2 3 van het Grondbedrijf, alsmede omtrent kasopneming en controle van de administratie van de dienst Openbare Werken, de Geneeskundige- en Gezondheidsdienst, de dienst voor Sociale Zaken en de algemene begraafplaat sen; Deze mededelingen worden voor kennisgeving aan genomen. C. dat Gedeputeerde Staten van Friesland aan Bur gemeester en Wethouders hebben medegedeeld, dat het aantal subsidietoezeggingen inzake de bouw van wo ningwetwoningen voor de gemeente Leeuwarden voor het jaar 1960 op 274 is gesteld. De heer Bootsma: Hoewel als regel het punt mede delingen van de raadsagenda weinig aanleiding geeft tot het voeren van het woord, is er naar de mening van mijn fractie zeker aanleiding om vanavond daarvan af te wijken en onze stem te laten horen als protest tegen de gang van zaken t.a.v. het woningbeleid. Het kan in de tegenwoordige verhoudingen haast niet anders dan op gemeentelijk niveau ook het rege ringsbeleid en het provinciaal beleid daarbij te betrek ken, daar juist op dit terrein de gemeenten zeer sterk afhankelijk zijn van de hogere instanties. Via de pers en de radio hebben wij reeds kunnen vernemen, dat in het landelijk beleid een sterke ombuiging van het wo ningbeleid in de richting van de particuliere bouw wordt nagestreefd. Men zou hiermede nog akkoord kunnen gaan, mits voldoende waarborgen aanwezig zijn, dat hierdoor op kortere termijn een einde zou kunnen ko men aan de woningellende. De praktijk heeft echter geleerd, dat de partikuliere bouw het sterkst is gericht op de duurdere woningen waaraan het mag bekend worden verondersteld -- de minste behoefte bestaat, zeker in onze provincie en in onze gemeente. Van het totaal aantal woningzoekenden in Leeuwarden van 2927 zijn er 2188, of rond 57%, met een kleiner netto in komen dan f 75,per week en het zal een ieder bekend zijn, dat deze groep als regel niet behoort tot de clien tele van de partikuliere bouwers. Ondanks de hoopvolle verwachtingen en vrij vage toezeggingen van minister Aartzen over extra maatregelen, ziet het er voor boven aangehaalde woningzoekenden donker uit. Het is be treurenswaardig, dat bij de behandeling van deze aan gelegenheid in de 2e Kamer, ondanks de goedbedoelde woorden van enkele sprekers, de positie van de huidige regering is gesteld boven het belang van de volkshuis vesting. Er wordt niet meer gesproken over volks vijand no. 1 en er wordt ook geen jaar meer genoemd, waarin het einde van de woningmisère kan worden ver wacht. De ellende is eindeloos. Trouwens voor de thans ingeschrevenen is een oplossing over 5 of 10 jaar geen oplossing meer. Gaf dus het landelijk beleid al een wei nig uitzichtbiedend beeld, zodra het provinciaal con tingent woningwetwoningen voor 1960 bekend werd ge maakt (1000 tegen 1300 voor 1959) kon worden ver wacht, dat er ook plaatselijk op een inkrimping van het volume moest worden gerekend. Nu echter de voor lopige verdeling van 859 woningen bekend is gemaakt, moet met ontsteltenis worden vastgesteld, dat er in onze gemeente een halt is toegeroepen aan de sinds enige jaren geleidelijk op gang gekomen productie van ruim 500 woningwetwoningen per jaar. Welke over wegingen kunnen bij Ged. Staten hebben gegolden om van de totale achteruitgang rond 57% ten laste van Leeuwarden te brengen? Dit is gewoon rampzalig en niet minder dan een klap in het gezicht van het ge meentebestuur. Of wil men op deze wijze Leeuwarden dwingen in de richting van de premiebouw voor par- tikulieren, met het gevolg, dat juist de groep, die het eerst in aanmerking zou moeten komen voor een mens waardige woning, in de kou blijft staan? Het blijkt, dat Leeuwarden niet alleen de landelijke achteruitgang moet incasseren, maar tevens nog moet offeren voor een hogere toewijzing aan verschillende andere gemeen ten, zelfs aan een gemeente, die publiekelijk beweerd heeft geen woningbehoefte meer te hebben. Wat bete kenen dan nog woorden als „kerngemeente", „klimaat verbetering", enz. Wat komt er op deze wijze terecht van een doelbewuste industrialisatie? Mijnheer de voorzitter, namens mijn fraktie vraag ik U wat denkt het college te doen om te protesteren tegen een dergelijke gang van zaken? Op de steun van onze fraktie zult U zeker kunnen rekenen. De heer Van Balen Walter: Hoewel ik