1
is; ik geloof veel eerder, dat hij zich op dit punt
vergist en dat zijn mededelingen zelfs nog kunnen die
nen als een versterking van hetgeen ik zonet naar
voren heb gebracht. De salarisregeling ligt daar nu
eenmaal zo. Ik zal u precies voorlezen hoe het er staat:
„onderwijzers, werkzaam bij het lager onderwijs, of als
a.v.o.-leraar bij het Nijverheidsonderwijs, ontvangen bij
het behalen van een der lagere akten Frans, Duits, En
gels, Wiskunde of Handelskennis of Lichamelijke Oefe
ning, of wel bij het behalen van een hogere bevoegdheid
in één dier vakken, een beloning van f 600,enz. Het
salaris wordt niet verhoogd, maar men krijgt eenvoudig
een bonus, een gift van f 600,In eerste instantie heb
ik beweerd, dat dit is te beschouwen als een vergoeding
van studiekosten. Er staat niet uitdrukkelijk bij, dat
dit een vergoeding van studiekosten is. Er is wel ergens
sprake van een vergoeding van studiekosten. Dat komt
er dan nog overheen, dus boven die f 600,
Er komt zelfs nog meer bij, want wanneer een onder
wijzer voor een dergelijke akte slaagt, dan betekent dat
niet alleen, dat hij f 600,ontvangt, maar dan heeft
hij bovendien een bevoegdheid gekregen. Die bevoegd
heid geeft hem weer gelegenheid om zijn sollicitatie
daarnaar in te richten, en bij benoeming in een andere
functie een hoger salaris te incasseren. Dus het verschil
ligt nog veel hoger dan die f 600,of liever gezegd
dan die f 570,die ik zonet berekend heb. Het gehele
betoog van de wethouder komt hier op neer, dat, wan
neer een onderwijzer wil studeren en hij gaat dat doen
om het gewin, om het nu zo maar eens te zeggen, dan
moet hij voor een of andere akte gaan studeren. Maar
hij kan het ook doen uit liefde voor zijn vak. Het kan
zijn, dat zijn hart trekt naar het doodgewone lager
onderwijs; hij is maar bij het lagere onderwijs, zoals
men dat dan dikwijls zegt. Hij wil dus op de hoogte
blijven van wat er in de moderne richting omtrent dat
onderwijs leeft. Wanneer hij een cursus daaromtrent
wil volgen, dan krijgt hij slechts de helft van het cursus
geld en wanneer hij een akte, een erkende akte haalt,
dan liggen er vele rijksdaalders voor hem voor het
grijpen. Ik vind deze toestand geheel fout en ik heb
daar in eerste instantie mijn mening over gezegd. Ik
heb niet de illusie dat kan ik er wel bij vertellen
dat ik de wethouder heb overtuigd, omdat we nu een-
keer van verschillende standpunten uitgaan. Ik heb de
salarissen in het algemeen bekeken en ik heb onder de
„overheid" de „gehele overheid" verstaan. De wethou
der bekijkt het uiteraard meer van de kant van de
gemeentebesturen, op de manier van: welke rechten
hebben wij, waaraan moeten wij als gemeentebestuur
voldoen en waarmee kunnen wij volstaan. Er zijn dus
verschillende uitgangspunten. Hij overtuigt mij niet en
ik hem waarschijnlijk niet.
De heer Klijnstra: Ik ben het met betrekking tot
punt 5 in veel dingen met de heer Drentje eens. Ik wou
er nog aan toevoegen, dat de lessen, die de bedoelde
leerkrachten ontvangen, grotendeels worden gegeven
in schooltijd van kwart over twee tot ongeveer zes uur.
Ik zeg: grotendeels. Ik meen, dat de leerstof, waarvoor
men op geen enkele wijze honorering ontvangt, ten ge
rieve van de gemeenschap wordt opgedaan en dat die
daarom ook door de Leeuwarder gemeenschap betaald
moet worden. Ik vind dat heel normaal.
