44 kosten. Doet men het niet, dan zal het land niet ge schikt zijn voor de fijne groenteteelt en zal de boerderij onrendabel blijven. In de sectievergadering is geant woord, dat het probleem misschien een beetje zal mee vallen, omdat de kwekers toch geen opvolgers kunnen vinden, maar spr. meent, dat het wel eens zou kunnen gebeuren, dat ze het bedrijf moeten opgeven, vóórdat ze te oud zijn geworden om het uit te oefenen. Misschien was de opvatting van B. en W. enkele jaren geleden juist, maar op het ogenblik niet meer. De bedrijfsleiding wordt thans door jeugdige personen overgenomen. Men mag aannemen, dat de gemeente heel veel belang heeft bij vele goede kwekers rondom de stad, vooral voor de fijne groenteteelt, terwijl de kwekers veel belang heb ben bij de stad. Zij hebben elkaar nodig. Wat de rentabiliteit van het Grondbedrijf betreft, deze lijkt spr. niet zo geweldig, als hij de cijfers bekijkt. Er is wel sprake van een batig saldo van f 51.000,uit te keren aan de gemeente, maar aan de andere kant is er ook een bate van de gemeente ingebracht van f32.000,Wat precies de oorzaak is van de geringe rentabiliteit, weet spr. niet. Er is in de gemeente Leeu warden veel grond in erfpacht uitgegeven. Of dit uit kan, kan spr. zo uit de cijfers van deze begroting niet afleiden. Spr. is voorstander van het zoveel mogelijk verkopen van grond in plaats van het uitgeven in erfpacht, want dit zou de particuliere woningbouw stimuleren. De heer Van der Schaaf (weth.) kan aan de opmer king van de heer Bosgraaf over de destijds plaats ge had hebbende aankoop van de boerderij 't Vierhuis en het antwoord ter zake in de mem.v.a. het volgende toe voegen. Deze grond is niet direct geschikt voor de fijne tuinbouw. Toen deze boerderij werd aangekocht, heeft men op grond van mededelingen van de rijks- tuinbouwconsulent gemeend, dat dit wèl zo was (en het tegendeel is ook niet in absolute zin het geval), maar bij nader onderzoek is uit de bus gekomen wat in het antwoord bij punt 4 is vermeld. B. en W. hebben uiteraard niet de gedachte gehad, dat zij met de gronden bij deze boerderij alle tuinders rondom Leeuwarden, die gedupeerd zouden worden, tevreden zouden kunnen stellen. De heer Bosgraaf vraagt zich af, of deze boerderij dan niet een zeer on rendabel bezit voor de gemeente zal worden. Dat kan men van vandaag op morgen niet bekijken. Het kan zijn, dat over 25 jaar de dan zittende raadsleden zullen zeggen: het is wel verstandig geweest van de raad van destijds, dat deze dit object zo ver vooruit heeft ge kocht. Spr. kan wel mededelen, dat de gemeente door deze boerderij-aankoop gevrijwaard is geworden voor een zeer beduidende schadeloosstelling zoals die in ver band met onteigening van een boerderij, die in het Nij- lan plaats moest maken, werd geëist. De landbouwdes kundigen hadden op grond van de Pachtwet en de Onteigeningsregeling een schadevergoeding van onge veer f50.000,gecalculeerd. (Bij de onteigeningsuit spraak heeft betrokkene alleen f 1.000,gekregen voor verhuiskosten, wat natuurlijk volkomen billijk was.) Zulke dingen moet men dus ook wel in aanmerking nemen, als men vraagt, of zo'n boerderij wel rendabel is. Wanneer bepaalde tuinders het veld moeten ruimen gelukkig is dit niet met alle tuinders het geval hopen B. en W. van harte, dat zij weer een compen satie in natura kunnen geven, waardoor een uitbetaling in geld voorkomen kan worden. Spr. zegt niet en heeft dat ook niet in de sectie gezegd dat er geen opvolgers in de tuinbouwbedrij ven zijn, maar wanneer men de tuinbouwbedrijven stuk voor stuk nagaat, dan blijkt wel, dat er voor een aantal geen opvolgers zijn. B. en W. hopen het dus, langs ver schillende wegen en met verstand zo te kunnen plooien, dat aankoop van deze boerderij toch tot zijn bestem ming komt, n.l. compensatie in natura in plaats van in geld. Spr. gelooft niet, dat in overweging genomen moet worden, door zeer kostbare maatregelen, de structuur van de grond zodanig te veranderen, dat er lichte tuin bouw op uitgeoefend kan