met de heer Bootsma verschil van mening over de vraag, of de ge meenteraad de plaats is om het landelijk woningbeleid te behandelen, ben ik het toch wel met hem eens, dat de gegevens, die wij gekregen hebben van het provinciaal bestuur, inzake de verdeling van de voor Friesland be schikbare woningwetwoningen, voor Leeuwarden toch wel een ontstellend laag aantal te zien geven. En ik wil U dus ook namens mijn fractie te verzekeren, dat U onze steun hebt wanneer U het provinciaal bestuur met de meest mogelijke aandrang verzoekt hierin zo mogelijk verbetering te brengen. De heer K. J. de Jong: Ook in onze fractie leeft een zekere mate van teleurstelling over de brief, die afge komen is van het college van Ged. Staten en ook over de toelichting, die daarbij van de zijde van Uw college gegeven is. Ik kan me voorstellen, dat de heer Bootsma hier enkele nogal wrange woorden aan heeft gewijd; ik zou dat van mijn kant bepaald niet doen. Ik geloof juist, dat, wanneer we na gaan wat er sinds 1945 en met name de laatste jaren gebeurd is, in de woningwet- bouw toch aanmerkelijk meer gebouwd is dan in de eerste jaren" na de bevrijding, zodat eigenlijk de bouw van de goedkopere woningen toch wel terdege op gang gebracht is. Het beleid zelf betekent bepaaldelijk niet, dat niet meer goedkope woningen gebouwd zullen wor den. Er wordt alleen gestreefd naar overschakeling van de woningwetbouw naar de goedkope premiebouw. In zoverre geloof ik, dat de woningbouw geleidelijk aan terecht komt in de hoek, waar we deze in de toekomst ook moeten hebben. Het dient meer een zaak te wezen, waaraan de overheid zich geleidelijk moet onttrekken, inplaats van tot in lengte van jaren een beleid te heb ben, waarbij de overheid de grote woningbezitter dient te worden. Ik geloof, dat in dat opzicht de ombuiging van het beleid onze instemming wel kan hebben. Maar de situatie, waarin wij nu verkeren, doet toch wel enkele vragen naar voren komen en wel in de eer ste plaats deze. Hoe is het mogelijk, dat Leeuwarden van 487 woningen op 274 komt? Is dat ook te moti veren? Ik weet wel, dat ik deze vraag eigenlijk tot het provinciaal bestuur zou moeten richten, maar misschien kan het college hierover bepaalde inlichtingen verschaf fen. Is dat aantal het vorige jaar te hoog geweest, of is het met een bepaalde motivering zo gesteld, dat men oordeelt dat 274 voldoende is? Houdt dit ook verband met het statistisch woningtekort Hoe groot is het statistisch woningtekort in Friesland? Ligt dat voor de kleinere gemeenten, die ook een gedeelte hiervan gekregen hebben, dan in verhouding gunstiger dan voor ons? Ik begrijp dit allemaal niet zo goed. Verder zou ik in aansluiting op de woorden, die ik enkele weken geleden in verband met hetzelfde onder werp hier al heb mogen uitspreken, willen zeggen, dat wij hier in Leeuwarden arbeiderswoningen nodig heb ben en dat zulks in zeer bijzondere mate verband houdt met het industriële klimaat, dat wij hier menen te moeten verbeteren. Een van de eerste dingen, die wij daarvoor nodig hebben, is dat wij de mensen, die wij als arbeidskrachten kunnen aantrekken, een passende woning moeten kunnen bieden. Nu is het zo, dat boven dit aantal bij het Rijk nog een zekere reserve bestaat van 2000. Het is misschien mogelijk, dat wij uit die reserve nog een zeker kwantum kunnen krijgen, terwijl ook nog een kleine reserve aanwezig is bij het provin ciaal bestuur. Misschien zou het aantal, dat Leeuwar den nu heeft gekregen, opgevijzeld kunnen worden tot een groter aantal. Ik meen, dat wij dat het vorige jaar ook gehad hebben. De latere uitkomsten bleken toen toch ook beduidend beter dan de aanvankelijke cijfers. Hoe het ook zij, ik hoop van harte, dat het college zijn uiterste best zal doen om het aantal arbeiderswonin gen, hetzij in de sector van de woningwetbouw, hetzij in de sector van de goedkope premiebouw, want ook in die sector zitten misschien nog wel mogelijkheden, zo hoog mogelijk te krijgen, omdat daarmee juist het industriële klimaat, dat wij hier toch zeer bijzonder nastreven, wel in zeer bijzondere zin gediend zou zijn Ik zou dus naast enkele inlichtingen, die ik hierbij vraag, het college steun willen toezeggen voor haai maatregelen om te trachten dit aantal omhoog te krij