6
7
voor Friesland van enige waarde zijn. Ook ik zal het
jammer vinden, wanneer wij die portretten niet op de
een of andere wijze kunnen behouden. Ik zie dat nog
niet als totaal onmogelijk, want, mochten ze bij de fa
milie terugkomen, dan zal deze familie er misschien
nog wel eens toe over gaan om ze opnieuw aan Leeu
warden te vermaken. Maar het beste stuk blijft behou
den. Dat is het stuk, waar men recht op aan loopt, en
dat twee kleine kinderen voorstelt. De maker van het
schilderij is niet bekend, maar het lijkt toch veel op
werk van een decoratie-schilder uit de 17e eeuw. Dit
stuk is moeilijk te missen. Maar de ovale stukjes zijn
ongeveer in het jaar 1920 gecopiëerd van portretten.
Dat zijn waardeloze copieën. Ik vraag mij na het ge
hele betoog van de heer Santema af, hoe hij het kan ver
antwoorden, dat één van de belangrijkste vertrekken
van het Princessehof met copieën en valse meubelen
gevuld blijft.
De heer B. P. van der Veen: Ik kan mij in de zaak
vergissen, maar ik meen, dat bij de schenking van
deze kamer de voorwaarde gesteld is, dat deze kamer
niet toegankelijk zal zijn op de goedkope dagen, de
z.g. dubbeltjes-dagen en dat deze kamer niet toeganke
lijk zal zijn voor schoolklassen onder leiding van hun
meesters. Als ik mij daarin niet vergis, vraag ik mij
af, of wij niet goed zouden doen om het vertrek op te
vullen met artikelen, die ook voor de schoolkindertjes
en voor de lieden van de dubbeltjes-dagen toegankelijk
zullen zijn.
De heer Engels: De voorzitter heeft het mij met
zijn antwoord niet gemakkelijker gemaakt. Ik ben n.l.
toch wel erg gevoelig voor het argument, dat een
museum iets te bieden moet hebben, dat allesbehalve
doods is. Aan de andere kant geloof ik, dat dat niet
betekent, dat alle voorwerpen per sé voortdurend moe
ten wisselen. Ik geloof, dat toch ook de heer Hoekstra
niet van mening is, dat de eigendommen van een mu
seum maar voortdurend moeten wisselen om de zaak
aantrekkelijk te maken.
Toch zijn mij een paar dingen opgevallen. De voor
zitter heeft n.l. dunkt mij toch wel omzichtig ver
meden om te zeggen, dat die drie portretten geen
waarde hebben. Hij heeft gesproken van bepaald geen
al te grote waarde en hij heeft met name ook de na
druk gelegd op het feit, dat hij van mening is, dat de
familie meer de plicht heeft om deze portretten te
bewaren dan de stad Leeuwarden. Op dat punt moet
ik met de voorzitter van mening verschillen. Wij heb
ben de portretten n.l. op het ogenblik. En vanaf het
moment, dat wij ze uit handen geven, dragen wij de
verantwoordelijkheid voor alles, wat daar aan zou kun
nen gebeuren. Ik vraag me dus af, of er inderdaad niet
een mogelijkheid is, om van de lijst van voorwerpen,
die wij afstaan, deze drie met name genoemde por
tretten te schrappen. Of is het mogelijk een andere
modus te vinden, om aan het servituut te ontkomen
zonder deze portretten af te staan?
De heer Bootsma: Het overkomt ons heel vaak, dat
de tijd voor het werkelijk doornemen van de stukken
vrij kort is en dat heeft zeker gevolgen bij dit punt.
Wij hebben ons praktisch verlaten op de raadsbrief en
de stukken, die daarbij ter inzage lagen, zonder noch
tans over die kennis van feiten te beschikken, die de
heer Santema en aan de andere kant de heer Hoekstra
hier ten toon gespreid hebben. Ik vraag me dan wel
even af, of het van groot belang is, dat dit besluit
direct genomen wordt. Zitten we werkelijk in een po
sitie, dat hier haast mee is En zou het zo heel erg zijn,
wanneer wij nog drie weken de tijd kregen om deze
kwestie iets meer serieus te bekijken dan dat nu voor
velen van ons mogelijk geweest is? Hangt er inder
daad veel van af, dat dit besluit vanavond genomen
wordt? Is dat niet het geval, dan zou ik persoonlijk
voelen voor uitstel van het nemen van een beslissing
hieromtrent. Ik spreek hier niet namens onze fractie,
want we hebben dit onderwerp niet in deze geest kun
nen bespreken.
