6 straat heeft. Ik moet zeggen, dat deze oplossing mij te kostbaar lijkt. De overkluizing moet n.l. vrijwel de zelfde sterkte hebben als de brug. Wanneer ik reken, dat de brug, die een breedte van 18 meter heeft, op on geveer f 200.000,komt, dan reken ik uit, dat het te overkluizen gedeelte, dat globaal 100 meter lang is, pak weg 8 ton gaat kosten. Ik reken dan 5 maal de breedte van de brug en dan doe ik er iets af, omdat het in de massa waarschijnlijk wat goedkoper gaat. Ik ben van oordeel, dat om die reden reeds een over kluizing moet worden verworpen. Bovendien heeft men dan het visuele aanzicht van de gracht verloren en zal men alle nadelen van een demping moeten aanvaar den. Bij het dempen van dit grachtgedeelte komen weer andere vraagstukken naar voren. Dan verliest men even als in het geval van overkluizing het wateraanzicht. Men krijgt dan een straatoppervlakte. Er zijn ook nog enige niveauverschillen tussen Westerplantage, Ruiters- kwartier, Westerkade, Groot Schavernek en Klein Scha- vernek. Het lijkt mij echter, dat de technici kunnen zoveel die verschillen wel weg te werken zijn, hoewel het misschien gemakkelijker is om ze weg te werken in geval van handhaving van het water. Het dempen zou de noodzaak van het aanbrengen van een groot riool met zich meebrengen, want het is duidelijk, dat de doorstroming van de Nieuwestad naar de buitenstads grachten volkomen op slot zou zitten, wanneer men daar een heel klein riool zou aanbrengen. Men zou daar dus een heel grote rioolbuis in moeten leggen, welke tot op de vaste grond gefundeerd zou moeten worden op een dubbele rij palen. Dan zou die buis nog van vol doende sterkte moeten zijn om het verkeer daarover te kunnen dragen. Het is alles technisch natuurlijk moge lijk, maar of dat in zo beduidende mate voordeliger zou zijn dan het voorstel, dat vanavond aan de orde is, dat moet ik betwijfelen. Het grote bezwaar is echter, dat wij het Schavernek het water dan hebben prijs gegeven en dat wij dus het gezicht op het water kwijt zijn. We zullen dan aan het stadsbeeld een ernstig ver lies hebben toegebracht, want als men nu op de Scha- verneksbrug staat en men kijkt naar het noorden, dan heeft men inderdaad een leuk gezicht op het water en op de pijp van de Nieuwestad. Men zou dat alles prijs geven. Een ander bezwaar zou zijn, dat de doorstroming van de Nieuwestad naar de stadsgracht bepaald veel minder zou zijp dan bij het handhaven van het water. Naar mijn idee (maar dat is niet met technische auto riteit bekleed) zou de doorstroming dan onvoldoende zijn. Er komt nog bij, dat men, wanneer men een der gelijk riool zou gaan maken, aan het einde van de Nieuwestad heeft te verwachten, dat zich daar grote massa's drijvend vuil in de stadsgracht gaan ophopen. Dat is ook weer een ernstig bezwaar, dat wij naar- mijn mening niet kunnen aanvaarden. Bovendien en daarin val ik de heer Santema en ook de heer Mani ten volle bij lijkt het mij onjuist om incidenteel over te gaan tot het dempen van een stuk gracht. De bebouwing aan weerszijden van het Schavernek is niet van de meest indrukwekkende architectonische schoonheid, maar toch is het zo, dat de aanwezigheid van het water dat straatje nog wat waarde geeft. Wanneer men het water zou wegnemen, dan zou daar een grote vlakte ontstaan met een bebouwing, die daar helemaal niet bij behoort en die naar mijn mening een vrij miserabele indruk zou maken. Men gaat op deze wijze over tot een incidentele demping, zonder dat daaraan een