2
dienst, omtrent controle van kas en boeken van de ge
meente-ontvanger, alsmede omtrent kasoverdracht van
de algemene begraafplaatsen;
C. dat de heer Jongbloed bericht van verhindering
heeft gezonden.
Deze mededelingen worden voor kennisgeving aan
genomen.
Punt 4.
De aanbeveling van de commissie luidt als volgt:
1. dr. G. J. Otten, alhier;
2. prof. dr. L. J. Smid, alhier;
3. mr. G. J. van der Meij, alhier.
De heer Otten wordt met alg. stemmen benoemd.
Punt 5 (bijlage no. 317).
De voordracht van b. en w. luidt als volgt:
1. mevr. E. Haye-Menist te Amsterdam;
2. mevr. A. M. Troost-Balk te Leiden;
3. mevr. E. de Boer-van Spanje, alhier.
Benoemd wordt mevr. Haye-Menist, met 30 stemmen
(mevr. de Boer-van Spanje 2 stemmen).
De heren Engels en Van der Heijde vormden het
stembureau.
Punten 6 t.e.m. 14 (bijlagen nos. 333, 334, 328, 324, 335,
330, 326, 327 en 323).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van b. en w.
Punt 15 (bijlage no. 331).
De heer llosgraaf: Toen wij deze raadsbrief bestu
deerden, hebben wij ons er enigszins over verbaasd, dat
het gebruikelijke overzicht van de bestede en nog te be
steden gelden ontbrak. We hebben ons afgevraaagd wat
hiervan de reden zou kunnen zijn. Is het misschien om
dat wij thans een maximum bedrag voor een jaar vast
stellen? Uiteraard verheugt het ons zeer, dat de con
solidatie van de vlottende schulden zover gevorderd is,
dat de vaststelling per kwartaal niet meer nodig is. Het
spijt ons evenwel, dat wij daardoor nu en in de toekomst
het reeds genoemde overzicht moeten missen. Wij heb
ben het altijd zeer op prijs gesteld, niet zo zeer om een
inzicht te krijgen in de hoogte van de vlottende schuld,
dan wel om het inzicht, hetwelk dit overzicht ons gaf
van de stand van de onderhanden werken. We zouden
het college dan ook willen verzoeken de raad ook in
de toekomst in de een of andere vorm regelmatig over
de stand van zaken te informeren.
De heer Tiekstra (weth.): De door de heer Bosgraaf
veronderstelde reden is inderdaad de reden, waarom dat
gebruikelijk overzicht per kwartaal niet bij de stukken
lag. Ik kan dan verder de heer Bosgraaf zeggen, dat
vanzelfsprekend bij de behandeling van de be
groting op deze aangelegenheid teruggekomen zal
worden. Ik vertrouw, dat de raad alsdan een volledig
overzicht kan ontvangen en dat dan ook een overzicht
van de behoeften voor 1960 op het gebied van de uit te
voeren kapitaalswerken bij de aanbiedingsbrief zal wor
den gevoegd. De heer Bosgraaf vraagt tenslotte: is het
mogelijk om de raad regelmatig, zoals ook in het ver
leden gebeurde, over de stand van zaken te informeren
Mijn antwoord hierop is, dat ik dit graag in overweging
wil nemen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van b. en w.
Punten 16 en 17 (bijlagen nos. 332 en 336).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van b. en w.
Punt 18 (bijlage no. 337).
De heer De Vries: Het verheugt ons, dat wij dit
voorstel op de agenda zien. En het is ook niet mijn be
doeling om over het voorstel als zodanig al te veel te
zeggen. Er is echter één zinsnede in deze raadsbrief,
die een kleine vraag bij mij doet rijzen, n.l., waar wordt
geschreven, dat een gedeelte van de ventwegen gelegen
is binnen de grenzen van reeds volledig gerealiseerde
uitbreidingsplannen en dat het om die reden niet moge
lijk is alle kosten van ophoging en herstraten in de
grondkosten van die uitbreidingsplannen door te bere
kenen. Daaruit concludeer ik, dat deze kosten dus op
de begroting van de algemene dienst moeten worden
gebracht. Mijn vraag is dan: was het niet mogelijk -
al is dit uiteraard nakaarten om in de grondplannen
waar het hier om gaat, een zekere stelpost voor deze
kosten op te nemen, zodat we dus niet voor het onaan
gename feit zouden zitten, dat deze kosten ten laste van
de algemene dienst moeten komen? Natuurlijk zie ik
ook wel, dat de werken alleen kunnen worden uitgc
voerd, als er 100% subsidie wordt gegeven, maar toch
acht ik de oplossing in dit geval niet erg gelukkig. Mis
schien kan de wethouder hierop een antwoord geven.