De heer K. J. de Jong: Dit punt is in onze fractie
ook niet zo breedvoerig besproken als hier vanavond
gebeurd is, maar het is wel zo, dat ik de indruk heb,
dat het bepaald niet zoveel kwaad kan het nemen van
een beslissing over dit voorstel even uit te stellen om
de verschillende merites hiervan, zoals die door de
heren Santema en Engels gesteld zijn, nog eens even te
bezien. Ik heb toch de indruk, dat deze voorwerpen in
1922 wel met dankbaarheid aanvaard zijn. Ik kan mij
niet voorstellen, dat de destijds gekregen voorwerpen
nu ineens waardeloos zijn. Hier zijn toch bepaald wel
voorwerpen van waarde bij. De voorzitter kan wel zeg
gen: wanneer wij hier weer deskundigen bij halen, dan
spreken zij elkaar toch tegen, maar dat heb ik er dan
wel voor over. Het kan toch helemaal geen kwaad, dat
wij ons een beetje breder kunnen oriënteren. Het college
maakt het nu helemaal alleen af. Is het niet mogelijk,
dat het college het voorstel nog eens tot zich neemt en
van enkele andere deskundigen advies over deze zaak
vraagt Wij kunnen ons dan beter oriënteren en ik
geloof, dat dat een prettiger wijze van besluitvorming
is dan de wijze, waarop het vanavond zal moeten ge
beuren. Ik denk, dat er bepaald niet zoveel op tegen is
om de beslissing even uit te stellen. Dan zal het college
misschien met hetzelfde voorstel komen, maar het zou
dan aangevuld kunnen worden met iets meer documen
tatiemateriaal. Wanneer er eventueel een voorstel tot
uitstel wordt ingediend, zou ik het willen ondersteunen,
maar wanneer het college bereid zou zijn het voorstel
terug te nemen om het gedocumenteerd weer aan de
orde te stellen, zou het indienen van een voorstel tot
uitstel achterwege kunnen blijven.
De Voorzitter: Op zichzelf zou tegen aanhouding
van dit voorstel niet zoveel bezwaar zijn; ik heb hier
echter een brief van de directeur, gericht aan het
college, waaruit blijkt, dat door de betrokken erfge
namen gevraagd is deze zaak vóór 1 april a.s. aan de
orde te stellen. En er wordt hier gezegd: het kan pre
cies. Dat is inderdaad zo, maar als er dan ook verder
maar geen hinderpalen zijn voor een besluitvorming.
Ik geloof, dat wij nu even moeten gaan pauzeren,
want anders wordt de koffie koud. Daarna kunnen
wij doorgaan met de behandeling van dit voorstel.
Na heropening van de vergadering neemt de Voor
zitter het woord. Ik stel dan voor door te gaan met
de behandeling van punt 20, maar dan in deze zin, dat
het college wil trachten te voldoen aan de wensen, die
vanuit de raad tot het college zijn gericht om over deze
zaak nog wat nader georiënteerd te worden. Met het
oog op de wens van de betrokken familie, om vóór 1
april a.s. de zaak tot een oplossing te zien gebracht,
zullen wij deze in de raadsvergadering van 23 maart
a.s. opnieuw aan de orde stellen. Inmiddels zullen wij
trachten aan de wensen omtrent een nadere oriëntatie
van de raad te voldoen. Het voorstel wordt dus kort-
gezegd aangehouden tot de volgende raadsvergadering.
Ik geloof, dat het voorstel van de heer Santema, dat
inmiddels op mijn tafel is verschenen, hiermede wei
als vervallen kan worden beschouwd.
Punt 21 (bijlage no. 46).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorste
van b. en w.
Punt 22 (bijlage no. 51).
De hear Santema: Nei oanlieding fan dit punt is
yn üs fraksje ek sein, dat wy kompleet efter it rieds-
brief steane en dat it üs ek tige muoit, dat dizze „ver
traging" him nou foardocht. As wy it goed bigrepe i
hawwe, soe yn de oare moanne de oanbisteging al
pleats hawwe, mar troch dit ütstel sil it heechstwier-
skynlik frij hwat letter wurde. It muoit üs, dat fan
de kant fan de ynspekteur fan de „Volksgezondheid"
en fan de „Planologische Dienst" en by einbislüt ek fan
de kant fan Dippetearre Steaten dit biswier makke is.
Wy sjogge net yn, dat de tsjerke op dit plak misstean
sil. It muoit üs dus tige, dat de feiten sa rinne en wy
hoopje, dat de „procedure", dy't dan nou pleats fine sil,
ek sa koart mooglik duorret.
