5 zijn gebouwd voor militairen en waar men daarnaast nog 27 gezinnen van ons heeft opgenomen. In totaal gingen dus 67 woningzoekenden van de gemeente Leeu warden naar Harlingen. Smallingerland heeft 27 wo ningzoekenden uit Leeuwarden opgenomen; daarvan waren 14 gezinnen korter dan 1 jaar ingeschreven, 14 gezinnen korter dan 2 jaar, 10 drie jaar en 5 vier jaar; 4 gezinnen voldeden aan de norm. Dit zijn cijfers, die te achterhalen zijn, maar ik weet persoonlijk nog wel een aantal gevallen te noemen van woningzoeken den, die zich in een andere gemeente hebben gevestigd, omdat zij in de gemeente Leeuwarden de eerste jaren niet op een toewijzing mochten rekenen. Deze geval len hebben zich hier niet eens laten inschrijven. Ik kan dus gerust zeggen, dat het werkelijke aantal woning zoekenden dat buiten de gemeente zit en dat hier graag naar toe wil, absoluut hoger is. In Franeker zijn 16 ge zinnen uit Leeuwarden opgenomen, waarvan 4 korter dan 1 jaar stonden ingeschreven, 5 korter dan 2 jaar, 1 korter dan 3 jaar en 2 korter dan 4 jaar. En hier heb ik nog Dokkum, waar 10 candidaten van Leeuwarden zijn opgenomen, en Leeuwarderadeel met 18. Ik geloof, dat we toch gerust mogen stellen, dat, als wij op dit moment voor deze mensen woningen zouden hebben, zij heel graag naar Leeuwarden terug zullen komen. Verder geloof ik, dat dit totale aantal van 265 in wer kelijkheid veel hoger is, omdat in de nabuurgemeenten ook nog een aantal pendelaars woont, dat zich toch ook wel graag in Leeuwarden zou willen vestigen, als het daartoe de kans kreeg. Nu is er nog een punt, waarbij ik wel even wil stil staan. Uit het verslag van het E.T.I.F. is gebleken, dat wij het vorige jaar met 394 industrieplaatsen vooruit zijn gegaan. Dit betekent, dat onze industrie verleden jaar 394 mensen meer kon opnemen dan daarvoor. Als dit tempo zo doorgaat en U ziet daarnaast de toewij zing, waar wij dit jaar weer mee zitten, dan voelt U wel, dat dit niet goed zit. Ik heb zopas verteld, dat voor de jonge mensen, die gaan trouwen, die bewuste 5 jaren en die 54 jaren gelden. Ik meen, dat we er op moeten rekenen, dat we weer naar 55 en misschien wel weer naar 56 jaren terug moeten. Wel een heel moei lijke toekomst voor de jonge mensen dus. Nu bezitten wij goedgekeurde uitbreidingsplannen, we hebben bouwterrein en we hebben ook voldoende plan nen, die verwerkelijkt kunnen worden. U weet, dat wij in de Lijnbaan een plan voor 270 woningwetwoningen en in de Spinnerij een plan voor 48 woningwetwoningen gereed hebben; deze plannen zijn besteksklaar en de raad heeft ze ook reeds aanvaard. Dan is er nog een plan van 60 aan de Weverij, dat ook klaar is, een plan van 139 tussen de Vollerij en de Nieuwlandslaan, dat klaar is en verder zijn er nog 2 plannen van 120 en 62, die binnen enkele weken klaar komen. We hebben dus het terrein, we hebben de plannen en we kunnen mor gen van wal steken. Als U dit ziet in het licht van de toewijzing die we nu hebben, dan is het verschil wel heel erg groot. Dan komt daar nog bij, dat we van deze toewijzing eigenlijk al 192 voor het Heechterp heb ben opgesnoept. Er blijven dus uiteindelijk maar 82 woningen over, die we als woningwetwoningen kunnen bouwen. Als wij hier echter een blokje van 82 wonin gen moeten bouwen dan zullen we ook niet meer in de gewenste prijsklasse kunnen bouwen. Nu hebben we, zoals ook al is gezegd, nog kans op toewijzing van een aantal premiewoningen. Het totaal daarvan bedraagt echter ook maar een aantal van 1200. Als het daarmee zo gaat als met de woningwetwonin gen, dan ben ik er helemaal niet gerust op. Er is al ge steld, dat de grote beleggers op dit moment niet in het noorden willen bouwen; ze gaan liever naar het westen, omdat ze zich daar veiliger voelen en omdat het bouwen daar blijkbaar meer rendement oplevert. Het beleid over deze verdeling is voor ons eerlijk gezegd een raadsel en we kunnen alleen maar hopen, dat het bij de toewijzing van premiewoningen voor ons beter zal worden. Als men in het noorden over industria lisatie spreekt en als men spreekt over het feit, dat het westen overbevolkt dreigt te worden en dat daar een ontvolking naar andere delen van het land moet ko men, dan zal men inderdaad dit woningbeleid moeten