50 De heer Mani meent zich te herinneren, dat enige tijd geleden hoe lang weet hij niet precies in Huizum een proef genomen is met het toelaten van de jeugd op het schoolplein na schooltijd, hij gelooft bij de school in de vroegere Schoolstraat. Hij verzoekt thans te willen mededelen, hoe de ervaringen daarmee zijn geweest. Spr. moet haast uit de woorden van de wet houder opmaken, dat deze zo slecht zijn geweest, dat geen andere schoolpleinen meer ter beschikking wor den gesteld. De heer Volbeda heeft de indruk, dat de eventuele schade, aangericht op schoolpleinen, niet zo groot is als de schade die thans door de jeugd wordt aange bracht, nu zij niet weet waar te spelen. Spr. wil daarom graag de woorden van de heer Heidinga ondersteunen en het college verzoeken nog eens een proef te nemen. De heer Van der Schaaf (weth.) geeft de opmerking van de heer Heidinga hierbij door aan de heer Tiekstra, de wethouder van onderwijs. Eveneens vraagt hij hem de rapporten over de ervaringen met de bedoelde proef te vertellen, daar dit meer op het terrein van de wet houder van onderwijs ligt. De heer Tiekstra (weth.) wil graag aan het verzoek van de wethouder van openbare werken voldoen. Het blijkt dus toch wel, dat spr. in eerste instantie niet op alle punten volledig is geweest. Hij wil graag even memoreren, dat door deze of de voorgaande raad met volle instemming het plan is aan vaard tot aanwijzing van het schoolplein aan de Em manuel Murandstraat, na het afbreken van de ruïne van de schoolwoning, tot openbaar speelplein en tot het in orde brengen van dit plein. De ervaringen die met dit speelplein zijn opgedaan, zijn stellig niet van dien aard, dat de proef als mislukt moet worden beschouwd. Integendeel zelfs. Er wordt op dit moment weer ge dacht om een ander plein in aanmerking te laten ko men voor openbare speelplaats en wel in de wijk Achter de Hoven. Bij de gemeenteschool daar is een vrij groot plein, waarvan een gedeelte zal worden bestemd tot openbare speelgelegenheid. Die mogelijkheid is aanwe zig, omdat het plein groter is dan de betreffende voor schriften vorderen. Over deze kwestie is tot volle te vredenheid van beide partijen overleg geweest met de buurtvereniging aldaar. Deze vereniging zal de zorg voor deze speelplaats op zich nemen. In het algemeen kan spr. ook wel zeggen, dat, als een schoolplein er zich toe leent en als blijkt, dat in de omgeving daarvan te weinig speelruimte aanwezig is, het college bereid is meerdere proeven te nemen, gezien de ervaring met andere pleinen. Het is alleen op dit moment niet mogelijk concreet aan te geven: daar en daar bestaat die mogelijkheid. Want, zoals de wethouder van openbare werken al zei, de school pleinen zijn er in de allereerste plaats voor de scholen. Waar mogelijk kunnen wij verder gaan met proefne mingen in de bedoelde zin, meent spr. Hij kan dus wel positiever zijn in zijn beantwoording dan de wethouder van openbare werken is geweest. Volgno. 132 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 150. Bouw- en woningtoezicht f91.275, De heer Bootsma zegt, dat er in de secties gevraagd is naar het tot stand komen van een nieuwe bouwver ordening, waarop laconiek geantwoord werd: „Een nieuwe bouwverordening is in voorbereiding". Spr. ge looft, dat het het eerste jaar was, dat spr. in deze raad zat en nu durft hij het niet precies op een jaar af te zeggen toen hem en zijn mede-leden van de com missie voor de Openbare Werken werd toegezegd, dat hun het ontwerp voor een nieuwe bouwverordening op zeer korte termijn zou bereiken. En er is vaker ge vraagd, waar het bleef. Dan werd er gezegd: Ja, het is wel klaar, maar het ligt nog even bij A.Z., het komt wel spoedig". De mededeling in de mem.v.a., dat een nieuwe bouwverordening in voorbereiding is, vindt spr. dus weinig positief en hierbij aansluitende, zou hij eigenlijk nog iets willen zeggen t.a.v. de soepelheid, waarvoor hier gepleit is i.z. de toepassing van de bouw verordening. Daar deze n.l. verouderd is, gaat het hier eigenlijk niet zozeer om toepassing van de bouwver ordening dan wel