4 op dat niet reageren geen beroep gedaan om te betogen, dat het college, voor zover toen aanwezig, daaruit een instemming met die namen door de raad heeft geconclu deerd; ik heb het alleen aangehaald om te betogen, dat het niet zo is geweest, dat het college de ene dag een besluit heeft genomen en dat dat besluit de volgende dag bij wijze van overrompeling (dat woord is door één van de andere heren gebruikt) tot uitvoering is ge bracht. Ik heb dus alleen willen zeggen: er is eerst in een bepaalde vorm publikatie aan gegeven. Eerst, ter plaatse waar dat in de eerste plaats behoort, is het ter kennis gebracht van de raad en vervolgens is het ver der ter openbare kennis gekomen. Vandaar mijn beroep er op, dat van overrompeling dus geen sprake is. Ik ge loof van mijn kant hiermee te kunnen volstaan. De zaak is nu in tweede instantie besproken en ik mag op grond van de verschillende uitlatingen wel aannemen, dat de raad akkoord gaat met het voorstel om dit adres ter afdoening in handen van b. en w. te stellen. Z.h.st. wordt daarna besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Tenslotte deelt de Voorzitter mede, dat berichten van verhindering zijn ingekomen van de heren Drentje, mr. Keuning, Klijnstra, Mani, Spiekhout, Tiekstra en B. van der Veen. Voor kennisgeving aangenomen. Punten 2 en 3 (bijlagen nos. 223 en 220). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 4 (bijlage no. 225). De aanbeveling van b. en w. luidt als volgt: D. T. Rutgers te Oudkerk. De heer Van Balen Walter: Het is mij uit de stuk ken gebleken, dat zich voor deze functie 22 sollicitan ten hebben aangemeld, waarbij 7 bevoegden. En nu heeft het mij getroffen, dat aan de raad wordt voor gelegd een voordracht, waarop slechts één naam voor komt. Ik zou gaarne vernemen wat hiervan de reden is, want het lijkt mij vrij ongebruikelijk, dat, wanneer er voldoende bevoegde krachten zijn, aan de raad een voordracht van maar één persoon wordt voorgelegd. De heer Pols (weth.): Ik moet als vervanger van de met vakantie zijnde wethouder zeggen, dat dit wel wat een moeilijke vraag voor mij is. Als ik geweten had, dat deze vraag kwam, dan had ik kunnen informeren. De heer Van Balen Walter vraagt dus waarom we hier niet met een voordracht van meer dan één persoon komen. Persoonlijk zou ik er van willen zeggen, dat b. en w. hier toch de voordracht hebben gevolgd, die is opge maakt door de directeur van de gemeente-h.b.s., de directrice van de meisjes-h.b.s. en de rector van het gymnasium. Ik heb dus het idee, dat men hier niet verder is gekomen met de keuze van geschikte krach ten. Ik vraag me ook af, of de overige sollicitanten er wel zo erg veel prijs op zouden stellen als nummer twee op deze aanbeveling te worden geplaatst, maar dat vraag ik me persoonlijk af. Ik kan wel mis zijn, maar ik weet niet, of men hier nog met een tweede aanbevolene kan komen. Voor zover ik weet, hebben we vorige keren ook altijd maar één persoon op deze voordracht gehad, maar ik wil wel aan de wethouder van onderwijs doorgeven, dat een volgende keer met deze opmerking zo mogelijk rekening dient te worden gehouden. De Voorzitter: Ik zou er van mijn kant iets aan willen toevoegen, mijnheer Van Balen Walter. Dat zou ik eigenlijk alleen kunnen doen op grond van het vol gende punt, maar dat is eenzelfde geval als punt 4. Ik heb van mijn kant door mijn afwezigheid niet aan de voordracht van punt 5 meegewerkt en concreet zou ik dus de heer Van Balen Walter ook niet nader kun nen inlichten. Bij deze betrekking speelt in hoge mate het punt, dat zo pas al door de heer Pols is genoemd, een rol. Het is echter niet alleen een kwestie van be voegdheid van de sollicitanten, maar ook in hoge mate de vraag van geschiktheid, blijkende uit de onderwijs ervaring aan een school voor v.h.m.o. En als de heer Van Balen Walter de lijst heeft nagegaan, dan zal hij wel tot