worden. Er is waarschijnlijk wel een goedkopere weg te bewandelen dan die de heer Bosgraaf vraagt. De heer Bosgraaf heeft verder gevraagd naar het rendement van het Grondbedrijf. Men kan hier van jaar tot jaar de cijfers volgen, maar ook hier geldt de opmerking, die spr. zojuist heeft geplaatst: Men kan de zaak niet van het ene op het andere jaar bekijken. Over de methode van grondberekening en uitgifte van grondcomplexen in kleinere percelen heeft spr. in de loop van de dag al gepraat. B. en W. zijn er op uit, dat deze uitgifte ongeveer tegen kostprijs kan geschieden. Dat beantwoordt ook aan de bedoeling. Wanneer er grote winst uit het Grondbedrijf zou komen, zou spr. met een van zijn fractiegenoten verschil van mening krijgen. Spr. zou de heer Bosgraaf willen aanbevelen om van jaar tot jaar deze zaak met de grootste nauwkeurig heid te volgen. Dan zal hem het beeld van het Grond bedrijf wel duidelijk worden. De heer Bosgraaf heeft voorts een lans gebroken voor verkoop in plaats van uitgifte in erfpacht. Dat is hier zo langzamerhand al zo vaak besproken, ook al in de loop van de dag, dat spr. hieromtrent niet in herhalingen behoeft te treden. De begroting van het Grondbedrijf wordt, overeen komstig het voorstel van B. en W., vastgesteld. De begroting van de Energiebedrijven wordt, met de daarbij behorende wijziging, overeenkomstig het voorstel van B. en W. vastgesteld. Aan de orde is de Gemeentebegroting. Volgno. 58. Stadsontwikkeling f 136.685, De hear Santema soe by dizze post ütstelle wolle om gjin gemeentlike soasiograef oan to stellen. Spr. tsjinnet in ütstel yn, dat mei-ündertekene is troch de hear K. J. de Jong. De Voorzitter doet lecture van het voorstel, dat luidt als volgt: „Voorstel tot het uitspreken, dat wel akkoord kan worden gegaan met het voteren van een bedrag ad f 17.500,voor sociografische adviezen, doch dai niet akkoord kan worden gegaan met het instellen var; een eigen gemeentelijke sociografische dienst". De heer Van der Schaaf (weth.) zegt, dat de bespre kingen over dit voorstel al hebben plaats gehad. De heer Santema gaf ook niet een nadere toelichting en spr. kan dus ook niet iets zeggen op wat hij in laatste instantie heeft opgemerkt. Spr. meent, dat het voorste; van B. en W. gehandhaafd dient te worden; voor de diensten van de stadsuitbreiding, van de planning op verschillende andere afdelingen van openbare werken bij de sanering is het van belang, dat de gemeente de beschikking heeft over een eigen sociograaf. Daarom zou spr. nogmaals, namens het college, aanneming van het voorstel van de heren Santema en K. J. de Jong willen ontraden. Het voorstel-Santema-K. J. de Jong wordt hierna in stemming gebracht en met 24 tegen 13 stemmen ver worpen. Vóór stemden de heren Van der Heijde, Bos graaf, Klijnstra, W. M. de Jong, Jongbloed, Balt, J. de Vries, K. de Jong, Heidinga, Mr. B. P. van der Veen, Santema, Dr. Hoekstra en Ir. van Balen Walter. Volgno. 58 wordt onveranderd vastgesteld. HOOFDSTUK III. De heer W. M. de Jong moet tot zijn spijt t.a.v. de laag aangebrachte zonneschermen wel een klein beetje vasthoudend zijn. Hij zou n.a.v. vraag en antwoord in sectierapport en mem.v.a. nog iets anders naar voren willen brengen. Er wordt in het sectierapport de aan dacht op gevestigd, dat verschillende zonneschermen zo laag zijn aangebracht, dat deze voor voetgangers hin der en soms zelfs gevaar opleveren. Spr. voegt daaraan toe, dat ze een obsessie voor blinden zijn. Spr. gaat er niet nader op in, want, dat het een hinder voor voet gangers betekent, kan ieder aan den lijve ondervinden. Het gaat niet alleen om bepaalde overtredingen van de politieverordening van Leeuwarden. Daarover is jammer genoeg vorig jaar een misverstand ontstaan. Bij de beantwoording in de mem.v.a. werd toen gezegd, dat deze zaak reeds geruime tijd de aandacht van het 45 college had en dat er een regeling in voorbereiding was, waarin eisen zouden worden opgenomen, waaraan de zonneschermen zouden moeten voldoen. Deze eisen zouden er dus nog niet