werking met het gemeentebestuur ontstaan. Spr. c.s.
verheugen zich zeer over het genomen initiatief, vooral
omdat in het verleden nog al eens van een zeer kritische
instelling van het bedrijfsleven t.o.v. het gemeentebe
stuur sprake was. De kritiek was lang niet altijd ver
antwoord, omdat de gegevens, op grond waarvan kritiek
geleverd werd, meestal niet in voldoende mate ter be
schikking van de critici stonden. Door de actie „Leeu-
warden-Frieslands Kern" is er ruimte gekomen voor de
zo nodige bezinning, en de positieve krachten en doel
stellingen worden nu openbaar. Gezocht wordt naar de
perspectieven, die Leeuwarden te bieden heeft aan
nieuw te vestigen industrie, opdat daardoor de be
volking in al haar geledingen gediend worde. De ge
voerde actie is van grote betekenis en spr.'s fractie
hoopt van harte, dat de gepleegde activiteiten een ver
volg zullen hebben, zodat zo mogelijk permanent aan
dacht aan de aangesneden vraagstukken kan worden
besteed.
Het treft schijnbaar toevallig, dat er in de begrotings
week sprake is van een speciale actie, n.l. die, welke
aangeduid wordt met de naam „Licht over Leeuwar
den". Het betreft hier weer een actie, die voor iedere
inwoner van Leeuwarden van groot belang is. Hier
worden wij, aldus spr., immers geconfronteerd met de
vraag, of we zowel in ons persoonlijk als in ons ambte
lijk werk het Licht der Wereld, dat in Jezus Christus
is opgegaan, zullen aanvaarden. Het gaat er om, of de
Heiland der Wereld, Jezus Christus, zullen aanvaarden
als Verlosser van zondaren en als Koning en Heer over
ons gehele leven.
Ex-kennen we als gemeentebestuur, dat God de Bron
van het gezag is en dat we ons werk als gemeente
bestuurders niet kunnen verrichten, tenzij dan dat God
ons daartoe de lust en de kracht geeft? Of kunnen we
het niet verder brengen dan een zekere vorm van waar
dering, zoals men ook een culturele manifestatie kan
waarderen. Is godsdienst hier privaatzaak of is het
voor Leeuwarden reëel om uit te spreken, dat de Leeu
warder ovei'heid regeert bij de gratie Gods?
Van hun kant willen spr. c.s. stellen, dat zij uitgaan
van de belijdenis van de souvereiniteit Gods over al het
geschapene en van het Koningschap van Christus over
wereld en mensenleven, waaruit volgt, dat zowel de
ovei'heid als de burgerij zijn geroepen tot gehoorzaam
heid aan het Woord des Heren.
Zij erkennen, dat het ambt der overheid door God
is ingesteld en dat de overheid regeert bij de gratie
Gods. Zijn wil dient richtsnoer te zijn voor het bestuurs
beleid. Als men hiervan uitgaat, worden ook in de ge
meente de juiste uitoefening van het overheidsgezag en
de handhaving van de rechten en vrijheden der bevolking
gewaarborgd en het welzijn van de bui-gerij gediend.
Geve God ook in het komende begrotingsjaar, zo be
sluit spr., aan allen, die bij het bestui'en en dienen
van onze gemeente betrokken zijn, Zijn onmisbare
zegen.
De heer Van der Veen heeft bij de algemene be
schouwingen bij de vorige begroting de hoop uitge
sproken, dat in deze raad niet één partij een absolute
meerdexheid zou hebben. Wat spr. toen hoopte, is ge
beurd. Hij heeft vorig jaar ook gezegd, dat in het
Nedei'landse systeem grote veranderingen niet goed
denkbaar zijn. Het verheugt hem, dat, gegeven het
politieke stelsel in Nederland, nog zo grote veranderin
gen mogelijk zijn gebleken en dat die veranderingen
voor zijn partij zo gunstig zijn geweest.
Het vexheugt hem ook, dat deze raad de winst van
de V.V.D. heeft gehonox-eerd door een wethouder te
kiezen uit zijn fractie. Hij vertrouwt, dat de raad zal
bemerken een goede keus te hebben gedaan. Het is
jammer, dat er onder de politieke tegenstanders van de
V.V.D. zijn geweest, die de winst van deze partij hebben
toegeschreven aan de stemmen van Poujadisten.
Spr. weet niet, of er onder de hier aanwezige raads
leden sommigen zijn, die voor al hun kiezers de hand
in het vuur durven steken. Er zullen wel steeds lieden
zijn, die bij het uitbrengen van hun stem meer het
directe eigenbelang dan het algemeen welzijn op het
oog hebben. Men heeft partijen gekend, die een zeer
specifiek belang beoogden te dienen en spr. meent, dat
de P.v.d.A. nog steeds bepaaldelijk het belang van de
werknemers op de voorgrond stelt. Spr. mag hier wel
vertellen, dat zijn politieke vrienden en hij bepaaldelijk
het algemeen welzijn beogen.