De heer Van der Schaaf (weth.): De gang van za
ken, zoals die hier heeft plaats gevonden, is achter;;
juister te beoordelen dan vooraf en ik geloof, dat we
daarin de oorzaak moeten zoeken, dat het hier zo gr
lopen is. Bij het opstellen van de grondkostenberekenin
van de complexen, die hier een rol spelen (en ook in het
algemeen gaat het zowordt een bedrag voor de aanle
van ventwegen en ophoging e.d. opgenomen, een bedrag,
dat men moet ramen, maar waarvan men de juiste om
vang niet kan weten, omdat de werken nog niet zij.;
uitgevoerd. Nu kan zich vrij gemakkelijk het feit vooi
doen, dat door de stijging van het algemene prijspeil
de kosten van het aanleggen van ventwegen en trottoii
e.d. een stijgende lijn vertonen, welk feit op het moment
van de vaststelling van de grondkosten nog niet beken-1
was en ook niet te voorzien was. Het is uiteraard ver
standig, om bij ramingen van de kosten van een grond-
complex een zekere marge aan te houden, ten eind?
dergelijke verschillen op te vangen. Die marge moet
echter ook weer niet te groot zijn, want dan krijgt de
gemeente het odium op zich, dat ze aan de grond gaat
verdienen en in deze raad is wel eens de vinger opge
heven om er voor te waarschuwen, dat zulks toch eigen
lijk niet moet gebeuren. Dus men moet bij deze dingen
zo goed mogelijk mikken. Dat is en blijft de moeilijk
heid. Men kan dan af en toe wel eens iets mis schieter
het is bijna altijd iets te veel of iets te weinig, man
dat is naar mijn mening niet te vermijden. Ik gelo<
dan ook, dat gevallen als deze zich zullen kunnen blij
ven voordoen, tenzij men een grotere marge zou willen
nemen, waarvoor dan de bezwaren van andere aarü,
die ik even hoog of nog hoger aansla, geaccepteerd zoi;
den moeten worden. Ik geloof daarom, dat hier niet
bepaald een fout is gemaakt, maar meer een vrijwel on
vermijdelijke gang van zaken even aan het licht komt
De heer Taylor Parkins: Natuurlijk verheugt h
ons, dat dit deel van het grote plan van de rondweg nu
werkelijk tot uitvoering komt. Hierdoor krijgt de indu
strie in het oostelijke deel van onze stad een uitvalsweg
naar het noorden, zodat de binnenstad van dit verkei.
ontlast wordt. De lasten, die het verkeer in de binnen
stad van de industrie ondervindt, ontstaan echter meer
door het ontbreken van een rechtstreekse verbinding m<
de zuidelijke uitvalsweg. Alles wat naar het zuiden moet
of van het noorden naar het zuiden gaat, moet nog
steeds vrijwel onze gehele stad passeren, met alle knel
punten, als spoorwegovergangen, smalle bruggen etc..
die daarin aanwezig zijn. Kunt U ons ook zeggen, hoe
op dit moment de vooruitzichten zijn m.b.t. de aanleg
van het zuidoostelijke gedeelte van de rondweg? Wat
doet het college om deze rondweg zo spoedig mogelijk
te realiseren, zodat het zware verkeer van de verschil
lende straten en bruggen in de binnenstad afgenomen
kan worden? Een rondweg is eerst af, als het door
gaande verkeer niet meer door de binnenstad behoeft
te rijden.
De Voorzitter: Meneer Taylor Parkins, U hebt mij
gevraagd, of ik U zou kunnen informeren over de plan
nen m.b.t. het aanleggen van verschillende gedeelten
van de ringweg. Ik geloof, dat wij er verstandig aan
doen daar een andere gelegenheid voor uit te zoeken,
want op het ogenblik is alleen aan de orde het voorstel
3
tot aanleg van de middenbaan van de Archipelweg. Er
zal ongetwijfeld binnenkort wel een gelegenheid zijn om
de plannen, die daarmee in verband staan en die ook
voor de raad interessant zijn, als één geheel te behan
delen. Dat lijkt mij eigenlijk veel beter dan nu weer
incidenteel ook andere gedeelten van de weg te bespre
ken.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van b. en w.
Punt 19 (bijlage no. 329).
De hear Santema: By it bisjen fan dit plan hat üs
fraksje it gefoel krigen, dat de tsjinst fan iepenbiere
wurken hjir stribbe hat nei in goede oplossing fan dit
wier pénibele fraechstik. Wy kinne dan ek net oars as
üs greate wurdearring ütsprekke foar dizze oplossing.
