zijn dan dat van de daaraan voorafgaande maanden, d.w.z. van de periode, afgelopen op 31 december 1958. Integendeel. De heer Keuning heeft even de faillissementsaan vrage aangeroerd. Het lijkt spr. wel nuttig om vast te stellen, dat dank zij de medewerking van Leeuwarder ondernemers en ook dank zij het feit, dat de vereniging zelf over voldoende aanvullende middelen beschikken kan, deze faillissementsaanvrage, afgezien van de vraag, of die door de rechtbank zou worden ingewilligd, tijdig aan kant gelegd is kunnen worden. Spr. gelooft, dat hij op hetgeen door de heer Spiek- hout is opgemerkt, weinig behoeft te antwoorden. Deze heeft gezegd, dat hij aanzienlijk minder positief in zijn mening kan zijn dan de heer Keuning. De heer Spiek- hout zag wel aanleiding voor steun aan het sportleven door de overheid, maar acht die hier niet op zijn plaats. Spr. meent, dat men kan zeggen, dat er op dit moment van financiële steun in materiële zin ook geen sprake is. De heer Spiekhout vindt, dat het college en ook het voorlopige stichtingsbestuur nu niet direct zo „happy" behoeven te zijn met het feit, dat de door de vereniging voorgenomen transfer-transacties hun goedkeuring zullen moeten hebben. Het is echter duidelijk, dat deze goedkeuring beperkt wordt tot de financiële controle, d.w.z., dat de grenzen van de transfer door het finan ciële toezicht zullen worden bepaald. De hear Santema tinkt der krekt gelyk oer as de hear Spiekhout. Hja binne fan miening, dat de for- iening it seis mar moat bitelje. Spr. kan zich volledig aansluiten bij de opmerkingen van de heer Engels en hij kan zich diens persoonlijk bezwaar, dat hij daaraan toevoegt, wel voorstellen. Inderdaad zou het door hem bedoelde gevoel wel kun nen worden gewekt, maar spr. heeft het idee, dat veel zal afhangen van de houding, die de betrokken bestuursorganen aannemen; hem dunkt, dat deze wel zo goed zullen functioneren, dat de door de heer Engels bedoelde gevoelens niet zullen bestaan. Spr. wil met nadruk betogen wat ook de heer Van der Veen met enkele woorden heeft gezegd, n.l., dat voor een stad als Leeuwarden het bestaan van een voetbalvereniging in het totaal van woon- en leefsfeer een onontbeerlijke vereiste is. Spr. gelooft, dat het belang zich wijder uitstrekt dan de stad en wel tot een groot deel van Friesland, al is het alleen maar, door dat op deze wijze de voetbalsport door spel op het niveau van de onderhavige club een stimulans krijgt, die ze anders niet zou krijgen. In de vier noordelijke provincies behoort de Voetbalvereniging Leeuwarden tot de drie topclubs. Dit is wel een voldoende belang rijk feit om in deze situatie de voorgestelde middelen ter beschikking te stellen en zo snel mogelijk tot een gezonde financiële positie van deze vereniging te ko men, ook al en dat is de materiële kant van de zaak omdat de gemeente de inkomsten via de ver makelijkheidsbelasting op de entreeprijzen der wed strijden niet graag zou missen. De hear Santema soe n.o.f. de opmerking, dy't hjir makke is, dat net allinnich Ljouwert fan it fuotbaljen fan de fuotbalforiening Leeuwarden profitearret, mar ek lju fan büten de stêd, de fraech stelle wolle, oft dan yn de neiste omkriten gjin gemeenten to finen binne, dy't ek mar ta de garansje bydrage, dy't Ljou wert mient, dat nedich is. Yn de lange tiid, dy't mei dizze saek mank is 5 jier is dy op it koartst en hwat kin yn 5 jier net barre? kin dizze klub wol sa öf- sakje, dat hy wer ta it amateurisme forfait. Dy moog- likheit moat men ek ünder eagen sjen. Fierders sille de oare klubs, nou't hja sjoen hawwe, dat it gemeente- bistjür de fuotbalforiening Leeuwarden dizze liening tastiet, skylk ek bisiikje, jild üt de gemeentekas ta- skoud to krijen. Spr. soe ek noch dit sizze wolle: Nou't it bidriuws- libben hjir efter stiet, mar net enthousiast is om it jild to fournearjen en it it feilichst achtet om de help fan de gemeente hjir by yn to roppen, hat it foar him c.s. dochs wol de skyn, dat dizze saek finansieel net soun genóch is. As dat wol sa wie, soe it bidriuws- libben, dat in aksje lyk as dy foar de bernebuorkerij wol hielendal seis