Wanneer de politieke tegenstanders van de V.V.D.
de mening zijn toegedaan, dat deze de zaken niet juist
ziet, dan hoopt spr., dat zij op den duur tot herziening
van hun oordeel zullen komen. Het is echter op zijn
minst onelegant de winst van de V.V.D. bij voorbaat
aan fascistische elementen toe te schrijven.
Naar spr.'s overtuiging moet de winst van de V.V.D.,
die blijkens een analyse van dr. A. van Bi'aam in het
maandblad: „Socialisme en Democratie" procentsgewijs
het sterkst is toegenomen in de arbeiderswijken, vooral
toegeschreven worden aan een verlangen naar meer
vrijheid. In Nederland is door de overheid in het econo
misch en maatschappelijk leven zoveel geregeld, dat
men steeds meer die bemoeizucht als knellende banden
is gaan voelen. De ontplooiing van allerlei particulier
initiatief loopt dood op tal van voorschriften. Na de
oorlog is een stelsel ingevoerd, dat allerlei goeds be
loofde. De nadelen van dit stelsel komen steeds duide
lijker aan het licht, terwijl de voordelen teleurstellen.
Spr. c.s. hebben bij voortduring op de nadelen van
het dirigisme, of hoe men dit systeem ook noemen wil,
gewezen en de voordelen in twijfel getrokken. Wanneer
hun standpunt meer aanhangers vindt, dan is hun dat
begrijpelijkerwijs een reden tot voldoening.
Gaarne brengt spr. lof aan het college van B. en W.
voor het tempo, waarmee aan de begroting voor 1959
is gewerkt, zodat deze belangrijk vroeger dan de vorige
maal kan worden behandeld. Het college verdient ook
erkentelijkheid voor de aanbiedingsbrief, waarbij de
begroting is gepresenteerd. De aanbiedingsbrief is
zakelijk en nuchter gesteld en geeft een behoorlijk
beeld van de situatie, waarin de gemeente verkeert en
van de voornemens van het college.
Helaas is er dit jaar wederom geen reden tot op
timisme. De financiële moeilijkheden van de gemeente
zijn slechts toegenomen, terwijl een oplossing niet in
uitzicht kan worden gesteld. De begroting vertoont een
aanzienlijk tekort. Ook al zouden de door het college
verwachte verhogingen verkregen worden, dan nog
blijft een tekort, waarvoor dekking tot nu toe niet ge
vonden is. De onzekerheid, welke t.a.v. de te ontvangen
middelen blijft bestaan, maakt elke calculatie bij voor
baat speculatief.
Als spr. zich niet vergist, heeft de minister te kennen
gegeven, dat de gemeentelijke begrotingen voor 1959
dienen te sluiten. Of dat de minister werkelijk menens
is, moet nog blijken. Het verleden heeft geleerd, dat
zelfs stellige uitspi'aken van de regering met enige
korrels zout genomen moeten worden. De zekerheid,
dat er niets zeker is, maar dat door veranderd over-
heidsinzicht belangrijke wijzigingen in de omstandig
heden kunnen optreden, acht spr. één van de grote
nadelen van het huidige systeem. Het behoeft geen be
toog, dat in principe een begroting dient te sluiten,
althans over verloop van enige jaren evenwicht tussen
uitgaven en inkomsten behoort te bestaan. Wie bij
voortduring meer uitgeeft dan hij ontvangt, eindigt met
een faillissement en dat geldt evenzeer voor een par
ticulier burger als voor de overheid. Wanneer spr. dan
toch op grond van deze overtuiging niet komt tot een
afwijzing van deze begroting, dan heeft dat zijn goede
reden. Het is immers zo, dat de gemeente op de
inkomsten vrijwel geen invloed heeft, doch volledig af
hankelijk is van de uitkering uit het gemeentefonds,
volgens door de centrale overheid te stellen regelen,
welke bovendien steeds te laat plegen te worden bekend
gemaakt. Aan de uitgavenzijde is de vrijheid van de
gemeente uiterst beperkt.
De stijging van de cijfers voor 1959, vergeleken met
de cijfers voor 1958, is voor een aanzienlijk deel het
gevolg van de lastenstijging in de personeelssector. De
stijging van de uitkeringen blijft nog achter bij de in
deze sector gestegen lasten.
Deze stijging als gevolg van loonsverhogingen is be
paald niet aan de gemeente te wijten, maar is gevolg
van het gevoerde landsbeleid.
