4
noch iderkearen oangroeijende energy opbringt om foar
syn saek to fjuchtsjen, dan siz ik, dat wy üt üs de-
mokratysk bisef dizze saek net blau-blau litte meije en
dat it kolleezje dizze les forstean moat.
Der is in moasje yntsjinne en dy moasje bistiet üt
twa stikken. It earste stik kin ik folslein yn mei gean.
It twadde stik haw ik biswier tsjin. Om oan de saek,
dy't hjir joun oan 'e oarder is en dy't allinnich giet oer
de nammen fan de West-Yndyske buert, de kwesje fan
de nammejowing yn it Nijlan to keppeljen, dat giet my
to fier. En om dan oan de kommisje to forsiikjen dizze
saek nochris in kear to bisjen, dêr haw ik gjin bihoefte
oan, omdat ik foar mysels wit, dat dizze nammen goed
binne. Dizze nammen, dy't spitigernöch ek takend binne
oan de West-Yndyske buert, binne stik foar stik nam
men, dy't tobekgeane op in aid ambacht fan de stêd
Ljouwert, op ien fan de ambachten lyk as dy hjir ear-
tiids yn üs stêd wienen. Earsume ambachten, dy't mei
de hannen fortsjinne waerden en dy't produkten levere
hawwe, dy't de namme fan de stêd Ljouwert forhege
hawwe. Hwat nou de oarsaek is, dat dizze nammen oer
it algemien ik neam nou yn 't bisünder de nammen
fan it Nijlan diskriminearre wurde, dat kin ik sa op
it earste stuit einliks foar my seis net forklearje.
It binne allegearre ambachten, dy't der op wize, dat it
brea fortsjinne waerd mei de hannen. En dat hat noch
nea ünearsum west. En nou kin it wêze ik wit net,
oft it sa is en ik hoopje ek mar, dat it net sa is dat
dizze nammen diskriminearre wurde, omdat se just
hanwurk-ambachten bitsjutte. Wy libje tsjintwurdich
yn in tiid. dat it wite boardtsje by de minsken faken
heger oanskreaun stiet as de blau-kile. En dat binne
dingen, dy't nei myn idee net goed wize. Ik wie alsa
wol forplichte om in fordigening foar dizze nammen to
dwaen. En der büten stiet dus it feit, dat b. en w. (en
net de kommisje) oan de West-Yndyske buert itselde
type nammen jown hawwe as oan de strjitten fan it
Nijlan. Ik bitreurje, dat dit dien is, sjoen ek de ge-
folgen, dy't der üt foartkommen binne. It béste soe
wêze, dat b. en w. dizze saek tobeklükt en dat hja de
biwenners tofreden stelt. It is, leau ik, foar üs ge
meente in ding fan bilang, dat wy hjir ek op dit stik
fan saken frede mei elkoar hawwe. Dat soe nei büten
üt sünder mis syn gunstige wurking hawwe. Dêrom,
smyt dus de dingen oan 'e kant, dy't har sa foar en nei
foardien hawwe en gean oer ta it op 'e nij wer ynfieren
fan dizze nammen. De West-Yndyske buert sil yn de
takomst nochal hwat isolearre lizze. En as de biwen
ners der dan priis op stelle, dat hja dêr mei elkoar in
lytse wyk foarmje, hwat is der foar biswier tsjin?
Jitris, de frede is der mei tsjinne.
Ik wit eins net, hoe't ik stimme sil oer dizze moasje.
It iene diel flak foar; it oare diel tsjin. As b. en w.
in eventueel riedsbislüt oan de kommisje delegearje
kin har bislüt noch üngelikens ütfalle. Mar ik bin der
einliks fan-to-foaren ek wol wis fan, dat de kommisje,
dy't advisearre hat oer de nammen fan it Nijlan en
net oer dy fan de West-Yndyske buert, der ek foar
stean sil. It is my swier makke, mynhear de foarsitter.
