8
college het meest vérstrekkende is en dat het voorstel
van B. en W. in stemming kan worden gebracht.
De heer Van der Schaaf (weth.) gelooft, dat het in
dit geval nut kan hebben nog eens even met de adres
sante te praten over eventuele voorwaarden, die deze
zou kunnen aanvaarden bij verkoop. Spr. zou er daar
om voor voelen vanavond geen beslissing te nemen,
maar haar uit te stellen.
De heer Spiekhout gelooft niet, dat uitstel veel zin
heeft. Hij meent, dat de raad een uitspraak moet doen
door het al of niet aannemen van het voorstel van het
college. Mocht het voorstel van B. en W. verworpen
worden, dan kan over de voorwaarden worden onder
handeld. Hij is dus van oordeel, dat eerst over het
voorstel van het college gestemd moet worden. Van
daag moet zonder meer beslist worden over het al aan
niet verkopen.
De Voorzitter ziet het ook zo. Er moet eerst gestemd
worden over het voorstel van B. en W. Het is een
kwestie van procedure. Spr. heeft er niet het minste
bezwaar tegen, als de raad zijn beslissing wil uitstellen.
De heer W. M. de Jong zou willen voorstellen dit
punt aan te houden.
De Voorzitter: Dit ligt toch wel verkeerd. Tot welk
doel moet dit uitstel worden gebruikt? Het zou moe
ten worden gebruikt tot onderhandeling.
De heer B. I*. van der Veen: Dat is een suggestie
van U zelf!
De Voorzitter heeft alleen gezegd: Als de raad op de
gedachte van de heren Keuning en Van der Schaaf zou
willen ingaan, zou dit alleen maar in principe kunnen
worden vastgelegd.
De heer Van der Schaaf (weth.): Wij kunnen nu
niet weten, of de bouwonderneming zich dergelijke
voorwaarden zal laten welgevallen. Daarom zou ook
spr. dit punt willen aanhouden.
De Voorzitter: Dan zal eerst moeten worden vast
gesteld, dat de raad in beginsel bereid is tot verkoop,
zij het dan onder voorwaarden.
Spr. blijft echter voorstellen, eerst het voorstel van
de meerderheid van B. en W. in stemming te brengen.
Mocht dit uitvallen, dan kan weer worden bekeken,
wat verder zal moeten worden gedaan.
De heer W. M. de Jong gelooft, dat dan voor be
paalde raadsleden de mogelijkheid van het kiezen voor
verkoop met voorwaarden wordt uitgesloten, die toch
op zichzelf redelijk is. Er zijn blijkbaar raadsleden, die
zeggen: Als het in principe vaststellen van overgaan
tot verkoop er bij komt, dan beïnvloedt dat mijn stand
punt. Wanneer de Voorzitter laat beslissen zonder dat
de mogelijkheid tot verkoop met voorwaarden wordt
onderzocht, dan sluit hij iets buiten wat eigenlijk niet
buitengesloten moet worden.
Spr. vindt uitstel wel even redelijker.
De heer Kamstra is het niet met de heer De Jong
eens. Hij meent, dat, als de raad vanavond besluit om
dit punt aan te houden, er een gewijzigd voorstel zal
moeten komen. Dan wordt het juist beïnvloed.
De Voorzitter is het geheel met de heer Kamstra
eens. Een uitspraak op dit moment kan alleen zijn:
al of niet verkoop, zonder meer.
De heer W. M. de Jong: Dan moet er een nieuw
verzoek komen.
De Voorzitter: Niemand verhindert de adressante
om daarmee te eniger tijd bij de raad te komen.
Het voorstel van B. en W. wordt vervolgens verwor
pen met 15 tegen 17 stemmen. Tegen stemden: de he
ren Pols, W. M. de Jong, Keuning, Mr. v. d. Schaaf,
Klijnstra, Jongbloed, Bosgraaf, Kamstra, de Vries,
Engels, Dr. Hoekstra, Taylor Parkins, Santema, Hei-
dinga, Mr. B. P. v. d. Veen, Van der Heijde en Balt.
De Voorzitter zegt, dat hiermede dus niet beslist is,
dat de grond aan adressante zonder meer zal worden
verkocht.
De heer Heidinga: Dat zie ik niet in. Waarom niet?
De Voorzitter heeft de heer Heidinga het woord niet
gegeven en vraagt deze hem even te laten uitspreken.
Met deze stemming is alleen beslist, dat de aanvrage
van adressante niet is afgewezen, maar de raad heeft
niet beslist de grond toe te wijzen. Er zijn stemmen
uit de raad opgegaan aan eventuele verkoop voor
waarden te verbinden. En dat zal dan ook dienen te
geschieden.
