14 afkomstig is van tuinbouwgronden, gelegen in het uitbreidingsplan-Noord en in het toekomstige plan in het zuid-oosten. Als spr. het zich goed herinnert, heb ben de heren van de veiling gezegd: 48%. Dat zou na tuurlijk een geweldige aderlating zijn voor de veiling. B. en W. zien ten volle het belang in van het vinden van gronden ter compensatie, waardoor de produktie van deze tuinbouwbedrijven op peil kan worden ge houden. De heer Taylor Parkins tenslotte heeft ook in het algemeen zijn waardering geuit. Hij heeft gezegd, dat het woontype van hoogbouw in de vorm van woon torens wel noodzakelijk zal zijn en dat deze woonvorm moet worden aangeleerd. Hiermee kan spr. het vol komen eens zijn. Hij sprak eveneens over de noord- waartse verbindingsweg tussen Spanjaardslaan en rond weg en verderop. Deze weg begint naar zyn mening met een voldoende breedte (16 m), maar hij wordt verderop veel smaller en loopt tenslotte vast in de middenstrook. Dit is juist een punt, dat ook de aan dacht heeft getrokken van de stedebouwkundige afde ling van de dienst van openbare werken. De mogelijk heid om verder noordwaarts te gaan, moet toch wel blijven bestaan. De heer Taylor Parkins meende, dat deze weg in de toekomst verschillende functies heeft, n.l. de verbinding met de nieuwe rijksweg Groningen Harlingen en met het volgende plan Noord en het open houden van de mogelijkheid van de noordzuid-ver- binding van deze buitenwijken met de binnenstad. Spr. zei al, dat dit punt al de aandacht heeft getrokken. Bij verdere detaillering tot een plan in onderdelen zal het college op deze kwestie terugkomen. Na een korte beschouwing over de huren van de te stichten woningen, voor de beantwoording waarvan spr. verwijst naar zijn antwoord aan de heer Heidinga, komt de heer Taylor Parkins met de vraag, of, indien het voor de Friese aannemers niet rendabel is deze hoge wooneenheden te bouwen, het wel juist is deze plannen op te zetten. Spr. gelooft, dat hij deze vraag zo goed heeft geformuleerd. (De heer Taylor Parkins: Er wordt wel gesteld, dat het op dit moment niet ren dabel is om woningwetbouw in hoogbouw uit te voe ren. Leeuwarden heeft zo langzamerhand te veel van dit soort hoogbouw.) Spr. is van mening, dat het mo gelijk is, dat, als over enige jaren met de bouw in dit uitbreidingsplan kan worden begonnen, de Friese aan nemers zich zodanig hebben aangepast, dat zij de voorstap bij deze bouw kunnen nemen. Spr. moge hiermee zijn betoog afsluiten. Hij dankt nogmaals diegenen, die hun waardering voor dit plan hebben uitgesproken. Hij hoopt, dat de raad het zal willen vaststellen, waarbij hij nog eens uitdrukke lijk vermeldt, dat het hier uiteraard om een plan in hoofdzaken gaat, dat telkens nadere detaillering behoeft en dat nog in vele gevallen, in verschillende onderdelen, aan de raad zal worden voorgelegd. Hij is er zich van bewust, dat hij b\j zijn beantwoording best eens een puntje kan hebben overgeslagen. Aan de heer Heidinga, die B. en W. heeft gevraagd, of zij het wel aandurven zo maar door die huizenrijen te breken, deelt spr. nog mede, dat de mensen, die ge troffen worden door een uitbreidingsplan, aanspraak hebben op volledige schadeloosstelling; daar staat de Onteigeningswet borg voor. Doet de gemeente iemand: een burger of een instelling, die getroffen wordt door een uitbreidingsplan en daardoor schade lijdt, onrecht, ook wanneer zij die schade volledig vergoedt Spr. meent, dat dan niet van onrecht kan worden gesproken. Hij hoopt en vertrouwt, dat ook voor deze gevallen een billijke regeling zal worden gevonden. De hear Santema soe n.o.f. de opmerking fan de hear Bootsma noch sizze wolle, dat spr. nea de ge dachte hawn hat, dat it nije stêdsbyld, dat yn it lan fan de Ie üntstean sil, bslist op it aide stêdsbyld lykje moat. As spr. in opmerking makke hat oer it karakter fan dit nije ütwreidingsplan, dan is dat, omdat it him bi- nearet, dat oeral yn Nederlan en miskien ek wol yn oare lannen presiis gelyk boud wurdt en it liket him krekt in taek foar de üntwerpers yn dizzen it