4
staat, maar hij gelooft, dat dat niet zo is, want hier is
nog een partij, namelijk de installateur. Men heeft
indertijd bij de installateur het apparaat gekocht; men
heeft zich dus door deze adviseur laten voorlichten
omtrent de apparatuur, die men ging kopen. En dan
is er nog een ander in het spel, namelijk de leverancier,
die er ook wel degelijk belang bij heeft, dat deze om
schakeling goed gebeurt. Spr. zegt, dat in Leeuwarden
heel veel Vely-haarden zijn geplaatst. Deze haarden
zullen omgebouwd moeten worden. De genoemde fa
briek stelt zelf apparatuur beschikbaar en voor zover mo
gelijk en voor zover nodig, gaat personeel van de fabriek
dit zelf ook monteren. Dus iemand, die een Vely-haard
heeft, krijgt daar een nieuw aardgas-apparatuur in en
het ding is weer als nieuw. Deze fabrikant zegt: mijn
naam is er te goed voor, om met deze dingen te gaan
knoeien; ik wil absoluut hebben, dat deze apparaten
straks goed zijn, want daar is mijn naam uiteindelijk
mee gemoeid. Spr. gelooft dus niet, dat men mag stel
len, dat de klanten daar alleen in de kou zullen staan;
zij worden hier wel degelijk ook bewaakt door de fabriek.
Hetzelfde geldt ook voor de Fasto. De gemeente heeft
nogal een groot aantal geisers uitstaan van het merk
Fasto. De Fasto gaat deze dingen zelf met eigen ap
paratuur ombouwen. Daardoor ziet men ook, dat het
aantal geisers, dat uiteindelijk niet omgebouwd kan
worden, maar 57 is. Over het algemeen zijn dit heel
oude apparaten, die afgekeurd worden en dus niet meer
vervangen kunnen worden en ook niet meer van nieuw
apparatuur kunnen worden voorzien. Er zijn zelfs gei
sers bij, zo wordt door de energiebedrijven verteld, die
er al lang uit moesten en waarvan het gebruik ook
niet helemaal van gevaar ontbloot is. Spr. gelooft, dat
zo'n enquête op een gegeven moment wel goed is, om
dat men dan de apparaten gaat ontdekken, die ge
vaarlijk zijn. Er gebeuren toch nog altijd ongelukken
en vooral met het aardgas, dat een hoge calorische
waarde heeft, zal het gevaar eerder groter dan kleiner
worden. Er zijn meerdere merken, bijv. de Ataq en
de Dru, die ook met eigen vervangingsapparatuur ko
men. Men gaat dus niet over één nacht ijs. Men wil dit
ook werkelijk goed doen en spr. wil nog eens zeggen,
wat hij bij het begin gezegd heeft, n.l. dat het bedrijf
er wel degelijk belang bij heeft, dat de klant tevreden
is. Spr. ziet met zeer veel belangstelling het moment
tegemoet, waarop de eerste sector kan worden om
geschakeld. Dit is ook voor het bedrijf nog een proef.
Hoe gaat dit? Kan het bedrijf dit in één morgen doen
zonder dat de mensen last krijgen met het bereiden
van het middageten? Afgewacht moet worden hoe deze
zaak zal lopen. Blijkt het nu, dat hier of daar de zaak
niet goed loopt, zo zegt spr., dan zal de wethouder, die
zelf ook een heel klein tikkeltje technisch is aangelegd,
deze zaak mee in de gaten houden. Men moet echter
een zeker vertrouwen in het bedrijf hebben. Het be
drijf heeft er behoefte aan om dit werk goed te doen,
want als het met de eerste sector al ongelukken gaat
maken, dan zou dit de zaak niet ten goede komen.
