen helpen door middel van opheffing van het rentegamma. Maar om hiervoor op de begroting dekking te vinden, is een onmogelijkheid, aldus de wethouder. Maar die moeilijk heden bestonden 20 a 30 jaar geleden ook al. Als Leeu warden zich op het ogenblik in de positie bevindt, zoals de heer Van der Schaaf die heeft geschilderd, zal men het onderwerp riolering de eerstvolgende 30 jaar als dankbaar onderdeel van de algemene beschouwingen kunnen gebruiken. En dan ziet het er zeer somber uit. Spr. heeft nog enkele opmerkingen te maken over het systeem, dat hij in het algemeen voorstaat bij de subsidiëring van instellingen en bij de gemeentelijke dienstverleningen. Hij wil nog eens zeggen, dat hij van oordeel is en dit wordt ook door de heer Van der Schaaf onderschreven, wanneer deze het heeft over grondkosten en grondprijzen en door de heer Vellenga, waar deze spreekt over het selfsupporting zijn van het bejaardentehuis dat diegenen de kosten moeten be talen, die van de diensten profiteren. Spr. komt thans hij wil niet zeggen „lest best", hoewel hij daar ook weer geen bezwaar tegen heeft bij de heer Pols, die heeft gezegd, dat men hier in 1958 onder druk van de rijksoverheid de algemene uitke ring zou anders in gevaar komen akkoord moest gaan met tarievenverhogingen. Ook heeft hg gezegd, dat men hier t.a.v. het onderhoud van de woningvoorraad in het algemeen dus.van de woningwetwoningen vastzit aan de mogelijkheden, die de door het rijk ge hanteerde normen bieden. Spr. heeft begrepen, dat aan de tonnen, die vandaag al enige keren de lachlust hebben opgewekt, zelfs rijks premie te pas komt. (De heer Pols (weth.): Aan de closets!) Daar zit hetzelfde luchtje aan. In ieder geval kan men zien, in welk een deplorabele toestand de ge meente geraakt is, want zij kan er dus niets aan doen, dat het tonnenstelsel opgeruimd wordt. En dan is het praten en geweeklaag in de raad over de ellendige toe stand, waarin de gemeente is komen te verkeren en wat te wijten is aan het rijk, ook nutteloos. Het is hier dus niet de plaats om grieven te luchten, want „wij kunnen er niets aan doen.". Spr. eindigt met het uiten van de hoop, dat dit niet het einde zal blijken te zijn, maar dat de gemeenten terug mogen keren naar de autonomie. De hear Santema soe oan it adres fan de wethalder fan Iepenbiere Wurken noch efkes opmerke wolle n.o.f. it skeppen fan de funksje fan soasiograef, dat syn ar- guminten spr. net oertsjüge hawwe. Under syn taljoch- ting skreau spr. op, dat men hjir sunt it nije systeem, dat by de boargerlike stan ynfierd wurden is, en dat it gemeentebistjür yn steat stelt op koarte termyn bi- paelde „gegevens" to jaen, miskien nóch in soasiograef noch it ETIF dêr foar nedich hat, mar it feit, dat men by it ETIF bipaelde gegevens opfreegje moat, hat spr. noch net oertsjüge, dat men dêrom oergean moat ta it skeppen fan dizze funksje. Boppedat soe spr. dizze fraech stelle wolle: Hat de gemeente yn de rin fan de léste jierren by it opmeitsjen fan de ütwreidingsplannen folie gebrük makke fan de gegevens fan it ETIF De rie hat se wol ris in inkelde kear hawn, mar dat hat by spr. c.s. allinnich noch mar dizze gedachte wek- ke, dat de rie yn konkrete foarm it rapport fan Ljou- wert, dat inkelde jierren aid is, yn bisit krigen hat, reden, dat B. en W. him c.s. dus noch altyd huverich tsjin dizze funksje oer stean litte. Spr. leaut, dat it ETIF biskikt oer in greate foarrie sifers en gegevens fan in greatere omfang as dy fan inkeld Ljouwert, dy't net allinnich mar tsjinje kinne by it bipalen fan 'e ekonomyske tastan fan de stêd Ljouwert. Wy stean nou ienris, sa seit spr., net op üssels. Der rinne hün- derten triedden fan üs stêd oer hiele Fryslan en it hiele noarden en miskien seis al oer Nederlün. Spr. mient dus, dat dizze fraech oerbliuwt: Docht men troch it skeppen fan dizze funksje in died, dy't forantwurde is? De Voorzitter schorst nu de vergadering. 