gen, alsmede om te trachten het industriële klimaat zo guDStig mogelijk te krijgen door zo veel mogelijk ar beiderswoningen te bouwen, hetzij in de woningwet- lector, hetzij in de sector van de goedkope premiebouw. De hear Santema: Ek üs fraksje hat bihoefte yn dizze omstannichheden in wurd fan protest hearre to litten tsjin it tige lytse tal wenten, dat oan üs ge meente taskikt is. Sa lang der noch 2900 minsken op 'e wachtlist steane, is sa 'n lyts tal, lyk as üs yn dit gefal tawiisd is, abslüt ünfoldwaende. Soks ropt ek by üs in wurd fan protest op. Wy wolle ek graech hearre nei de ynljochtings, dy't b. en w. aensens jaen sille yn forban mei it üntstean fan it getal, dat it oantal wen- nings oanjowt, dat oan de gemeente Ljouwert tawiisd is. Miskien komme wy der noch op werom. De heer Kamstra: Er is hier teleurstelling uitge sproken en dat was te verwachten over het aan tal woningen, dat aan de gemeente Leeuwarden be schikbaar is gesteld. Omdat er nu al zo veel over ge sproken is geloof ik, dat wij kunnen volstaan met de mededeling, dat ook onze fractie zeer teleurgesteld is en dat zij hoopt, dat het college een mogelijkheid ziet om daar verandering in te brengen. Onze fractie kan met uw werk in deze volkomen akkoord gaan. De heer Beuving: Ik geloof wel, dat de toewijzing van dit geringe aantal woningwetwoningen ons niet overrompeld heeft, omdat deze regering al maanden ge leden in de pers verschillende mededelingen heeft ge publiceerd, die in deze richting wijzen. Ik kan me echter helemaal achter het betoog van de heer Bootsma stellen, wanneer hij zegt, dat van de nog bijna 3000 woningzoekenden een groot gedeelte niet in staat is om een premiewoning te betrekken. Het is immers altijd zo, dat het voor iemand, die geen geld bezit, heel moei lijk is om geld te krijgen. Daarnaast zijn er volgens de officiële cijfers van Bouw- en Woningtoezicht nog 97 krotbewoners, die al langer dan een jaar in een woning leven, die voor bewoning totaal ongeschikt is. Ik zie hier dan ook in, dat er een groot protest van deze raad moet uitgaan. De heer Klijnstra: Ik wil heel kort zijn. Ik heb van de heer K. J. de Jong gehoord, dat de heer Bootsma wrange woorden gesproken zou hebben. Als het kon zou ik ze nog wel wat wranger willen spreken, maar dat zou in deze raad niet te pas komen. Maar mag ik dan volstaan met mij voor 100% aan te sluiten bij het geen de heer Bootsma zoëven uitvoerig heeft betoogd De heer Pols (weth.): Ik kan mij de stemming van de verschillende sprekers heel goed voorstellen. En ik geloof, dat ik ook wel mag vaststellen, dat de raad hier wel achter staat. Maar de raad zal zich ook kunnen voorstellen, dat dit voor het college een zeer moeilijke zaak is. Wij sukkelen nu al jaren met dit probleem en zo langzamerhand begint het er op te lijken, dat er geen uitzicht meer is. Wij weten eigenlijk niet meer welke kant we uit moeten; het ene jaar is de toewijzing wat hoger en het andere jaar weer wat lager. Het vo rige jaar waren we erg gelukkig met het feit, dat er meer woningen klaar kwamen, maar de toekomst lijkt op dit moment toch wel heel erg donker. Ik denk hier bij ook en ik geloof, dat dat wel mag worden ge zegd dat dit voor het Bureau Huisvesting eigenlijk een onhoudbare toestand is. Iedere dag vervoegt zich een rij mensen aan de loketten. Het is een triest ge beuren. Ik denk aan het spreekuur van het hoofd van het Bureau Huisvesting en ik denk ook aan de dinsdag morgen, waarop ik zelf van 10 tot 11 uur toch maar weer een aantal mensen ontvang, die zich maar eens kunnen uitspreken. Toen iemand op straat mij laatst aanklampte heb ik hem gevraagd, of hij zich al eens in verbinding gesteld had met het Bureau Huisvesting. Hij antwoordde: och, wat geeft dat, daar kunnen ze al lang niet meer anders dan „nee" zeggen. En dat is inderdaad zo; er is geen uitzicht meer en men weet op het laatst ook niet meer hoe men deze dingen moet oplossen. Het is triest en ik wil het heus nog wel „volks vijand no. 1" noemen, al leven we dan in het jaar 1960. En nu zijn wij het vorige jaar gepromoveerd tot kerngemeente, tot probleemgebied. Daarnaast de heer Bootsma heeft het ook al gezegd zijn we ver schillende namen gaan bedenken, als infra-structuur, het woonklimaat moet verbeterd worden, de