Spr. heeft een en ander wat uitvoerig gesteld, omdat
hij van mening is. dat het ook heel goed is, dat de
bevolking weet wat hier gaat gebeuren. De bevolking
zal worden uitgenodigd om in deze voorgelicht te wor
den, opdat die ook weet met welke moeilijkheden het
bedrijf te kampen heeft. Spr. zegt nog eens, dat men
enig vertrouwen moet hebben, omdat men deze zaak
direct flink moet aanpakken, wil men haar werkelijk
goed oplossen.
De heer Bootsma zegt, dat de wethouder een heel
betoog heeft gehouden, dat ook verhelderend gewerkt
heeft. Hij is hem daar dankbaar voor. De raad beschikt
nu in elk geval over een behoorlijk aantal cijrers, waar
door ook even een beter inzicht gekregen kan worden
over de vraag, waar het hier uiteindelijk om gaat. Spr.
gelooft ook onmiddellijk, dat èn de wethouder èn het
bedrijf hun uiterste best zullen doen, eventueel in sa
menwerking met installateurs en leveranciers, om deze
ombouw zo vlot mogelijk te doen verlopen, maar het
ging hem niet zo zeer om de ombouw, maar juist om
de niet-ombouwbare toestellen en de uit hoofde van
dien te betalen vergoedingen. Juist daarin voorzag spr.
de moeilijkheden. Dat de Vely en de Fasto en nog enkele
meer er prijs op stellen, dat de toestellen, die zij ge
leverd hebben op een goede wijze omgebouwd worden.
neemt hij zonder meer direct aan. Het zou zeker ver
keerd zijn van deze mensen, wanneer zij daar anders
tegenover stonden. Maar juist het punt, waar het hier
om gaat, heeft de wethouder naar spr.'s mening toch
een beetje te weinig aandacht aan geschonken. De
wethouder heeft gezegd, dat men voldoende vertrouwen
moet hebben in het bdrijf en in het gemeentebestuur.
Daar behoeft spr. niet direct aan te twijfelen, maar uit
eindelijk zal men toch ook het gevoel moeten hebben,
dat ook zonder dat men blindelings vertrouwen koes
tert, hier toch ook recht gedaan kan worden. Volgens
de wethouder is dat ook in het normale bedrijf zo, maar
dat gaat volgens spr. niet helemaal op. Men kan in het
bedrijf, wanneer men niet reëel behandeld wordt, zeg
gen: je bent me kwijt als klant en ik ga naar een ander
toe, maar dat is bij de energiebedrijven nou eenmaal
onmogelijk, omdat dit een monopolistisch bedrijf is.
Men zal daar te allen tijde weer moeten verschijnen.
De wethouder heeft het verder over de economische
waarde van een verouderd toestel. Dat kan volgens
spr. misschien zo zijn, maar juist in de gevallen,
die hij noemde, zal dat weinig tot de mensen spre
ken. Het betekent voor deze mensen, dat ze een
belangrijk bedrag zullen moeten bijbetalen. Wanneer,
zoals de wethouder zegt, alles wat ouder is dan 20
jaar economisch niet meer verantwoord is, dan moet
spr. daaruit concluderen, dat deze toestelbezitters niet
voor een vergoeding, die hoger is dan de in dit voorstel
genoemde, in aanmerking komen. Waar het dan uit
eindelijk op neer komt zijn de toestellen van na de
oorlog. Wanneer bij de ombouw van deze toestellen
moeilijkheden rijzen, moet men naar een of andere in
stantie kunnen gaan, die deze moeilijkheden kan be
oordelen. Een stap in deze richting is misschien al wel
de commissie van bijstand. Spr. gelooft, dat in normale
gevallen de commissie van bijstand geen beroepsinstan
tie is, maar wanneer de bevoegdheid van deze commissie
zover zou kunnen gaan, dat zij ook over gevallen als
hier bedoeld zou kunnen oordelen, dan zou men al een
stap in de richting, die spr. hier heeft willen bepleiten,
zijn gevorderd.
