6 tot wandelen, tot openbaar verkeer, er komen speel weiden en speelplaatsen voor kinderen, tennisbanen, sportvelden; er zijn geen omvangrijke sportveldcom plexen voor sportgebeurtenissen in groot verband, voor voetbal op zondag bijv., ontworpen, maar wel is er ruimte voor sport, die in de wijkbehoefte voorziet. Ech ter zelfs grotere sportveldcomplexen zouden mogelijk zijn. Dan moeten er alleen speciale voorzieningen wor den getroffen. Er is dus zeker ook nog wel plaats voor een zwembad. De maquette moet duidelijk maken, dat er alle ruimte voor recreatie is en op veel grotere schaal dan in de andere bestaande wijken. En dat is ook wel nodig. Het is een algemen verschijnsel, dat, zodra men ergens met een uitbreidingsplan begint, allerlei inge haald moet worden wat men vroeger, in de bestaande stadsgedeelten, te kort is gekomen. Dat maakt juist, de nieuwe plannen zo moeilijk en duur. Verder zal spr. hier niet op ingaan. De heer Bakema zegt, dat er in dit plan zelfs ge dacht is aan een open zwembad. Prof. v. d. Broek: Dan zullen we dat overdekken. Dat kan er ook nog wel bij! De heer K. J. de Jong weet, dat het hier gaat om een plan-in-hoofdzaak en hij stelt zich voor om, als het plan-in-onderdelen aan de orde komt, meer op details in te gaan. Wat hem echter interesseert, is het aantal winkels en bedrijfspanden, dat op het totaal aantal woningen is ontworpen. Is er voldoende rekening ge houden met de situatie ter plaatse? Spr. vraagt dit, omdat in de bestaande, aangrenzende, delen van de stad in vele gevallen een overbezetting van winkels en bedrijfspanden voorkomt. Van welk cijfer zijn de ont werpers uitgegaan? Spr.'s tweede vraag is: hoe zit het met de bebouwings dichtheid in deze wijk in verhouding tot het plan Nrjlan? Is deze per bepaald aantal vierkante meters of per hectare groter of kleiner dan daar? De heer Bakenia zegt, dat deze vraag vele belangrijke zaken raakt. In de eerste plaats de winkels. Er was de ontwerpers opgegeven zij hebben te dien aanzien contact gehad met het Research-Instituut van het Bouw centrum dat er een aantal van 110 winkels op de 5000 woningen in dit plan moet komen. Dit aantal winkels is echter zeer flexibel. Er kunnen in de daar voor bestemde middenstrook van het plan nog meer geborgen worden. Wij vermoeden echter, aldus spr., dat het minder zullen worden. De ontwikkeling van het winkelwezen is zodanig, dat men door nieuwe bedie ningsmethoden een grotere stadsoppervlakte kan be strijken met minder personeel, waardoor het aantal vestigingen kleiner wordt. In plaats van individuele winkels krijgt men steeds meer een combinatie van winkels, een winkelcentrum, en daarvoor heeft men in dit plan de ruimte genomen. Nu de bebouwingsdichtheid. Als er ooit ergens bij de stedebouwkunde misverstanden heersen, dan is het wel t.a.v. de bebouwingsdichtheid. Cijfers zijn ook hier zeer betrekkelijk; de ontwerpers menen enerzijds bij de norm van 45 woningen per ha te moeten blijven, omdat deze heeft bewezen in allerlei omstandigheden ongeveer eco nomisch te zijn. Zij menen anderzijds echter, dat dit aantal hier belangrijk zou kunnen worden opgevoerd, zonder het geheel te schaden. Zij zouden het echter niet graag willen, omdat zij per mens zoveel mogelijk open ruimte willen aanbrengen. Zouden echter de economi sche omstandigheden dwingen tot een hogere bebou wingsdichtheid, dan kan deze in dit plan wel verwezen lijkt worden, omdat hier blokken kunnen komen, die hoger dan 3 of 4 etages zijn. De heer Stokla wijst er op, dat het woninggemiddelde zonder open ruimte 78 woningen per ha is. De percen tages van etagebouw, die hier is gedacht van ten hoogste 3 etages, en van de eengezinswoningen zijn variabel. De heer Bakema zegt, dat het percentage van 45 woningen per ha, dat in het algemeen wordt gehan teerd, ook hier wordt aangehouden, maar spr. kent niet de bebouwingsdichtheid van de door de vraagsteller ge noemde wijk. De heer Santema zou de