De heer Heidinga: Ik heb uit het betoog van de
wethouder begrepen, dat de mening, die zo langzamer
hand bij mij heeft postgevat, ook wel juist is. Ik ben
tot de conclusie gekomen, dat, wanneer de begroting
der gemeente Leeuwarden niet sluit, men er nog al
gemakkelijk toe overgaat om de post „onderhoud stra
ten" wat te drukken. Nu loop ik hier nog maar heel
kort mee, maar dit idee heb ik altijd al gehad en de
woorden van de wethouder bevestigen dit eigenlijk wel.
Ik ben er dankbaar voor, dat de wethouder met
mij van mening is, dat wij beter één straat goed kunnen
maken, dan twee half.
Nu nog een opmerking over de verbetering van de
Wijbrand de Geeststraat. Men heeft in deze vrij smalle
straat niet alleen trottoirkolken, maar ook gootkolken
geplaatst. Wanneer daar nu twee auto's elkaar passeren
en er zit ook nog een fietser naast, dan wordt deze
tegen de band gedrukt. De kans is groot, dat de fietser
dan in een gat van een van de gootkolken komt. Deze
kolken staan namelijk iets lager dan de bestrating. De
fietser krijgt dan een knik, wat op dat moment zeer
gevaarlijk kan zijn. Dit is nu echt een geval, waarin
de zuinigheid de wijsheid bedriegt. Ik neem het de wet
houder echter niet kwalijk en ik neem het de dienst
ook niet kwalijk, want ik voel heel goed, dat dit uit
zuinigheidsoverwegingen gebeurt. Maar toch ben ik
van mening, dat zoiets beslist moet worden vermeden.
De hear Santema: Ut de wurden fan de wethalder
fan iepenbiere wurken haw ik bigrepen, dat de parallel
wegen dus noch hwat sakje moatte. It skynt, dat der
noch net genöch gewichtige persoanen oer dizze wegen
riden binne. Dêrom is it winsklik, dat der noch oare
gewichtige persoanlikheden, bygelyks üt de oerheit,
der alle dagen gebrük fan meitsje.
De heer Tiekstra (weth.)De heer Drentje maakt
dat moet hij mij ten goede houden toch nog weer
even een kleine fout. Hij is zelf onderwijzer geweest en
hij zal het dus wel begrijpen als ik het zo zeg. Hij zegt
namelijk, dat de wethouder uitsluitend geredeneerd heeft
vanuit het gezichtspunt van de gemeente. Als ik dit in
eerste instantie niet duidelijk heb gezegd, dan wil ik
nu wel heel duidelijk uitspreken, dat ik in het algemeen
geen aanleiding zie om in de studiekosten een bijdrage
van 100% te geven. En als ik dit standpunt, dat de
heer Drentje met mij deelt, inneem, dan geloof ik, dat
ik gevoeglijk kan zeggen, dat dit mutatis mutandis
geldt voor dit geval. Maar ik wil er nog met nadruk op
wijzen, dat deze praktijkcursus in wezen niet meer geeft
dan de betrokken leerkracht op de hoogte te doen blij
ven van zijn vak. In het algemeen is het normaal, dat
de kosten om op de hoogte te blijven van je vak voor
eigen rekening zijn. In dit geval wordt er dus nog een
stimulans gegeven door de helft van deze kosten te
vergoeden. Ik meen, dat dat gebaar zeker royaal
mag worden genoemd. Ik geloof, dat het bepaald onjuist
is, als de heer Drentje, onder verwijzing naar de letter
lijke tekst van het betreffende Koninklijke Besluit en van
de Ministeriële beschikking, stelt, dat de overheid in
het algemeen ook tot volledige vergoeding van deze
studiekosten overgaat. Ik geloof, dat dit het enige is,
wat ik nog over dit punt zou kunnen zeggen. Ik meen,
dat het standpunt van het college met betrekking tot
dit voorstel nu wel duidelijk is.