zijn. Tevens wordt gezegd: dat de eigenaren aanzegging hebben gekregen, zo nodig vergunning aan te vragen. Het college is het dus met spr. eens, dat hier wel verandering moet optreden. Nu is hem bij informatie op het politiebureau gezegd, dat de zaak in Huizum ge makkelijk en goed loopt. De politieverordening van Leeu- warderadeel was eenvoudig, maar goed. Maar volgens spr.'s informatie van toen, ligt in Leeuwarden de zaak wat minder gemakkelijk. Als hij het goed heeft be grepen, mag men in Leeuwarden alleen dan zonne schermen hebben, wanneer men daartoe een vergunning van het college of een andere autoriteit heeft. En men begrijpt, dat zoiets niet zo gemakkelijk is te handhaven. Sommige mensen kennen de verordening niet in haar geheel en hangen de zonneschermen er maar neer. Spr. gaat er niet verder op in, hoewel het verleidelijk is te schetsen, hoe men doet. Men moet als voetganger soms een ommetje maken om zijn weg te kunnen vervolgen. Men kan hier net zo doen als elders: men bepale een minimum hoogte en geve daarnaast een overgangstijd aan. En daarmee is de zaak dan af. Spr. meent, dat, nu de door hem geschetste situatie in Leeuwarden al zovele jaren bestaat, het tijd wordt, dat deze zaak in orde wordt gemaakt en dat de overtreders van de be paling voor de zonneschermen wordt aangezegd, dat ze vergunning moeten aanvragen. In het begrotingsverslag 1958 is te lezen wat spr. het vorige jaar op zijn vragen ter zake ten antwoord heeft gekregen, n.l., dat men zo maar niet telkens be paalde punten in een verordening kan veranderen; dan kan men wel aan de gang blijven. Het enige wat ge daan zou kunnen worden was, in afwachting van de nieuwe politieverordening, te onderzoeken, of ook inci denteel van de uniforme bepaling kon worden afge weken. Het college zou stellig daarmee bij de raad te rugkomen. Spr. twijfelt niet aan die woorden, maar nu komt al weer in het sectierapport voor: „Dit lid zou gaarne vernemen, of aan de hierop van toepassing zijnde voorschriften wel de hand wordt gehouden". Het is nu eenmaal karakteristiek voor voorschriften, dat er de hand aan wordt gehouden. Spr. vestigt er nogmaals de aandacht op, dat de situatie voor blinden bepaald griezelig wordt. Van gemeentewege is men dus bezig geweest met allerlei zonneschermen op te meten en B. en W. hebben gezegd, dat de betreffende personen zo nodig vergunning moeten aanvragen. Er staan dus voorschriften ter zake in de nu geldende politie-veror- dening. Wil men de verordening op dit punt wijzigen, laat men dan simpel overnemen wat de verordening van Leeuwarderadeel voorschrijft. Voor zover van een misverstand sprake is geweest, hoopt spr., dat dit is opgeheven. Spr. ziet er echt naar uit, dat de zaak op de door B. en W. genoemde manier heel spoedig in het reine gebracht zal worden. De Voorzitter zou zich, ter voorkoming van ver warring, eerst maar willen bepalen tot de zonnescher men, als althans niet nog iemand over dit onderwerp het woord zou willen voeren. Daar dit niet het geval is, antwoordt spr. de heer De Jong, dat er op dit ogen blik inderdaad verschil tussen de politieverordeningen van Leeuwarden en Leeuwarderadeel bestaat. Deze laatste is in het zuidelijk deel van de gemeente nog altijd, sinds de grenswijziging die op 1 januari 1944 is mgegaan, van kracht. Dit is voor spr. al de jaren, dat hij hier mocht zitten, een bijzondere steen des aan stoots geweest, maar er is hem met grote nadruk ver zekerd, dat het concept voor de nieuwe politieverorde ning voor het einde van het jaar ter tafel zal komen en, daar nu, in het winterseizoen, geen last van zonne schermen zal bestaan, zou spr. willen voorstellen: laat men nu toch inderdaad niet beginnen te proberen om t.a.v. incidentele punten de beide politieverordeningen aan elkaar gelijk te maken. Het werk moet nu in zijn geheel afgemaakt worden. Als aan de belofte wordt voldaan en daar mag spr. vooralsnog niet aan twij felen en vóór 1 januari a.s. het concept van de nieuwe politieverordening ter tafel ligt, kan hier heel