2 rein van het openbaar slachthuis aan de N.V. R. S. van Buren's Huidenhandel en Vellenbloterij, alhier; b. tot het verkopen van een perceel bouwterrein, gelegen aan de zuidzijde van de Linnaeusstraat, hoek De Ruyterweg, aan de N.V. Nationale Levensverzekering Bank te Rotterdam; c. tot het verkopen van een perceel industrieter rein, gelegen ten zuiden van de Snekertrekweg, aan de vereniging ,,Bond van Coöperatieve Zuivelfabrieken in Friesland", alhier; d. tot het verkopen van een perceel industrieter rein, gelegen aan de Toutenburgstraat, aan J. G. J. Snijder, alhier, alsmede tot het afstaan in erfpacht van een aldaar gelegen perceel in dustrieterrein, aan de fa. K. A. Niermeijer, alhier; e. tot het bekrachtigen van de aankoop van het perceel Bagijnestraat no. 70; f. tot het voor de helft garanderen van de be talingsverplichtingen, voortvloeiende uit een door de Stichting Stania State Oenkerk Friesland te sluiten geldlening ten behoeve van de verbouwing van Stania State; 3. de raadsbesluiten van 26 november 1958: a. tot het verkopen van een perceel bouwterrein, gelegen tussen de Cornelis Trooststraat, de Dirk Boutsstraat, de Floris Versterstraat en de Breitnerstraat, aan de stichting Christelijke Lagere Technische School, alhier; b. tot het verkopen van een perceel bouwterrein, gelegen in het uitbreidingsplan ,,'t Nijlan", aan de Vereniging voor Middelbaar Technisch- en Ambachtsonderwijs, alhier c. tot het overdragen in eigendom van een perceel bouwterrein, gelegen aan de oostzijde van de Cornelis Trooststraat, aan de Vereniging tot stichting en instandhouding van scholen met de Bijbel te Huizum-Leeuwarden ten behoeve van de bouw van een school voor uitgebreid lager onderwijs B. dat zijn ingekomen: 1. rapporten omtrent kasopneming en controle van de administratie van de energiebedrijven, alsmede om trent controle van de voorschotkas en van de leges administratie van de afdeling burgerlijke stand der gemeente-secretarie 2. een brief van B. en W. i.z. de bestemming van de z.g. „witte huisjes"; 3. berichten van verhindering van de heren Beuving en IJtsma. Al deze mededelingen worden voor kennisgeving aangenomen. Punt 3. De aanbevelingen van het bestuur luiden als volgt: vacature mej. Mr. T. A. Poelstra: 1. mej. Mr. T. A. Poelstra; 2. mevr. W. B. Hepkema-Meyboom; 3. mej. R. A. H. Maas; vacature Mr. B. Dorhout: 1. Mr. B. Dorhout; 2. Mr. J. J. Woltman; 3. F. van der Veen. Benoemd worden mej. Mr. Poelstra en de heer Mr. Dorhout, beiden met alg. stemmen. Punt 4 (bijlage no. 329). De aanbeveling van B. en W. luidt als volgt: 1. G. Engelkes, hoofd van de afdeling bevolking en militaire zaken der gemeente-secretarie, alhier; 2. P. L. Jongbloed, hoofdcommies aan die afdeling, alhier. Benoemd wordt de heer Engelkes, met alg. stemmen. Punt 5 (bijlage no. 320). De voordracht van B. en W. luidt als volgt: 1. A. Halma te Brielle; 2. J. Fokkema te Assen. Benoemd wordt de heer Halma, met 33 stemmen (de heer Fokkema 1 stem). Punt 6. De aanbeveling van het college van curatoren luidt als volgt: 1. Mr. A. A. M. van der Meulen, alhier; 2. Mr. H. Kingma Boltjes, alhier. Benoemd wordt de heer Mr. van der Meulen, met 27 stemmen (de heer Mr. Kingma Boltjes 7 stemmeni. Punt 7. De aanbevelingen van het college van curatoren luiden als volgt: a. lerares in de lichamelijke oefening: mej. M. M. Duursma, alhier; b. leraar in de natuur- en scheikunde: Ir. J. C. van den Berg, alhier. Benoemd worden mej. Duursma, met alg. stemmen, en de heer Ir. v. d. Berg met 33 stemmen; 1 bilj. voor de tweede vacature blanco. Punt 8. De aanbeveling van het college van curatoren luidt als volgt: Ir. J. C. van den Berg, alhier. Benoemd wordt de heer Ir. v. d. Berg, met alg. stemmen. De heren Van der Heijde en J. H. de Vries vormden het stembureau. Punten 9 t.e.ra. 23 (bijlagen nos. 314, 316, 321, 318, 315, 326, 327, 317, 319, 322, 312, 324, 333, 325 en 330). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 24 (bijlage no. 331). De heer Heidinga slaat de schrik om het hart, als hij de aanhef van de bijlage leest, waarin dit voorstel is vervat. Hierin toch wordt de raad medegedeeld, dat de bestaande hoogspanningskabels niet meer voldoende reserve hebben om bij storing in een van de kabels de stroomvoorziening van de stad volledig in stand te houden. Het meest klemt dit voor het westelijk deel van de stad, tussen Dokkumer Ee en Snekertrekweg, waar zich de industrieterreinen bevinden en twee grote ziekenhuizen, alsmede een aantal grote en kleine be drijven. Het zou niet best zijn, als zich hier werkelijk eens een storing van betekenis voordeed. Als spr. hier bij denkt aan wat de directeur der energiebedrijven schrijft over het schakelstation op de veemarkt, dan schrikt hij toch wel hevig en dan komt de vraag bij hem op: Worden deze dingen wel groot genoeg gezien? Hij bedoelt hiermee te zeggen: De stad breidt zich uit; ook de mechanisatie der bedrijven gaat voort. Er worden vele nieuwe bedrijven en bedrijfjes gesticht. Sedert jaren is het een bekend feit, dat de vraag naar energie zou toenemen. Regeren is vooruitzien. Spr. wil zich er wel voor wachten de toenmalige directeur der energiebe drijven of de wethouder, die destijds deze zaken be heerde, een schop achterna te geven, maar hij wil wel deze opmerking maken, dat, als B. en W. er niet ten volle van overtuigd zijn, dat de leiding van de energie bedrijven de zaak aan kan, zij een adviesbureau zouden moeten inschakelen, dat deze dingen wèl kan bezien en dat ruimschoots intijds kan aangeven, dat er iets moet gebeuren. Overigens betuigt spr. zijn instemming met dit voor stel: het is een belangrijke stap in de goede richting. Eu hij hoopt, dat Leeuwarden voor ernstige storin gen in dit donkere seizoen bewaard zal blijven. 3 De heer K. J. de Jong interesseert zich vooral voor de financiering van dit voorstel, en wel omdat hij in de vergadering van 13 maart 1957 de toenmalige wet houder van financiën en de bedrijven gevraagd heeft naar de bestemming van het fonds, dat destijds het Stroomprijsverlagings- en vernieuwingsfonds heette. De wethouder deelde toen mede, dat het fonds bestemd was voor vernieuwing van het net en voor zaken, zo als die vanavond aan de orde zijn. Het heeft spr. een beetje bevreemd, dat nu niet uit die bestaande reserve, die inmiddels gewoon „reserve" heet, is geput voor de financiering van de onderhavige zaak. Deze wordt ten laste van de begroting gebracht. Welke is dan thans de bestemming van die reserve Heeft die nog wel te maken met vernieuwing van het net of heeft men daar voor een bepaalde andere bestemming op het oog Maar juist omdat het hier een begin van vernieuwing van het net betreft, zou spr. willen vragen, of het het college bekend is, hoe hoog de totale kosten der ver nieuwing zullen zijn, de binnenstad hierbij inbegrepen. Men moet de onderhavige zaak niet als een incidenteel geval bezien, doch als het begin van een groter geheel. Een zekere planning zou spr. wel sympathiek zijn. Hij