De heer K. J. de Jong merkt op, dat de wethouder
in het laatst van zijn betoog heeft gesteld, dat hij het
bijzonder op prijs stelde, dat de bevolking goed voor
gelicht zou worden, zulks met het oog op de belang
rijkheid van dit vraagstuk. In verband daarmede zou
spr. hem willen vragen, of hij ook iets kan vertellen
over het tempo, waarin naar de mening van het college
de gehele zaak zal kunnen worden voltooid en over de
volgorde, welke bij de verschillende sectoren gevolgd
zal worden. Spr. stelt zich voor, dat de bevolking het
buitengewoon prettig zou vinden, wanneer zij bijv. zou
weten: sector I omvat dat gebied en die sector is dan
aan beurt, sector II is dat gebied en is dan aan beurt,
enz. Volgens spr. zullen er tal van mensen zijn, die
bepaalde voornemens hebben met betrekking tot het
aanschaffen van toestellen of iets dergelijks, of het
wijzigen van bepaalde zaken, hiermede verband hou
dende. Deze mensen zouden wel graag willen weten,
wanneer zij de omschakeling kunnen verwachten. Waar
het college van haar kant zeer veel prijs stelt op voor
lichting van de burgerij, zou wat hiervoor is gezegd
wel in de allereerste plaats moeten worden bekend ge
maakt. Overigens kan spr. de vrees, die de heer
Bootsma uitgesproken heeft, wel een beetje begrijpen,
maar hij staat uiteindelijk toch dichter bij de wethouder.
Men moet oppassen voor het gevaar, dat voor een
oud toestel, dat in feite een lage waarde heeft, de
nieuwe waarde wordt vergoed. Dat is ook niet gebeurd
met de ombouw van de leidingen. Voor de leidingen,
die omgebouwd moesten worden in tal van huizen, is
ook geen vergoeding gegeven. De vraag zou kunnen
opkomen: is het ook gewenst, dat voor de ombouw van
de leidingen een tegemoetkoming wordt gegeven? Spr.
is bang, dat men dan niet weet waar men blijft.
De wethouder heeft toegezegd, dat de zaak met de
meeste soepelheid zal worden bekeken en dat, wanneer
er onbillijkheden zijn en misschien ook wanneer er on
macht in het spel is, dat daarmee rekening zal worden
gehouden. Spr. heeft wel zoveel vertrouwen in het college
en ook in de wethouder, dat de gevaren en de risico's,
die hier dreigen aanwezig te zijn, ook die, welke de
5
heer Bootsma ziet, in de praktijk wel niet zo heel groot
zullen behoeven te zijn.
De heer Pols (weth.) antwoordt hierop, dat deze om
schakeling voor het bedrijf ook nog nieuw is. Men gaat
hier mee starten en men zal, vooral wat die eerste
sector betreft, nauwlettend moeten volgen wat er gaat
gebeuren. Spr. heeft gezegd, dat hij werkelijk niet veel
vertrouwen heeft in apparaten, die 20 jaar oud zijn,
maar dat sluit helemaal niet uit, dat er misschien nog
wel fornuizen zijn, ouder dan 20 jaar, maar inmiddels
gereviseerd of wat dan ook, die op het ogenblik nog
goed zijn, maar, zo wordt ook in de raadsbrief gezegd,
dit moet per geval bekeken worden. Spr. zou de raad
willen aanbevelen, dit onderwerp direct niet te inge
wikkeld te maken.
Als hij op een gegeven moment heeft gezegd, dat er
ook nog een commissie van bijstand is, dan heeft hij
daarmee bedoeld, dat deze zaak ook met de commissie
van bijstand is besproken. In een gedachtenwisseling in
deze commissie is men tot de slotsom gekomen deze
zaak maar eens te laten draaien. Later wil men dan die
commissie weer eens bijelkaar roepen om te bekijken
of een en ander wel goed is, of dat het nog beter kan.
De eerste opzet behoeft niet een kwestie van Meden
en Perzen te zijn. Als later blijkt, dat men het niet
goed doet, kan men nog wel eens een keer veranderen.