Ik leau, dat, as dy nije piip aensens ta stan brocht is,
dy net it bikende stêdsbyld fan Ljouwert en fan de
Voorstreek skeine sil, omdat de aide tastan sa folie
mooglik oanhalden is. Dat is dus wurdearring yn it al-
gemien foar dizze saek.
Wy woene wol, dat b. en w. ek yn forban mei it for-
kear, dat dér aensens wêze sil en dat der nou al is,
inkelde foarsjenningen treffe. Wy tinke bygelyks oan it
forkear, dat üt de Korfmakersstrjitte komt en dat aen
sens ch mear as op 't heden lést haw we sil fan de
fork sstream, dy't üt 'e Peperstrjitte weikomt en dan
op biwuste punt oanlannet. Wy woene mei it each
eilichheit fan it forkear üt de Korfmakerstrjitte
ol, dat dér yn'e takomst in forkearsljocht pleatst
urdt. Dat liket üs fan tige folie bilang, alhoewol wy
üs ek wol biwust binne, dat it ek wer skaedkanten hat.
witte wol, dat de strjitte dér hwat forbrede wurde
.si:, mar hwannear't de strjitte forbrede wurdt, dan sil
binammen it autoforkear dér natuerlik ek hurder ride.
)p 't heden is it al sa, dat de Korfmakerspiip foar it
ear, dat üt de Korfmakersstrjitte nei de Kelders
oat, in gefaerlik punt is. Wy sjogge dus graech, dat
:r op ien of oare manear yn forsjoen wurdt.
De heer K. J. de Jong: Het verheugt onze fractie
zcm, dat bij uitvoering van dit voorstel aan de onbe-
agende situatie met betrekking tot de walmuren
van de Voorsreek nu een einde zal komen. Omdat deze
walmuren veel te maken hebben met het representa
tive karakter van de stad, geloven wij, dat een voor-
el als dit toch wel bijzonder veel waardering verdient.
Maar dit wil niet zeggen, dat er nog niet enkele vragen
jn. die wij in verband hiermee zouden willen stellen.
Op de eerste plaats eigenlijk een opmerking. En dat
is deze. Het bevredigt ons eigenlijk niet helemaal, dat
ij telkens voor die incidentele gevallen geplaatst wor-
n. Ik weet wel, dat dit misschien wel weer een opmer-
ng is, die bij de begroting thuis hoort, maar de op
merking op zichzelf mag ik hier toch wel plaatsen, dan
kunnen we er straks bij de behandeling van de begro-
ïgen verder op door borduren. Wij zouden graag wil
len, dat wij met betrekking tot de walmuren, die er
zoveel in de stad zijn en waarvan er vele in een zeer
penibele toestand verkeren, eens een totaal overzicht
regen. Misschien dat dit overzicht eens in de aanbie-
I ngsbrief kan worden opgenomen. Het onbevredigende
voor ons is, dat we steeds met zo'n incidenteel geval
geconfronteerd worden, zonder dat we van de gehele
zaak voldoende afweten.
Het tweede punt betreft de verkeerssituatie. Deze zal
vel enigszins verbeterd worden, maar zal naar onze
mening toch nog niet voor honderd procent in orde zijn.
Wij hebben toch de indruk, dat het niet wenselijk is, dat
vooral het zware verkeer, dat nu langs de Voorstreek
geleid wordt, daar ook in de toekomst wordt toegelaten.
Dit spreekt te meer, als we er van uitgaan, dat dit ver
keer nog steeds zal toenemen. Ziet het college ook een
oplossing op langere termijn om daaraan tegemoet te
komen? Het hangt ten nauwste samen met dit plan.
Wij hebben destijds van de bewoners al eens een adres
gekregen, waarin bepaalde plannen m.b.t. de Voorstreek
tar voren werden gebracht. Volgens deze plannen zou
't gehele verkeer omgelegd of stopgezet moeten wor
den. Aan dit adres is uiteraard in deze raadsbrief geen
aandacht besteed, maar het interesseert ons toch wel,
wat met betrekking tot dit punt het standpunt van het
college is. Iedere verbetering is op zichzelf welkom, maar
vooral omdat de intensiteit van het verkeer toeneemt,
willen wij wel graag vernemen, of dit adres nog in petto
is, in die zin, dat U zegt: dat kunnen we altijd nog eens
bezien, of dat het zo is, dat het college zegt: daar heb
ben we in de toekomst andere plannen mee. Op zichzelf
geeft dit punt, ook wanneer het verbeterd is, geen vol
ledige bevrediging en ik geloof, dat wij in de toekomst
daar wel degelijk onze aandacht aan hebben te besteden.