zou graag iets willen vernemen over de bestemming van het fonds; tevens zou hij wel een totaal overzicht van de vernieuwing willen hebben, alsmede enige in lichtingen over de wijze van financiering. Hoe hebben B. en W. zich dit voorgesteld? Komt er een vervolg en wordt er dan uit het fonds geput? En wanneer dit niet het geval is, wat wil men dan met deze reserve? De heer Pols (weth.) kan de heer Heidinga, die de schrik om het hart is geslagen, wel zeggen, dat het tot nog toe nogal wat meegevallen is. Als deze spreker vraagt, waarom er nu pas met de vernieuwing wordt begonnen, dan antwoordt spr., dat het altijd heel moei lijk is precies te zeggen, waar dat aan ligt. Vroeger thuis had spr. altijd moeilijkheden met verantwoording af te leggen van de dingen, die hij wèl gedaan had, maar hier betreft het een vraag, waarom iets niet ge beurd is. Nu is het over het algemeen zo: als men zo'n kabel gaat leggen, dan zit er een zekere reserve in en dan is het maar net, hoever men met deze reserve wil gaan, wanneer men het moment stelt, waarop men tot vernieuwing overgaat. Spr. wil de vorige directeur der energiebedrijven niet beschuldigen, maar dat was meer een gas- dan een elektrisch man. Die durfde blijkbaar iets meer reserve aan dan de nieuwe directeur. Het onderhavige voorstel is een deel van de eerste faze der vernieuwing. De vernieuwing van de kabels in het westelijk deel der stad, waarmee het volgend jaar wordt begonnen, is de tweede faze. Uiteindelijk komt men zo tot de verbetering van het gehele net. Ook de heer K. J. de Jong, die de financiële zijde van de zaak besprak, zegt spr., dat het heel moeilijk is te zeggen, op welk moment men van nalatigheid kan spreken; het is tot nog toe goed gegaan, maar spr. gelooft, dat nu toch het ogenblik gekomen is, waarop een nieuwe aansluiting moet worden gemaakt. Hij kan er wel bij zeggen, dat Leeuwarden in een gunstige positie verkeert, omdat het op Schenkenschans de aan sluiting kan krijgen. Wat dat betreft, komt men, ook financieel gezien, met de aanleg der kabels wel gunstig uit. Misschien wil de wethouder van financiën de heer K. J. de Jong ook nog antwoorden. Het is voor spr. moeilijk terug te komen op iets wat de heer Tiekstra destijds heeft gezegd. Wat de financiering betreft, bij „Reserve" denken B. en W. meer aan de ombouw van 127 op 220 Volt, die zeer veel geld gaat kosten. En nu ook de afrekening tussen provincie en gemeente nog niet uit de bus is gekomen, vinden B. en W. de voorgestelde manier de veiligste om deze verbetering te financieren. De heer Tiekstra (weth.) meent, dat de raad zal be grijpen, dat hij na het betoog van de heer Heidinga wel behoefte heeft iets te zeggen. Spr. prijst zich ge lukkig met de mededeling van dit raadslid, dat deze de vroegere elektriciteitsfunctionarissen niet een schop achterna wil geven, maar spr. gelooft niet, dat op deze wijze in de raad gediscussieerd moet worden. Het feit op zich zelf, dat de energievoorziening in het westen der stad vernieuwing en uitbreiding van vermogen ver eist, komt niet plotseling naar voren. Hier speelt ook de levering van stroom via het schakelstation van het P.E.B. een rol bij. Men kan zich n.l. de vraag stellen: hoe zal de reserve in dit schakelstation zich ontwikke len? Nu hierin mogelijk meer reserve beschikbaar komt, is het van groot belang daar tijdig van te pro fiteren en daarom wordt op dit moment het onderhavige voorstel gedaan. Spr. gelooft ook bij vroegere gelegen heden reeds aan de raad