Werkelijk, men moet de zaak niet te ingewikkeld ma
ken, want het gaat uiteindelijk om enkele toestellen.
In Leeuwarden zijn nog heel wat komforen in om
loop, die vroeger door het bedrijf, dat is in Huizum zo
geweest, aan de mensen ter beschikking zijn gesteld.
Deze komforen zijn of wel overgedragen aan de volgende
huurders, of de huurders hebben ze meegenomen. Deze
komforen hadden, wat hun brandwaarde betreft, eigen
lijk al lang uit de circulatie genomen moeten worden.
Deze mensen krijgen straks de kans om gratis een
heel nieuw toestel te krijgen. Men zou dus kunnen
stellen, dat deze mensen er op vooruit gaan. Het zal
altijd zo zijn, dat de een wat gunstiger uitkomt en de
ander wat minder gunstig. Men kan echter gerust met
klachten bij de wethouder komen en ook bij het college.
De zaak zal dan werkelijk heel serieus bekeken worden.
Aan het adres van de heer K. J. de Jong zegt spr.,
dat hij in de pers heeft kunnen lezen, dat (en dat zal
straks ook nog per sector gebeuren) de mensen uit
genodigd zullen worden om een avond op de energie
bedrijven te komen om daar te worden voorgelicht over
wat er gaat gebeuren en wat men als vervangend ap
paratuur zou kunnen aanschaffen. Om nu al te zeggen,
hoe snel een en ander zich zal voltrekken is niet mo
gelijk. De laatste dag wordt natuurlijk de moeilijkste.
Men moet de nacht daarvoor de leidingen leegblazen
en de volgende dag moet de hele zaak van de oude
apparatuur op de nieuwe omgesteld worden. Het be
drijf heeft wel het voorrecht, dat de installateurs alle
maal meedoen, anders zou men er ook niet doorkomen.
De zaak moet in één ochtend rond. Of dit gaat geluk
ken of niet, dat weet men nog niet. Eerst als een paar
sectoren zijn omgebouwd, weet het bedrijf hoe deze
zaak gaat en eerst dan is er misschien een planning
mogelijk. Op dit ogenblik kan men van spr. hierom
trent geen toezegging verwachten. Het is natuurlijk op
het bedrijf wel zo, hoe vlugger men hier door is, hoe
liever men dat heeft. Verder zou spr. aan de raad wil
len vragen dit voorstel zo te aanvaarden, met de toe
zegging, dat alles in het werk zal worden gesteld om
de omschakeling ook werkelijk goed te doen.
De Voorzitter stelt, nu dit punt in tweede instantie
is besproken, voor om de beraadslagingen te besluiten.
De raad gaat daarmede akkoord, waarna z.h. st.
wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W.
Punt 13 (bijlage no. 153).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 14 (bijlage no. 151).
De heer Heidinga wil het college en de wethouder
zijn compliment maken over deze nieuwe regeling. Er
zit een winst in van f 14.000,tot f 16.000,en hij
vindt het een keurige regeling. De gymnastiekvereni
gingen zijn heel schappelijk behandeld en ze komen er
met een uiterst kleine verhoging af. Dat waarderen die
verenigingen en over het algemeen is het ook duidelijk,
dat het nodig is.
Eén ding wil spr. nog graag naar voren brengen.
Indertijd heeft hij de gelegenheid gehad om met wet
houder Tiekstra de degens te kruisen over de lange mat
van Brinio. Toen heeft de wethouder tegen hem gezegd,
dat hij ter zijner tijd daarop terug zou kunnen komen,
maar omdat het nu erg mooi weer is en de laatste raads
vergadering 4V2 uur heeft geduurd, vraagt spr. of hij
daarop terug mag komen als die definitieve voorstellen
in de raad komen.
De Voorzitter antwoordt, dat hij denkt, dat de heer
Heidinga dat wel mag. (Gelach.)
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.