opset hat, har ek foar dizze saek spand hawwe. Hjir is dus wol in oanwizing om uterst foarsichtich te wêzen. Spr. moat earlik sizze, dat it him eigentlik öffalt, dat it bidriuwslibben de wei nei de gemeente opsiket. Hy fynt, dat men it dêr seis mar fierder opknappe moat. De opmerkings fan de wethalder hawwe him c.s. net oertsjüge. Hja sille tsjin it ütstel fan B. en W. stimme moatte. De heer Spiekhout wil het kort maken. Hij heeft van de wethouder geen argumenten gehoord, die zijn be zwaren hebben opgeheven en hem van standpunt heb ben kunnen doen veranderen. Het heeft weinig zin te trachten het tussen hem en de wethouder blikbaar bestaande meningsverschil op te heffen. Er kan nota van genomen worden en daarmee uit. De voorgestelde regeling is zodanig, dat het ver enigingsbestuur onder streng toezicht van gemeente wege wordt geplaatst. Het gemeentebestuur moet zelfs mede beslissen over het aantrekken van spelers. Spr. achte het onjuist, dat de overheid hieraan meewerkt. Dat de bestaande situatie van het betaalde voetbal moet worden aanvaard, betekent nog niet, dat de gemeente financieel moet steunen. De wethouder zegt, dat hier geen sprake is van financiële steun, maar als dat niet het geval is, begrijpt spr. niet wat dit voor stel dan behelst. Het college vraagt toch de raad te bewilligen in steun van de zijde van de gemeente om de zaak van het betaalde voetbal in Leeuwarden in stand te houden? Spr. concludeert, dat zijn bezwaren tegen dit voor stel niet zijn weerlegd. De hear Tiekstra (weth.) kin tsjin de hear Santema, dy't biswier hat tsjin de lange tiidsdür fan dizze ga ransje, allinnich mar sizze, dat de 5 jier, dy't spr. neamd hat, de 5 jier is, hwerbinnen de restant-skuld fan de foriening presiis deselde hichte hat as de fan de stifting ynsammele „sekerheit". Dat bitsjut, dat, hwannear't de fuotbalforiening „in gebreke" bliuwt, de gemeente dan net mear direkt oansprutsen wurdt. Dat bitsjut ek, dat fierders de oare 5 fan de 10 jier foar har net mear yntressant is. De hear Santema seit wol, dat it bidriuwslibben ek it jild foar de bernebuorkerij byinoar krige hat, mar spr. is fan miening, dat dit bidrach troch aktive leden fan personielsforienings by elkoar skoaid is, m.o.w., dat dus de bifolking it byinoar brocht hat. Hy wol der op wize, dat it bidriuwslibben de rinte öfstiet, in foarm fan subsydzje dus, en dat is ek wol de muoite wurdich. Spr. wol mei klam stelle, dat it bidriuwslibben foar de sportdoeleinen fan de stifting in oanmerklik great bidrach oer 5 jier f20.000,spr. neamt it bidrach üt 'e holle, it kin ek wol mear wêze oer hat. Dit kin as in bilangrike bydrage bisköge wurde. Spr. heeft de heer Spiekhout kennelijk niet over tuigd. Er bestaat enig misverstand tussen hen, maar dat laat spr. verder in het midden. Hij beveelt aanneming van dit voorstel bij de raad aan, omdat het, materieel gezien, belang met zich meebrengt en, ideëel gezien, als van belang voor Leeu warden - Frieslands kern, ook de enige oplossing is. Het voorstel van B. en W. wordt aangenomen met 25 tegen 7 stemmen (die van de heren Balt, Spiekhout, Jongbloed, Bosgraaf, De Vries, Santema en Heidinga). Punten 10a, 11, 12 en 13 (bijlagen nos. 140, 131, 128 en 136). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 14 (bijlage no. 129). De heer Bootsma deelt mede, dat, hoewel hij c.s. begrip kunnen opbrengen voor het streven van de fe deratie van verenigingen voor dorpsbelang om de ge meenteclassificatie af te schaffen, de meerderheid van zijn fractie van oordeel is, dat afschaffing van de classificatie op ander gebied (bijv. in de C.A.O.'s en de salarisschalen van overheidspersoneel) effectiever zal zijn dan de gevraagde gelijkstelling van het stads en landelijk gedeelte van de gemeenten voor de personele belasting. 