De heer1 Engels: De voorzitter heeft zonet uit de
notulen van een van de vorige vergaderingen een zin
van mij aangehaald en daaraan heb ik het te danken,
dat mijn fractievoorzitter mij heeft opgedragen ook
maar namens de fractie te antwoorden. De voorzitter
heeft de zin aangehaald, waarin ik zei: Zelfs wanneer
het college dit standpunt zou blijven innemen, dan nog
zouden wij graag het gesprek gevoerd zien. Ik mag
opmerken, dat daaraan vooraf is gegaan een uiting
mijnerzijds omtrent het zich weinig gelukkig voelen
van onze fractie met de gang van zaken. Ik heb de
notulen niet voor mij liggen, maar ik meen mij te
herinneren, dat ik zelfs daarbij het woord „over
rompeling" of een ander woord van dien aard gebruikt
heb, een woord, waarop de voorzitter in zijn weerwoord
nogal fel heeft gereageerd. Wij hebben ons dus weinig
gelukkig gevoeld met de gang van zaken. Wij hebben
aangedrongen op een nader gesprek en gezegd, dat
wij een gesprek tevoren van belang gevonden zouden
hebben. Wij hebben aangedrongen op een gesprek in
het besef, dat alleen b. en w. competent waren, om hier
een beslissing te nemen. En het is dat besef geweest,
dat ons er toe gebracht heeft om geen eis te stellen,
maar om het college te verzoeken om, zelfs wan
neer dit bij zijn oude standpunt zou blijven, dan nog
een gesprek te voeren. Overigens kan men uit dat
„zelfs wanneer" ook iets van hoop op een bevredigende
oplossing door dat gesprek destilleren.
Intussen blijkt steeds meer, dat er een grote groep
van mensen is, die zich gegriefd voelt door de beslis
singen, die genomen zijn. Ik vraag mij in gemoede af,
of uw college die beslissing genomen zou hebben, indien
het van te voren geweten had, hoe de bevolking daarop
zou reageren.
En nu ligt voor ons een motie, waarin de gang van
zaken betreurd wordt. Dat is een algemene term, waar
in ook geen oordeel over uw college wordt uitgespro
ken. De motie adviseert verder om de zaak opnieuw
in studie te doen nemen. Onze fractie, die inderdaad
weinig gelukkig is met de gang van zaken, acht deze
motie zeer wel aanvaardbaar en is dan ook van plan
er voor te stemmen.
Mevrouw Heijmey er-Croon: Als wij nu eens alle
prestige- en procedure-kwesties opzij schuiven en we
brengen de zaak tot de gewone proporties terug, dan
blijft er over, dat een grote groep mensen zich door
deze nieuwe straatnaamgeving zeer gekrenkt voelt.
Wat is er dan eenvoudiger dan te zeggen: Nu, dan
veranderen we niet?
De heer Drentje: Door mijn fractievoorzitter is zo
pas gezegd, dat hij sprak namens de meerderheid, de
grote meerderheid, van zijn fractie. Ik vind het nood
zakelijk om hier te verklaren, dat ik deel uitmaak van
de zeer kleine minderheid, die een afwijkend standpunt
inneemt. Ik vind n.l. de motie van de heer Van Balen
Walter wel aanvaardbaar. Hiermee wil ik echter niet
tot uitdrukking gebracht zien, dat ik het niet eens
zou zijn met de gang van zaken in letterlijke zin. Ik
vind dit volkomen juist. De gang van zaken is precies
gegaan, zoals de raad dit heeft gewenst, maar wel ben
ik niet erg gelukkig met het resultaat van deze gang
van zaken en met de namen, die we hier hebben ge
kregen. Blijkbaar is een groot gedeelte van de bevol
king van onze stad met deze naamgeving niet erg
ingenomen. En dit vind ik een betrekkelijk nieuw ele
ment in deze gehele beschouwing. De commissie zal de
zaak opnieuw in studie moeten nemen, wanneer deze
motie aangenomen zou worden. Nu is het natuurlijk
heel moeilijk om een commissie iets in studie te geven,
wanneer zij daar zelf blijkbaar niet erg veel voor voelt.