heren de volgende vragen willen stellen. Allereerst deze: hebben zij bij het maken van dit ontwerp gedacht aan het feit, dat ze dit uitbreidingsplan moesten maken voor een Friese stad, m.a.w.: Spreekt uit het door hen voorgestelde plan ook een Fries ka rakter En ten tweede een vraag n.a.v. de buurteenheden, die geprojecteerd zijn als helemaal los staande van de hoofdweg, en die door een iets smallere weg en nog weer een iets smallere weg met die hoofdweg ver bonden zijn: is er ook rekening mee gehouden, dat bijv. de auto's ook bij de woningen zelf hun plaats kunnen vinden Hoe hebben de heren zich voorgesteld het garageprobleem op te lossen? Hier zou spr. graag iets meer van willen horen. De heer Van den Broek is zelf met Friesland goed bekend, omdat familie van zijn vrouw, die uit Friesland afkomstig is, er woont, maar de heer Bakema is Gro ninger van geboorte en verbeeldt zich meer van Fries land te weten dan spr. (Gelach). Daarom zal hij dus de vraagsteller antwoorden. De heer Bakema zegt, dat er reeds gesproken is over de ruimte, die de ontwerpers zo graag tot bij elke woning willen brengen. Nu vindt spr. een van de meest kenmerkende dingen van Friesland de ruimte. Hij meent, dat men van een Friese stad moet zeggen: zij is wisse lend en zij is besloten in haar kern. Bij stadsuitbreiding nu gaan beide eigenschappen verloren. De beslotenheid gaat weg door opeenvolging van eentonige huizen blokken en de verbinding met de ruimte gaat weg door diezelfde blokken. Wij proberen, aldus spr., de besloten heid in het centrum van het nieuwe stadsgedeelte en de ruimte bij de bewoners van de grote huizenblokken te brengen. Spr. weet echter niet, of er Friese straat namen gegeven zullen worden! Wat de kwestie van de garages betreft, wij rekenen er niet op, zo zegt spr., dat in de toekomst elke Neder lander die een auto heeft, die auto altijd bij zijn eigen huis zal kunnen stallen. Economisch zal dat niet moge lijk zijn. Men vindt het tegenwoordig goedkoper één keer in de drie jaar zijn auto te laten opspuiten dan een garage te bouwen. Desniettemin ligt het wel in de bedoeling om op bepaalde plaatsen een concentratie, een strook van garages te bouwen. Het is ook mogelijk aan het eind van de blokken kleine blokjes garages te hebben. Op de tekening staan heel kleine streepjes, die alle garages aanduiden, ook bij de hoge woningbouw. De praktijk is echter, dat garageruimte per kubieke meter moeilijk te verhuren is. Mensen, die er voor de oorlog geen auto op na konden houden en nu een kleine wagen hebben, zullen een en ander zo goedkoop moge lijk willen houden en geen garageruimte willen huren. Individuele huizen hebben altijd wel mogelijkheden, onder meer voor garagebouw. Iets anders is, dat in de toekomst verwacht kan worden, dat men ergens een parkeerplaats heeft, waar men de auto's neerzet en vandaar 3 4 minuten nodig heeft om naar huis te wandelen. In Canada, waar men op het ogenblik pro beert volkswoningbouw te ontwikkelen, zijn hier ver schillende voorbeelden van. Men heeft dan op een be paalde plaats bij de woningblokken een geconcentreerde autostalling, voorzien van een dak. De ontwikkeling in deze geeft hiervoor allerlei mogelijkheden. De heer Bootsma vindt, dat het plan, zoals het hier op het ogenblik wordt toegelicht, vrij veel aantrekke lijke elementen heeft, waarvan in de eerste plaats de ruimte en de vrije blik over het vlakke land genoemd kunnen worden. Nu is dit intussen niet het meest vlakke land van Friesland; in de bouw zit gelukkig een klein beetje glooiing. Een vraag, die even bij spr. opkomt, is de volgende: Hoe staan de ontwerpers van dit plan tegenover het zeer nabij gelegen vliegveld? De vlieg tuigen passeren over het onderwerpelijke gebied op vrij geringe hoogte. De hoogste woningbouw hier krijgt, naar spr. zich voorstelt, toch een hoogte van 45 a 50 m. De huidige situatie is zo, dat de vliegtuigen rakelings over de boerderijen, die nog