de ontdekking zijn gekomen en nu kan ik niet met zekerheid, maar toch wel met een hoge mate van waarschijnlijkheid spreken dat dat samenstel van eisen geleid heeft tot deze voordracht van één persoon. Ik wil graag met de heer Pols zeggen, dat wij straks aan de wethouder van onderwijs zullen vragen hoe dit nu precies zit, om dan achteraf de heer Van Balen Walter daarover in te lichten. De heer Van Balen Walter: U sprak hier over de lijst, maar ik ben niet in staat geweest om mij daar omtrent te oriënteren, want deze lijst was niet bij de stukken. Dit is ook één van de redenen, waarom ik hier toch wel enige verwondering over dit punt heb uitge sproken. Ik vind eigenlijk dit geval (het is een beetje zwaar) maar een beknotting van de rechten van de raad. Wij zijn naar mijn mening niet voldoende in de gelegenheid geweest ons omtrent deze voordracht en deze benoeming te oriënteren en dat was dus de reden, waarom ik deze vraag heb gesteld. Wanneer men al die andere 21, of laat ik zeggen 6, ongeschikt achtte om les te geven, welnu, dan zou dat uit een over te leggen advies van de inspecteur van onderwijs moeten blijken. Ik blijf er dus bij, dat ik dit enigszins ongebruikelijk vind en ook ongewenst. Dit is toch een zekere beknot ting van het benoemingsrecht van de raad, omdat de raad zich in deze niet behoorlijk kan oriënteren over de capaciteiten van de voorgedragen sollicitanten. Wij moeten hier dus min of meer een greep in het duister doen. Wij hebben op het ogenblik maar één mogelijk heid. Dat komt vaker voor bij onderwijsbenoemingen, maar dan is het eenvoudig force majeure; dan zijn er geen sollicitanten meer. althans geen bevoegde solli citanten. Hier is het echter niet een kwestie van een onvoldoend aantal sollicitanten, maar hier zou het dus eventueel zijn de ongeschiktheid. Dat moet dan naar mijn mening uit de overgelegde adviezen blijken. Dit was de reden, waarom ik deze vraag heb gesteld. Benoemd wordt de heer Rutgers, met alg. stemmen. Punt 5. De aanbeveling van het college van curatoren luidt als volgt: D. T. Rutgers te Oudkerk. Benoemd wordt de heer Rutgers, met alg. stemmen. De heren Taylor Parkins en ÏJtsma vormden het stembureau. Punt 6 (bijlage no. 218). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 7 (bijlage no. 229). De heer De Vries: Ik zou graag een enkele vraag willen stellen naar aanleiding van dit voorstel, waarin de goedkeuring van de raad wordt gevraagd voor de aankoop van enkele percelen. Daarbij is één perceel, Blekerstraat no. 25, waarvoor een prijs zal worden betaald, die hoger ligt dan de gebruikelijke prijs. Mijn vraag is: welke redenen heeft het college gehad om in dit geval een extra hoog bedrag te willen gaan betalen Ik lees nl. in de raadsbrief alleen de algemene zin snede: gegeven het belang, dat de gemeente bij de aan koop heeft, achten wij de gevraagde prijs aanvaardbaar. De heer Van der Schaaf (weth.): Ik kan begin nen met de stelling: er zijn huizen en huizen. Dat on dervinden we bij het aankopen van de panden in deze buurten ook. Daarvoor geldt een bepaalde gedragslijn, n.l. dat voor de panden, die wij kwalificeren als zoge naamde saneringspanden, wordt betaald de prijs van f 6,25 per m- grond bebouwd. Voor de grond alléén, dus nadat de opstallen zijn afgebroken, betalen we volgens het door Uw raad lange tijd gevolgde tarief de prijs van f 5,per m2, waarbij dan de fundamenten zo goed en zo kwaad als dat gaat zijn uitgegraven. Dat geldt dus voor wat wij noemen de saneringspanden. Sane- 5 ringspanden kunnen zijn: onbewoonbaar verklaard en zeer binnenkort onbewoonbaar te verklaren. Voor een pand, dat nog niet onbewoonbaar verklaard is, maar dit binnen enkele maanden zal worden, geldt het tarief van f 6,25, gelijk aan dat voor de reeds onbewoonbaar verklaarde woningen. Maar daarnaast zijn er nog an dere huizen. Huizen, die nog niet onbewoonbaar ver