Maar er is toch ook voor deze commissie een nieuw
element te bestuderen, n.l. de kwestie van de omdoping
van die straten. Het gaat dus niet om de namen van
de straten, die in het Nijlan nog bebouwd zullen moeten
worden, maar het gaat om de omdoping van de straten
van de West-Indische buurt en dit heeft, meen ik, in de
commissie nog geen punt van studie uitgemaakt, zodat
ik dus dat gedeelte van de motie van de heer Van
Balen Walter zou willen steunen, daarmee te kennen
gevende, dat de commissie deze zaak toch nog eens
onder ogen zou kunnen zien.
Of er verder in de gang van zaken iets gewijzigc
moet worden, zullen wij bij een andere gelegenheid
moeten uitmaken. Het lijkt mij het beste, dat dat bij
een begrotingsvergadering gebeurt.
De heer Heidinga: Toen b. en w. met de mededeling
in de raad kwamen, dat de straten in 't Nijlan die-en-die
namen zouden krijgen, heeft de raad dat zonder enige
discussie voor kennisgeving aangenomen. Door ver
schillende argumentaties van de bewoners van die
buurt is er hier telkens weer een bespreking over ge
komen en zo langzamerhand zijn er veel meer bespre
kingen over gevoerd dan deze zaak naar mijn per
soonlijke mening eigenlijk waard is. En ik zie het dan
ook zo, dat ik onder geen enkele voorwaarde aan de
motie van de heer Van Balen Walter kan medewerken
De enige conclusie, die uit deze motie getrokken kan
worden, is, dat b. en w. die delegatie voor de straat
namen niet waard zijn en dat de raad deze bevoegdheid
weer aan zich trekt. Er zou over te praten zijn, maai
niet op de wijze als hier wordt gesteld. Daar doe ik
onder geen enkele voorwaarde aan mee. Het enige
punt, waarover te praten zou zijn is, dat de raad
voortaan zelf de straatnamen wil toekennen en dat de
raad zulks niet aan b. en w. toevertrouwt, omdat het
7
5
college verkeerd heeft gedaan. Maar dat is hier hele
maal niet aangetoond. Het is allemaal zuiver volgens
de democratische weg gegaan, zoals dat hoort. Er
zijn namen uit de bus gekomen, die op bepaalde gron
den door de commissie zijn voorgesteld en door b. en
w. aanvaard. Deze namen zijn zonder enige discussie
ook door de raad aanvaard. Dat is allemaal heel nor
maal gegaan. Ik zie werkelijk geen enkele reden om
voor deze motie te stemmen.
En de competentie-kwestie is hier niet aan de orde,
dus voor mij is de zaak hiermede afgedaan.
De Voorzitter: Dan zal ik in tweede instantie de
verschillende sprekers en in de eerste plaats eigenlijk
ook de spreekster, om niet onbeleefd te zijn, moeten
beantwoorden. Ik had eerst de spreekster moeten noe
men, maar zij staat me wel toe om haar opmerkingen
in de loop van mijn betoog te beantwoorden. Ik zou
willen beginnen met de heer Van Balen Walter, omdat
die ook in tweede instantie het eerst gesproken heeft.
Nu heeft de heer Van Balen Walter in de eerste plaats
gezegd, dat de delegatie van het recht of de bevoegd
heid van b. en w. om deze namen te geven, niet zou
inhouden, dat daarmee het recht om kritiek op het
beleid van b. en w. uit te oefenen, zou zijn prijsgegeven.
Mogelijkerwijze zou men dat in het algemeen bij af
doening van zaken door middel van een delegatie kun
nen stellen. In dit geval kan de heer Van Balen Walter
dat niet terecht stellen, want wat heeft hij in de ver
gadering van 5 augustus, dat is de vergadering, waarin
het eerste adres van deze ingezetenen is behandeld,
gezegd? „Onze fractie was toch wel unaniem van me
ning, dat deze naamgeving niet een erg gelukkige is.