even noordelijker staan, heenscheren. Spr. vraagt zich af, wat van de rust, die men in dit plan wil doen heersen, terechtkomt. Hij heeft in het afgelopen jaar nogal eens in die buurt moeten werken, maar als men een gesprek voert, kan men, wanneer er een vliegtuig overkomt, gerust wachten, totdat de „orkaan" voorbij is. Spr. vraagt zich dus af, in hoeverre deze hoge woningbouw nog wel aantrek kelijk genoemd kan worden. De heer Van den Broek noemt dit een algemeen pro bleem. Waar ter wereld wij werken, aldus spr., zijn wij allemaal het slachtoffer van wat we elkaar aandoen. Maar de nabijheid van een vliegveld is geschikt om dat nog weer een klein beetje erger te maken. Bij Soester- berg kan men de huizen te geef krijgen, omdat daar niet te wonen is. Dit plan is met de provinciale planologische dienst besproken; deze is gewoon om de zaken kritisch te be kijken, maar deze heeft niet over vliegbezwaren i.v.m. de woontorens gerept. Dit betekent niet, dat ze ook niet bestaan. Het kan zijn, dat ze alsnog te voorschijn komen. Spr. weet het niet; hij en zijn compagnon zijn niet be paald vliegtechnische deskundigen. De 9-verdiepingen- bouw wordt 30 m hoog. Uit ervaring weet spr., dat men bij Ypenburg soms verschrikkelijk pietepeuterig was. Zestienhoven bij Rot terdam is ook door hoogbouw geplaagd. Spr. hoopt in tussen niet, dat er van de provincie alsnog bezwaren zullen komen. Het ligt uiteraard niet op de weg van zijn bureau om die bezwai'en op te zoeken. Hij weet niet, of het gebied van het onderhavige uitbreidings plan werkelijk last zal hebben van overvliegende straal jagers. (De heer Spiekhout: De uitstekende gebouwen.) Spr. gelooft niet, dat het, wat de geluiden betreft, iets uitmaakt, of men op de begane grond woont of op 25 m hoogte. Als de hoogbouw storing op de invlieg- banen betekent wat niet onmogelijk zou zijn dan moet dit eenvoudig worden bekeken. Zowel bij Ypenburg als Zestienhoven heeft men om deze redenen de in- vliegbanen gewijzigd. Dit is iets, wat door vliegtech nische deskundigen onder ogen zal moeten worden ge zien. De heer Santema vraagt, of ook even gedacht mag worden aan de windrichting; spr. meent, dat tegen de wind in wordt gestart. Dat zou dus in oostelijke rich ting zijn. De Voorzitter: Normaliter wordt niet in deze richting gestart. De heer Bootsma: Wel geland. De Voorzitter: Als een uitbreidingsplan als het onder havige wordt verwezenlijkt, wordt op zijn minst voor tientallen jaren gebouwd, terwijl men toch wel mag hopen, dat de kwestie, zoals men die bij het vliegveld kent, niet zo lang zal duren. De heer Bootsma: Dat hoop ik met U. De Voorzitter: Ten slotte is de stad primair en het vliegveld secundair. De heer Bootsma: En de woningen „nog meer pri mair". De heer Mani heeft zojuist bij de beantwoording van de heer De Jong van Prof. van den Broek gehoord, dat het aantal van 110 winkels nog wel gewijzigd kan wor den. Maar dat zou betekenen, dat daar iets anders voor in de plaats komt. Heeft men reeds gedacht aan een alternatief De heer Van den Broek zegt, dat hij en zijn mede ontwerper blij zijn, dat er ruimte zal komen, want er zijn zoveel dingen, die men in het plan zou willen op nemen, maar die men achterwege moet laten. Eén winkel per 40 woningen lijkt voor hun gevoel veel te veel. Spr. zou persoonlijk aan het dubbele van dit cijfer willen denken, maar hij is op dit gebied geen expert. Zij hebben in overleg met de directeur der Openbare Werken 110 winkels op 5000 woningen berekend, maar ook deze had het gevoel, zo meent spr., dat het nogal rijkelijk veel was. Maar het is geen bezwaar de ruimte er voor te reserveren. Mocht het geschatte aantal win kels toch nodig zijn, dan is de ruimte tenminste aan wezig; zijn ze niet nodig, dan kan deze ergens anders voor gebruikt worden, bijv. voor woningen. Er is een theorie, die zegt, dat de voornaamste winkels in het centrum van de stad behoren te zijn en dat de wijk winkels slechts voor voorziening in de wijkbehoefte zijn bestemd. Er zijn echter ook steden in Nederland, waar in de buitenwijken V. en D.