ge- meentebistjür fan foarljochting to tsjinjen. Spr. soe ek net witte, hoe't it yn it nije plan nou wol presiis wêze moat, mar hy forwachtet, dat it gemeentebistjür minsken under de earm nimt, dy't him yn dit stik fan saken helpe kinne. Hwat is byg. it bisündere foar in stêd yn opbou as kearn Wy as Ljouwerters, seit spr., wolle hawwe, dat it in stêd wurdt mei in eigen karakter, dy't ek yn 'e nijbou sjen lit, dat hja mei hwat eigens, mei hwat aparts komt. Yn dit plan sjocht spr. dat einliks to min en dat hy herhellet it binearet him; dat soe hy graech oars hawwe wolle. De heer Heidinga wil nog even op een paar kleinig heden wijzen. De heer Bootsma heeft hem, zo gelooft hij, niet helemaal goed begrepen. Hij heeft gezegd: Wanneer de plaatselijke architecten in het plan-Noord zouden gaan werken, zou het een gribus kunnen worden. (De heer Bootsma: Dat heb ik niet gezegd.) De heer Bootsma heeft gezegd, dat die mogelijkheid zou bestaan, maar dat zou niet het geval zijn, want de architecten zouden zich aan het ontworpen uitbreidingsplan moeten houden. Spr.'s bezwaar is, dat de gehele uitvoering aan het éne genoemde architectenbureau wordt opgedragen en misschien ook aan een aannemingsmaatschappij, bijv. aan Zwolsman, om een concrete naam te noemen. Wat de weg betreft, de wethouder stelt het ten slotte zo: doen wij de burgers onrecht, wanneer wij daar zo diep in hun eigendom insnijden? Dat is, aldus spr., natuurlijk niet het geval, a 1 s men het althans doet. Spr. wilde het eigenlijk een tikje anders stellen: is het mogelijk die weg anders te leggen op een even goede plaats, zodat de zaak rendabel is, maar zó, dat toch de eigendom van de burgers kan worden ontzien? Naar spr.'s mening is die mogelijkheid wel aanwezig en hij zou deze willen aangrijpen. De heer Bootsma gelooft, dat de heer Heidinga hem inderdaad verkeerd begrepen heeft. Spr. heeft niet gezegd, althans niet bedoeld te zeggen, dat, wanneer de Leeuwarder architecten in dit plan zouden werken, het zonder meer een gribus zou worden. Hij heeft ge zegd, dat het, wanneer hier niet een vaste lijn in het oog wordt gehouden en ieder dus zou worden vrijgelaten om te ontwerpen wat hij wilde, dan een gribus zou worden. Er moet hier in de allereerste plaats een hoofd lijn worden vastgelegd en dat beoogt het college ook met dit voorstel. Wanneer het mogelijk zou blijken, daarbij ook de Leeuwarder architecten in te schakelen, zou spr. het zeker toejuichen. Maar de raad zal moe ten vaststellen, dat dit een bebouwing van een bepaalde hoogte en van een bepaalde soort dient te worden. De heer W. M. de Jong kan zich na het betoog van de wethouder in grote trekken wel met het plan ver enigen. Hij gelooft, dat hetgeen B. en W. van de be zwaarschriften zeggen juridisch wel sterk staat, maar afgezien daarvan, blijft hij de verbinding Spanjaards laanrondweg als een groot bezwaar beschouwen. Deze projectie is naturlijk wel doordacht, maar spr. had het zich ook een tikje anders kunnen voorstellen. Hij zou het even doordacht hebben gevonden, wanneer die weg dwars door het ijsbaanterrein zou hebben ge lopen. Dan was het ook wel een gaaf plan geweest. Hij meent, dat de gedachte heeft voorgezeten de ijs baan te sparen. Hier moet tussen twee kwaden gekozen worden en dan lijkt het hem beter de weg maar op een andere plaats te leggen. Hij weet eigenlijk niet, waarom de ontwerpers de weg op de hier aangegeven plaats hebben ge-„pland". Hij vindt het persoonlijk aantrekkelijker de weg meer naar het westen te bren gen en dan is deze ook wel rendabel te maken. Als dan ook de woningblokken een beetje naar het westen ver schoven worden, kunnen de bedrijven gespaard worden. Spr. zou graag willen, dat een vorm gevonden wordt om dit punt toch nog in overweging te nemen, voor zover het althans in de raad weerklank vindt. Voor de rest, aldus spr., vinden wij elkaar wel. De woontorens ziet hij wel enigszins als een experiment. Hij gelooft echter, dat er bij nadere uitwerking wanneer het aan de uitvoering toe komt wel een beetje variatie mogelijk is. Wat de