16
Dat zijn de negatieve kanten van de zaak. Wat staat
daar, puur zakelijk gezien, positief voor de gemeente
tegenover? Dat ze aan de voetbalvereniging Leeuwar
den het hoofdveld van het sportterrein Cambuur kan
verhuren. Dat is naar spr.'s mening inderdaad te ver
wachten, maar de vereniging zou ook terug kunnen
vallen in het amateurisme, waardoor de verwachte in
komsten niet haalbaar zouden zijn. Daarnaast kan men
nog zeggen, dat de gemeente in de vorm van vermake
lijkheidsbelasting financieel belang bij deze aangelegen
heid heeft. Spr. stelt zich voor, dat men mag rekenen op
100.000 bezoekers per jaar, wat een bedrag van
f15.000,a f20.000,per jaar betekent. Als de v.v.
Leeuwarden dus terugvalt tot het amateurisme, zou dit
bezoek een enorme klap krijgen en in dat geval zou
de gemeente een vrij aanzienlijke inkomstenderving
aan vermakelijkheidsbelasting tegemoet kunnen zien.
Dat zou dus kunnen betekenen, dat in het verlenen van
de voorgestelde garantie voor haar een bepaald zake
lijk belang schuilt, daargelaten, of men van mening
is, of hier principieel al of niet een taak voor de ge
meente kan zijn weggelegd. Men zou het voorstel van
B. en W. dus ook zo kunnen opvatten, dat de gemeente
uit puur financieel eigenbelang hier een mogelijkheid
ziet.
Voor zover spr. het kan uitrekenen, zal de curatele,
die de v.v. Leeuwarden via de stichting wordt opgelegd,
feitelijk 5 jaar duren, indien de vereniging althans aan
haar verplichtingen, zoals deze in het concept-raads
besluit worden omschreven, zou kunnen voldoen. Als
spr. het goed begrepen heeft, zal immers de tegen
waarde van de stortingen in handen van de stichting
van de v.v. Leeuwarden a raison van f 6.500,per jaar
na ruim 5 jaar voldoende zijn tot eventuele zekerheid
stelling voor de geldschieters van deze stichting. Al zal
dus de curatele langer duren in het geheel 10 jaar
het risico voor de gemeente is, naar het spr. voorkomt,
feitelijk op een jaar of 5 te stellen. Misschien kan de
wethouder hem daar nog nader over inlichten.
Dit zijn dus de puur-zakelijke kanten van deze aan
gelegenheid.
Ten slotte wil spr. zich echter ook niet verhelen, dat
de wedstrijden van een voetbalvereniging als de v.v.
Leeuwarden voor een belangrijk deel van de bevolking
een ontspanningselement betekenen, terwijl ook grote
groepen van buiten de stad naar Leeuwarden worden
getrokken en hier misschien nog enig ander vertier
brengen. Tevens wil hij zich niet verhelen, dat bij de
v.v. Leeuwarden grote groepen jeugdspelers als pure
amateurs, pure liefhebbers, het spel beoefenen en van
de organisatie van de vereniging gebruik maken. Dit
geschiedt praktisch bij elke sportvereniging, maar de
v.v. Leeuwarden zal toch wel gedeeltelijk door de in
komsten uit het betaalde voetbal in staat zijn, grote
groepen jongelui op deze wijze bezig te houden.
Men heeft misschien wel al begrepen, dat bij spr. c.s.
niet een overmatig enthousiasme voor dit voorstel be
staat en bij enkele leden van zijn fractie, integendeel,
een uitermate gering enthousiasme. Spr. zal graag een
nadere toelichting en verdediging van het college horen.