-zaken zijn gevestigd, omdat men in het centrum niet meer terecht kon. Het is de vraag, of zakenmensen in het centrum nog hun levens- bestaan kunnen vinden. Daarom moet er voldoende ruimte voor zaken in de buitenwijken zijn. In Nieuwer- Amstel komt een heel groot winkelcentrum, waar enorm veel belangstelling voor is, omdat het centrum van Am sterdam helemaal vol is. Ook is in het centrum der steden vaak niet genoeg parkeerruimte voor auto's, die men tijdens het winkelen kwijt moet. In New-York gaan duizenden vrouwen rustig 25 km uit het centrum van de stad winkelen, ook omdat ze in het centrum niet meer hun auto's kun nen parkeren. De tragiek van de stedebouwkunde is, dat een plan nooit zó zal worden uitgevoerd, als men het ontwerpt. Het moet een of meerdere keren ter visie liggen, waar op bezwaren kunnen binnenkomen. Spr. wenst het ge meentebestuur niet toe, dat er vele bezwaarschriften zullen worden ingediend. Als de heer Mani de maquette ziet, dan valt het hem op, dat de groenverdeling tussen de delen Oost en West nog een beetje onevenwichtig is. Zijn er ook mogelijk heden om het iets anders te „plannen" De heer Van den Broek zegt, dat in het oostelijke deel met nogal wat bestaande dingen rekening gehouden moest worden. Deze waren erg lastig in het plan in te voegen. Daar misten de ontwerpers de bewegingsvrij heid, die zij in het westelijke deel hadden. Maar dit wil niet zeggen, dat zij niet een paar stukjes sponsrubber kunnen knippen om die er hier en daar nog in het oostelijke deel tussen te steken. (Gelach). De Voorzitter: Er is daar wel een aparte waterpartij ontworpen. De heer Van den Broek: Maar er zou ook nog groen bij kunnen. Wij hebben hier ook een middelbare school naar toe gebracht. Het Rengerspark mag hier echter niet bij gerekend worden. Dat behoort bij de stad zelf. Spr. belooft, dat er nog een paar stukjes spons bij ge plakt zullen worden. De heer VV. M. de Jong weet, dat het hier eigenlijk om een uitbreidingsplan in hoofdzaak gaat. Nu is er in de toelichting niet gesproken over volstrekte details, zoals profielen en rooilijnen, maar toch wel veel over de bebouwing. Spr. heeft ook het gevoel, dat het plan en de bebouwing bijna niet te scheiden zijn. Hij zelf althans ziet er geen kans toe. Zijn opmerkingen zullen dus eigenlijk niet bij het plan in hoofdzaak behoren. Vooraf wil hij opmerken, dat het voor de raadsleden erg moeilijk is om een uitbreidingsplan behoorlijk te be oordelen, in de eerste plaats, omdat zij vrijwel zonder uitzondering leken zijn op dit gebied, maar ook, omdat de kaart alleen in het stadhuis is te bezien. Daarom zou spr. willen vragen, of de kaart in wat kleiner formaat vermenigvuldigd kan worden, zodat de raadsleden deze voor de eindbeslissing rustig thuis kunnen bekijken. Het is ook van belang, omdat zij zich dan beter kunnen realiseren wat moet verdwijnen. Het is voor hen althans belangrijk te kunnen beoordelen, of de rondweg zo ge projecteerd is, dat hij de bestaande bebouwing spaart, of dat hij ter wille van zijn eigen standing nogal ri goureus door bestaande panden en bedrijven heengaat. Dergelijke dingen kan men thuis wat beter bekijken. Verder is het misschien van belang, dat de raadsleden ook een toelichting krijgen op wat verdwijnen moet en op enkele hoofdlijnen t.a.v. straten. Als spr. zich goed herinnert, is vanaf de Spanjaardslaan dicht bij de Noor- derbrug noordwaarts een straat geprojecteerd dwars door de bestaande bebouwing, een straat, die aan de oostkant van de ijsbaan zal lopen. Nu heeft spr. op het structuurplannetje dat is verleden tijd; toen is er ook al eens over uitbreiding gedacht, al was het maar zeer voorlopig gezien, dat er een straat onmiddellijk langs het Rengerspark loopt; dan behoeft men niet zo-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1959 | | pagina 4