Al met al geloof ik, dat wij dit voorstel wel van harte
kunnen toejuichen, omdat met de uitvoering van dit
plan in ieder geval de situatie en het gezicht van Leeu
warden voor de buitenwacht enorm verbeterd worden.
Ook op dat stuk van zaken geloof ik, dat dit plan alle
toejuiching verdient. Wjj willen er wel aan toevoegen,
dat wij dit plan zeer aantrekkelijk vinden en dat wij
bepaald geen voorstanders zijn van demping, waar wel
eens over gesproken is. Demping van deze stadsgrach
ten zou een onherstelbaar verlies voor het karakter van
onze binnenstad betekenen. De Voorstreek is toch eigen
lijk wel een hartader van de binnenstad, die wij naar
onze mening in deze vorm niet zouden kunnen missen.
De heer Taylor Parkins: De goedkeurende woorden,
die door de beide vorige sprekers over dit plan gezegd
zijn, kan ik ten volle onderschrijven. Wat ik echter in
de bijlage en bij de stukken miste, dat is een raming
van de tijdsduur voor deze werken. Het zijn werken, die
uitgevoerd worden in een druk stadsgedeltee, waar
doorlopend geklaagd wordt over het feit, dat het win
kelende publiek er geen ruimte kan vinden. Dit wordt
nu verbeterd, maar eerst tijdelijk in een belangrijke
mate verslechterd. De winkeliers, die aan deze straten
gevestigd zijn, zullen het zonder twijfel toejuichen, dat
dit werk zal worden uitgevoerd en dat deze verbreding
eindelijk tot stand zal komen; zij zullen daarvan echter
gedurende een behoorlijke tijd een belangrijk nadeel in
hun zaken ondervinden. Voor enkelen van hen is dit
misschien zelfs onoverkomelijk of in ieder geval zeer
bezwaarlijk. Mijn vraag is nu: zijn er mogelijkheden
om de duur van dit werk te bekorten, zodat deze mid
denstanders er zo weinig mogelijk last van ondervin
den? Ik denk bijvoorbeeld aan uitvoering en in de
zomertijd zal dit zeker mogelijk zijn door toepassing
van een dubbel-ploegen-stelsel, zodat een bepaald ge
deelte van dit werk in een versneld tempo kan worden
uitgevoerd.
De heer Keuniiig: Ook bij onze fractie leeft veel
waardering voor dit plan en die waardering wil ik hier
ook wel even uiten. Aan de andere kant rees dezelfde
vraag, die de heer K. de Jong gesteld heeft, nl. in hoe
verre passen deze plannen in de stedebouwkundige ont
wikkeling, die men zich t.a.v. de binnenstad heeft voor
gesteld? Daarbij zou ik dus de vraag willen stellen in
hoeverre bij de opzet van dit werk overleg is gepleegd
met de stedebouwkundige, die de opdracht heeft om
over de ontwikkeling van de binnenstad aan het ge
meentebestuur advies uit te brengen.
Een tweede punt, waarover ik nog iets wil zeggen,
is een punt, dat bijna naast de walmuren ligt, n.l. de
kwestie van de riolering. Als ik het goed begrijp, komt
het er toch op neer, dat de riolering van deze gedeelten
van de Voorstreek weer door de nieuwe wallen heen zul
len moeten gaan en dus zullen blijven uitmonden op de
gracht. Ik heb mij afgevraagd, of men nu al vrij duide
lijke plannen heeft met betrekking tot de toekomstige
riolering van de Voorstreek en of het niet mogelijk was
geweest om, nu men toch deze hele zaak moet opbre
ken, tegelijkertijd een stuk van het eventueel toekom
stige diepriool hier al vast in aan te brengen, zodat
men dus niet telkens een doorbraak door de walmuren
zou moeten maken. Daar zou ik graag een antwoord
op hebben.
De heer Kanistra: De voorgaande sprekers hebben
hun verheugenis uitgesproken over het feit, dat nu ein
delijk de kwestie van de walmuren eens wordt aange
pakt, maar aan de andere kant ziet ieder van hen moei
lijkheden. De een vreest het verkeer, de ander heeft
weer andere bezwaren, maar wat de laatste spreker
heeft gezegd mogen wij naar mijn mening toch wel
onder de aandacht van het college brengen. Maar ik
heb ook in een commissie het woord „compromis-voor-
stel" gehoord. Ik geloof, dat het dat inderdaad is. Hier