spoedig mee worden gegaan naar de Commissie voor de Strafverordeningen. De heer W. M. de Jong is daar mede lid van en het ligt dus ook aan hem om deze zaak met gepaste spoed bij de raad terecht te doen komen. Spr. zou de heer De Jong willen voorstellen deze pro cedure te volgen. Dan is de gemeente van dit bezwaar af en ook van een aantal andere bezwaren. De heer W. M. de Jong zegt, dat de Voorzitter weet, dat spr. welwillend is en daarom doet deze een beroep op hem. Spr. wil wel graag afwachten wat er zal ge beuren. Hij moet echter even zeggen, dat de Voorzitter de zonechtheid van de goederen, die in de winter wor den geëtaleerd, overschat. Maar spr. wil nog wel een paar maanden wachten op de nieuwe verordening. Volgno. 106. Brandweer f 139.615, De heer J. de Jong heeft in de sectie een vraag ge steld die ook is beantwoord, maar niet tot zijn tevreden heid. Toen onlangs in de raad is besloten tot de aan schaffing van een nieuwe jacobsladder, heeft het toen malig raadslid de heer Van der Meer de Voorzitter ge vraagd, of het mogelijk is, dat de raadsleden een ex cursie naar de brandweer maken. Deze mogelijkheid was zeker aanwezig, werd geantwoord, maar nu staat in de mem.v.a., dat de raadsleden in de kernweek kennis hebben kunnen nemen van het materieel van de brand weer. Spr. had echter met zijn vraag iets anders op het oog. Hij, c.s. zouden graag de gehele organisatie van de brandweer, uiteraard met het beschikbare materieel, in ogenschouw nemen, met de mogelijkheid om op een wat meer intieme wijze eens een vraag te stellen aan de brandweercommandant en zijn mensen. Spr. zou graag deze suggestie in de aandacht van de Voorzitter en de raad willen aanbevelen. De hear Santema wol him fan herten by it ütstel fan de hear J. de Jong oanslute. Hy hat yndertiid de man west, dy't frege hat, oft de rie ris in kear in demon- straesje fan de branwar sjen koe, mar spitigernöch hat hy de demonstraesje, dy't nou west hat, net mei makke, omdat syn wurk dat net taliet. It liket him winsklik ta, ek de jakobsledder yn bidriuw to sjen en in petear fiere to kinnen mei de haedbranmaster en syn personeel. De Voorzitter zegt, dat B. en W. in het sectieverslag alleen hebben kunnen lezen over een demonstratie van het materieel en vandaar hun antwoord. Het belangrijk ste deel daarvan is inderdaad in de kernweek gedemon streerd en zij menen te mogen verwachten, dat de raadsleden daarvan ook kennis hebben kunnen nemen. Maar nu breidt de heer J. de Jong zijn wens tot ken nisneming van de gehele organisatie uit en de heer Santema sluit zich daar van harte bij aan. Spr. zou hierover het volgende willen zeggen. B. en W. zijn op het ogenblik, ook op grond van uitlatingen, die hun van uit de raad hebben bereikt, bezig te overwegen, hoe zij de raad diverse gemeentelijke objecten in de eerst volgende tijd kunnen laten zien. Zij zijn graag bereid, als zij eenmaal een program daarvoor hebben vastge steld en dat zal niet zo erg lang meer duren ook de brandweer daarin op te nemen. Daar is niet het minste bezwaar tegen. Zij hebben al een excursie voor de raad gepland spr. zal het nu maar vast mede delen op woensdagmiddag 17 december; directie en commissarissen der Intercommunale Waterleiding Ge bied Leeuwarden hebben de raad en de hoofden van dienst uitgenodigd om een bezoek te brengen aan de nieuwe installatie in Noordbergum. Het college had de raadsleden daarover dezer dagen een brief zullen schrijven, maar thans acht spr. het wel een gelegenheid de raad de excursie alvast mondeling aan te kondigen en van de kant van B. en W. uit te nodigen naar Noord bergum te komen. Men begint hiermee dan bij de bron van de brandweer, bij het water. En over een excursie naar de brandweer zelf zullen B. en W. binnenkort wel bij de raad terug komen. De heer Spiekhout vraagt, of het mogelijk is derge lijke excursies in de avonduren te houden. Bepaalde objecten lenen zich daar natuurlijk niet voor, maar andere misschien wel.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1958 | | pagina 23