plan ten grondslag ligt. Dat vind ik een van de ernstigste be zwaren. Nu kan men vragen: waarom zijn ons geen kostenvergelijkingen voorgelegd? Ik heb al uiteengezet, dat het college niet anders kon doen dan aannemen, dat de raad van Leeuwarden een nieuwe Prins Hendrik- brug en ook een nieuwe Schaverneksbrug wilde bouwen en niet wilde dempen. De heer de Jong heeft verder het parkeerprobleem er bij gehaald. Dat is terecht van uitermate groot belang. Hij zegt: laten wij eens aan nemen, dat daar 80 auto's kunnen parkeren; dat zal wel lukken, als we rekenen op 100 m lengte en 2 rijen parkeerplaatsen tegenover elkaar. Dan kunnen er in derdaad wel 80, misschien wel 100 auto's, staan. Nu haalt de heer De Jong daar uitgebreid documentatie materiaal bij aan en ik vrees, dat hij nu te veel gaat bewijzen, want de heer De Jong stelt zeer in het alge meen, dat het verkeer zich geweldig gaat uitbreiden en dat we op de vrijdagen erge behoefte aan parkeer terrein hebben. Dat is allemaal waar, maar waarvoor zou nu demping van het Schavernek verlichting geven? Alleen voor de westzijde van de Nieuwestad. Ze zou helemaal geen oplossing bieden voor delen van de stad op een iets verdere afstand. Juist de parkeerbehoefte aan de westzijde van de Nieuwestad kan naar mijn mening worden bevredigd door twee factoren, n.l. het na verloop van enige tijd vrijkomen van het Oldehoof- sterkerkhof en de mogelijkheid tot parkeren, die de oude veemarkt t.z.t. waarschijnlijk zal opleveren. Nu vraagt de heer Mani, hoe het Oldehoofsterkerkhof toe gankelijk gemaakt moet worden. Daar zal naar mijn mening wel een weg voor te vinden zijn. De weg is er immers al; hij behoeft alleen maar wat verbreed te worden. Ik geloof, dat dat zich dus wel oplost. Ik meen, dat ik kan stellen, dat de omvang van het verkeers probleem, zoals de heer De Jong het aan de orde heeft gesteld, hier niet in die mate speelt, omdat de behoefte aan parkeerterrein aan de westzijde van de stad binnen enige jaren een heel ander aspect zal hebben dan van daag de dag. Wanneer de heer De Jong zegt: de brug moet er komen, dan zeg ik: zijn Uw gedachten wel juist? Als de heer De Jong uiteindelijk hij heeft zich niet vastgelegd zou kiezen voor demping, dan moet de brug er helemaal niet komen; dan moet er een dam komen. Het eind van de demping is dan de vervanging van de Schaverneksbrug. Als de heer De Jong dus zegt: die brug moet er komen, dan is hij eigenlijk mijn man, maar ik vrees, dat hij dan zijn eigen idee al een beetje heeft losgelaten. Maar misschien is dit ook maar een spitsvondigheid van mij. De heer De Jong vraagt, of het mogelijk is een bredere oriëntering te geven; hij zal daar waarschijnlijk onder verstaan het leveren van cijfers. Wanneer dat zou moeten berusten op uitge werkte plannen, die ook enig houvast geven t.a.v. de kostenramingen, dan vrees ik, dat dat niet binnen 3 of 6 weken gereed zal kunnen zijn. Wanneer wij zouden moeten onderzoeken, of de mogelijkheid van demping aanwezig is, dan vrees ik, dat wij al de zwa righeden, die zich ook in Alkmaar hebben voorgedaan, op onze weg zullen vinden. Daar heeft men ook een plan tot demping ingediend, weliswaar van meer ri goureuze aard dan hier in discussie is geweest, maar hierbij hebben zich toch allerlei moeilijkheden met provincie en rijk voorgedaan, met het gevolg, dat uit eindelijk de goedkeuring is uitgebleven. Wanneer wij die weg opgaan, dan vrees ik, dat wij een onaanvaard bare vertraging zullen ondervinden. Daarom meen ik