De heer K. J. de Jong: Naar onze mening hangen
de beide punten 22 en 23 toch wel heel nauw metelka u
samen. In verband daarmede zouden wij dit willen op
merken.
Wij kunnen wel akkoord gaan met het voorstel van
b. en w., vooral ook omdat er geen tijd te verspelen
is in verband met de termijn, waarbinnen het beroep
ingesteld dient te worden. Maar toch zouden wij willen
vragen: Is het alsnog mogelijk, ook al is het beroep in
gediend, dat het college zijn best nog eens doet om
in overleg met Gedeputeerde Staten te trachten toch
nog een oplossing te vinden, waardoor het beroep mis
schien toch nog tussentijds zou kunnen worden inge
trokken Dat lijkt mij niet eens onmogelijk, vooral
wanneer deze aandrang uit de raad komt. Dat zou
misschien tot gevolg kunnen hebben, dat het uitstel,
waar de heer Santema voor vreest en waar wij ook
wel oog voor hebben, voorkomen zou kunnen worden,
of met een jaar, of althans enkele jaren ingekort zou
kunnen worden. Wanneer die kans er is, zouden wij
dat van harte toejuichen. Natuurlijk zou dan te zijner
tijd het besluit moeten vallen om het beroep in te
trekken.
Voorshands gaan wij evenwel akkoord met het instel
len van beroep in beide gevallen.
De heer Van der Schaaf (weth.): Uit de voorge
legde raadsbrieven is gebleken, dat het college ook
teleurgesteld is over deze onthouding van goedkeuring
en het doet ons goed te horen, dat de raad deze gevoe
lens deelt en bereid is om met dit voorstel akkoord te
gaan.
T.a.v. de opmerking van de heer De Jong merk ik op,
dat het ook naar mijn mening te proberen is om met
toepassing van een informeel overleg nog eens met
Gedeputeerde Staten te spreken en aan dat college
de gronden uiteen te zetten, waarop het standpunt van
de gemeente berust. Men zou langs officieuze weg kun
nen trachten een toezegging te krijgen, dat de bouw
van een kerk op deze plaats alsnog zou worden goed
gekeurd. Dan moet het echter wel in een andere vorm
gegoten worden, omdat niet is te verwachten, dat Ge
deputeerde Staten op een enkel gemoedelijk praatje van
de gemeente direct van standpunt zullen veranderen.
De gedachte van de heer De Jong is ook bij het college
gerezen. Wanneer blijkt, dat er wegen zijn om tot het
«oogde doel te komen, zonder dat de weg van het
beroep tot het einde toe behoeft te worden bewandeld,
is het college zeker bereid de nodige stappen op die
weg te zetten.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van b. en w.
Punt 23 (bijlage no. 52).
De Voorzitter: Tegelijk met dit voorstel kan in be
handeling komen het ingezonden stuk, dat ik onder
punt 2 heb genoemd, n.l. de brief van de kerkbouw-
commissie-Huizum, waarin aan de raad wordt ver
zocht om tegen de afwijzende beschikking van Gede
puteerde Staten beroep in te stellen bij de Kroon.
De hear Santema: Ik wol graech fan de gelegen-
heit gebrük meitsje om myn ynstemming mei it ütstel
fan b. en w. to bitsjügjen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van b. en w.
Punt 24 (bijlage no. 41).
De heer Bootsma: Ik wil niet een aanmerking op
dit voorstel maken, of een ander geluid daaromtrent
laten horen. Ik heb als lid van de financiële commissie
en van de commissie Openbare Werken mijn handteke
ning daarvoor al gezet, maar het voorstel geeft mij
toch wel aanleiding daarover iets te vragen. Ziet het
college ook een redelijke kans dit object en ook an
dere objecten, die al lange tijd gereed liggen, binnen
korte tijd te verwezenlijken We hebben onlangs nog
een voorstel aangenomen over de verbetering van de
Korfmakerspijp met de aangrenzende walmuren. Hier
ligt dus nu een bijna volledig plan omtrent hetgeen
men zich voorstelt met de oude grachten en muren
van de Voorstreek te doen. Wanneer dit plan louter
in portefeuille komt en het komt niet tot uitvoering,
dan achterhaalt de tijd hetzelve, want dan zien we
het ene stutsel na het andere en de ene afrastering na
de andere verschijnen. Ik zou het prettig vinden wan
neer van de zijde van het college een iets meer positief
geluid omtrent de verwachtingen t.a.v. het tijdstip van
uitvoering naar voren zou kunnen worden gebracht.