19 De argumentatie van dit oordeel blijkt h.i. voldoende uit de raadsbrief, zodat zij zich willen onthouden van een breedvoerig debat en zich scharen aan de zijde van B. en W., behoudens wellicht een enkele hunner, die zijn stem zelf zal willen motiveren. De heer W. M. de Jong zou, afgezien van punt 1, waarover te praten is, iets naar voren willen brengen over punt 2, dat gaat over de grenswijziging tussen het landelijk en stedelijk gebied ter zake van de personele belasting. De verwezenlijking van de uitbreidingsplan nen, die bij deze grenswijziging de gedachte heeft be paald, zal echter nog wel enige tijd op zich laten wachten. Spr. heeft vóór de vergadering met de wethouder ge sproken. Hij weet echter niet, of de bezwaren, die nu besproken moeten worden, al bij voorbaat aanleiding hebben gegeven tot de gedachte van uitstel van dit punt. De woningen ten westen van het opjaagstation van de waterleiding gaan uit de 4e naar de 7e klasse, terwijl dit gedeelte toch bij het stedelijk gebied be hoort, en de Froskepölle, die helemaal bij het stedelijk gebied gevoegd wordt, behoort daar toch niet bij. Spr. heeft nog iets over deze aangelegenheid te zeg gen, maar hij weet niet, of dit zo belangrijk is, dat uitstel gewettigd is. Zou dit punt niet worden uitgesteld, dan zou spr. thans nog graag enkele details behandelen. De Voorzitter heeft even een bespreking gehad met de wethouder van financiën, die deze zaak tot zijn portefeuille rekent. Spr. gelooft mèt hem, dat er, in verband met de bekende goedkeuring van hogere in stanties, toch veel belang is bij niet aanhouden van deze zaak. Hij zou de heer De Jong dus willen vragen van wal te steken. De raad is nu eenkeer in vergade ring bijeen en zijn taak is de gemeentelijke zaken zo veel mogelijk af te doen. Spr. zou de heer De Jong dus willen verzoeken zijn betoog te vervolgen. De heer YV. M. de Jong, zijn betoog vervolgend, zegt wel ongeveer op hetzelfde standpunt te staan als de heer Bootsma. Overigens is, naar spr.'s mening, de Rijksbelastingdienst er niet helemaal in geslaagd om de zaak zo te regelen, dat alles vlak ligt. Er blijft n.l. tussen de huren van oude woningen en die van de nieuwe, vooral van die met de hogere huren van de laatste tijd, verschil in druk. Die verschijnselen doen zich echter zowel in het gebied van de 4e als van de 7e klasse voor. Spr. gelooft wel, dat dit een punt is, dat nog eens nader de aandacht moet hebben. Hij is er niet van overtuigd, dat de vergelijking, die het college trekt, als het zegt, dat, wanneer aan het verzoek van de Federatie van verenigingen van Dorpsbelang zou worden voldaan, zo ongeveer 60% van het aantal per celen in het plattelandsgebied en 30% van die in het stedelijk gebied buiten de personele belasting zou vallen, helemaal opgaat. Het woonniveau en de samenstelling van het „woningpark" is in de stad heel anders dan in een dorp; in een dorp zijn veel meer eenvoudige wo ningen en in de stad veel meer grotere huizen. Spr. wil echter, om de zaak niet te rekken, van dit punt af stappen. Hij gelooft intussen ook niet, dat het gemoti veerd zou zijn om de gehele gemeente in een en dezelfde klasse in te delen. Hij meent, dat het overweging ver dient, bij een volgende gelegenheid na te gaan, of de 7e klasse voor het plattelandsgebied wel de juiste clas sificatie is. Adressanten zullen zich misschien nog eens kunnen wenden tot andere instanties, die op het gebied van de personele belasting werkzaam zijn om op andere wijze te trachten hun doel te bereiken, dus via de belasting administratie, niet via de raad. Spr. kan eigenlijk niet meegaan met de indeling van een stuk plattelandsgebied, dat tot nu toe met heel oud-Leeuwarden tot de 4e klasse behoort heeft, in de 7e klasse. Hij vindt het een buitengewoon delicate aan gelegenheid, daarin iets te veranderen ten koste van degenen, die tot nu toe onder de oude regeling vielen. Daar zouden dan bepaald zeer sterke redenen voor moe ten zijn. De met groen potlood getrokken grenslijn lijkt op de kaart wel logisch; ze sluit aan bij de te ver wachten bebouwing, zegt het college. De lijn loopt langs de zuidkant van het Van Harinxmakanaal en vervol gens krijgt men dit gekke effect, dat aan de west kant, waar ze de spoorlijn volgt, drie panden uitgeslo ten worden, die toch eigenlijk bij de kom van Leeu warden behoren. Ze staan vlak bij het Europaplein. Die kan men toch niet uit de 4e klasse wippen, alleen omdat het groene potlood zo leuk langs de