heidsingrijpen verbaast spr. en zijn politieke vrienden niet. De beste manier, waarop Nederland en daarmede ook Leeuwarden van de woningnood verlost kan worden, schijnt een spoedige opheffing van het ministerie van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid en intrekking van de Woonruimtewet 1947 en van de Huurwet. Wanneer daarna de woningnood zou blijken te zijn verdwenen, zou inderdaad het verschijnsel zich kunnen voordoen, dat er hier in de laatste jaren woningen zijn gebouwd, welke voor de berekende huurprijs niet gegadigden kunnen trekken, zodat de huren lager zullen moeten worden vastgesteld. Bij de aanbiedingsbrief wijst het college er op, dat de woningnood voor de minst draag krachtige groep op dit moment reeds schier onoplos baar is. Spr. meent de conclusie daaraan te mogen verbinden, dat ook het college van oordeel is, dat het departement, waarvan spr. de opheffing wenselijk acht, heeft gefaald. Spr. wil over de industrie in het algemeen niet te veel zeggen, omdat deze aangelegenheid niet zo een voudig is, als ze blijkbaar lijkt. Met de heer K. J. de Jong, die zichzelf zopas met een andere partij in één bepaalde rechtervleugel heeft gerangschikt, kan spr. het toch niet eens zijn in dezen. Wanneer spr. hem hoort vertellen, dat hij bezwaar heeft tegen de verdeling van het rijkssubsidie voor de aanleg van industrie-terreinen, dan heeft hij, naar spr. vertrouwt, een uit de lucht gegrepen voorbeeld ge noemd, waarschijnlijk alleen om daarmee zijn gedach- tengang te demonstreren. De heer De Jong zou, als spr. het goed begrepen heeft, n.l. willen, dat, wanneer een industrieterrein hier in Leeuwarden 5 miljoen zou kosten en een vergelijkbaar terrein elders, bijv. in een buurgemeente, 1 miljoen, Leeuwarden dan niet 80 rijkssubsidie of 4 miljoen zou krijgen, maar meer, n.l. 4.8 miljoen. Als spr. de centrale overheid was, zou hij aan een dergelijke dwaasheid niet denken. Hij zou er niet aan dürven denken om uit de algemene middelen 5 miljoen praktisch over de balk te gooien. Leeuwarden moet industrie aantrekken, maar niet de hier van na ture aanwezige omstandigheden ten laste van de alge mene pot willen gelijkschakelen met omstandigheden elders. Dan zijn er hier wel andere mogelijkheden, waar Leeuwarden wèl iets aan kan doen, bijv. de mogelijk heid tot het scheppen van recreatiegebied. Voorts zal Leeuwarden het moeten hebben van die punten, welke in zijn voordeel zijn, als gunstige ligging e.d. Van belang, ook met het oog op het aantrekken van nieuwe bedrijven, waardoor wellicht het welvaartspeil van onze bevolking zou kunnen toenemen, is een aan genaam woonklimaat. Daarbij behoort ook een behoor lijke mogelijkheid tot recreatie. Het college heeft daar, blijkens de opsomming in de aanbiedingsbrief, wel oog voor. Spr. mag wel onder de aandacht van het college brengen, dat naast de georganiseerde recreatie op voetbalvelden en langs wandelpaden, meer vrije ruimte, bos en weiden, welke niet direct parken zijn, ge wenst is. Wanneer Leeuwarden aantrekkelijk gemaakt zal worden, dient ook het onderwijs de volle aandacht te hebben. Naar spr.'s mening ontbreekt het hier aan voldoende inrichtingen voor middelbaar onderwijs. Er is een aanzienlijke geboorte-golf geweest en de aan tallen kinderen, voor wie op de lagere scholen onvol doende plaats was, bereiken thans de scholen voor voortgezet onderwijs. In het scala van onderwijsin richtingen ontbreekt in Leeuwarden een lyceum. Deze meer moderne vorm van middelbaar onderwijs wordt wel in allerlei kleinere plaatsen in Friesland gevonden en zou ongetwijfeld ook voor Leeuwarden van belang zijn. Bij alle wensen, welke gemakkelijk geformuleerd kunnen worden, blijft thans meer dan ooit de vraag hoe verwezenlijking bereikbaar is. De aanbiedingsbrief gewaagt van voorstellen, welke t.a.v. de uitbreiding van de werkvertrekken in het stadhuis gedaan zullen worden. Daarbij wordt ook ge sproken over de huisvesting van de stedelijke bibliotheek en het archief. Spr. vestigt de aandacht van het college op de mogelijkheid archief en bibliotheek te huisvesten in het tegenwoordige gebouw van de Bumabibliotheek, welke bibliotheek