om toepassing van de voorschriften, die per circulaire zijn gegeven. Spr. neemt aan, dat de gemeente genoeg ervaring heeft door deze circulaires uit Den Haag, om te weten, dat dit een minder gewenste toestand is. Spr. zou dan ook willen pleiten voor meer concretisering van de voorbereiding der nieuwe bouw verordening. De heer Van der Schaaf (weth.) zegt, dat de kwestie van de nieuwe bouwverordening inderdaad ongeveer zo ligt, als de heer Bootsma heeft medegedeeld. Er is se dert een aantal jaren een ontwerp van de directeur van Bouw- en Woningtoezicht gereed en dat moet inder daad nog een bewerking een redactionele afwerking op de afdeling Algemene Zaken der Gemeentesecre tarie ondergaan. Die afwerking heeft veel vertraging ondervonden en het is ook herhaaldelijk in het college ter sprake gebracht, dat het beslist zeer gewenst was noodzakelijk was dat deze zaak zou worden af gemaakt. Het is met deze zaak als met het bestaan van twee politieverordeningen naast elkaar in deze ge meente. Dit was, zoals de Voorzitter het waarschijnlijk ongeveer bedoelde, een nagel aan zijn doodkist. (De Voorzitter: Deze zaak ligt inderdaad ongeveer net zo. Dit is dan een tweede nagel. (Gelach). Dat meende spr. al. Dit is een punt, dat B. en W. veel kopzorg heeft gegeven. Het zat dus vast op afwerking op de afdeling Algemene Zaken der Secretarie. En daar was men overstelpt met allerlei werkzaamheden. Nu komt er voor een bouwverordening nog iets anders bij. Er heeft n.l. in de lucht gehangen, dat er een algemene landelijke bouwverordening zou komen. Daar zijn aller hande studiën over geweest en ook wel een aantal ge concretiseerde. En wanneer deze studiën zich dan weer in een zekere nieuwe glans aan het college voordeden, dan zeiden B. en W.: Misschien is het beter de zaak even te laten wachten om te zien, hoe vlug deze kat uit de boom komt. Onderdehand is er geweest een ont werp-wijziging van de Woningwet en die opende ook weer allerlei perspectieven met betrekking tot dit vraagstuk. Dat alles heeft veroorzaakt, dat het ontwerp voor een nieuwe bouwverordening nog niet gereed is. De gene, die aan het hoofd staat van de Secretarie, de Secretaris, heeft B. en W. een hoopvolle verzekering gegeven met betrekking tot het tempo, waarin nu aan de verordeningen en speciaal aan de bouwverordening zal worden gewerkt. Spr. zal nu maar niet een termijn op zijn lippen nemen, maar hij wil de raad wel mededelen dat hij nog nooit zo optimistisch is geweest over het tijdstip van de a.s. geboorte van de nieuwe verorde ning als thans. Meer kan hij er op het ogenblik niet van zeggen. De heer Bootsma wees er op, dat ook nog wel een aantal zaken bij circulaire wordt voorgeschreven en is geregeld. Dat is inderdaad een feit en er bestaat zo langzamerhand wel behoefte aan een gemoderniseerde bouwverordening, die meer ruimte biedt dan tot nu toe aan de nieuwe ontwikkeling, waarvan op het tijdstip van het vaststellen van de vroegere bouwverordening nog geen sprake was. Er moet een aantal mogelijkhi den in de verordening opgenomen worden, waardoor de gemeente meer met de tijd mee kan gaan dan zij onder de oude verordening kon doen. Volgno. 150 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 162. Sanering stadswijken f 32.265, De heer K. J. de Jong heeft, als hij het antwoord van het college in de mem.v.a. (blz. 16) op een vraag i.z. de Voorstreek leest, in welk antwoord wordt ge zegd, dat de aangetrokken deskundige voor de sane ring van de binnenstad B. en W. hierover van advies zal dienen, de gedachte, dat het niet uitgesloten is, dat eerst een plan van de deskundige voor sanering van de binnenstad in kannen en kruiken moet zijn, voordat uitvoering aan een onderdeel gegeven kan worden. Spr.'s bedoeling was juist om op het betrekkelijk in cidentele van een plan voor de Voorstreek te wijzen. Is het niet mogelijk om hiervoor op korte termijn ad vies van de deskundige te vragen en het zo mogelijk incidenteel uit te voeren? Spr. vindt de huidige situatie bezwaarlijk en die gedachte leeft ook bij de midden 51 stand, die er dagelijks mee te