De heer Van der Schaaf (weth.): Dat had in ieder
geval gemoeten.
De Voorzitter: Het zal nu zeker moeten, gegeven
wat hier in de raad is besproken.
B. en W. zullen de zaak dus tot zich nemen en zij
zullen t.z.t. weer met een voorstel bij de raad terug
komen.
Punt 7 (bijlage no. 138).
Tot de heer Heidinga is het bij de bestudering van
dit uitbreidingsplan hoe langer hoe meer door
gedrongen, dat de taak van de raad een zeer moeilijke
is. Het schijnt hem zelfs toe, dat de verantwoordelijk
heid die hier op de raad zal worden gelegd voor het
beeld, dat de stad zal vertonen in de komende tien
tallen jaren of eigenlijk gedurende een komende eeuw,
welhaast niet door de raad kan worden gedragen. In
de aanbiedingsbrief schrijven B. en W., dat reeds in
1957 opdracht is verleend aan de heren v. d. Broek
en Bakema om dit plan te ontwerpen. Deze heren heb
ben hiervoor dus twee jaar nodig gehad. En dit zijn
vaklieden. Daarna is het de raad aangeboden op 16
april en de raad wordt verzocht daarover te besluiten
in de vergadering van 22 april 1959. Slechts het feit,
dat er ter elfder ure nog 25 bezwaarschriften tegen dit
ontwerp werden ingediend, heeft tot gevolg gehad,
dat de behandeling 3 weken is uitgesteld, waardoor de
raadsleden dus de gelegenheid hebben gekregen zich
iets beter te oriënteren. Bovendien is hun, naar aan
leiding van een verzoek van spr.'s fractiegenoot de
heer W. M. de Jong enige dagen geleden een kleine
reproductie verstrekt van dit plan; spr. vermoedt op on
geveer een schaal van 1 op 10000; een blok van 250
woningen is pl.m. 2/3 van een lucifersdoosje. Toch zijn
zij blij met deze kleine afdruk van het plan; nu konden
zij de zaak op hun gemak thuis nog eens overwegen.
Bovendien heeft het college de goede gedachte gehad
hun een exemplaar van het weekblad „Bouw" te ver
strekken, waarin dezelfde architecten een soortgelijk
bouwplan toelichten en waarbij tevens de plattegron
den van diverse woningtypen staan afgedrukt. Dit
werkt zeer verhelderend. Voor deze beide extra ge
gevens betuigt spr. B. en W. dan ook zijn hartelijke
dank. Hiermede gewapend heeft hij zich naarstig aan
de bestudering van dit ontwerp gezet. En dit is de
moeite waard. Zo op het eerste gezicht, wanneer men
b.v. 5 dagen tijd krijgt om het plan te bekijken, lijkt
het een leuk plan. Deze gedachte werd nog versterkt
door de vlotheid, waarmede de architecten deze plan
nen verder hebben toegelicht. Bij even nadenken komt
spr. echter toch tot de conclusie, dat deze vlotheid te
groot was en dus misleidend. Hij denkt hierbij b.v. aan
het antwoord, dat het geachte raadslid de heer Kamstra
ontving op een vraag betreffende een overdekt zwem
bad. Met datzelfde gemak en diezelfde vlotheid schijnt
spr. dit uitbreidingsplan op papier te zijn geworpen.
Er is een studie gemaakt van moderne bebouwing
voor welke studie hij overigens alle respect heeft en
aan de hand van deze studie is een aantal rechte lijnen
getrokken op een blank stuk papier, hetwelk het land
voorstelt, dat ten noorden van Leeuwarden is gelegen.