te hebben medegedeeld, dat Leeuwarden zo zoetjes aan wel aan vernieuwing en aan uitbreiding van het vermogen van het elektriciteits distributienet toekomt. Men zou anders de vraag kun nen stellen en dat doet de heer Heidinga of de nieuwe directie wel in staat is deze problemen te be zien. Spr. durft in dat opzicht zijn volstrekte vertrouwen in deze directie uit te spreken. Wat de opmerking van de heer K. J. de Jong i.z. de financiering betreft, spr. gelooft, dat deze uitsluitend in het administratieve vlak ligt. In de toelichting op de begrotingswijziging wordt medegedeeld, dat de winst van het elektriciteitsbedrijf wordt verlaagd met de voor 1959 uit deze investei*ing voortvloeiende kapitaals- lasten en daarmede tegelijkertijd voor hetzelfde bedrag de storting van de overwinst in de bedrijfsreserve. Wanneer men dit in één keer uit de reserve zou gaan dekken, dan zou daaruit zo'n groot bedrag moeten worden geput, dat de vraag gesteld zou moeten worden, of er dan nog wel geld beschikbaar zou zijn voor andere doeleinden. Spr. gelooft, dat in dit krediet wel een stuk vernieuwing is verdisconteerd, maar ook stel lig een zeer aanzienlijk stuk uitbreiding. Overigens is het administratief zeer omslachtig aan te geven waar precies de scheiding tussen vernieuwing en uitbreiding ligt. Spr. meent, dat men de reserve, die in de loop der jaren nog enige voeding kan ontvangen, stellig nog wel nodig zal hebben voor andere doeleinden dan deze. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 25 (bijlage no. 328). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 26 (bijlage no. 323). De hear Santema is uteraerd bliid mei dit ütstel of leaver sein spr. is bliid mei it feit, dat der wer sa'n ütstel komt. It is al wer inkelde jierren lyn, dat de foarige wethalder fan ünderwiis ek mei sa'n ütstel kommen is en in pear jier letter mei in nij, om de wurdearring foar dizze akte to forheegjen. Mar nou't de rie dan wer konfrontearre wurdt mei it tokoart, dat de léste jierren bistien hat trochdat de Fryske akte net mear honorearre waerd, is it neffens spr. wol tiid om dizze saek ris efkes op 'e nij to bisjen. It ütstel fan B. en W. haldt yn, dat dyjinge, dy't de Fryske akte hat en der neat mei docht, f 90,dêrfoar krijt, dyjinge, dy't der wol hwat mei docht, f 180, en de M.U.-akte-bisitter f 360,Mar dizze saek oer- tinkende, miene spr. c.s., dat hjir net mei folstien wurde kin. Men moat der tige foar oppasse, dat men it bisit fan dizze akte net ünderwurdearret. Spr. c.s. binne it iens mei B. en W., as hja sizze, dat hja de akte foaral foar it leger ünderwiis fan bitsjutting achtsje. Men kin hjir noch wol hiel hwat by sizze oer biweech- redenen, dy't hjir wol by spylje; spr. neamt allinnich mar efkes it plak, dat Ljouwert ynnommen hat, ek hwat dit stik fan saken oanbilanget. It foarbyld fan Ljouwert is yn it forline troch oare gemeenten mei neifolging bikroand. Spr. wit, dat, nou't de rie him op 'e nij biriede moat oer it honorearjen fan dizze akte, wer nei Ljouwert sjoen wurde sil. It is foar de Fryske kultuer fan bitsjutting, dat dizze akte ek dat plak krijt, dat hy fortsjinnet. Spr. leaut net, dat men yn Den Haech frjemd opsjen soe, as Ljouwert de akte honorearje soe yn oerienstimming mei de suggesty üt it brief fan de Nederlandse Onderwijzers-Vereniging, öfdieling Ljouwert. Dizze suggesty haldt yn, dat foar dizze akte de folgjende sifers yn oanmerking komme:

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1958 | | pagina 2