Vooralsnog schijnt het hem c.s. toe, dat wat men hier
aan financiële regeling heeft getroffen voor de ge
meente inderdaad een zo gering mogelijk risico met
zich meebrengt, dat de gevraagde garantie wel accep
tabel geacht kan worden en dat deze daartegenover
bepaaldelijk wel een belang is voor de gemeente zelf;
het is voor haar een financieel belang zowel als een
iets meer dan financieel, een algemeen, belang, indien
een voetbalvereniging van enige allure een bestaans
mogelijkheid heeft en kan houden. Voor zover spr.
buiten de officiële stukken om heeft kunnen waarne
men, loopt deze bestaansmogelijkheid momenteel ten
gevolge van de financiële moeilijkheden wel zeer groot
gevaar. Er is een zekere neiging bij spr. c.s. om te
zeggen: Laten we de garantie maar geven, al zou mis
schien een nadere verdediging, een nadere toelichting,
van het college hier nog enig meerder enthousiasme bij
hen kunnen te weeg brengen en bij enkele fractieleden
nog bezwaren kunnen opheffen.
De heer Spiekhout zegt, dan zijn fractiegenoot de
heer Keuning het standpunt van de gehele fractie al
heeft uiteengezet en dat deze gekomen is tot een iets
positievere kijk op dit voorstel dan spr. persoonlijk
heeft.
Spr. heeft er wel behoefte aan, om, zij het dan zeer
kort, te vertellen, waarom hij er iets minder positief
tegenover staat en op het ogenblik toch nog meent,
tenzij zwaarwegende argumenten van achter de tafel
van B. en W. hem zouden overtuigen, tot tegenstem
men te zullen moeten overgaan. Hij gelooft, dat hij
het, als hij moet overwegen, of er voor de gemeente een
taak is om steun te verlenen aan het sportleven, wel
eens is met de heer Heidinga, die zegt, dat men er dan
niet één vereniging moet uitpikken, maar dat de steun
dan een algemeen karakter zal moeten dragen. Op
verschillend terrein doet de gemeente daar een en an
der aan; daar zijn wij het, aldus spr., over eens.
Er zal wel verschil van mening over bestaan, of men
hier bij deze bepaalde voetbalvereniging te maken heeft
met sport, want het wordt steeds meer een commer
ciële kwestie. Het gaat over aantrekken en verkopen
van krachten, ten einde zoveel mogelijk publiek te be
reiken en grote bedragen aan entree te innen. Spr. ge
looft intussen wel, dat er in het kader van het jeugd
voetbal met dat geld iets gedaan wordt, maar hier is
ook verschil van mening over mogelijk. Hij vraagt zich
af, of de sport in een geval als dit niet bijna tot een
bedrijf uitgroeit en of het wel een taak voor de over
heid is om dit bedrijf te steunen of te subsidiëren. Over
de kwestie van betaald voetbal is men het hier in de
raad waarschijnlijk niet eens. Sommigen zien het als
ontaarding van sport en spr. kan dat aanvoelen. Het
is ook hem bepaald onsympathiek, als hij ziet, dat er
t.a.v. spelers gesproken wordt van een afschrijvings
percentage enz. Zou hier inderdaad van ontaarding van
sport sprake zijn, dan zou men zelfs kunnen vragen,
daar maatregelen tegen te willen nemen, maar hij ge
looft niet, dat daar in dit geval reden voor is. Wél
gaat hem de overheidsbemoeiing hiermee te ver, want
hier wordt gevraagd om positieve medewerking van
het gemeentebestuur aan de zaak van het betaalde
voetbal, met aantrekking, afschuiving en betaling van
spelers. Volgens de voorwaarden, in de ter inzage ge
legde stukken genoemd, heeft het gemeentebestuur zelfs
te beslissen over het al of niet aantrekken van spelers.
En spr. moet zeggen, dat hij daaraan op het ogenblik
beslist niet kan meewerken.
