die voor het publiek en ook voor de opdrachtgever gro
tendeels verborgen blijft dat een werk, waarop of
in de buurt waarvan een bepaalde aannemer zit, wordt
beschouwd als „besmet" werk. Als voor zulk een werk
een openbare aanbesteding wordt gehouden, dan kun
nen andere aannemers daarop wel inschrijven, maar de
ervaring leert, dat de aannemer, die reeds „op dat werk
zit" het nieuwe werk ziet als een verlengstuk, als een
onderdeel van dat, waarmee hij bezig is en dan komt
hij toch veelal als laagste uit de bus.
Voor spr. en toch ook voor het college bestond
eigenlek niet de minste twyfel, dat in dit geval, nu de
aannemer al een belangrijk stuk van het geheel heeft
verricht, hem ook bij onderhandse opdracht het onder
havige werk dient te worden gegund.
De heer B. P. van der Veen heeft nu de mening van
de wethouder gehoord, maar hij kan niet zeggen, dat
deze hem geheel heeft overtuigd. Spr. meent, dat open
bare aanbesteding moet plaats hebben; hij zou graag
de proef op de som willen nemen. Men kan nu wel uit
het ongerijmde redeneren, maar een dik miljoen, waar
in overigens wel een heel groot bedrag aan arbeids
lonen zal zijn begrepen, is hem toch te veel. Hij ge
looft, dat de aannemers wel concurrentie zouden kun
nen opbrengen, doordat ze min of meer op dit werk
belust zijn. De wethouder overschat z.i. toch wel de
samenhang van de aannemers onderling en de macht
van hun organisatie.
De heer Heidinga kan het eigenlijk met de wethou
der niet helemaal eens zijn. Spr. wil stellen, dat, wan
neer de gemeente haar werk openbaar zou aanbeste
den, iedere aannemer volkomen vrij is daarop in te
schrijven, dat hij geen enkele verplichting heeft t.a.v.
de aannemer, die al een deel van het desbetreffende
werk gedaan heeft, ook geen morele verplichting. Het
is beslist niet waar, aldus spr., dat wij in onze aan
nemerskringen ons daardoor gebonden zouden moeten
achten. Iets anders is natuurlijk, dat ook aannemers
wel collegiaal kunnen zijn (Gelach).
Nu spr. toch aan het woord is, zou hij de wethouder
nog graag het volgende willen vragen:
In het ontwerp-raadsbesluit leest hij: „De raad der
gemeente Leeuwarden; Gelezen", enz.; „Besluit: het
voltooien van de grond-, riolerings- en bestratings wer
ken ten behoeve van het nieuwe veemarktterrein onders
hands op te dragen aan de N.V. Aannemingsbedrijf
v/h fa. J. Haitsma te Harlingen." Moet daaruit afge
leid worden, dat de onderhandse aanbesteding eigenlijk
al is geschied, dat de prijs al gezet is? Anders kan de
raad dit besluit toch eigenlijk niet nemen. De raad
besluit hier om „op te dragen", niet om „aan te be
steden", niet om met de fa. Haitsma te onderhandelen
over de prijs. Als die prijs reeds met de firma overeen
gekomen is, dan doet de raad verstandig dit besluit
maar zo aan te nemen.
De heer Van Balen Walter zou graag willen vragen,
of het college van oordeel is, dat de onderhandse aan
besteding de goedkoopste wijze van uitvoering van dit
werk is, alle omstandigheden in aanmerking genomen:
de vermeende verplichting van de gemeente of wat dan
ook. Spr. vraagt dus concreet de zienswijze van het
college.
De heer Van der Schaaf (weth.) vindt, dat het na
tuurlijk wel enigszins voor de hand ligt, dat de onder
havige aannemer in staat is om de goedkoopste prijs
voor het werk op te geven, omdat hij reeds op dit werk
is ingesteld. Hij heeft daar zijn hulpmaterialen e.d. Hij
behoeft dus bepaalde dingen niet opnieuw aan te voe
ren. Dit zijn alle omstandigheden, die ook aan de heer
Van der Veen wel bekend zijn. Deze aannemer is dus in
staat om hier de laagste prijs op te geven. Nu wordt
deze prijs natuurlijk niet klakkeloos overgenomen. Men
berekent die bij de dienst openbare werken ook grondig.
Men heeft uiteraard een begroting, die naast de in
schrijving wordt gelegd. Daar pleegt men dan aller
hande pourparlers over te houden en er wordt in be
paalde gevallen getracht bij zekere onderdelen die
prijs nog wat te drukken. En het is daarom niet zo,
dat wat de aannemer, die daar nu eenkeer op zo'n
werk zit, vraagt, maar klakkeloos wordt geaccepteerd.