met de heer Santema, dat wij wel over zoveel gegevens beschikken, dat wij vanavond tot een besluit kunnen komen. De heer Taylor Parkins heeft de aandacht gevestigd op de oversteekgelegenheid voor voetgangers van de Doelesteeg naar het Paleis van Justitie. Hij vraagt, of het ook wenselijk zou zijn om daar kettingafzettingen te maken. We hebben hier ter stede een aantal van die kettingafzettingen, maar ze zijn wel eens meer in de mode geweest dan vandaag de dag. Ik wil echter graag die oversteekgelegenheid in het college nog eens ter sprake brengen om te onderzoeken, of langs een andere weg, hetzij door middel van kettingen of anderszins, het gevaar voor de voetgangers zo veel mogelijk kan worden beperkt. Verder geeft de heer Taylor Parkins in overweging de middenspriet in de Prins Hendrikstraat voor het Paleis van Justitie iets in te korten. Ik meen te weten, dat de tekening ook op dit punt de instem ming van de verkeersautoriteiten heeft, maar dit neemt niet weg, dat desondanks nog wel eens zou kunnen worden onderzocht, of het niet beter is deze spriet iets in te korten. De bushalteplaats zou volgens de tekening worden bestraat met koperslakkeien. Dat zijn dan die beruchte keien, die wij juist op de Zuidergrachtswal hebben weg genomen. Nu worden koperslakkeien vrij veelvuldig toegepast op parkeergelegenheden. Ze hebben dit voor deel, dat ze visueel een donkerder kleur aangeven, waar door het duidelijk wordt, dat men niet meer met een gewone rijstrook, maar met een uitwijk- of parkeer- strook te maken heeft. Dat is een bepaald voordeel. Ik geloof ook, dat deze keien niet allemaal van de kwaliteit behoeven te zijn als die van de Zuidergrachts wal, maar wel van een betere. Omdat deze keien zo veelvuldig in ons land worden toegepast, kunnen we wel aannemen, dat ze in het gebruik acceptabel zijn. Op 7 de parkeerterreinen in ons nieuwe veemarktgebied wordt dit materiaal ook toegepast. Ik zou niet weten, waarom deze keien op parkeerplaatsen enz. zo gevaarlijk zijn. De chauffeurs komen daar met een matige snelheid aan, omdat ze moeten stoppen en ze vertrekken ook met een matige snelheid. Het is dus niet zo gevaarlijk, als de heer Taylor Parkins heeft willen doen voorkomen. Nu vraagt de heer Taylor Parkins, of we er meteen niet het maken van de nieuwe Prins Hendrikbrug aan vast kunnen knopen. Dat is natuurlijk niet zo eenvou dig, omdat daar andere problemen, n.l. die van finan ciering en technische voorbereiding, aan vast zitten. Dit plan is nu besteksklaar, het is gereed. Waarom zouden we het eigenlijk laten wachten, totdat we de bouw van de Prins Hendrikbrug kunnen uitvoeren De heer Taylor Parkins heeft daar een reden voor en wel deze, dat het verkeer voor het maken van de nieuwe Schaverneksbrug toch al geruime tijd moet worden omgelegd; laten we daarom meteen de Prins Hendrikbrug er bij nemen. De bedoeling is echter een beetje anders. Men wil dit werk in gedeelten uitvoeren, n.l. eerst de kademuur van het Schavernek. Het ver keer kan dan via het Ruiterskwartier en de Schaver neksbrug verder weer naar het westen worden geleid. Na het gereedkomen van de kademuur kan dan het laatste stuk kademuur plus de brug onder handen wor den genomen en daarna komen het Ruiterskwartier en het Wilhelminaplein aan de beurt. Het afsluiten van het verkeer is dus niet zo ingrijpend, als de heer Taylor Parkins zich waarschijnlijk had voorgesteld. De heer Van der Heijde vraagt een opgave van de kosten van het dempen van het Schavernek en