De hear Santema seit, dat syn fraksje de miening
dielt, dy't hjir al mear ütsprutsen is; hy fielt ek net
foar in hiele rige fan soartgelikense subsydzjes yn 'e
takomst en dér kin men, as dit ütstel oannomen wurdt,
net oan üntkomme. Spr. c.s. binne ek fan bitinken,
dat dizze saek troch de foriening seis oplost wurde
moat. As hja nou yn 'e pogge sit, hat dat perfoarst
syn oarsaek. It bihear hat yn 'e öfroune jierren bi-
paeld net sa west, dat hja oer 'e brêge komme kin.
Hwat de gewoane forieningskosten oanbilanget, dy
binne wol foarinoar; it sit him krekt yn 'e bitelle
krêften, dat it spul forkeard roun is.
Spr. c.s. binne alsa fan bitinken, dat, as der aensens
wer in fuotbalklub, byg. Rood-Geel, kampioen wurdt,
promovearret ta de heechste klasse en sa njonkenlyt-
sen ek by it bitelle fuotbal komt, dizze klub itselde
rjocht hawwe sil by de rie oan to kommen om sub-
sydzje. As de rie dizze kant opgiet, dan stiet hy foar
konsekwinsjes, dy't net to oersjen binne.
Spr. wol him oanslute by de wurden fan de hear
Spiekhout en mei klam sizze, dat it bitelle fuotbal
him c.s. al likemin oanstiet.
Hjir wol spr. it tonearsten by litte.
De heer B. P. van der Veen meent, dat zijn gehele
fractie wel kan meegaan met al de „gemengdheid van
gevoelens" van de vorige sprekers.
Hij heeft eigenlijk wel sympathie voor het systeem
hoewel hij dat niet altijd heeft „Wie er plezier
aan heeft, die moet het zelf ook maar betalen". Men
kan zich echter afvragen, waarom speciaal de hier be
doelde mensen dit moeten doen. Dit systeem zou men
dan op veel meer terreinen kunnen toepassen. Er wordt
aan bepaalde zaken veel te weinig betaald door dege
nen, die er belang bij hebben. En er is overigens maar
bitter weinig in ons land, waar de gemeente géén be
lang bij heeft. Wel zou spr., als hij min of meer instemt
met de simpele hartekreet van de heer Heidinga, daar
17
bij willen aanvoeren, dat de lieden, die het „dus zelf
maar moeten betalen", toch ook voor een belangrijk
deel de gemeentekas spekken via de vermakelijkheids
belasting. Al hoe aantrekkelijk het argument van de
heer Heidinga in zijn eenvoud is, deze eenvoud is
toch niet het kenmerk van het ware.
Spr. kan ook meevoelen met de heer Spiekhout. Het
betaalde voetbal betaalde sport in het algemeen
ligt spr. c.s. helemaal niet erg. Het kopen en verkopen
van spelers is voor hen niet aantrekkelijk. Toch meent
spr., dat de voorgestelde garantie van belang is, want
het betaalde voetbal is blijkbaar nodig, omdat een groot
deel van de bevolking hier veel interesse voor heeft.
Hij gelooft, dat men de zaak zuiver commercieel moet
bekijken.
De heer Keuning heeft geprobeerd om deze min of
meer bittere pil te vergulden; hoewel spr. hem over het
algemeen wel kan volgen, acht hij elk van diens argu
menten niet even sterk.
De gemeente heeft bij deze zaak wel enig belang.
Leeuwarden dient zich aan als kern van Friesland en
wil trekpleister zijn. Deze sport nu trekt mensen en het
is ook van belang, dat hier goed voetbal gespeeld wordt.
En dit is spr. herhaalt het blijkbaar alleen op
deze manier te bereiken. Het is een geluk, dat de on
derhavige club de naam van de stad draagt; de pers
krijgt daardoor vele malen de gelegenheid de aandacht
op deze naam te vestigen (Gelach).
Spr. c.s. menen, dat het risico, dat de gemeente zal
dragen, gezien de curatele en ook gezien de zekerheid,
die zij zich verwerft, niet zo groot is. Zij vinden, dat
de raad dit voorstel maar moest aanvaarden.