Daar heb je dit leuke uitbreidingsplan, dat zo op het
oog geslaagd lijkt. Waar echter de architecten moes
ten aansluiten bij bebouwde stadsgedeelten, wreekt zich
deze manier van doen dan ook wel heel erg. Spr. be
doelt hiermee het gedeelte tussen Dokkumer Ee en
Groningerstraatweg. Daar is een bestaande bebouwing,
7*7*
gelegen ongeveer tussen de Goudenregenstraat, de
Goudsbloemstraat en de Lekkumerweg; men vindt daar
Bijenhofstraat, Geraniumstraat enz. Een eindje ten
noorden van deze bebouwing komt de rondweg. De ar
chitecten willen dan deze bebouwing afsluiten door
langs de rondweg een coulissenwand te plaatsen. Lange
blokken flats als coulissenwand staat er. In heel ge
woon „Luwadders" zou men zeggen: Daar sette we een
skutting voor. Dat deze architecten dergelijke oplos
singen voorstaan, is zo wonderlijk niet. Prof. van den
Broek noemde in zijn toelichting in de vorige raads
vergadering deze buurt een gribus. Letterlijk, een gri
bus. Maar, als deze hooggeleerde architect deze stads
wijk beschouwt een gribus te zijn, dan is ook de Enge-
lumei;straat, de Bildtsestraat, de Pieter Langendijkstraat
met tussengelegen straten een gribus, dan is ook de
Vincent van Goghstraat, de Hobbemastraat tot de
Julianalaan met tussengelegen straten een gribus. Ja,
dan is in de ogen van prof. v. d. Broek geheel Leeu
warden een gribus, en om die gribus plaats je een
coulissenwand, dan verberg je de schande. Voor
de goede orde heeft spr. eens even in het woorden
boek gezien wat het woord gribus eigenlijk betekent,
en daar las hij: gribus is ellendige woning, achterbuurt
of ook gevangenis. Wanneer je, aldus spr., uit Holland
komt, je ziet Leeuwarden, je bevindt, dat het een
gribus is, en je moet er dan een uitbreidingsplan
maken, dan kan spr. zich voorstellen, dat je er maar
een coulissenwand voor plaatst. Overigens is er langs
deze gehele rondweg geen bebouwing geprojecteerd,
doch zijn er wel zeer brede groenstroken ontworpen.
Z.i. is ook hier deze schutting niet nodig; men mag van
een ontwerper van een uitbreidingsplan verwachten,
dat er rekening wordt gehouden met de bestaande toe
stand, wanneer men daarbij moet aansluiten. En dat
is hier kennelijk het geval. Deze bebouwing moet wor
den afgemaakt; dat kan heel goed en op heel verant
woorde wijze. Deze stadswijk vraagt er om. Feitelijk
geldt dit voor het gehele gedeelte tussen Dok
kumer Ee en Groningerstraatweg. Hier is bebouwing
aanwezig. Allemaal in dezelfde geest als de stadswijk,
die door de architect een gribus wordt genoemd, maar
die in Leeuwarden zeer gewild is, en waar de burgerij
graag woont. Het lijkt spr. dan ook de aangewezen
weg, dat hier wordt aangesloten bij de bestaande toe
stand, waarbij men ook rekening dient te houden met
Lekkum, dat dan vrijwel tegen de stad aan komt te
liggen. Tevens zou hier voor de woningvoorziening van
de stad een groot voordeel in kunnen zitten, omdat deze
bouwwijze zich bij uitstek leent voor de kleine eigen
bouwer. En ook al zou men het niet om deze mensen
doen, dan lijkt het hem toch wenselijk het te doen uit
een oogpunt van algemeen belang, te meer, nu ook
de premiebouw in het Nijlan niet op gang blijkt te
kunnen komen.
Wanneer men dan het grote deel van het ontwerp
beziet, n.l. dat deel, dat gelegen is tussen Dokkumer
Ee en Mr. Pieter Jelles Troelstra weg, dan valt het
direct op, dat de architecten hier tot een veel betere
compositie komen, omdat ze hier geheel vrij zijn. De
bebouwing is geheel ten noorden van de rondweg ge
projecteerd, en van de oude stad gescheiden door ge
weldige groenstroken. Hierdoor was het de architecten
mogelijk een woonwijk te projecteren volgens hun visie
over nieuwe woonvormen. In de opstelling en groepe
ring van de wooneenheden, woontorens, winkelcomplexen
enz. lijkt dit een leuk plan. Het biedt in de uitvoering
straks enkele niet te onderschatten voordelen, b.v. de
eenheden, die telkens worden herhaald, waardoor dus
aan een belangrijke voorwaarde voor de kostenverla
gende continubouw wordt voldaan. Zo zijn er wel meer
voordelen aan te wijzen. Wat spr. c.s. echter nu meer
interesseert, is de vraag: Wat komt er uit de bus voor
de toekomstige bewoners, voor de mensen, die daar
moeten leven?