doet de suggestie om enkele bushaltes op het gedempte Schavernek aan te brengen. Uit hetgeen ik heb betoogd blijkt tot nu toe wel, dat ik deze gedachtengang niet overneem. Naar mijn mening moet het plan worden aangenomen, zoals het aan de raad is voorgelegd. Het dempen van het Schavernek zou daarmee dus van de baan zijn. De heer Santema heeft steun geboden aan het voor stel en heeft argumenten aangevoerd om de stemmen te bestrijden, die hier opgaan voor demping van de grachten. De heer Mani heeft ook in die richting ge sproken, maar daarbij aangedrongen op bespoediging van de indiening van het rapport betreffende de sane ring van de binnenstad. Het college doet daaraan wat het kan en er vinden geregeld studiebesprekingen plaats tussen de adviseur en de dienst van Openbare Werken, waarbij op gezette tijden ook het college zijn aanvanke lijk inzicht geeft. Dit is werk, dat niet in een vloek en een zucht uit de grond gestampt kan worden. De raad zal dit uiter aard wel begrijpen. Het moet groeien en daar is tijd voor nodig; de inzichten moeten rijpen. Wij zitten er wel geregeld achterheen om het werk voortgang te doen vinden, maar wij kunnen geen toezegging doen, dat het plan bijv. nog in de loop van dit jaar aan de raad zal worden voorgelegd. Wij nemen gaarne de aandrang, die de heer Mani op ons uitoefent, ter harte en wij zullen dat te bestemder plaatse overbrengen. Een onder deel van belang, dat de heer Mani nog ter sprake brengt, is het plaatsen van abri's. Ik geloof, dat het een beetje ver gaat, wanneer ik daar op dit ogenblik al te veel van zou zeggen. Ik heb uit de woorden van de heer Mani beluisterd, dat hij het wenselijk acht, dat speciaal de uitstaphalte bij de Groene Weide wordt ge handhaafd. De instaphalte aan het einde van de Nieuwe stad, dus bij de klokkenmakerij, heeft hij niet in zijn betoog betrokken. De heer Mani stelt dus de vraag: zou het niet het beste zijn om de uitstaphalte bij de Groene Weide te maken en de instaphalte voor het Paleis van Justitie? Ik geloof, dat ik het daarmee niet eens ben. Al zouden wij de uitstaphalte bij de Groene Weide handhaven waar veel voor is te zeggen in verband met het ziekenhuisbezoek dan moeten we toch ook de uitstaphalte op het Wilhelminaplein hand haven, omdat de afstand tussen de Groene Weide en het Paleis van Justitie nog vrij aanmerkelijk is. Het hezwaar, dat de in- en uitstaphalte voor het Paleis van J ustitie tegenover elkaar staan, wordt ondervangen, doordat aan beide zijden een uitwijkstrook zal worden aangebracht. Het rijdende verkeer kan gewoon door gaan en het in- en uitstappen speelt zich af aan weers kanten van de straat. De drukke middenbaan vormt wel een behoorlijke scheiding. Ik meen, dat ik hiermee het voornaamste van de verschillende sprekers heb beantwoord. Ik moest wel enigszins uitvoerig zijn. Ik meen dus, dat dit voor stel geheel in de lijn ligt van dat van februari 1957 en dat het terugnemen van het voorstel een niet aanvaardbare vertraging zou betekenen. Daarom ver zoekt het college de raad met veel aandrang het aan te nemen. De heer K. J. de Jong: Ik heb met belangstelling kennis genomen van wat andere raadsleden en ook de wethouder over dit vraagstuk gezegd hebben. Mag ik dan beginnen met een enkele opmerking te wijden aan het betoog van de heer Santema. Deze zegt: Wij moe ten uitermate voorzichtig zijn met het plegen van een aanslag op onze grachten. Dat heb ik nu juist zo voor zichtig mogelijk willen stellen; ik ben er bepaald geen