Nu door dit adres aan de raad deze kwestie hier in
ons midden wordt gebracht, menen wij toch misschien
ter oriëntering van Uw college onze mening over dit
punt aan U kenbaar te moeten maken, opdat U dus bij
de afdoening van dit punt hiermee eventueel rekening
zal kunnen houden". Ik herhaal: „Eventueel rekening
zou kunnen houden".
De heer Van Balen Walter heeft dus in die eerste
vergadering volledig aan b. en w. overgelaten, hoe zij
zouden beslissen en gezegd: Wij denken er zo over,
maar mogelijkerwijze zoude U er rekening mee kunnen
houden. M.a.w. U zou het ook niet kunnen doen.
In de vergadering van 16 september heeft de heer
Van Balen Walter in alle talen gezwegen en ook zijn
fractie heeft in alle talen gezwegen. Hij heeft met alle
andere raadsleden, behalve de heer Santema, dit tweede
adres voor kennisgeving aangenomen. Maar de heer
Van Balen Walter is begonnen met zijn zwijgen al voor
dat er adressen waren, n.l. toen b. en w. de lijst van
nieuwe namen bij de stukken voor de raadsleden ter
inzage legden. En als we dus nu vragen, of hier pres
tigekwesties aan de orde zijn, dan is hier stellig geen
prestigekwestie van b. en w. aan de orde, maar we
kunnen hoogstens zeggen, dat hier de heer Van Balen
Walter en degenen, die spreken zoals hij, hun prestige
als raadslid wel aan de orde stellen. En dan betwijfelt
de heer Van Balen Walter, dat de manier, waarop de
bespreking is gearrangeerd, juist is geweest. Deze be
spreking met de buurtbewoners is volkomen regelmatig
gearrangeerd. Als de heer Van Balen Walter soms be
doelt, of die bespreking op de juiste wijze is gevoerd
en in de juiste toon, dan heeft hij geen enkele reden
om dit te betwijfelen, want hij is er niet bij geweest.
En als hij dit op deze wijze stelt, dan gaat het toch
wel bedenkelijk veel op een insinuatie lijken. Ik geloof
en dat mag ik herhalen dat, als de raad in de
eerste plaats de lijst met namen voor kennisgeving
aanneemt, vervolgens een adres ter afdoening in han
den van b. en w. stelt, in de derde plaats een tweede
adres voor kennisgeving aanneemt, de raad niet an
ders dan een juist beleid voert door zich aan de eerder
aangenomen houding te conformeren.
Nu heeft de heer Klijnstra geen nieuwe argumenten
naast die van de heer Van Balen Walter aangevoerd.
Daarom geloof ik de heer Klijnstra geen onrecht te
doen, als ik het door hem gezegde verder passeer.
De woorden, die de heer Mani heeft gesproken na
mens de meerderheid van zijn fractie, worden uiteraard
door het college tot de hunne gemaakt. De heer Sante
ma heeft gezegd: Mijn standpunt is wel bekend. Hij
vindt deze verandering van namen onjuist.
Nu heeft de heer Santema in het tweede deel van
zijn betoog, waarin hij de overige namen voor 't Nij
lan krachtig heeft verdedigd, toch eigenlijk naar onze
gevoelens zijn standpunt bijzonder sterk ondergraven,
omdat, als die andere namen juist zijn, daar logischer
wijze uit volgt, dat ook deze namen op zichzelf geno
men juist zijn, omdat, ik herhaal, artikel 2 van de
verordening luidt: De naamgeving geschiedt zodanig,
dat de namen van wegen, welke zijn gelegen in een
uit een oogpunt van ruimtelijke ordening afgerond ge
acht deel van de gemeente, zoveel mogelijk een een
heid vormen. Deze eenheid met de andere door de heer
Santema zo krachtig verdedigde namen is door het
college nagestreefd, m.a.w. zijn kritiek op de naam
geving is hier toch eigenlijk mee op losse gronden
komen te staan.