Spr. wil nog opmerken, dat hij c.s. wel waardering
hebben voor de geste van het bedrijfsleven, dat het
voortbestaan van de vereniging van zoveel belang acht,
dat het zulk een groot bedrag beschikbaar stelt.
Hij hoopt, dat Leeuwarden in de toekomst van voor
treffelijk voetbal zal kunnen profiteren.
De heer Engels kan zich min of meer aansluiten bij
de combinatie Mr. Keuning-Mr. van der Veen, waarbij
hij iets positiever dan de heer Van der Veen zou willen
zijn. Spr. vindt de steun van de gemeente in deze van
groot belang en zeker op zijn plaats, wanneer men de
hulp, die het bedrijfsleven biedt om deze club in stand
te houden, in aanmerking neemt.
Spr. wil nog gaarne even een strikt persoonlijke
vraag stellen. Hij vraagt zich af, met het oog op de
„curatele", of er voor een flink iemand nog enige aan
trekkelijkheid overblijft om bestuurslid van deze voet
balvereniging te zijn. Dit ziet spr. als een groot bezwaar
tegen deze curatele.
De heer Tiekstra (weth.) zou willen beginnen met
de heer Heidinga te antwoorden in deze zin, dat spr.
meteen maar vaststelt, dat hij over persoonlijke me
ningsverschillen met betrekking tot de taak van de
gemeente t.a.v. de sportbeoefening niet zal praten. Dat
behoeft in deze raadzaal niet, want daaromtrent be
staat sinds een tiental jaren een unaniem gevolgde
gedragslijn. En spr. gelooft niet. dat hier de neiging
bestaat daarin verandering te brengen, afgezien van
de vraag, of men er in zou slagen. Ook ziet spr. zich
niet genoodzaakt een beschouwing te geven over de
waardering van betaald voetbal. Hij gelooft, dat men
deze voetbalsportbeoefening in de gegeven situatie
heeft te aanvaarden.
Deze punten dus buiten beschouwing latende, zou
spr. de raadsleden, die aan het woord zijn geweest, er
even op willen wijzen, dat op dit ogenblik in geen enkel
opzicht van enige subsidiëring van deze betaalde voet
balsport sprake is. Integendeel. Men kan zeggen, dat,
wanneer het thans voorgestelde haalbaar is, de be
taalde voetbalsport betaalt voor de sportbeoefening
van andere verenigingen. Dat is, zo meent spr., wel een
essentieel verschil met subsidiëring.
Spr. wil niet nalaten de raad er aan te herinneren,
dat bij verschillende gelegenheden diverse sportvereni
gingen gebruik hebben kunnen maken, als daar be
hoefte aan bestond, van een garantie, resp. subsidie
uit het culturele fonds, mits een bepaalde manifestatie
in overeenstemming te brengen was met de doelstelling
van dat fonds. Men kan dus bepaald niet zeggen, dat
subsidiëring iets is, wat hier niet aan de orde kan zijn.
Men zal echter tot de conclusie moeten komen, dat
er in feite niets anders aan de hand is dan dat een
amateur-voetbalclub, die beschikt over een vermogen
van enkele tientallen duizenden guldens, zich geplaatst
ziet voor de noodzakelijkheid een aanzienlijk bedrag
te transfereren, met het gevolg, dat zij in liquiditeits
moeilijkheden is gekomen; dat evenwel de exploitatie
een zodanig beeld vertoont, dat men, wat de normale
uitgaven betreft, rond zal kunnen komen.