t.z.t. onderdak zal vinden in de nieuwe provinciale bibliotheek, terwijl het gebouw voor de Fryske Akademy niet meer nodig blijkt. Het ongemak, dat ontstaat door huisvesting van deze onderdelen buiten het stadhuis, zal, naar spr. aanneemt, in de praktijk gering blijken. Met belangstelling zien spr. c.s. t.z.t de resultaten van het systeem van prestatie-beloning (merit-rating) tegemoet. Hun verwachtingen zijn op dit punt niet hoog gespannen. Zij verwachten wèl resultaten van de aan gekondigde toepassing van mechanische hulpmiddelen in de gemeentelijke administratie. De juiste appara tuur zal arbeidsbesparend kunnen werken en sneller en beter gegevens verstrekken dan zonder mechanisatie mogelijk is. De begrotingssituatie maakt het nodig t.a.v. sub sidies een grote terughoudendheid in acht te nemen. Daarnaast dient zoveel mogelijk gestreefd te worden naar tarieven, welke de onderscheidene gemeentedien sten voor exploitatietekorten behoeden. Om een enkel voorbeeld te noemen hij wil het niet als voorstel beschouwen moge spr. wijzen op de tonnengelden. Een verhoging van deze tarieven zou wellicht het ver dwijnen van het tonnenstelsel en daarmee van het daar voor in stand gehouden gemeentelijk apparaat in de hand werken. Daarmee zou een voor Leeuwarden toch eigenlijk beschamende toestand, waarover onlangs ook in de landelijke pers het een en ander is gezegd, een einde nemen. Het is spr. bekend, dat dit samenhangt met de totstandkoming van een centrale riolering. Die riolering is in ieder geval nodig en, wat de veront reiniging van onze grachten betreft, betwijfelt spr., of het nog veel erger kan dan nu reeds het geval is. Spr. gelooft, dat het in evenwicht brengen van in komsten en uitgaven van de verschillende gemeente diensten niet altijd mogelijk zal zijn, maar dat toch zoveel mogelijk moet worden gestreefd naar een zo danige verdeling van de lasten, dat degenen, die profijt hebben van een bepaalde uitgave, daar ook aan bij dragen. Hetzelfde geldt ook voor het subsidiëren van particuliere en semi-particuliere instellingen. Het lijkt spr. gewenst, dat de tarieven zodanig worden gesteld, dat in de eerste plaats zij, die gebruik maken van een bepaalde dienst, daarvoor een redelijk bedrag bij dragen. Spr. gelooft, dat zulks op het ogenblik te weinig het geval is. De gemeente kan niet links en rechts het geld rondstrooien. En het is heel moeilijk om overal regelingen voor te vinden. In het sectiever- slag wordt hier ook over gesproken. Het is nu een maal zo, dat de offers, die gebracht worden, niet af gewenteld kunnen worden op de ingezetenen en dat er geen mogelijkheid is om af te meten wat deze dingen de gemeente kosten en wat voor rendement zij geven. Maar het gemeentebestuur kan wel, wanneer het sub sidie geeft, er op letten, dat degenen, die daar recht streeks bij betrokken zijn, hun aandeel bijdragen. Dat geldt bijv. voor de contributie van de openbare lees zaal e.d. Des te merkwaardiger is, dat men nu ge dwongen wordt misschien in de naaste toekomst, wel licht volgend jaar, dergelijke subsidies te besnoeien. In een tijd van laagconjunctuur worden dus de over heidsuitgaven beperkt, terwijl in de tijd van hoogcon junctuur niet is gereserveerd, maar volop is uitge geven. Spr. zou juist in tijden van depressie extra uitgaven voor bepaalde investeringen willen doen van gelden, die in tijden van hoogconjunctuur gereserveerd zijn. Dit zijn dingen, die men als gemeentebestuur niet in de hand heeft, maar waar een centrale overheid, die op de juiste manier haar beleid wil voeren, rekening mee heeft te houden. Het is vervelend, dat hier steeds gesproken moet worden over de ellendige positie, waarin de gemeente door de centrale overheid is gebracht. Het is koekoek één-zang en afgezaagd. Spr. uit de hoop, dat er in de toekomst toch nog weer wat terecht zal komen van de autonomie der ge meenten, die toch eigenlijk wel helemaal verloren is gegaan. Wanneer spr. bij deze algemene beschouwing in het bijzonder punten heeft besproken, welke buiten het terrein en buiten de macht van de gemeentelijke over heid liggen, dan is dat vooral een gevolg van de om 9 standigheid, dat