ombuigen, want anders gaan we hier inplaats van voor uit achteruit. De eerste 10 jaar moeten we rekening houden met het onbewoonbaar verklaren van 2000 wo ningen; dat is 200 per jaar. Als U dat alleen al ziet naast deze toewijzing, dan blijkt al dat deze veel te laag is. Van de toewijzing van 274 woningen gaan 14 af voor gerepatrieerden10% hiervan moeten we geven aan rijksambtenaren, dat is dus 27. Dan hebben we nog het ontruimingsplan Spanjaardslaan-Blekerstraat. Hier moeten we dit jaar nog 50 krotten opruimen. Verleden jaar hebben we voor de industrie 50 woningen beschik baar gesteld. B\j de verdeling daarvan worden wij ter zijde gestaan door een commissie uit de industrie. Dat zijn dan woningen, die de industrie in bijzondere geval len nodig heeft. Hiervoor willen wij ook dit jaar en de komende jaren graag 50 woningen reserveren. Kort geleden deed zich hier ter stede het geval voor, dat een industrie met 97 arbeiders, voor één van haar draai banken een specialist moest hebben. Wij hebben 4 we ken moeten zoeken om deze industrie een woning te kunnen aanbieden. Toen bleek echter, dat deze arbeider elders een betrekking had aanvaard, waar hem on middellijk een woning kon worden toegewezen. Dit is heel erg. Verder krijg ik iedere week wel 1 of 2 hoof den van scholen op mijn spreekuur. Jonge onderwijzers, die aan hun school verbonden zijn, zeggen gewoon: als ik binnen zoveel maanden niet een woning krijg, dan ga ik solliciteren, want we krijgen ergens anders wel een woning. U begrijpt, dat het wel heel erg moeilijk wordt. Die 274 woningen zijn dus al verdeeld voordat ze gebouwd zijn. De systeemgevallen, dat zijn dus de gevallen van mensen, die een verklaring hebben van de dokter, mensen, die gaan trouwen enz., komen dan helemaal niet meer aan beurt. U zult het met me eens zijn, dat we in plaats van vooruit heel erg hard bezig zijn om achteruit te gaan. Ik geloof, dat ik in het algemeen al verschillende vragenstellers heb beantwoord. De heer Bootsma ziet wel gevaren in de particuliere bouw, maar ik wil U wel zeggen, dat, als wij voldoende premietoewijzingen krijgen, ik mij daarover niet onge rust maak. Ook de particulieren zullen in de premie sector wel degelijk goedkope woningen kunnen en wil len bouwen. Wat in Leeuwarden totnutoe aan premie woningen is gebouwd valt wel in een hogere huurgroep, maar voor de categorie, die hiervoor in aanmerking komt, voorzag deze bouw toch wel in een behoefte. Dan zegt de heer Bootsma ook nog, dat men op het ogenblik niet eens meer praat over het jaar, waarin het woningtekort zal zijn opgeheven. Ik weet niet wat het beste is. Men heeft in de jaren, die achter ons lig gen, altijd beloofd, dat het na 5 jaar, dan nog eens na 5 jaar en dan nog eens na 10 jaar zou zijn afgelopen. Dan heb ik nog maar veel liever, dat ze geen tijd meer noemen, want dan weet je tenminste direct waar je aan toe bent. Maar het is wel zo, dat ik absoluut van mening ben en ik geloof, dat we daar ook het bewijs van kunnen leveren dat ook in de premiebouw wel degelijk goedkope bouw mogelijk is. De heer De Jong vraagt hoe de verdeling, die de provincie heeft gemaakt, tot standgekomen is. Ik kan hierop zeggen, dat wij het ook niet weten. Die ver deling komt op een gegeven moment uit de lucht vallen. Ook de vraag hoe het met het statistische woning tekort in Friesland is gesteld, kan ik niet beantwoor den. Als ik de cijfers daarover zie, dan trek ik ook heel vaak de schouders op; dan heb ik ook heel vaak het idee, dat men wel eens wat tegen elkaar gaat op bieden. Wat zeggen de statistische cijfers van Fries land mij als ik zie hoe verschillende mensen, die hier behoren te wonen, ergens anders wonen? Datzelfde zou ik ook willen zeggen tot de heer San- tema. Als ik een voorspelling had moeten doen, dan was die werkelijk veel hoger uitgekomen dan het aan tal, dat we nu hebben gekregen. In eerste instantie zou ik het hier graag bij willen laten. De heer Bootsma heeft nog gevraagd wat het college denkt te doen. Ik geloof, dat ik het beste doe om de beantwoording van deze vraag maar aan de voorzitter over te laten. De Voorzitter: Het college heeft ten aanzien van dit punt afgesproken, dat de heer Pols hierover in de eerste plaats de raadsleden, die, zoals