Het college heeft de raad in de gelegenheid gesteld
kennis te nemen van de plattegronden van woningen
in de woontorens, hoge flats, enz. enz. Wanneer spr.
deze plattegronden bestudeert, dan kan hij als conclu
sie maar één ding zeggen, en dat is: volstrekt onaan
vaardbaar. Het zijn voor het merendeel pijpeladen, zeer
smalle woningen, daar maakt men een grote stapel
doos van en men heeft de woontoren en het hoge
woongebouw. En daar stapelt men dan de gezinnen
maar weer in. Het lijkt een geweldig dankbaar object
voor een arts. Een woontoren: vier woningen per
woonlaag op een oppervlakte van 17 x 23 m. Dan 15
lagen op elkaar. Als de benedenbewoners de griep krij
gen, dan heeft de arts met een paar dagen 60 gezinnen
als klant. En dan de flatziekte daar nog bij. Men is
nog niet bij machte een blok flatwoningen van drie
woonlagen ook maar bij benadering gehoorvrij te ma
ken. Alleen uit dit oogpunt bezien zou men er zich voor
moeten wachten op deze weg, die talrijke zenuwpatiën
ten oplevert, voort te gaan. De vrouwen zeggen: Je kan
elkaar „horen" slapen, maar die uitspraak zou spr.
niet graag tot de zijne maken. En als B. en W. dan in
de raadsbrief schrijven, dat deze hoge flats ook door
de toekomstige bewoners zeer zullen worden gewaar
deerd, dan zou hij toch wel graag vernemen: Hoe weet
het college dat? En waarop grondt zich deze over
tuiging
Spr. moet nog even iets zeggen over de overige
plattegronden van de woningen, zoals die de raads
leden zijn verstrekt. De etagewoningen geven een aan
vaardbare plattegrond, van hetzelfde type zoals
reeds honderden in Leeuwarden worden aangetroffen.
De maisonettes hebben weer dat akelige pijpela-model,
terwijl de grote en kleine eengezinswoningen een draag
lijke plattegrond vertonen. Die woningen hebben naar
spr.'s mening echter weer het nadeel, dat de gevels
esthetisch vreselijk zijn. Het zouden bunkers kunnen
zijn uit de Duitse tijd.
Al met al kan dit echter naar de mening van spr. c.s.
zeker geen redenen opleveren om zich in dit ontwerp
vast te bijten of het te beschouwen als iets bijzonders.
Spr. c.s. wensen de band met de hier ingeschakelde
architecten vooral niet stijver aan te halen dan beslist
nodig is, zelfs wanneer dit ontwerp zou worden aange
nomen. De uitwerking van dit ontwerp moet voorbehou
den blijven aan de Leeuwarder architecten, die daarvoor
mans genoeg zijn. Daarom zou het ook beslist fout
zijn, reeds thans te besluiten, dat er woontorens en
hoge woongebouwen moeten komen en wooneenheden,
alles volgens de ideeën van de architecten Van den
Broek en Bakema. Hier moet een vrijheid overblijven
voor de uitvoerende architect. Spr.'s fractie zal er op
geen enkele voorwaarde mee akkoord kunnen gaan,
dat ook dit ontwerp voor het grootste deel aan deze
architecten in uitwerking en uitvoering wordt gegeven.
Zij acht het noodzakelijk, dat iedere bonafide architect
hierin kan werken. Daar moet ruimte en vrijheid voor
zijn. Spr. c.s. achten het ook noodzakelijk, dat het ge
meentebestuur de kansen en mogelijkheden, die er ko
men en die soms zeer plotseling komen, kan aangrijpen
in het belang van de burgerij; dan moet men niet door
ontijdig aangegane verplichtingen aan handen en voe
ten zijn gebonden.
De Voorzitter moet de heer Heidinga even onder
breken, want het gaat hier over een plan in hoofdzaken
en de heer Heidinga begeeft zich in alle mogelijke de
tails, die tot het plan op zichzelf alleen maar in ver
wijderd verband staan. Het is n.l. helemaal niet gezegd,
dat de woontorens, waar een plaats voor is geprojec
teerd, in deze vorm ooit gebouwd zullen worden en
hetzelfde geldt voor de etagewoningen, waar de heer
Heidinga het nu over heeft. Dit gaat wel ver buiten
het voorstel, waar het hier om gaat, n.l. vaststelling
van een uitbreidingsplan in hoofdzaken. De heer Hei
dinga late een dergelijke details-bespreking uit zijn
betoog. Het is niet ter zake doende.
De heer Heidinga is dat helemaal niet met de Voor
zitter eens. B. en W. hebben aan de raad een uitbrei
dingsplan voorgelegd, waar al die dingen op staan.
Dat staat allemaal uitgewerkt op de tekening. Dan had
daarbij moeten staan wat de bedoeling was. Spr. heeft
nog geen letter gezegd, die niet in het plan voorkomt.
Hij protesteert dan ook tegen de mening van de Voor
zitter, dat hij buiten de orde is.
De Voorzitter zegt, dat de heer Heidinga zijn leiding
zal moeten aanvaarden. De heer Heidinga was wél
buiten de orde. Om de plattegronden gaat het absoluut
niet.
De heer Heidinga: Die hebt U wel verstrekt.