het gemeentelijk terrein en de macht der gemeente zo gering geworden zijn en zo volkomen ondergeschikt aan het beleid der centrale overheid, dat van een eigen gemeentebeleid te weinig sprake kan zijn. Spr. wil deze algemene beschouwingen daarom be sluiten met de hoop uit te spreken, dat de toekomst enig herstel van de autonomie der gemeenten zal bren gen. De heer Kamstra wil zich graag aansluiten bij de vo rige sprekers, die hun waardering hebben uitgesproken over het feit, dat de begroting zo tijdig is verschenen. Ook is spr. tevreden over de aanbiedingsbrief van deze keer, die niet alleen zeer uitvoerig is, doch door de onderverdeling en de omschrijving een goed overzicht geeft van de stand van zaken en van de plannen, welke voor sommige onderdelen bestaan. Elk jaar, wanneer de begroting wordt behandeld, wordt hier gesproken over de financiële verhouding tussen het rijk en de gemeenten en de onzekerheid, welke er bestaat t.a.v. de uitkeringen uit het gemeente fonds. De verzuchting, dat de gemeenten ook voor 1959 volkomen in de mist varen, is ook niet nieuw. Die woorden zijn hier ook al eerder gezegd. Dat wil zeggen, dat spr. c.s. begrijpen, hoe moeilijk het is voor de genen, die de begroting moeten opzetten, doch ook voor de raad, omdat ook deze niet weet, waar hij aan toe is. Het tekort voor 1959 wordt begroot op ruim een miljoen en men waagt een gokje met betrekking tot de toekenning van een subjectieve verhoging, welke f 375.000,kan opleveren, plus f 650.000,uit de al gemene reserve, wat resulteert in een ongedekt tekort van f 80.000,Alzo werd het gesteld in de aanbiedings brief. De mem.v.a. op het sectieverslag is echter nog meer in mineur gesteld en hieruit blijkt in nog ergere mate, dat de financiële toestand van de gemeente niet bijzonder gunstig is. De circulaire van de minister is niet opwekkend en de regering schijnt van oordeel, dat een ombuiging van de stijgende lijn der gemeentelijke uitgaven moet wor den aanvaard. Het gevolg van dit alles is, dat, op enkele uitzonderingen na, niet mag worden gerekend op verhoging van de algemene uitkering. Dit is toch wel in ernstige mate teleurstellend, vooral voor een gemeente als Leeuwarden, waar nog zoveel moet ge beuren en welke als centrum-plaats op velerlei terrein zich zware uitgaven moet getroosten om haar taak als centrum-gemeente goed te doen vervullen. Een heel klein lichtpuntje is misschien met het accent op misschien de belofte van de minister, de vorige week in de Tweede Kamer gedaan, dat hjj zijn verlengingsontwerp zo zal inkleden, dat de gemeenten bij wijze van voorstel toch de voordelen zullen krijgen, welke de definitieve regeling voor hen inhouden. Hopelijk geeft deze mededeling een wat hoop voller perspectief. In verband met de zorg, welke bestaat t.o.v. het investeringsprogramma, heeft spr. in de sectie de vraag gesteld, of de mogelijkheden al zijn uitgeput medewerking van het rijk te krijgen bij de aanleg van de rondwegen en dan bedoelt hij wel speciaal het project Julianalaan. Uit de mem.v.a. is spr. gebleken, dat ook door andere leden de aandacht van het college op dit punt is gevraagd. Een rondweg is inderdaad in het belang van de gemeente, doch niet alléén van de gemeentehij heeft een veel wijdere strekking. Spr. denkt aan het doorgaande verkeer, dat nu allemaal de sleuf, de overweg, waar het verkeersprobleem bij de dag nijpen der wordt, moet passeren; dit verkeer heeft geen belang bij de stad Leeuwarden; het maakt alleen maar van de stadswegen gebruik, om zijn weg te kunnen bereiken naar andere plaatsen. Daar is geen belang mee gemoeid voor de gemeente Leeuwarden, doch een al gemeen belang, en het is onbillijk, wannneer de ge meente Leeuwarden alleen de kosten zal moeten be talen. Spr. heeft er met genoegen van kennis ge nomen, dat het college hieromtrent besprekingen wil openen met de rrjksinstanties. De raadsbrief volgend, moet spr. even een punt van heel andere strekking onder de aandacht van het col lege brengen; het staat nu eenmaal op pagina 2 van de raadsbrief en spr. moet het even kwijt. Voor wat daar staat betreffende de subsidie-aanvragen voor de Kruisverenigingen, kan