klaard zijn, huizen, die daar nog niet onmiddellijk en misschien nog niet in 1 of 2 of 3 jaar aan toe zijn. En tenslotte ook panden, waarin niet alleen gewoond wordt, maar waarin ook nog b.v. een winkel gehouden wordt, en dergelijke. Wanneer we nu de maatstaf van onbewoonbaar verklaard, of onmiddellijk onbewoonbaar te verklaren kwijt zijn, dan komen we in andere cate gorieën. Dan is de gang van zaken deze, dat de directeur van het grondbedrijf, die met de aankoop van deze per celen is belast, aan b. en w. rapporteert wat naar zijn mening de verkoopwaarde van een dergelijk pand is. Hij treedt met de bewoner eigenaar in overleg en tracht dan tot een overeenstemming te komen. De raadsbrief no. 229 bevat dus een geval van f 5, voor aankoop van grond, een geval van f 6,25 voor een saneringspand en een pand van f 2200,dat bepaald beter is dan een onbewoonbaar te verklaren pand. Het onderhavige pand bestaat uit een winkel en een af zonderlijke bovenwoning, zodat wij hier ook nog te doen hebben met een complicatie, n.l. dat er 2 woonlagen zijn. De panden, waarvoor de prijs van f 6,25 geldt, bestaan doorgaans maar uit één woonlaag. Deze fac toren samen hebben geleid tot een waarde, die door de directeur van het grondbedrijf is getaxeerd op f 2200, Het college heeft gemeend dit bedrag te kunnen aan vaarden. Nu kan men natuurlijk over het taxatie-bedrag gaan verschillen en het zou helemaal geen moeite kosten om in de stad een taxateur op de scharrelen, die hier misschien f 2100,of f 2300,voor taxeert, maar dat is een kwestie, die uiteindelijk van minder belang is. Wij hebben ons in dit geval uiteraard te richten naar de taxatie van ons hoofd van dienst. Ik meen met deze iets uitgebreidere toelichting de raad wel te kunnen adviseren dit voorstel te accepteren. De heer De Vries: Nog een enkele korte opmerking. Dit pand is gelegen in een te saneren gebied. Ik kan me best voorstellen, dat het pand, zoals het er op dit ogenblik staat, nog wel enkele jaren zal blijven bestaan, maar we moeten er rekening mee houden, dat deze gehele buurt zal gaan verdwijnen. Het kan nog wel enkele jaren duren, maar het is toch zeer waarschijn lijk zo, dat dit pand eerder zal verdwijnen dan dat het voor sanering op grond van onbewoonbaarheid in aan merking zou komen. Nu zal ongetwijfeld in de toe komst wel blijken, dat het moeilijk wordt om een winkel te exploiteren in een dergelijk gebied, zodat ik mij kan voorstellen, dat deze winkel leeg staat. Ik weet niet of het in dit geval de reden is, maar ik kan mij dit voorstellen. Waar ik even bang voor was en dat wil ik in tweede instantie wel zeggen is, dat ik mij heb afgevraagd, of een prijs, die aanmerkelijk uitgaat boven de gebruikelijke prijzen voor saneringspanden, niet kan leiden tot marktbederf, vooral omdat dit gehele gebied, saneringspand of niet saneringspand, toch te zijner tijd zal moeten verdwijnen. Vandaar dat ik het college wel voorzichtigheid zou willen aanbevelen. De heer Van der Schaaf weth.Ik wil nog wel graag een opmerking maken, omdat de heer De Vries een element in het gesprek brengt, dat inderdaad de aandacht bijzonder verdient. Hij spreekt van het woord „marktbederf" en hij bedoelt dat natuurlijk in deze zin, dat de markt voor de gemeente wordt bedorven en niet voor degene, die het perceel te verkopen heeft. Goed, dan hebben wij elkaar op dit punt wel goed begrepen. Ik kan U de stellige verzekering geven, dat juist het punt „marktbederf", en ik kan het anders noemen „het kwijt raken van de aangehouden lijn", bij de aankoop de uiterste zorg van het college en van de directeur van het grondbedrijf heeft. Wij vragen ons telkens, wanneer wij van die vaste prijs van f 6,25 voor gebouwd en f 5, voor ongebouwd afwijken, af: heeft dit ook consequen ties voor de verdere aankopen? Maar nu mag ik terug komen op datgene, wat ik zei, toen ik in eerste instantie mijn