wij wel konden verwachten, hierover het woord zouden voeren, zou beantwoorden, omdat de heer Pols in de praktijk van elke dag van ons vijven wel telkens het meest met de woningnood in de gemeente te maken heeft. Daarnaast zou ik dan, omdat dit toch ook zeer grote aspecten van algemeen gemeentelijk beleid omvat, zonodig de woorden van de heer Pols aanvullen en in de tweede plaats zou ik namens het college aan de raad een be paald voorstel doen. Wat nu die aanvulling betreft, het lijkt mij toe, dat dit niet nodig is, omdat de heer Pols toch wel volledig de mening van het college heeft weergegeven, zij het dan, dat er misschien bij het college ten aanzien van de mogelijkheden, die de premiebouw zou kunnen bie den, wel een nuancering van meningen bestaat. Maar dat is dan ook de hoofdzaak niet, waarom het gaat. Het gaat toch hierom, dat bij een toewijzing van 274 woningwetwoningen aan de gemeente Leeuwarden voor het jaar 1960, er, zoals de heer Pols al heeft gezegd, geen voldoende uitzicht wordt geboden aan de mensen, die in woningnood verkeren; in het algemeen worden de persoonlijke belangen van een aantal gemeentena ren, die grote behoefte aan woningen hebben, door een dergelijk beleid in bijzondere mate geschaad. Maar daar naast komen ook de belangen van de gemeente Leeu warden op dezelfde wijze zeer ernstig in het gedrang. En als hier vanuit de raad dus kwalificaties worden gebruikt in de trant van „rampzalig" en van „een ont stellend laag aantal" en wanneer andere raadsleden verklaren, dat zij zich teleurgesteld voelen, dan kan dat alles door het college volledig worden onderschre ven, zodat ook in dat opzicht van mijn kant bepaald geen aanvulling van de woorden van de heer Pols nodig is. Ik zou daar dus verder van willen afzien en ik zou dan willen komen tot het voorstel. Dat is dus het voor stel van het college aan de raad om een bepaald besluit te nemen en dat zou ik U dan in concept willen voor lezen. Het concept luidt als volgt: „De raad van de gemeente Leeuwarden; kennis genomen hebbende van de toewijzing aan de gemeente Leeuwarden voor het jaar 1960 van een contingent van slechts 274 woningwetwoningen, waar van 14 bestemd zijn voor de huisvesting van gerepa trieerden; Overwegende, dat dit aantal aanzienlijk kleiner is dan gedurende de laatste jaren in de woningwetsector mocht worden gebouwd; dat deze drastische vermindering van het aantal in deze gemeente te stichten woningwetwoningen tot een ernstige teruggang van de bouw van woningen met een redelijke huurprijs zal leiden; dat de geregistreerde woningbehoefte in de gemeente op 1 januari 1960 nog 2927 gevallen omvatte; dat de woningbouw in de ge meente nog op een aanzienlijk grotere behoefte moet worden afgestemd, o.m. omdat zeker 1800 niet onbe woonbaar verklaarde woningen in de gemeente als krot woningen moeten worden beschouwd en derhalve in de komende jaren moeten worden ontruimd; Er van overtuigd, mede gezien in het licht van de toewijzingen aan andere gemeenten, dat bij de bepaling van het aantal subsidietoezeggingen voor de gemeente Leeuwarden met de eerder gereleveerde factoren onvol doende rekening is gehouden; Van oordeel, dat dit ook op de bevordering van de industrialisatie in de kerngemeenten gerichte regerings beleid noodzakelijkerwijs in de beschikbaarstelling van woonruimte zijn completering moet vinden en eerst bij verruiming van de mogelijkheden ter zake van de huisvesting een tegenwicht kan vormen tegen de weg zuiging van de bevolking naar het westen des lands; Vaststellende, dat de geringe belangstelling, die in stitutionele beleggers voor de realisering van plannen voor particuliere woningbouw in het noorden des lands tot nu toe hebben betoond, niet de verwachting wettigt, dat woningbouw in de premiesector op korte termijn in staat zal zijn in belangrijke mate bij te dragen in de voorziening in de behoefte met name aan goedkopere huurwoningen; Ten eerste: spreekt zijn ernstige teleurstelling uit over de absoluut en relatief veel te geringe toewijzing van woningwetwoningen voor het jaar 1960; Ten tweede: besluit zowel de minister van volkshuis vesting en bouwnijverheid als het college van Gedepu teerde Staten van de provincie Friesland met de meest nodige klem te