spoorlijn LeeuwardenStiens liep. In het oosten gaat de lijn vanaf het Van Harinxmakanaal verder langs de Tijnje en de Schieringersloot en dan pikt men de Froskepölle bij het gebied der 4e klasse. Ook dat kan spr. niet goed vinden. Hij meent, dat dit nog eens bekeken moet worden. Ook wordt in de bestaande situatie aan de Mr. P. J. Troelstraweg ingegrepen. De grenslijn, die langs de noordgrens van de gemeente liep, loopt nu langs de Bilgaarderdijk. Twintig woningen aan de Mr. P. J. Troelstraweg bij de beschuitfabriek komen daardoor in de 7e klasse, evenals de woningen aan de Vierhuister- weg. Dit is psychologisch niet in orde. En spr. vindt het ook niet noodzakelijk. Waarom laat men de toe stand niet zoals deze was? Of het college moet nog een andere weg zien. Kan de vergadering niet even geschorst worden? Spr. kan het voorstel zo niet ac cepteren. Hij hoopt, dat het college de billijkheid van zijn betoog kan inzien. Anders zou hij tegen het voor stel moeten stemmen. Spr. vindt het ook helemaal verkeerd, dat de grens lijn, die vroeger langs de Boxumerdijk liep, nu langs het Van Harinxmakanaal komt, waardoor weer een paar huizen in de 7e klasse vallen, maar de Froske pölle trekt men juist bij de 4e klasse! Het sterkste treft spr. evenwel, dat een stukje Har- lingerstraatweg in de 7e klase komt te vallen. De hear Santema merkt op, dat men it hjir yn 'e rie dan dochs noch ris in kear oer grinzen hat, grinzen, dy't wol in bytsje oars binne as dy, hwer't de rie it earder oer hawn hat. It wie oars folie better, as der hielendal gjin grinzen wienen! Nou bliuwt it yn dit gefal by de grinzen tusken it stêdsdiel en it platte lansdiel fan Ljouwert. En hwer binne dy nou lutsen? De hear De Jong hat tige torjocht opmurken, dat op de kaert, dy't nou op de tafel fan B. en W. leit, de grins hjir en dêr mar in bytsje „willekeurig" lutsen is. De hear De Jong hat in hiel bitooch opset om oan to jaen, dat it eigentlik oars moast, dat men in bytsje psychologysk to wurk gean moast. Spr. soe opmerke wolle, dat it noch folie psychologysker wêze soe om èn it stêdsdiel èn it plattelansdiel mar yn ien en deselde klasse ünder to bringen (dat soe dan yn elts gefal de 4e klasse wêze moatte). Spr. is it net iens mei de hear De Jong, as dizze seit, dat it mar better bliuwe koe sa as it wie. De histoarje hat leard, dat der al for- oaring kommen is yn de klasse-yndieling. Huzum, it südlik trimdiel fan Ljouwert, is yn 1944 by de stêd lutsen en as spr. it goed lézen hat yn 'e stikken, is de tastan doe tonearsten net wizige, mar yn 1948, doe't de klassefikaesjeforoardering kaem, is it plattelans diel fan it eardere Ljouwerteradiel fan 'e 8e yn 'e 7e klasse kommen. Nou is de hiele klassefikaesje in kwesje, dy't spr. c.s. min oanstiet. Hwerom moat byg. in plattelanner, dy't presiis itselde prestearret, minder krije foar syn prestaesje as immen üt 'e stêd? Dat is it prinsipe, yn alle ienfald steld. As men by de kwesje fan de klassifikaesje, hwer't it hjir joun om giet, seit, dat de hieren oer it algemien op it plattelan hwat leger binne as yn 'e stêd, dan kin dat wier wêze en dan soe, as men foar it plattelan deselde bilêstingklasse ynfiere soe as foar de stêd, it plattelan der dus in lyts bytsje foardiel fan hawwe. Mar eltsenien wit ek wol, hokker üngeriven fan it plattelan dêr tsjinoer steane. De mooglikheden foar in boarger fan in stêd binne folie greater as foar in doarpsbiwenner en fan ien, dy't yn 'e iensumens fan in boerepleats wennet. Dy binlik- heitsoerwegings moatte dus wol deeglik in rol spylje. As er dat yn oanmerking nimt, soe spr. der foar wêze en syn fraksje fielt dat ek sa oan dat in ge- meentebistjür op dit stik fan saken de moed opbringe koe to bisluten, dat it plattelansdiel yn deselde klasse kaem as it stêdsdiel. De heer Engels zegt, dat hier het woord psycholo gisch is gevallen. Nu heeft het op spr. indruk gemaakt, dat hier sprake is van een gezamenlijke activiteit van de dorpen. Bij de Federatie van Verenigingen van Dorps belang, die het adres heeft ingezonden, zijn praktisch

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1959 | | pagina 10