betoog begoner zijn huizen en huizen en het gaat niet aan om alle huizen, die daar nu toevallig in het te saneren gebied staan, over één kam te scheren; dat zou bepaald grove onbillijkheden inhouden ten opzichte van de eigenaren. Ik hoop, dat ik de heer De Vries op dit punt heb kunnen geruststellen. Het doet mij ge noegen, dat hij het belang van dit punt naar voren brengt. Wij hebben in zeer scherpe vorm steeds voor ogen, dat wij door deze aankopen de markt niet moe ten bederven en dat wij geen onbillijkheden begaan te genover degenen, die kort tevoren door het aannemen van een meer soepele houding hun medewerking aan de gemeente hebben verleend. Ik kan de heer De Vries dus erkentelijk zijn voor deze opmerking en zeggen, dat het eigenlijk haast ten overvloede was, maar dat neemt niet weg, dat ik toch de opmerking gaarne tot mij neem. Z.h.st. wordt daarna besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 8 (bijlage no. 230). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 9 (bijlage no. 216). De Voorzitter: Voordat ik vraag, of iemand van U over dit punt het woord verlangt, lijkt het mij juist om een kleine wijziging en aanvulling in het concept besluit aan te brengen op grond van het feit, dat de federatie Leeuwarden van het Jeugd- en jongeren centrum „Ruimte" een niet-Koninklijk goedgekeurde vereniging is en dus gecontracteerd moet worden met de bestuurders, in dit geval de bestuursters van die federatie. Ik zou U dus willen voorlezen het concept besluit, zoals het op die grond dient te luiden: De raad der gemeente Leeuwarden; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 20 juli 1959, bijlage no. 216; besluit: gerekend met ingang van 1 maart 1959 voor de tijd van 1 jaar, met stilzwijgende ver lenging daarna van jaar tot jaar, overeenkomstig de bij genoemd voorstel overgelegde concept-overeenkomst, te verhuren aan mej. A. v. d. Meulen, Nieuwe Hollan- derdijk no. 59, mej. O. v. d. Meulen, Zeilmakerij no. 15, en mej. P. v. d. Akker, Bijenhofstraat no. 55, allen te Leeuwarden, ten behoeve van de federatie Leeuwarden van het Jeugd- en jongerencentrum „Ruimte", het pand Groningerstraatweg no. 171 te Leeuwarden, tegen een huurprijs van f 244,37 per jaar. De heer IJtsma: Ik zou U dit willen vragen: zijn de betrokkenen zelf op de hoogte van het besluit, dat de raad straks gaat nemen? Ik vind dat toch wel belang rijk, omdat ik zo de indruk heb, dat deze jongelui hier mede een vrij grote verantwoordelijkheid op zich gaan nemen. Het lijkt mij goed toe, dat zij zelf op de hoogte zijn met het feit, dat dit besluit zo gewijzigd wordt. Als dat het geval is en ze gaan er mee akkoord, dan wil ik me niet tegen het voorstel verzetten. Is dit niet het geval, dan zou ik U willen voorstellen om dit voorstel aan te houden tot de volgende vergadering. De Voorzitter: De concept-overeenkomst, die U bij de stukken heeft gevonden, luidt overeenkomstig het concept-besluit, zoals ik U dat zo pas heb voorgelezen. Dus mijnheer IJtsma, U heeft bij de stukken al in het concept-huurcontract de namen van deze dames kun nen vinden. De betrokken ambtenaar heeft mij op mijn vraag verklaard, dat zulks ook geheel in overleg met deze adspirant-contractanten is gebeurd. De heer IJtsma: Ik heb uit Uw opmerking begrepen, dat het een wijziging betreft van het concept-voorstel, zodat het pand dus eigenlijk in plaats van aan „Ruimte" wordt verhuurd aan deze drie personen. Dat heeft mij aanleiding gegeven om U deze vraag te stellen. De Voorzitter: Het is dus geen wijziging van het voorgestelde contract, zoals het bij de stukken ligt, het is alleen een naar mijn mening betere formulering van het concept-besluit, omdat dit tenslotte ook overeen komstig de voorschriften moet zijn en omdat het huur contract straks door gedeputeerde staten goedgekeurd

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1959 | | pagina 3