De heer Heidinga heeft inlichtingen over de gang van
zaken bij de aannemerij gegeven. Spr. heeft zoals
de heer Heidinga misschien gemerkt heeft een beetje
voorzichtige woorden gebruikt en gezegd, dat de ver
houdingen in het aannemersbedrijf een zodanige wer
king hebben, dat wel vaak als resultaat uit de bus
komt, dat de aannemer, die al eenmaal op het werk
zit, ook het nieuwe, daarop aansluitende, werk krijgt.
Of dat nu op een bindende afspraak berust of op col
legialiteit, heeft spr. door die vage bewoordingen be
wust in het midden willen laten. Hij heeft alleen ge
zegd: „Men ziet een zekere werking". Spr. hoopt, dat
het zo is, als de heer Heidinga zegt en dat moet hij
wel aannemen n.l. dat de werking van de collegiali
teit van groter belang is dan de bindende afspraak.
Maar men ziet dan toch de collegialiteit heel vaak in
de door spr. geschetste richting werken.
Spr. is op dit moeilijke terrein in de richting van de
heer Van Balen Walter gekomen. Spr. wil niet zeggen,
dat, wanneer hier zou worden ingeschreven bij open
bare aanbesteding, dan de laagste inschrijver niet lager
zou zijn geweest dan de prijs die nu wordt genoemd,
maar hij meent wèl te mogen zeggen, dat de kans, dat
de laagste inschrijver hoger zou zijn geweest dan de
nu genoemde prijs, zeer groot is. Het college is er eigen
lijk van overtuigd, dat in dit geval de thans gevolgde
methode bepaald te prefereren en ook de goedkoop
ste is. Dat is eigenlijk ook spr.'s persoonlijke mening,
maar als men hem vraagt, of hij dat bewijzen kan,
dan kan hij dat niet. Wij staan er, aldus spr. vóór, en
als men vóór dergelijke dingen staat, dan kan men dat
niet bewijzen en het zou zelfs kunnen zijn, dat de be
sprekingen in deze raad op het vraagpunt, of het goed
koper of niet goedkoper is, mede van invloed zou kun
nen zijn. Het prijsmechanisme is een heel „moeilijk"
ding, maar spr. kan in elk geval zeggen, dat het col
lege, ook gezien het advies van de dienst van openbare
werken, die werkelijk ook in dit opzicht het belang van
de gemeente op een goede wijze behartigt, er eenstem
mig van overtuigd is, dat deze wijze van aanbesteding
in dit geval het meest aan te bevelen is.
Of de prijs reeds „gezet" is, zoals de heer Heidinga
vraagt, kan spr. niet zeggen, maar er is wel over ge
sproken.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.
Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van woensdag 24 juni 1959
RAADSVERGADERING
van woensdag 24 juni 1959
Aanwezig: 34 leden.
Afwezig: de heer mr. A. A. M. van der Meulen,
burgemeester, de heren mr. J. van der Schaaf, mr. B. P.
van der Veen en ir. B. C. van Balen Walter.
Voorzitter: de heer J. Tiekstra, loco-burgemeester.
Te behandelen punten
1. Mededelingen.
2. Voorstel tot het benoemen van een onderwijzer
aan de Plataanschool II (g.l.o.)
(bijlage no. 168).
3. Voorstel van het college van curatoren van het
stedelijk gymnasium tot het benoemen in vaste dienst
van een leraar in de aardrijkskunde.
4. Voorstel van het college van curatoren van het
stedelijk gymnasium tot het benoemen in tijdelijke
dienst van een leraar in de geschiedenis.
5. Voorstel tot het verlenen van ontslag aan mej.
J. Keuning, als onderwijzeres aan de Emmanuel Mu-
randschool II (g.l.o.)
(bijlage no. 159).
6. Voorstel tot het verlenen van ontslag aan H.
Sinkeler, als onderwijzer aan de Telemannschool II
(g.l.o.)
(bijlage no 167).
7. Voorstel tot het overnemen van de grond van een
aantal stoepen
(bijlage no. 165).
8. Voorstel tot het aankopen van woningen en grond
(bylage no. 181).
9. Voorstel tot het aankopen van het perceel Bad-
weg no. 10 van L. Looienga, alhier
(bijlage no. 161).
10. Voorstel tot het aankopen van het perceel Bad-
weg no. 2b van J. Broersma te Groningen
(bijlage no. 184).