spr. moeilijk een goed woord vinden. Hier ontbreekt de ernst. Een dergelijke gang van zaken kan hij niet bewonderen. In zijn beschouwing voor de begroting 1958 heeft spr. een enquête betreffende het bevolkingsverloop ter sprake gebracht en hetgeen men toen al aan de weet was gekomen. Het heeft hem persoonlijk genoe gen gedaan, dat enige tijd geleden van het gemeente bestuur een brochure is uitgegaan in verband met de actie voor de industrialisatie. Het is heel gewoon, dat een dergelijke brochure verschillend wordt beoordeeld, doch spr. vond daarin zeer interessante cijfers betref fende het bevolkingsverloop. Hij vindt het verheugend, dat het college het hier niet bij wil laten, wat blijkt uit de mededeling, dat het ETIF hieromtrent meer gegevens zal verzamelen. Spr. is zeer benieuwd naar de conclusie van het rapport, dat zal worden uitge bracht. Het zo pas gesprokene houdt natuurlijk verband met de industrialisatie, die ook al door voorgaande sprekers is behandeld. Spr. zou dus in herhaling treden, als ook hij die in zijn beschouwing zou betrekken. Hij mag echter niet nalaten te zeggen, dat de manier, waarop de aandacht op Leeuwarden is gevestigd in de z.g. „Kern- week", te prijzen valt. De samenwerking tussen de ge meente en het zakenleven was bijzonder goed en geeft verwachtingen voor de toekomst. De Gastendag was een vinding van de eerste orde. De organisatoren hebben een bijzonder goede gedachte gehad de industriëlen naar Leeuwarden uit te nodigen, waar door gasten-industriëlen zelf gezegd is, dat het voor hen een openbaring was, wat daar allemaal op bijzonder prettige wijze aan hun kenbaar was gemaakt. In dit alles heeft het college een belangrijk aandeel geleverd en men mag hopen, dat dit het verwachte resultaat mag hebben. Wanneer spr. de volgorde van de raadsbrief aan houdt, dan kan hij het onderdeel Volksgezondheid over slaan, omdat zijn fractiegenoot Engels voornemens is hierover te spreken. Bij „recreatie" komt enige voldoening bij het college om de hoek kijken omtrent het feit, dat het ondanks de bestedingsbeperking toch mogelijk is gebleken de voor genomen plannen tot uitvoering te brengen, maar ook spreekt hieruit het besef, dat het zeer noodzakelijk is, dat voor het recreatie-arme Leeuwarden met alle kracht moet worden gewerkt om een achterstand in te halen. Er wordt gesproken over een omvangrijk recreatieplan in het uitbreidingsplan ,,'t Nijl&n", waarvan verwacht wordt, dat hiermee in het komende begrotingsjaar een begin kan worden gemaakt. Op de vraag van enige leden, of de mogelijkheid niet aanwezig is om in dit plan een sintelbaan op te nemen, heeft het college kunnen antwoorden, dat daar in het plan rekening mee is gehouden. Dit antwoord is ver heugend. De noodzakelijkheid daarvan voor een stad als Leeuwarden is door deskundigen vele malen bepleit en het doet spr. genoegen, dat de sintelbaan in dit plan kon worden opgenomen. Over het woningprobleem wil spr. niet op een der gelijke zure manier spreken als vanmorgen in de raad het geval is geweest. Het is bekend, dat dit probleem de volle belangstelling van het college heeft en hij is er van overtuigd, dat het college de mening is toegedaan, dat dit ook het geval is bij de raad. Het laat zich begrijpen, dat het college er met genoegen op wijst, dat een aantal van 1207 woningen mag wor den genoemd, welke op het einde van dit jaar in uit voering zullen zijn, een verheugend aantal. Spr. c.s. hopen, dat de gelegenheid zal worden gegeven in dit tempo door te gaan. Spr. meent echter wel, dat aan dacht zal moeten worden besteed aan de vraag, aan welk soort van woningen de meeste behoefte bestaat. Ook de heren Mani en K. J. de Jong hebben hierop gewezen. Het moet niet zo zijn, dat voor een bepaalde categorie mensen straks wel een woning beschikbaar is, doch dat die woning moet worden geweigerd, omdat de huurprijs beslist boven de draagkracht ligt. Spr. geeft toe, dat bouwprijzen en ook andere moeilijkheden de mogelijkheden in ernstige mate beperken. Het college antwoordt, te menen, dat het niet op de weg van een

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1958 | | pagina 5