stad moet meer leefbaar worden, enz. Ik wil gerust betogen, dat men al deze dingen alleen dan kan oplossen als men zorgt, dat wij voldoende woningen krijgen. Van welke kant men dit ook gaat bekijken, men komt altijd weer terug op het probleem van de woningen. Nu heeft de raad een lijst gekregen met vermelding van de verschillende percentages, die zijn toegewezen. Over de maatstaven, die de provincie bij het verdelen van de woningwetwoningen heeft toegepast, weten wij heel weinig. Op een gegeven moment komt een cijfer uit de lucht vallen en hoe het tot stand komt weten wij als college ook niet. Wat ik wel weet is, dat uit de verstrekte cijfers merkwaardige dingen naar voren ko men. U weet, dat de minister aan verschillende ge meenten heeft voorgesteld om te trachten de gehele woningverdeling aan de kant te zetten en weer naai de vrijheid terug te keren. En dan zien wij een ge meente in Friesland ik zal geen naam noemen die daarop geantwoord heeft: goed Excellentie, wij doen hieraan mee; geef ons 25 woningen per jaar en U hoort ons niet meer. Deze gemeente heeft dus geen woning nood meer. Ged. Staten weten dat blijkbaar niet, want de betreffende gemeente heeft dit jaar bij deze toe wijzing nog meer gekregen dan het vorig jaar. En als ik U nu zeg, dat in deze zelfde gemeente 16 woningen zijn toegewezen aan candidaten, die ook in onze ge meente als woningzoekenden zijn ingeschreven, dan voelt U wel, dat er met deze verdeling iets scheef zit en dat op een gegeven moment mag worden geconsta teerd, dat de woningen in een gemeente staan, waar ze eigenlijk niet moeten staan. Ik geef gaarne toe, een triest, een heel triest beeld. Het bestuur van de be doelde gemeente heeft gesteld; geef ons 25 woningen per jaar, dan redden w\j ons zelf wel. Ik kan daar wel aan toevoegen, dat, als men ons de komende twee ja ren een toewijzing van 1000 woningen geeft en we krij gen daarna nog een paar keer 500 in het jaar, wij dat probleem dan ook oplossen. Dan kunnen we laten zien wat leefbaarheid betekent. Maar door de wijze, waarop men het nu doet gaan wij absoluut weer achteruit. U heeft ook een lijst gekregen met het overzicht van de aantallen woningzoekenden. Dit zijn ook heel trieste cijfers. Een cijfer, dat mij altijd heel erg aanspreekt, is dat wat het aantal aanstaande gezinnen aangeeft. Dat gaat eigenlijk om de toekomst. 607 mensen komen geregeld op het Bureau Huisvesting met de vraag of er nu eindelijk eens een uitkomst is. Dan moet men tegen deze mensen zeggen, dat zij samen 54 jaar moe ten zijn en dat zij 5 jaar moeten zijn ingeschreven. Ge lukkig, dat hierbij soms ook weer niet de humor ont breekt. Ik werd laatst op straat door een jonge man aangeklampt, die mij vertelde, dat hij al twee jaar als woningzoekende stond ingeschreven en dat de verke ring nu uit was. Hij vroeg mij, of ik het goed vond, dat hij nu maar stiekum zijn naam op de lijst liet staan, want, zo zei hjj, ik vind in die drie jaar die nog komen nog wel een ander. Nu mag U hier heel even om lachen, maar het is toch triest, dat men samen 54 jaar moet zijn en dat, wanneer men elkaar heeft gevonden, men nog 5 jaar moet wachten voordat een woning kan worden toegewezen. Wel een heel moeilijke toekomst. En ik geloof, dat we het daarom deze mensen ook niet kwalijk mogen nemen, dat ze op een gegeven moment anders om zich heen zien en dat ze naar een naburige gemeente gaan als ze daar voor deze problemen een oplossing kunnen vinden. Ik heb daarover ook nog een paar cijfers. Nu wil ik er direct bij zeggen, dat, als wij ons deel ook krijgen, ik het helemaal niet erg vind, dat de naburige gemeenten ook gaan groeien; die gun ik dat van harte. Het gaat hier dus niet tegen de ge meenten. In 1959 zijn in Tietjerksteradeel in totaal 60 woningen toegewezen aan militairen, die hier stonden ingeschre ven. Daarnaast hebben zich daar nog 45 gevestigd, die hier ook stonden ingeschreven. Van deze 45 waren er 20, die hier korter dan een jaar ingeschreven waren, 14 korter dan 2 jaar, 6 korter dan 3 jaar, en 2 korter dan 4 jaar. 3 van deze 45 gezinnen zouden hier op dat moment aan de normen hebben voldaan. Hetzelfde beeld geeft de gemeente Harlingen, waar 40 woningen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1960 | | pagina 2