De heer Van der Schaaf (weth.): Ik wil eigenlijk
niet een standpunt innemen met betrekking tot het
geen de heer Heidinga heeft gezegd. Ik heb een ogen
blik gedacht, dat het bezigen van straatkolken mis
schien het verplaatsen van het riool zou voorkomen en
dat het aanleggen van een trottoirkolk mee zou moe
ten brengen, dat ook het riool zou moeten worden ver
plaatst, maar dat is blijkbaar niet nodig. Ik wil er dus
nog eens met de directeur van openbare werken over
spreken, want de heer Heidinga heeft gelijk. Velen zul
len het met hem eens zijn, dat een straatkolk in een
straat eigenlijk maar een onding is. Misschien zouden
we die dingen toch niet meer in straten als de Wijbrand
de Geeststraat e.d. moeten aanwenden. Ik zeg dus de
heer Heidinga toe, dat ik dit punt nog eens zal be
kijken en dat wij, wanneer het om de kosten enigszins
kan, het gebruik van dergelijke dingen in de toekomst
zullen vermijden.
Het voorstel van b. en w. wordt daarna z.h.st. aan
genomen.
Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.
Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van woensdag 7 oktober 1959
RAADSVERGADERING
van woensdag 7 oktober 1959
Aanwezig35 leden.
Afwezig: de heren ten Brug en Klijnstra.
Voorzitter: de heer mr. A. A. M. van der Meulen,
burgemeester.
Te behandelen punten:
1. Vaststelling van de notulen van de raadsverga
deringen van 24 juni, 15 juli en 5 augustus 1959.
2. Mededelingen.
3. Verdeling van de raad in secties.
4. Benoeming van drie raadsleden tot lid van de
commissie, bedoeld bij artikel 6, 2e lid, van de verorde
ning, regelende het georganiseerd overleg.
5. Voorstel tot het benoemen van leden en plaats
vervangende leden van de commissie, bedoeld in artikel
8 van de Woonruimtewet 1947
(bijlage no. 274).
6. Voorstel tot het benoemen van een onderwijzeres
aan de Vijverschool I (v.g.l.o.)
(bijlage no. 271).
7. Voorstel tot het benoemen in tijdelijke dienst van
leerkrachten aan de middelbare school en h.b.s. voor
meisjes
(bijlage no. 276).
8. Voorstel tot het benoemen in tijdelijke dienst van
een lerares in de biologie aan de middelbare school
en h.b.s. voor meisjes
(bijlage no. 282).
9. Voorstel tot het benoemen in tijdelijke dienst van
leerkrachten aan de gemeentelijke h.b.s.-a
(bijlage no. 278).
10. Voorstel van het college van curatoren van het
stedelijk gymnasium tot het benoemen van een con
rector voor het cursusjaar 19591960.
11. Voorstel tot het aankopen van woningen en
grond, gelegen in te saneren stadswijken
(bijlage no. 281).
12. Voorstel tot het aankopen van een boerderij met
land, gelegen aan de Tijnjedijk, van J. Hiemstra, alhier
(bijlage no. 273).
13. Voorstel tot het verkopen van een perceel bouw
terrein, gelegen nabij de Julianalaan, aan de Kerk
voogdij van de Hervormde Gemeente Huizum, alhier
(bijlage no. 275).
14. Voorstel tot het onbewoonbaar verklaren van
12 woningen
(bijlage no. 279).
15. Voorstel tot het wijzigen van de naam van de
gemeentelijke tak van dienst der gemeentereiniging in
die van ..reinigings- en ontsmettingsdienst"
(bijlage no. 272).
16. Voorstel tot het wijzigen van de verordening,
als bedoeld in artikel 4 van de Winkelsluitingswet 1951
(bijlage no. 277).
17. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een
bedrag van f 250.000,ten behoeve van de vorming
van een fonds voor de stichting van een universiteit in
Friesland
(bijlage no. 280).
18. Voorstel inzake de wijziging van de gemeente
grens met Menaldumadeel
(bijlage no. 283).
Punt 1.
De notulen van de raadsvergaderingen van 24 juni
1959, 15 juli 1959 en 5 augustus 1959 worden onveran
derd vastgesteld.
Punt 2.
De Voorzitter deelt mede:
A. dat Gedeputeerde Staten van Friesland hebben
goedgekeurd
1. het raadsbesluit van 11 maart 1959 tot het herzien
van het uitbreidingsplan „Greunsweg";
2. het raadsbesluit van 24 juni 1959 tot het oprichten
van een stichting, genaamd „Leeuwarder Sport
stichting"
3. de raadsbesluiten van 15 juli 1959 tot het afstaan
in erfpacht van bouwterreinen, gelegen in het gebied
van het uitbreidingsplan ,,'t Nijlan", aan de N.V.
Bouwbedrijf H. C. Geveke en Zn. en de C.V. Fries
Bouwbedrijf, beide alhier, en aan de Aannemings
Maatschappij „Friso" N.V. te Sneek;
4. de raadsbesluiten van 26 augustus 1959
a. tot het aangaan van een overeenkomst van
grondruil met J. Meijer te Lekkum met betrek
king tot gronden, gelegen bij het perceel, plaat
selijk gemerkt Lekkum 160;
b. tot het aankopen van woningen, gelegen in te
saneren stadswijken;
c. tot het afstaan in erfpacht van bouwterrein,
gelegen aan de zuidzijde van het Schapendijkje,
aan W. C. de Zeeuw, alhier;
d. tot het aangaan van een overeenkomst met de
Leeuwarder Coöperatieve Melkinrichting, alhier,
inzake het onttrekken aan de erfpacht van een
strookje grond aan de Julianastraat en tot het
afstaan in eeuwigdurende erfpacht van drie per
ceeltjes grond aan de Emmakade Zuidzijde, de
Julianastraat en de Willem Lode wijkstraat
B. dat bij Koninklijk besluit van 18 september 1959,
no. 20, is goedgekeurd het raadsbesluit van 3 juni 1959
tot het wijzigen van de verordening tot heffing van een
vergoeding voor het gebruik van lokalen van gemeente
lijke inrichtingen van onderwijs;
C. dat is ingekomen een bericht van verhindering van
de heren ten Brug en Klijnstra.
Deze mededelingen worden voor kennisgeving aan
genomen.
Punt 3.
De verdeling geschiedt als volgt:
eerste sectievoorzitter de heer Tiekstra weth.
leden de heren Vellenga (weth.), Volbeda, K. J.
de Jong, mr. B. P. van der Veen, mevr. Hiemstra-
Molenaar, de heren Van der Heijde, Klijnstra,
Heidinga, Spiekhout, mevr. Ringenaldus-van der
Wal en de heren ir. van Balen Walter en De
Vries;
tweede sectie: voorzitter de heer Pols (weth.);
leden de heren dr. Hoekstra, Mani, ten Brug,
Bosgraaf, Kamstra. mevr. Boersma-Hemminga
en de heren Santema, Jongbloed, J. de Jong,
Venema en B. van der Veen;
derde sectie: voorzitter de heer mr. van der Schaaf
(weth.)
leden de heren IJtsma, mr. Keuning, Bootsma,
W. M. de Jong, Taylor Parkins, Engels, mevr.
Heijmeijer-Croon en de heren Hartstra, Beuving,
Drentje en Balt.
Punt 4.
Benoemd worden: de heren Balt, Kamstra en IJtsma,
elk met 31 stemmen (de heer Engels en mevr. Alting-
Pal elk 1 stem, 2 biljetten blanco).