De heer K. J. de Jong: Ik zou in aansluiting op de
woorden van de heer Bootsma nog willen vragen: Is
het ook mogelijk, dat de beide projecten, dus dat van
de Korfmakerspijp en dat van de Dubbelepijp, zoveel
mogelijk tegelijkertijd, of in aansluiting op elkaar uit
gevoerd worden Anders krijgen we voor de bewoners
van de Voorstreek twee keer de moeilijkheden en de
zorgen, verband houdende met het afnemen van het
winkelen enz. met alle gevolgen van dien. Wanneer
het mogelijk zou zijn de werken tegelijkertijd te laten
uitvoeren zou daarmee de winkelstand van de Voor
streek terdege gediend zijn.
De heer Van der Schaaf (weth.): De vraag van de
heer Bootsma is inderdaad uitermate actueel. De dienst
Openbare Werken is bezig een groot aantal plannen
voor te bereiden en de raad pleegt deze plannen al of
niet gewijzigd aan te nemen. Dan komt het stadium, dat
deze plannen in de kast komen te liggen. En het feit,
dat men produceert voor het archief, is een verschijn
sel, dat het college en uiteraard ook de raad wel eens
een beetje heeft beangstigd. Ik kan me dus levendig
voorstellen, dat ook de burgerij zich afvraagt: Wat
komt er nu tenslotte van al die plannen terecht?
Het lot van plannen als hier aan de orde is in de
situatie, waarin de gemeente Leeuwarden verkeert,
wel zodanig, dat deze plannen een poosje in reserve
blijven liggen. Maar aan de andere kant is het ook
weer zo, dat sommige van de oudste plannen toch wel
eens weer vanuit de kast in de krant komen. Ik kan
aan de raad mededelen, dat zeer recente officieuze in
lichtingen ons gerechtigd doen zijn mede te delen, dat
een aantal van deze objecten nu een goede kans krijgt.
De kwestie van de Hollanderdijk zal zeer binnenkort
waarschijnlijk tot uitvoering kunnen komen; zo ook
het plan tot verbetering van de Korfmakerspijp met
de walmuren, die in dat plan zijn begrepen. Maar dat
is het niet alleen, ook het vervolg van de werken op
de Froskepólle kan binnenkort een begin van uitvoe
ring krijgen. Wij zien dus tot onze grote verheugenis,
dat de plannen in de kast toch niet helemaal beschim
melen, maar dat ze daar ook wel eens weer uit komen
en in de krant kunnen worden geplaatst voor het hou
den van een aanbesteding.
Nu maakt de heer De Jong de opmerking, die ook in
de kring van het college al is gemaakt: Wat zou het
fraai zijn als we het werk aan de Dubbelepijp, annex de
walmuren, kunnen laten aansluiten op het werk aan
de Korfmakerspijp. Daarom hoopt het college, dat de
raad dit plan in ongewijzigde vorm zal aannemen. In
dat geval is de kans op een spoedige uitvoering groter
dan wanneer dit plan zou moeten worden teruggewe
zen. Wij willen ons best doen om op dezelfde wijze als
er middelen zijn gevonden voor de Korfmakerspijp, deze
ook te vinden voor de Dubbelepijp annex de walmuren.
Dan kunnen wij naar voren brengen, dat deze „operatie
walmuren" toch eigenlijk wel als één werk dient te
worden afgemaakt, vooral ook gezien vanuit het ge
zichtspunt, dat de heer De Jong in deze vergadering
en de heer Taylor-Parkins in een andere vergadering
naar voren heeft gebracht, n.l. dat dit werk een grote
verbetering van de Voorstreek inhoudt, maar tevens
een tijdelijke ingreep van ernstige aard is voor de za-
kenbedrijven, die daar gevestigd zijn. Wij hopen en wij
streven er naar, dat dit werk in aansluiting op het reeds
genoemde werk aan de Korfmakerspijp zal kunnen wor
den uitgevoerd.
De heer Heidinga: Ik spreek er uiteraard mijn blijd
schap over uit, dat we de Korfmakerspijp kunnen aan
vatten, maar ik vraag mij toch af: Hoe komt het, dat
we de Schaverneksbrug niet eerst kunnen vernieuwen?
Ik meen, dat we de plannen daarvoor toch veel eerder
in de raad hebben behandeld. Wie bepaalt dan de ur
gentie van de diverse plannen? Dat zou ik toch wel
graag willen weten.
De heer Van der Schaaf (weth.): Het hoge woord
moet er nu wel uit. De raad moet zich n.l. realiseren,
dat het laatste woord over de urgentie van de volgorde