verzoeken te bevorderen, dat het aantal in de woningwetsector te bouwen woningen alsnog be langrijk wordt vergroot". Dit is dus het voorstel van het college aan de raad om zich uit te spreken en ik zou dit voorstel mede tot onderwerp van de beraadslagingen willen zien be schouwd. De heer Bootsma: Zowel het betoog van weth. Pols als dat van de voorzitter komt vrijwel overeen met de gedachte, die ik hier aanvankelijk heb uitgesproken. En dat kan niet anders dan onze instemming hebben. Ik meen toch van deze gelegenheid nog gebruik te moeten maken om een enkele kanttekening te maken. Dat is dan mede naar aanleiding van het gesprokene van de heer De Jong, mijn overbuurman, die ten aan zien van het bouwen van goedkope woningen in de par ticuliere sector optimistischer gestemd is dan onderge tekende en naar ik meen te beluisteren dan het college. Mijn vraag zou dan eigenlijk zo moeten luiden: welke invloed kan het gemeentebestuur uitoefenen op de bouwplannen, die in deze sector uitgevoerd zullen worden Kunnen daaraan bepaalde normen gesteld worden t.a.v. het huurpeil, of heeft de gemeente hier vrijwel geen bemoeienis mee? Is dat laatste het geval, dan vrees ik, dat het hier alleen gericht zal zijn op de duurdere woning, waarmee ik heb het zonet ge noemd 75% van onze woningzoekenden zeker niet gebaat is. Wanneer ik de onderscheiding niet in de loonklassen, maar in de groepen zoals deze in de toe lichting, die wij gekregen hebben, worden genoemd, volg en we zouden op deze wijze voortgaan, dan is het zo, dat we over die 607 woningen voor a.s. gezinnen helemaal niet meer behoeven te praten. We kunnen tegen deze jongelui zeggen: zoek maar een ander heenkomen. Ik hoop, dat het meevalt, maar ik kan dat helaas niet an ders zien. Ik hoop dus, dat die particuliere bouw kan meevallen, maar uiteindelijk is die bouw een gewoon contingent, dat voor Friesland in totaal 1200 woningen bedraagt. Wanneer wij daarmee op dezelfde basis wor den bedeeld het wordt zo zoetjes aan een bedeling, het is geen verdeling meer dan zijn we nog niet boven het kwantum, dat wjj normaal in de woningwet sector zouden moeten bouwen om enigszins redelijk aan de behoefte tegemoet te komen, nog niet eens spre kende over de uitbreiding, die wij hier toch noodzake lijk zullen moeten hebben. Wat er overigens ook moge gebeuren op het gebied van de premiebouw, het staat voor mij vast, dat in het jaar 1960, dat inmiddels al bijna 2 maanden oud is, een geweldige achterstand zal ontstaan en dat het voor de mensen op het Bureau Huisvesting een onhoudbare toestand gaat worden. De wethouder heeft daar ook enige woorden aan gewijd en ik wil hier nadrukkelijk onderstrepen, dat wij voor het werk, dat daar wordt verricht, toch het nodige respect moeten hebben. De minister heeft ook een bepaalde toezegging gedaan t.a.v. goedkope woningen; wanneer deze woningen binnen een bepaalde huurnorm vallen, kan daarvoor een bepaalde extra toewijzing worden verleend. Deze toewijzing zal echter uiteindelijk toch uit het totale contingent moeten worden geput. Ik be schouw dit min of meer als een doekje voor het bloeden. Ik ben ook op dit punt nog niet erg gerust. Overigens kan ik namens onze fractie verklaren, dat wij volkomen akkoord gaan met de motie, die de voorzitter zonet heeft voorgelezen. De hear Santema: Wy witte dus net hoe dat tal üntstien is en wy freegje üs dat to mear óf, omdat wy by it oersjen fan it listke, dat wy krigen hawwe, it seldsumme feit oantreffe, dat de gemeente Smellinger- lan de helt krigen hat fan hwat Ljouwert tawiisd is. Is bygelyks troch de statistici fêststeld, dat de bihoef- ten fan Ljouwert en fan Smellingerlkn tsjin-in-oar oer- stean as 2:1? Fierders binne wy tige bliid mei it üt- stel, dat b. en w. oan üs dien hawwe. It mei meskien wol sein wurde, dat it foar üs net in toloarstelling is, mar dat it noch earder hwat oars is. Ik tink hjir oan it wurd „verontwaardiging". Soe it net better wêze, dat wy foaral de ein fan dat ütstel fan b. en w. yn hwat krêftiger termen stelle? Fierders haw ik hjir neat oan ta to dwaen. De heer Van Balen Walter: Ik wil ook namens onze fractie graag verklaren, dat wij geheel akkoord gaan

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1960 | | pagina 3