35 Om halfacht wordt de vergadering voortgezet. De heer K. J. de Jong zegt, dat de wethouder van Financiën hem geantwoord heeft op de vraag, die spr. gesteld heeft i.z. de gevarieerde subsidieregeling in verband met de industrieterreinen. Hij heeft gezegd, dat de eenvoudige subsidieregeling wel door de minis ter aanvaard wordt, maar de gedifferentieerde niet. Spr. zou daarop willen reageren met deze vraag: is die gedifferentieerde regeling wel gevraagd bij de mi nister van de zijde van het gemeentebestuur of bestaat er nu nog de mogelijkheid om daarop aan te dringen? In verband met dit punt heeft mr. Van der Veen even gereageerd op hetgeen spr. in eerste instantie opge merkt heeft. Spr. heeft het wel goed gehoord en wel goed begrepen, maar hij vraagt zich af, of hij nu zoiets verkeerds heeft gezegd om daarop een reactie te ver wachten, zoals de heer Van der Veen die gegeven heeft. Juist gezien de onbillijkheden, die in de eenvoudige subsidieregeling kunnen zitten, voerde spr. het pleit voor een gedifferentieerde subsidieregeling door het Rijk, waardoor dus aan bezwaren van gemeenten als Leeu warden wordt tegemoetgekomen; dit zou in bepaalde gevallen kunnen leiden tot behoorlijke versterking van onze middelen of tot voorkoming van verdere uitga ven. De heer Van der Veen vindt dit te dwaas om er over te spreken; hij noemt het geld over de balk gooien om voor industrievestiging op plaatsen waai de grond duur is, subsidie te verstrekken. De Voorzit ter heeft er ook reeds op gewezen, dat industrievesti ging hier duur is. Leeuwarden verkeert nu eenmaal in een positie, dat het werkelijk voor verschillende industrieën misschien minder aantrekkelijk is om zich hier te vestigen. Daarin is voldoende motief gelegen om juist aan die bezwaren tegemoet te komen door een subsidieregeling van het rijk. Maar üls het rijk gaat subsidiëren, laat het dan een gevarieerde rege ling treffen. Nu kan de heer Van der Veen wel zeggen: Dan moet er hier geen industrievestiging komen, maar spr. zegt: Die moet hier wèl komen, niet omdat de terreinen hier zo duur zgn, maar omdat qua indus trieel klimaat spr. noemt onderwijs, winkelcentra, cultuur, die in hoge mate uitsteken boven andere plaat sen vestiging in Leeuwarden de industrieën vele voordelen biedt. Maar spr. heeft juist het gevoel voor de nadelen, n.l. die van de dure terreinen, uit een oogpunt van eigen financieel belang van de gemeente, gemist bij de heer Van der Veen. Hij vond bij hem te veel kritiek en te weinig verantwoordelijkheid voor de financiële situatie van de gemeente. Er moet ook uit de zaak van de industrievestiging gehaald worden wat er uit te halen is in het overleg met het rijk. Daarom heeft spr. gepleit voor een gevarieerde subsidieregeling. Hij zou willen, dat deze zaak zo goed mogelijk uit de bus komt. Dat is juist de verantwoordelijkheid, die althans de a.r. in sterke mate op prijs stellen. Het is die geest, die spr. in de woorden van de heer Van der Veen ge mist heeft, maar misschien komt dat door de overwin ningsroes (Gelach). Men heeft gezien, wat de kwestie van de riolering betreft, dat Leeuwarden zich in deze moeilijke tijd veel moeite getroost heeft om te bereiken wat te bereiken viel. Op het investeringsprogram van enkele jaren ge leden is een bedrag voor de riolering uitgetrokken, dat boven de 10 miljoen uitgaat. En de raad neemt steeds met dezelfde vlotheid de besluiten, waartoe B. en W. hem in deze de voorstellen doen. Verder zit het gemeentebestuur midden in de uit voering van het plan van de veemarkt, een brok, waar het de eerste jaren genoeg aan heeft. Dit zijn dingen, die eerst moeten gebeuren; deze zijn afgestemd op de realiteit. Toen de heer Van der Veen over het woonruimte- beleid sprak, dacht spr., dat de wethouder van Volks huisvesting, die uit de kring van de heer Van der Veen afkomstig is, het niet gemakkelijk zou hebben met zijn fractie. Spr. wenst hem sterkte toe. Als hij werkelijk zijn beleid zou richten naar de wensen van de heer Van der Veen: Afschaffing van het Ministerie van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid, de gehele raad naar huis toe..., dan ontstaat toch een figuur, die ook de heer Van der Veen zelf niet zou willen. In ieder geval is het in strijd met de gedachte van het hoog houden van de vrijheid. (Gelach) Spr. komt thans terug tot de door hem aangeroerde punten. Hij is tevreden met de toezegging i.z. de jeugd zorg. De reserve neemt spr. op de koop toe, want de toezegging is vrij wat positiever