Tei'echt vestigt de aanbiedingsbrief er de aandacht
op, dat loonsverhoging cumulatief werkt, doordat die
7
overal toegepaste verhoging, als kostenfactor, in ver
hoogde prijzen tot uitdrukking komt. Zolang de ver
hoging in de uitkeringen achterblijft bij de kosten van
algemene loonsverhogingen, zal het steeds minder ge
lukken een gemeente-begroting te doen sluiten. Dat
zou slechts kunnen gebeuren, indien de gemeente in
de uitgaven drastisch zou gaan snoeien. Tal van uit
gaven evenwel zijn door de landsoverheid gedicteerd
en tal van andere uitgaven kunnen, zal de gemeente
bewoonbaar blijven, niet kunnen worden verlaagd. Het
zou dus slechts mogelijk zijn tot een sluitende begi-oting
te komen, indien in een vrij beperkte sector de uitgaven
sterk zouden worden vex-minderd. Het verzoi'gingspeil
zou dan aanzienlijk verlaagd moeten worden en dat is
zeker niet over de gehele linie verantwoord. Er zijn
tal van aangelegenheden, waarvoor op korte termijn
een oplossing gevonden moet worden.
Spr. meent, om een voorbeeld te noemen, dat de
aanleg en voltooiing van een centraal rioleringsstelsel
urgent is, maar hij vreest, dat de minister niet ge
makkelijk bereid gevonden zal worden een extra sub
jectieve uitkering te geven. Toch is de situatie zo, dat
van een gevaar voor de volksgezondheid moet worden
gesproken.
Daar komt nog iets bij.
In het verleden is immers het tot stand brengen van
de riolering afgestuit op de aanzienlijke kosten.
De voortgaande waardevermindering van de gulden
heeft echter tot gevolg gehad, dat hier thans een goed
kope riolering zou zijn, indien die vroeger was aan
gelegd.
Het rijk zit op dit moment met een aanzienlijk be-
gi'otingstekort, waaiwoor in de naaste toekomst een
beroep op de kapitaalmarkt zal worden gedaan tegen
voorwaarden, welke aan de gemeente niet zijn toege
staan, zodat het de gemeente niet mogelijk is de vlot
tende schuld te consolideren. Er bestaat, naar spr.
meent, gerechtvaardigde twijfel, of de kapitaalmarkt
in staat zal zijn het door het rijk te vragen bedrag te
verschaffen. Wanneer dat, zoals bepaald niet onwaar
schijnlijk is, niet mogelijk zou blijken, zal het rijk op
nieuw inflatoir financieren. Deze verdere uitholling van
de gulden zal de prijzen onvei'mijdelijk doen stijgen.
De vraag rijst dan ook, of het aanleggen van de riole
ring nü niet voordeliger zal blijken dan uitstel tot een
later tijdstip. Spr. is van mening, dat, indien, hoe dan
ook, thans de middelen zouden kunnen worden ge
vonden, dit financieel voordelig zal blijken. De onbe
trouwbaarheid van ons betaalmiddel moet geweten
worden aan de landsregei'ing. De gemeente heeft in
tussen voor haar deel de lasten daarvan te dragen.
Wanneer, zoals spr. zo juist heeft betoogd, de stijgende
uitgaven, zonder evenredig stijgende inkomsten, niet
aan de gemeente, maar wel aan de centrale ovei'heid
geweten moeten worden, dan is ook de centrale overheid
de oorzaak van de niet sluitende begroting.
Zoals spr. reeds eerder hier heeft gezegd, is de
gemeente via de koorden van de beurs vrijwel haar
autonomie kwijtgei'aakt en geworden tot een uitvoe
ringsorgaan van de rijksoverheid. In die omstandigheden
is de betekenis van de gemeente als democratische
instelling aanzienlijk verminderd en het werk van de
raad onaantrekkelijker geworden. De overtuiging, dat
het financieel beleid voor het allergrootste deel door
de rijksoverheid is vooi'geschreven, heeft tot gevolg,
dat de verantwooi'delijkheid ook daar is komen te lig
gen. Wanneer de financiële positie van Leeuwarden een
noodtoestand zou worden, dan zal de centrale overheid
daarin moeten voorzien. Men kan slechts betreuren,
dat er van de zelfstandigheid der gemeente zo weinig
is overgebleven.
Spr. wil hier nogmaals herhalen, dat het verloren
gaan van de gemeentelijke zelfstandigheid niet in de
eerste plaats een gevolg is van overdreven bemoei
zucht en dwingelandij van Den Haag, maar van het
sedert de oorlog in Nederland heei'sende systeem, dat
de leiding van heel het economisch leven aan de cen
trale overheid heeft opgedi'agen, waardoor die overheid
dan ook gedwongen is geweest steeds verder in te
grijpen in de vrijheden, welke ook voor de gemeenten
nog bestonden. Dit dirigistisch systeem moet dan ook
veroordeeld worden.
Dit systeem spr. heeft het al vele malen gezegd
heeft ondanks allerlei planning en anders dan werd
beloofd, geen kans gezien de woningnood op te heffen.