11. Voorstel tot het verkopen van bouwterrein, ge
legen tussen de Robert Kochstraat, de Röntgenstraat
en de Archipelweg, aan de Gereformeerde Kerk Leeu
warden, alhier
(bijlagen nos. 142 en 170).
12. Voorstel tot het verkopen van grond, alsmede
tot het verlenen van het recht van opstal op grond,
gelegen ten westen van de Verlengde Schrans, aan
de Boer's Garagebedrijf N.V., alhier
(bijlage no. 183).
13. Voorstel tot het onttrekken aan het openbaar
verkeer van een gedeelte van de Galileër Kerkstraat en
van het Ritsumastraatje en tot het aangaan van een
grondruil met de Staat der Nederlanden (Staatsbedrijf
der P.T.T.)
(bijlage no. 187).
14. Voorstel tot het afstaan in erfpacht van indus
trieterrein, gelegen aan en ten westen van de Zwette-
straat, aan de N.V. „E.V.M.B." i.o., gevestigd te Am
sterdam
(bijlage no. 171).
15. Voorstel tot het afstaan in erfpacht van een
perceel bouwterrein, gelegen aan de zuidzijde van de
Dirk Boutsstraat, hoek Aert van der Neerstraat, aan
de C.V. Fries Bouwbedrijf, alhier
(bijlage no. 182).
16. Voorstel om afwijzend te beschikken op het
verzoek van T. D. van Balen, alhier, om de erfpachts
canon, verschuldigd voor de grond van het perceel Hof
straat no. 8, alhier, te mogen afkopen
(bijlage no. 179).
17. Voorstel om te bepalen, dat een herziening van
het uitbreidingsplan der gemeente Leeuwarderadeel
wordt voorbereid met betrekking tot het gebied, om
sloten door het Van Harinxmakanaal, de Verlengde
Schrans, de Schrans, de Potmarge en de Wijde Greuns
(bijlage no. 164).
18. Voorstel tot herziening van het uitbreidingsplan
„Zuid-West I"
(bijlage no. 180).
19. Voorstel tot het onbewoonbaar verklaren van
11 woningen
(bijlage no. 163).
20. Voorstel tot het van toepassing verklaren van
de Verplaatsingskostenverordening op de leidsters bij
het openbaar en het bijzonder kleuteronderwijs in de
gemeente Leeuwarden
(bijlage no. 158).
21. Voorstel tot het instellen van een rechtsvorde
ring tegen J. van Giersbergen te Middelburg tot ver
goeding van de door de gemeente geleden schade ter
zake van de beschadiging van het plantsoen in de
Noorderplanta ge
(bijlage no. 186).
22. Voorstel tot het oprichten van een stichting, ge
naamd „Leeuwarder Sportstichting"
(bijlage no. 174).
23. Voorstel tot het aanwijzen van in beheer bij de
„Leeuwarder Sportstichting" onder te brengen objec
ten en tot het omschrijven van de bevoegdheden, welke
het dagelijks bestuur dier stichting aan dat beheer ont
leent.
(bijlage no. 175).
24. Voorstel tot het goedkeuren van de jaarstukken
van de stichting „Zwembad Grote Wielen" over het
exploitatiejaar 19581959
(bijlage no. 185).
25. Voorstel tot het garanderen van de tijdige be
taling van rente en aflossing van door de Coöperatieve
Zuivelbank, alhier, aan de stichting „Zwembad Grote
Wielen" in rekening-courant te verstrekken gelden
(bijlage no. 162).
26. Voorstel tot het waarborgen van de tijdige be
taling van hoofdsom en rente van onder hypothecair
verband aan de bouwspaarders A. Westra en H. Gros,
beiden alhier, te verstrekken geldleningen
(bijlage no. 169).
27. Voorstel tot het waarborgen van de tijdige be
taling van hoofdsom en rente van een onder hypothecair
verband aan de bouwspaarder D. Tjepkema, alhier, te
verstrekken geldlening
(bijlage no. 173).
28. Voorstel om het aan de Stichting Volkscrediet,
alhier, in rekening-courant te verstrekken krediet van
ten hoogste f 500.000,te verlagen tot ten hoogste
f 200.000,—
(bijlage no. 166).
29. Voorstel tot het verbouwen van het openbaar
slachthuis
(bijlage no. 160).
30. Voorstel tot het aanleggen van straten in het
uitbreidingsplan ,,'t Nijlê,n"
(bijlage no. 176).
31. Voorstel tot het doen van investeringen ten be
hoeve van de energiebedrijven
(bijlage no. 177).