dan twee jaar gele den. Daar heeft hij zich over verheugd. De wethouder van Openbare Werken heeft, spreken de over de huren, gezegd, dat eigenlijk geen lagere huren te bereiken zijn en wel op grond van drie pun ten: in de eerste plaats de reputatie van Leeuwarden, want de arbeidersstand van Leeuwarden mag niet la ger geclassificeerd worden dan elders. Hiertegenover zou spr. willen stellen, dat het hier niet gaat om hen even hoger of lager te classificeren, maar om hun een dak boven hun hoofd te geven op een huurniveau, dat ze kunnen betalen. Spr. gelooft, dat tijdelijk gestreefd moet worden naar woningbouw op een lager huur niveau. Wat de ontvolking van Friesland betreft, gelooft spr. niet, dat de migratie naar Leeuwarden een gevolg is van de slechte woontoestanden op het platteland. Hij meent, dat er onvoldoende bestaansmogelijkheden voor deze mensen zijn en dat zij, mede door de industrie, die hier in Leeuwarden aangetrokken kan worden, hun brood zullen kunnen verdienen en een huis willen heb ben, waarvan de huurprijs enigermate overeenkomt met wat ze daarvoor kunnen betalen. De wethouder zegt wel, dat de plannen bij de raad zijn geweest, door de raad zijn goedgekeurd en dat B. en W. niet anders doen dan de plannen uitvoeren die de raad heeft vast gesteld, en daar heeft hij formeel volkomen gelijk in, maar spr. zegt, dat die plannen niet zo zonder meer door de raad zijn heengerold. De wethouder weet zich nog te herinneren, dat spr. c.s. kritisch ingesteld waren met betrekking tot deze punten en dat zij juist gezegd hebben, ter wille van de belangen van een groot aantal woningzoekenden de sportiviteit te zullen opbrengen over hun bezwaren heen te stappen; dat zij niet zouden willen, dat door hun tegenstemmen honderden mensen op een woning zouden zitten te wachten. Zij hebben echter ernstige bezwaren tegen die plannen gehad. Juist daarom hoopt spr. van harte, dat het college nog eens wil nagaan, of het niet mogelijk is om toch nog in de bestaande plannen te komen tot wo ningbouw, die lagere huur geeft. Spr. komt ook nog even terug op de kwestie van de woningbouwcorporaties. Hij zal er echter niet veel van zeggen. De wethouder weet n.l., hoe hij er over denkt. De wethouder heeft alleen gezegd, dat er over leg gepleegd zal worden, als straks de plannen afge handeld zijn. Spr. zou zeggen: niet wachten totdat de plannen gerealiseerd zijn, maar nü. In de regel is het zo: voordat de woningbouwcorporaties van de grond kunnen, gaat er veel tijd overheen. Er moet eerst een terrein worden uitgezocht, of er zijn al verschillende corporaties op een terrein bezig en het is bijna vol gebouwd, zodat elders een terrein gezocht moet wor den, maar daarmee is men ook niet spoedig klaar. Dan is de vraag: wat voor woningen moeten wij bouwen? Spr. vraagt daarom: Is het dan niet mogelijk, tijdig overleg te plegen tussen woningbouwcorporaties en ge meentebestuur over de vraag: hoe kan deze zaak het beste gerealiseerd worden vanuit het oogpunt van ver deling en rekening houdend met het particulier initia tief, waarin de zedelijke volkskracht tot uiting komt? Spr. zou willen zeggen: Begin nu met het overleg en stel dit niet uit tot over 2 of 3 jaar, wanneer de plan nen al uitgevoerd zijn. Spr. heeft er behoefte aan, toch nog even de heer Van der Veen te antwoorden op zijn opmerkingen i.z. de tarievenpolitiek. Hij gelooft, dat hij hem wel een heel stuk tegemoet kan komen. Spr. gevoelt wel voor een tarievenpolitiek, die zo sterk mogelijk is ingesteld op selfsupporting, maar het is onverstandig, gezien de begrotingspositie, er nu mee voor den dag te komen. Spr. gelooft, dan men nu verstandig zal doen met af te wachten, totdat men meer concreet weet hoe de definitieve regeling in verband met de financiële ver houding tussen rijk en gemeenten zal zijn. Wanneer dan mocht blijken, dat er grotere of minder grote voor delen aan verbonden zijn, dan zal het mogelijk zijn be paalde maatregelen te nemen. Misschien bestaat het in het aangeven van een bepaalde prioriteit in verband met het investeringsprogram, maar het is voor spr. de vraag, of werken voor 8.4 miljoen uitgevoerd kun-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1958 | | pagina 18