Hoewel het aantal nieuw gebouwde woningen in deze
gemeente toeneemt, blijft de woningnood bestaan en
blijft het college belast met de onaangename opdracht
de Woonruimtewet 1947 toe te passen. De situatie is
zo, dat in Leeuwarden nog steeds woningnood bestaat,
zodat allerlei lieden noodgedwongen in andere gemeen
ten woonruimte zoeken, omdat zij volgens de hier toe
gepaste normen geen woning kunnen krijgen. Mensen,
die op een leeftijd zijn gekomen, waarop zij zich uit
hun bedrijf terug willen trekken, hebben als regel in
tussen een zo klein gezin, dat zij niet voor een zelf
standige woning in aanmerking komen en derhalve
hun bedrijf niet ter beschikking van jongere krachten
stellen. Spr. heeft de indruk, dat bij het uitgeven van
woonvergunningen onvoldoende soepelheid wordt be-
ti'acht. Ook heeft hij de indruk, dat het college te
weinig waarde hecht aan het verlangen van een eigenaar
om in zijn eigen woning te wonen. Hij meent voorts,
dat de nood, waarin woningzoekenden verkeren, aan
leiding gegeven heeft tot de methode om van hem, die
dat misschien met veel moeite kan bekostigen, te ver
langen, dat een woning in de premie-vrije sector wordt
gebouwd en ter beschikking van de gemeente gesteld,
tegen verlening van een woonvergunning. Dit betekent
voor de betrokkenen een aanzienlijk kapitaalverlies.
Deze, naar spr.'s mening verwex-pelijke, methode is in
schrille tegenstelling met de door de centrale over
heid zo zeer geprezen en gestimuleerde bezitsvorming
en met de actie tot sparen. Daarentegen sluit de door
hem verkregen indruk geheel aan bij de woorden, on
langs gesproken door de heer Bommer, naar spr. meent,
in een vergadering van de Nationale Woningraad te
Arnhem.
De heer Bommer heeft wellicht niet geheel zuiver
het standpunt van zijn partij weergegeven, maar het
is onvermijdelijk, dat zijn opvattingen worden aangezien
voor typisch socialistische opvattingen. Ook de heer Mani
plaatst, zoals de raad zojuist gehoord heeft, de eigenaren
in de strafklasse. De redevoering van de heer Bommer
zal het B. en W. zeker niet gemakkelijk maken de parti
culiere woningbouw te stimulei'en. Het is ook overigens
de vraag, of de particuliere bouw in de naaste toekomst
zal toenemen. De vooi'waarden, waaronder gebouwd
moet worden, zijn te ongunstig. Het college zou wellicht
die bouw enigermate kunnen bevorderen door meer
grond in eigendom te geven, door vooral ook aandacht
te schenken aan de mogelijkheid om in z.g. betere wel-
standswijken gelegenheid te geven tot het bouwen van
behoorlijke woningen, zowel voor kleine gezinnen en
eventueel alleenstaanden, als voor normale gezinnen,
hetgeen, met een algemene verbetering van het Leeu
warder woonklimaat, mogelijk mee kan werken om
voor het leidinggevend personeel van diverse bedrijven
Leeuwarden als plaats van vestiging te kiezen. Daar
mee zou op gelukkige wijze kunnen worden aangesloten
op het initiatief van de Leeuwarder zakenwereld, in
de kernweek tot uitdrukking gekomen.
Wanneer spr. zopas uitdrukking heeft gegeven aan
zijn gevoelens van onbehagen met betrekking tot het
hier gevoerde woonnximte-beleid, dan zijn die gevoelens
gegx-ond op de mededelingen, welke hem van verschil
lende zijden hebben bereikt. Uitex*aax'd zijn die mede
delingen veelvuldig subjectief getint, doch dit is on
vermijdelijk bij de geheimzinnigheid, welke bij voort
during hangt om het door het college gevoerde beleid.
Zolang daaromtrent geen volledige openbaarheid ge
geven kan worden en spr. neemt aan, dat er goede
redenen zijn, welke dat verhinderen zal bij de be
volking het vertx-ouwen blijven ontbreken.
Het is spr.'s overtuiging, dat de woningnood in deze
gemeente niet spoedig zal zijn opgelost. Merkwaardig
is, dat landelijk per hoofd der bevolking meer woon-
ï'uimte beschikbaar is, dan ooit te voren. Spr. vermoedt,
dat de situatie in Leeuwarden niet al te ver van het
landelijke cijfer zal afwijken.
Dit kan tot geen andere conclusie leiden, dan dat
de overheidsbemoeiing, een billijker verdeling beogen
de, in stee daarvan een geheel verkeerde verdeling tot
gevolg heeft gehad. Dit averechts gevolg van over-