maken heeft. Op een algemeen plan zal men nog wel enkele jaren moeten wachten. De heer Van der Schaaf (weth.) antwoordt, dat het incidenteel uitvoeren van een plan voor de Voorstreek niet zo eenvoudig is, want daarbij speelt o.a. deze vraag: wil men de Voorstreek als autoweg handhaven dan wel afschaffen? Dat is een hoogst ingrijpende beslissing. Daar kan spr. werkelijk niet licht over denken. Wan neer men tot het besluit zou komen, dat de Voorstreek moet worden gehandhaafd, althans voor een aantal, een belangrijk, aantal jaren als voor auto's toeganke lijke weg, dan komt men tot een geheel andere con clusie, dan als men zegt, dat de Voorstreek wel voor het rijverkeer kan worden afgesloten. Wil men het laatste, dan betekent dit waarschijnlijk, dat men achter de Voorstreek een brede straat zal moeten maken voor het rijverkeer. De consequentie is, dat er dan doorbra ken moeten worden gemaakt in de bestaande huizen rijen en dan pas komen de problemen in groten getale op ons af, aldus spr. Hij is echter wel van mening, dat de plannen voor de Voorstreek waarschijnlijk niet zullen behoeven te wachten tot de plannen voor de binnenstad in onderdelen gereed zijn. Wanneer de al gemene lijnen bekend zijn, kan voortgang worden ge maakt. Wel is het nodig, dat de deskundige aan het college en het college aan de raad de principiële be slissingen over de loop der toegangswegen naar de binnenstad en de wegen in de binnenstad die bestaan moeten blijven, heeft voorgelegd. Dat zal bepaald nood zakelijk zijn en wanneer dan de hoofdwegen en door gangswegen die het verkeer moeten verwerken, zijn ge projecteerd, dan kunnen voor de sectoren die worden gevormd tussen die verschillende wegen, incidentele be slissingen worden genomen. Spr. meent derhalve, dat de plannen, zoals die indertijd in de pers zijn gelanceerd, niet op zeer korte termijn voor uitvoering in aanmer king kunnen komen. Hij weet ook niet, of van de zijde van het college een voorstel zal worden gedaan in de richting van deze opmerkingen, maar hij heeft uit drukkelijk de samenhang willen aanwijzen, die er be staat tussen deze dringende kwestie en het algemene saneringsplan, zonder er bij te stellen, dat dit vraag stuk niet in zekere zin zou kunnen worden „voorge trokken" boven andere met de sanering van de bin nenstad annex zijnde problemen. De Voorzitter wil hieraan nog graag toevoegen, dat het op zijn minst twijfelachtig lijkt, of het Voorstreek plan, om het zo maar even te noemen, want het voor ziet ook in de demping van de Tuinen en de Weaze, wel los van de toekomstige voorzieningen in de binnen stad kèin worden bezien. Het betekent een grote in greep en naar spr.'s mening kan het gemeentebestuur zich bij de beslissing over dit plan niet los maken van het plan voor de gehele binnenstad. Misschien behoeft niet gewacht te worden, tot het plan geheel gereed is, maar het kan er toch niet ver meer af zijn, wanneer over deze sterke ingreep moet worden beslist. De heer K. J. de Jong is voor een groot gedeelte tevre den gesteld. Hij is er wel van overtuigd, dat de voor stellen vérstrekkende betekenis hebben en veel verder dan bij oppervlakkige beschouwing het geval is, maar hij heeft de indruk, dat de vraagstukken, die zich zullen voordoen, wat de verkeerssituatie betreft, over 4, 5 of 6 jaar precies even moeilijk zullen liggen als nu. Spr. zou alleen bespoediging willen zien van alles wat met deze zaak samenhangt. De kwestie van de voorrang ligt ook niet zo heel gemakkelijk, maar die is over 4, 5 of 6 jaar ook precies even moeilijk. Men zal toch een oplossing moeten vinden. Begint men thans met de verbetering van de kademuren, dan zit men ook met het zware verkeer. Juist gezien de situatie van het ogenblik heeft hij gezegd, hoewel hij er van overtuigd is, dat het niet zo gemakkelijk zal zijn: Wanneer men dit geval met enige goede wil uit het geheel van de sanering der binnenstad licht om het apart te bekijken, dan zou hem dat heel welkom zijn. Hij gelooft ook, dat dit zeer naar het genoegen van degenen, die aan de Voorstreek wonen, zou zijn. De heer Van