De heer Santema heeft het voorts nog over demo
cratisch besef. Ik geloof, dat wij hier niet al te veel
andere dingen bij moeten halen dan de zaak zelf. Wij
kunnen ook stellen, dat het een eis van democratie is,
dat de zaak volgens de regelen van het spel is behan
deld, dat die zaak op een keer als afgedaan moet
worden beschouwd en dat men niet opnieuw van buiten
af met een actie moet proberen een volgens alle regelen
juist genomen overheidsbesluit ongedaan te maken.
De heer Drentje heeft een nieuw element gevonden
in die actie. Dat is geen nieuw element naar onze
mening, want de bewoners van deze buurt hebben nu
hun derde adres al ingediend. Op het eerste en tweede
adres is al een afdoening gevolgd, zodat iets nieuws
in deze actie toch waarlijk niet te bekennen valt.
Mevrouw Heijmeijer meent de zaak tot gewone pro
porties terug te kunnen brengen door te vragen: als
nu blijkt, dat een zo grote groep zo zeer gehecht is
aan die oude namen, waarom de nieuwe namen dan
niet weer veranderd?
Nu is de zaak zo, dat de oude namen zijn veranderd
op grond van naar de mening van het college zeer
doorslaggevende redenen. Aan dit besluit is uitvoering
gegeven, zodat nu niet alleen de redenen, die tot deze
naamsverandering hebben geleid, gelden, maar dat
bovendien de moeilijkheid geldt van het in de oor
spronkelijke toestand terug brengen van deze zaak. Het
is misschien wel goed, dat ik ter informatie van me
vrouw Heijmeijer en anderen vermeld welke conse
quenties dit heeft. Het bevolkingsregister moest worden
veranderd. Dat omvat behalve dan ongeveer 150 kennis
gevingen aan de hoofdbewoners van deze straten, het
wijzigen van de stratenkaarten in het woningregister,
het wijzigen van ongeveer 150 woningkaarten in het
woningregister, het wijzigen van ongeveer 600 per
soonskaarten, het herponsen van ongeveer 600 per
soonsplaatjes, het verzenden van kennisgevingen be
treffende adreswijziging aan de Pensioenraad, de Raad
van Arbeid, de Sociale Verzekeringsbank enz. ten aan
zien van alle personen, die een pensioen, rente, uitke
ring e.d. genieten, het verstrekken van opgaven be
treffende de adreswijziging aan alle op mutaties ge
abonneerde diensten, instellingen, kerkgenootschappen
en particulieren, het opnieuw rangschikken van het
naar straatnamen alfabetisch ingerichte woningregister.
Dat is dus een enorm werk en daar dient dan nog bij
opgemerkt te worden, dat alle na de wijziging afge
geven en nog af te geven officiële bescheiden, als
toeristenkaarten, bewijzen van opneming in het Be
volkingsregister, attestaties de vita, bewijzen van Ne
derlanderschap enz., de nieuwe straatnamen vermelden.
Dat zijn dus niet alleen moeilijkheden voor de gemeen
telijke administratie, maar, gesteld, dat de gemeentelijke
overheid opnieuw zou gaan veranderen, dan zouden ook
allerlei andere instanties enz. worden gedwongen om
voor de tweede keer hun administratie te gaan ver
anderen. De verzendlijst vermeldt, dat een afschrift
van het besluit is gestuurd aan: de directeur van het
Post- en Telegraafkantoor, de directeur van het Post-
district, de directeur van het Telefoondistrict, het hoofd
van de Landmeetkundige Dienst, de inspecteur van de
Directe Belastingen, dan een aantal gemeentelijke dien
sten: Openbare Werken, Bouw- en Woningtoezicht,
Energiebedrijven, Reiniging, Woningbedrijf, Gemeente
ontvanger en verder aan de N.V. Intercommunale Wa
terleiding gebied Leeuwarden, aan de N.T.M. in Hee
renveen en dan ook nog een aantal dagbladen. Een ge
volg van een tweede verandering van deze namen zou