aansluiting aan de Bijenhofstraat betreft, is het misschien een oplossing om het verschil met de heer Heidinga te delen. Mogelijk zou er een niet al te 15 hoge coulissenwand te maken zijn. De ideeën zouden misschien een beetje gemixed kunnen worden. Spr. moet toegeven, dat de argumenten van B. en W. t.a.v. de bezwaarschriften sterk zijn; hij heeft dan ook stellig niet de moed, daarvan op gevoelsoverwegingen af te wijken. De verbindingsweg tussen Spanjaardslaan en rond weg zit hem echter bepaald dwars, zolang hij niet het nut van het hebben van die weg op de thans aange geven plaats inziet. Hij is er toe geneigd alleen op die grond tegen het voorstel van B. en W. te zijn. Hij heeft noch na de schriftelijke, noch na de mondelinge toe lichting kunnen begrijpen, waarom de weg op de voor gestelde plaats moet komen. Hij zou het zelfs een voor deel vinden, hem naar het westen te verleggen en tussen de woontorens 18 en 19 door te trekken. De ijsbaan is wel te verplaatsen. Deze ligt daar wel plezierig, maar wat weegt het zwaarst? Tenzij hij van de wethouder kan vernemen, waarom die weg precies daar moet liggen en niet iets meer naar het westen kan lopen, weegt de ingreep door het op de aangegeven plaats projecteren van deze weg voor hem zeer zwaar, niet omdat het zo ellendig zou zijn voor Jan, Piet of Klaas, maar omdat hij er niet de logica van inziet. Hij kan voorlopig niet van zijn standpunt afstappen. De heer Van der Schaaf (weth.) geeft hetgeen de heer Santema heeft gezegd, geen aanleiding tot het maken van opmerkingen, maar van de kwestie, door de heren Heidinga en De Jong aangesneden, wil hij toch nog wel iets zeggen. De logica, die de heer W. M. de Jong niet ziet in het projecteren van de weg Spanjaardslaanrondweg op de voorgestelde plaats, is er naar spr.'s inzicht toch wel. Zij zit hierin, dat de ijsbaan wordt gespaard. Dat is een logisch uitgangspunt. Men kan ook zeggendoor dat de ijsbaan wordt gespaard, worden de andere be drijven getroffen. Dat is zo, maar het feit, dat men de ijsbaan spaart, is toch een duidelijk en begrijpelijk uit gangspunt. Spr. kan in ieder geval niet inzien, dat dat onlogisch is. Hij moet er verder nog op wijzen, dat bij die ijsbaan ook zekere testamentaire bepalingen gelden, die het niet mogelijk maken er zo maar over te be schikken. Natuurlijk kunnen dergelijke objecten ook aan onteigening worden onderworpen, maar het is zeer de vraag, of de gemeente, als zij die kant op gaat, goed koper zou uitkomen. Bovendien komt men met de bouw- diepte van het bouwterrein langs deze weg in de knoop, wanneer men deze langs de bedoelde bedrijven zou projecteren. Het is zeer de vraag, of dat allemaal zou gelukken. Verder zou, wanneer vandaag zou worden besloten het tracé van deze weg zodanig te verleggen, dat hij over de ijsbaan loopt, het onmiddellijke gevolg zijn, dat de procedure van tervisielegging van het uitbreidingsplan opnieuw moet worden gevolgd, om de eigenares van de ijsbaan gelegenheid te geven bezwaren in te dienen. Dit zou bepaald zeer ongewenst zijn. Spr. heeft er voor zich niet het minste bezwaar tegen om de ontwerpers van dit plan op te dragen het tracé van deze weg nog eens nader te bekijken; daarbij zou dan een globale berekening van de kosten moeten wor den gemaakt. Spr. ziet in de plaats van deze weg, zoals hij al ge zegd heeft, deze logica, dat hij het blok tussen Rengers- park en Dokkumer Ee ongeveer in twee gelijke stuk ken verdeelt. Bij een onevenredige diepte van de bouw blokken krijgt de hoofdweg een heel ander profiel. Tegenover de bouwblokken moet nog een straat wor den gelegd, om tot een aanvaardbare diepte van de bouwblokken te komen. Spr. kan op dit ogenblik alleen zeggen, dat hij die gedachte wel even moet uitwerken. Hij wil deze nog wel eens in bespreking brengen, maar hij gelooft, dat het verstandig is het plan vanavond te aanvaarden, zoals het er ligt. Het overleg over deze kwestie zal niet zo gemakkelijk zijn en wel enige tijd vergen. Wij zouden daardoor, meent spr., in tijdnood kunnen komen. Hij verzoekt daarom aan de raad het plan zonder wijzigingen te accepteren. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 8 en 9 (bijlagen nos. 132 en 135). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 10 (bijlage no. 139). De Voorzitter zou, voordat hij vraagt, of een raads lid het woord verlangt, graag enkele rectificaties in het concept-raadsbesluit willen aanbrengen. Men vindt onder II A 9 onderaan de pagina: „Indien de gemeente uit hoofde van haar garantie wordt aan gesproken, kan zij de ten gevolge van de garantie be taalde bedragen verhalen op de panden, als bedoeld onder 3, en de verlichtingsinstallatieAchter 3 moet nog vermeld staan ,,en C 1". Het woordje „en" kan dan vervallen. Onder C 3 staat: ,,De renten aan de onder het pand, als bedoeld onder 1, begrepen obligaties moet zijn „De renten van de onder het pand, als bedoeld onder 1, begrepen obligaties De heer Heidinga is van oordeel, dat de gemeente in dezen geen taak heeft. Spr. zal niet uitweiden over de principiële gezichtspunten, die zich hierbij voordoen, hoewel dit een zeer aantrekkelijk onderwerp van be spreking zou zijn. Het gaat hier over een zakelijk voorstel. De gemeente zou zich, als ze met deze dingen zou beginnen, op een hellend vlak begeven. De voetbalverenigingen Blauw wit, Zwaluwen, F.V.C., Friesland of Rood-Geel zouden ook een garantie, als hier bedoeld, kunnen aanvragen, terwijl muziekcorpsen, die door het aanschaffen van uniformen netjes voor de dag willen komen, er even eens voor in aanmerking zouden moeten worden ge bracht. Al deze instellingen vervullen hun plaats met ere, en blijven in leven, omdat ze gedragen worden door een groep van de bevolking. Spr. vraagt, wat degenen, die prijs stellen op betaald voetbal er wordt beweerd, dat vaak 10.000 of 15.000 toeschouwers bij deze voet balwedstrijden aanwezig zijn verhindert om voor éénmaal voor de sportwedstrijden, die ze zo graag zien, f 10,extra te geven. Dan is de voetbalvereniging Leeuwarden uit de nesten. Voor de gemeente echter spr. herhaalt het ligt hier geen taak. De heer Keuning wil niet verhelen, dat dit voorstel in zijn fractie met gemengde gevoelens is ontvangen. Wat zien wij, zo vraagt spr., hier voor ons? Dat een voetbalvereniging, overigens een van zeer behoorlijk kaliber, in het betaalde voetbal ondanks het feit, dat zij niet over bezoek aan haar wedstrijden te klagen heeft spr. heeft hiervan wel iets meer wetenschap dan de heer Heidinga kennelijk niettemin in ern stige financiële moeilijkheden is geraakt. De eerste conclusie, die men hieruit kan trekken, is, dat het financiële beleid wel enigermate te wensen moet heb ben overgelaten. En nu moeten het bedrijfsleven en de gemeente hier de redding brengen; in het kort gezegd komt dat hierop neer, dat het bedrijfsleven bereid is om de rentederving van een kapitaal van f 75.000, op zich te nemen, terwijl van de gemeente gevraagd wordt om het risico van de terugbetaling van de hoofd som te dragen. Voor zover spr. uit het overgelegde financiële overzicht der vereniging per 1 januari 1959 heeft kunnen opmaken, is het beeld weinig aantrekke lijk. Er is een schuldenlast van, naar spr. meent, f 85.000,terwijl de liquide activa f 11.000,bedragen. Daartegenover staat een vermogen voor zover men spelers op geld kan waarderen van een kleine f 100.000,Nog daargelaten, of het systeem van af schrijving in de toekomst een schijn van werkelijkheids zin zal blijken te hebben, vindt spr. het, financieel- economisch gezien, geen goed systeem. De onzeker heidsfactor is hier veel te groot. Alleen een systeem, waarbij men de spelers in ten hoogste 1 of 2 jaar zou kunnen afschrijven, zou acceptabel zijn. Er is op een gegeven ogenblik een faillissements aanvrage geweest. Misschien kan het college spr. straks nader inlichten over het verloop van de exploitatie over de eerste 4 maanden van 1959. Geeft deze een gun stiger beeld Het komt spr. voor, dat een beter beheer dan blijkbaar in de afgelopen tijd is gevoerd, mogelijk moet ztfn.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1959 | | pagina 8