der Schaaf (weth.) zegt, dat de heer De Jong eigenlijk al redeneert in de richting, alsof dit plan zou moeten doorgaan. Dat is voor spr. nog hele maal niet zeker. Komt men dus na diepgaande studie tot de conclusie, dat de Voorstreek aan de Westkant ook voor auto's toegankelijk moet zijn, of komt men tot een negatieve conclusie De problemen van de wal- muren (of die het kunnen houden) zijn in het ene geval weer anders dan in het andere. Daarom gelooft spr. beslist even te moeten afwachten, welke studies van de dienst en de speciale adviseur de raad uiteindelijk zullen bereiken, alvorens hg hierover iets kan zeggen, waar de betrokkenen wat aan hebben. De heer Van Balen Walter zou B. en W. nog graag even willen toewensen, dat ze het in activiteit winnen van de walmuren aan de Zuidergrachtswal. Gezien het drukke verkeer, lijkt het spr. echter toe, dat de wal muren het zullen winnen. De heer Heidinga heeft een kleine opmerking te ma ken, die niet behoeft te worden beantwoord. Spr. sluit zich aan bij wat de heer Van Balen Walter zei. De wethouder zegt wel: Als de walmuren het begeven, dan voorzien wij er wel in. Maar als op dit punt een trailer zou langs komen met een enorm gewicht en de wal muren zouden instorten, dan zou aan de panden, die daar 4- en 5-hoog zijn (zoals de bekende rijwielfabriek) schade worden toegebracht. Spr. zou B. en W. willen waarschuwen, dat niet te licht te achten. De heer Van der Schaaf (weth.) zegt, dat B. en W., wat de walmuren betreft, beslist niet zouden aarzelen met indienen van een plan tot herstelling, als zij daar voor de middelen hadden. Maar nu deze er niet zijn, moeten zij de onbevredigende situatie, waar verschil lende raadsleden het woord over hebben gevoerd, nog enige tijd laten voortduren, hoezeer zij dit ook mèt de raad betreuren. Volgno. 162 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 164. Onderhoud van straten en pleinen f 584.575,—. De heer Van Balen Walter zegt, dat het niemand zal verbazen, dat hij graag zijn voldoening wil uitspreken over de vaak door hem bepleite verbetering van het wegdek van de Zuidergrachtswal. Die werd bij vroegere gelegenheden in verband gebracht met verbetering van de kademuren, verbreding van de Zuidergrachtswal en demping van een klein gedeelte van de gracht. Spr. zou nu de vraag willen stellen, of bij deze vroegtijdige vernieuwing van het wegdek die plannen voorlopig van de baan zijn. Dit zou hij dan betreuren, gezien de zeer slechte toestand van de situatie ter plaatse. De heer Beuving zou de aandacht van het college willen vragen voor bestratingen, die niet direct in het oog lopen, meer in de z.g. achterbuurten: de Fabriek- steeg, Tulpenburg, in Huizum, de eerste Dwarsstraat, de volgende en enige straten datuvoor; deze bestra tingen verkeren in een zeer slechte toestand. Nu is het spr. bekend, dat in verschillende gevallen de bestrating tussen de woninkjes particulier eigendom is van de huiseigenaren en zijn vraag is deze: Wanneer het geval zich voordoet, dat de particuliere eigenaar niet be reid is een straat, die in zeer slechte toestand verkeert, te verbeteren, kan de gemeente dan iets doen in de vorm van een dwangmaatregel? Verder zou spr. willen wijzen op de woonschepen haven. De grond hierbij is behoorlijk bestraat, maar het verlengde van de kade, dat afdraait naar de nieuwe woningen, is niet bestraat; het is daar een modderboel, zodat de mensen, die hun woonschepen willen bereiken, tot de enkels door de modder moeten baggeren. De heer Van der Schaaf (weth.) zou de heer Van Balen Walter willen antwoorden, dat, mede ten gevolge van de aandrang, die hij op het college heeft uitge oefend, B. en W. hebben besloten om niet te wachten, tot de verbreding van de Zuidergrachtswal aan de orde komt. Zij hebben alvast de gevaren, die deze gladde bestrating met zich bracht, willen opheffen. Of hier door de verbreding van de Zuidergrachtswal naar de achtergrond wordt verschoven Op deze vraag zou spr. willen antwoorden: Dat zullen de walmuren ons

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1958 | | pagina 26