voorstander van om alle grachten te dempen. Dus het is ook helemaal niet zo, dat ik voor mijzelf het gevoel heb, dat ik niet voor een voorstel zou kunnen stemmen, dat herstel van de kademuren tot gevolg zou hebben. Ik wil bepaald niet in het schuitje geplaatst worden, waar de heer Santema mij misschien toch haast in zou willen zetten. Ik wilde laten zien, dat dit vraagstuk bepaald meer dan één kant heeft en ik vind het toch van uitermate veel belang, dat de andere kanten, die in het voorstel zelf niet aan de orde gesteld zijn, terdege een beurt krijgen. De heer Santema zegt: Zie naar Sneek, het karakteristieke grachtje is daar verdwenen. Ik stel daar tegenover: U moet eens zien, hoe nu de verkeerssituatie in Sneek is; die is daardoor stukken beter geworden. Het doorgaande verkeer kan nu ten minste behoorlijk wegkomen, terwijl het anders een geknoei was. Dit is verkeerstechnisch zo'n grote ver betering geworden, dat ik deze bepaald wel tegenover datgene zou willen stellen, wat de heer Santema naar voren brengt. Ik wil hiermee zeggen, dat men de zaak van beide kanten verkeerd kan zien, als men haar wil overdrijven. Ik wil dus met betrekking tot het dempen van de stadsgrachten niet in een hoek geplaatst wor den, waarin ik niet thuis hoor. Ik geloof toch, dat de zaak wel van zoveel belang is, dat, juist nu het een combinatie van problemen is, het vraagstuk van het dempen of overkluizen besproken mag worden. Ik heb alle respect voor de antwoorden, die ik gekregen heb en die inderdaad wel verhelderend hebben gewerkt, maar toch heb ik nog niet de indruk gekregen, dat ik met goed geloof en overtuiging voor het voorstel van b. en w. zal kunnen stemmen, omdat naar mijn mening de beide andere mogelijkheden niet voldoende uit de verf gekomen zijn. De wethouder zegt, dat de tweede mogelijkheid de mogelijkheid van overkluizing moet worden verworpen, omdat deze naar zyn raming 8 ton moet kosten. Hij zegt hierbij: Ik ben geen technicus, maar zo heb ik dat ongeveer be rekend. Zo'n redenering is mij bepaald te licht van constructie. Wanneer hij zegt, dat de mogelijkheid van het dempen verworpen moet worden, omdat nog valt te betwijfelen, of deze in beduidende mate voordeliger zal zijn, dan zeg ik: Daar gaat het mij nu juist om; daar zal ik graag meer gegevens over krijgen. Wan neer het dempen van de gracht en het opknappen van de twee walmuren ongeveer evenveel zou kosten, dan zou ik zeggen, dat in dit geval te bekijken valt wat het voordeligst is, althans financieel. Er zijn nog andere vraagstukken aan verbonden en daar heeft de wet houder zich ook over uitgesproken. Wanneer men echter het zwaartepunt legt op het aanranden van het stads- geheel, dan hebben we de door mij bedoelde gegevens niet nodig. Ik zou niet tot elke prijs willen voorkomen, dat er een demping plaats vindt. Dat is nu juist voor mij het kardinale punt. In dat opzicht verschil ik dus van mening met de heer Santema. Wanneer het dempen van het Schavernek niet meer zou kosten dan het ge hele geval dat we nu voor ons hebben, inclusief ook het aanbrengen van een dam, dan zou ik voelen voor het maken van een dam in plaats van een brug. Ik ben zonet misschien niet volledig genoeg geweest, maar ik be doelde, dat er dan niet een brug komt, maar een dam. Dat mag de wethouder dan van mij hebben. Uiteinde lijk gaat het er om, dat de zaak het waard is om nog eens duidelijker bekeken te worden. Wanneer de wet-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1959 | | pagina 4