Spr. is het met de heer Keuning eens, dat, afgezien
van het feit, of men meer of minder sympathie heeft
voor het onderwerp, het systeem van afschrijving op
basis van het aantal speeljaren waarschijnlijk niet goed
hanteerbaar zal zijn en dat afschrijving, financieel ge
zien, alleen maar gezond kan zijn, wanneer jaarlijks
elk transferbedrag wordt afgeschreven en in de kapi
taalssfeer blijft. Spr. heeft de overtuiging, dat daar zo
snel mogelijk naar toe moet worden gewerkt. Wat
betekent dit? Dat deze vereniging zo spoedig mogelijk
in staat wordt gesteld weer een eigen vrij vermogen
te kunnen sparen. De gehele opzet van de leningsover
eenkomst gaat daar van uit. Spr. kan alleen maar zeg
gen, dat, wanneer dit over een periode van vier of vijf
jaar gelukt is, de vermogenspositie van de vereniging
op dat ogenblik weer volstrekt gezond wordt. En dat
kan, zonder de exploitatie in die mate te belasten, dat
ze niet rond zou lopen.
Overigens blijft datgene wat men als curatele zou
kunnen beschouwen, inderdaad tien jaren voortbestaan.
De raadsleden, die de voorwaarden voor de garantie
overeenkomst, zoals die in de raadsbrief zijn neergelegd,
goed hebben gelezen en dat zullen waarschijnlijk alle
raadsleden zijn zullen hebben opgemerkt, dat er geen
mogelijkheid van extra aflossing is opgenomen. Dat
betekent dus, dat alle voorwaarden gedurende 10 jaren
kunnen functioneren, met dien verstande, dat de ver
eniging weer in de beschikking over de middelen, ver
der strekkende dan de restant-schuld, kan worden her
steld.
Spr. gelooft, dat dit de weg is, waarlangs de vermo
genspositie van de vereniging weer gezond kan worden.
En in dat verband is hij het eens met de raadsleden,
die hebben gezegd, dat er geen enkele aanleiding is tot
financiële steun aan deze soort sport. Het komt daar
dan ook niet aan toe.
Spr. zal proberen nog enkele concrete vragen te
beantwoorden.
De heer Heidinga, die het gehad heeft over subsidies
aan muziekcorpsen, die in de begroting 1959 voorkomen,
is al voldoende beantwoord.
De heer Keuning heeft een uitvoerig betoog gehouden
over de financiële positie van de vereniging. Hij sprak
van gemengde gevoelens. Spr. kan hem verzekeren, dat
het college waarlijk niet zeer snel uit zijn stoelen is
opgerezen om deze voetbalvereniging vlug uit de nood
te helpen. Maar gebleken is, dat na het aanbod van het
bedrijfsleven het ontbrekende deel van de zekerheid een
afsluiting kan geven, waardoor tot sanering kan wor
den overgegaan. Men mag zeggen, dat dit de enige
weg is, waarlangs deze sanering kan worden bereikt,
gegeven het feit, dat de vereniging zelf reeds gedurende
enige maanden gepoogd heeft de zaak te klaren.
Wat het door de heer Keuning veronderstelde ver
schil tussen het financiële beleid van vóór 1 januari
1959 en daarna betreft, gelooft spr. het volgende te
mogen zeggen. Over cijfers van na 1 januari 1959 be
schikt spr. op dit moment niet. De cijfers, zoals die voor
het seizoen 19581959 aan de ontvangstkant van de
begroting waren geraamd, waren, naar hij meent, in
februari-maart reeds bereikt, zodat deze cijfers dus
zeer voorzichtig waren geraamd, terwijl bovendien de
rekening over dit seizoen nog wel enige meevallers aan
de ontvangst-kant zal kunnen bevatten. Aan de andere
kant is het bestuur op dit ogenblik dat moet spr.
vooropstellen welbewust bijzonder sober in zijn be
leid en spr. heeft de overtuiging, dat men langs die
weg ook zelf stellig de kracht zal opbrengen de finan
ciën der vereniging weer gezond te maken. Spr. kan
dus geen cijfers over de afgelopen vier maanden van
1959 verstrekken, maar het financiële beeld aan het
begin van het jaar geeft geen aanleiding te verwachten,
dat het beeld van deze vier maanden ongunstiger zou