21 hebben plaatsgevonden, dat ik ben begonnen met te zeggen, dat ik graag zou willen, dat wij met bijzondere voorzichtigheid naar de omvang van dit nieuwe zieken huis zullen kijken. Nu zijn zonet enkele argumenten genoemd, die mijn standpunt zouden verzwakken. Een daarvan werd ge noemd door de heer Hoekstra, waar hij zegt, dat mo menteel in de ziekenhuizen hier in Leeuwarden een aantal patiënten liggen, die eigenlijk in een verpleeg huis thuis horen en dat daardoor de gemiddelde ver- pleegduur omhoog wordt gebracht. Dit onderstreept na tuurlijk nog eens ten overvloede hoe belangrijk de tot standkoming van dat verpleeghuis is, waar ik mij graag achter stel. Het betekent aan de andere kant, dat als dat verpleeghuis er dus is, er blijkbaar rekening ge houden moet worden met een aantal patiënten, dat uit de ziekenhuizen verdwijnt, waardoor dus wèl invloed op de beschikbare ziekenhuisbedden wordt uitgeoefend. In de tweede plaats is mij nog niet duidelijk, dat er een wachtlijst bestaat bij het Stadsziekenhuis. Hoe kan dat rekenkundig kloppen? Ik heb n.l. in de memorie van toelichting op de begroting 1960 gezien, dat het aantal verpleegdagen, dat in het Stadsziekenhuis wordt geboekt, omstreeks 24.800 bedraagt, terwijl als ik het aantal bedden van 90, dat U noemt in de raadsbrief, vermenigvuldig met 365 dan is me nog niet duidelijk waar dat grote verschil vandaan komt. En dan spreken we er nog helemaal niet over, dat de verpleegdag, waarop een patiënt wordt ontslagen en waarvoor dan op dezelfde dag een nieuwe patiënt in de plaats komt, voor twee dagen wordt berekend. Ik laat dat buiten beschouwing. Dan zou je dus eigenlijk mogen veronder stellen, dat het getal 90 niet reëel is, of, laat ik zeggen een typefout of iets dergelijks. Maar dat mag ik toch eigenlijk ook niet veronderstellen. Ik blijf bij mijn me ning, dat het bijzonder gevaarlijk is voor de gemeente om op dit gebied initiatieven te tonen, die misschien tot in lengte van jaren tot geldkosten aanleiding kun nen geven. En Uw argument, dat wij ook de leningen van het Diakonessenhuis hebben gegarandeerd, spreekt mij eigenlijk niet aan. Dit is immers een ziekenhuis met 430 bedden, waar nog 120 bij komen. Dat wordt 550. Een lening kan op 550 bedden uiteraard veel beter tot zijn recht komen, dan op het ziekenhuis van een zeer geringe omvang, dat wij zelf zouden bouwen. U hebt ook een argument genoemd, waarom de verpleeg- duur in Nederland niet vergelijkbaar zou zijn met die van Leeuwarden. Ik ken uiteraard dat voorbeeld van de tonsillen, die geknipt worden; ik heb er geen be hoefte aan om dat uitvoerig te bespreken en zeker niet op dit tijdstip. Maar het is toch wel frappant, dat in Dokkum de gemiddelde verpleegduur 16 dagen is; in Heerenveen ongeveer 18, in Sneek 19 Va en in Leeu warden 22 a 23. Als er dus een verschuiving komt, dan moeten we hier rekening houden met een verruiming van het aantal bedden. Meer heb ik ook niet willen zeggen. Ik heb „Nieuw-Toutenburg" niet genoemd als een in richting, die ons concurrentie zou aandoen. Ik heb al leen maar gezegd, dat wij „Nieuw-Toutenburg" toch wel even mogen beschouwen als een schip op het strand, dat toch altijd een baken in zee is. Het lage tarief van ruim f 9,00 per dag van de psychiatrische inrichting in Franeker betekent, dat „Nieuw-Touten burg" voor een belangrijk deel niet bezet is. Tenslotte ben ik van mening en ik herhaal dus eigenlijk wat ik in eerste instantie ook heb gezegd dat wij omtrent de financiële aspecten van dit hele geval toch nog onvoldoende zijn ingelicht. En ik zou daarom willen voorstellen om, als er een bouwcommis sie wordt benoemd, deze dan zeker niet de titel „bouw commissie" mee te geven, want het impliceert, dat men de bouw moet voorbereiden; ik zou liever zien, dat dit een commissie ter bestudering van deze mogelijkheid zou zijn. Deze studiecommissie zou dan uiteraard ook een sterke financiële inslag moeten hebben. De heer Engels: Ik wil graag even iets vragen over de bouwcommissie. Komt die straks in de besloten zit ting ook nog meer uit de verf? Of moeten wjj daar nu ook De Voorzitter: Nee, dat is vers twee. De heer Engels: Dan heb ik verder niets te zeggen. De heer K. J. de Jong: Ik heb zonet de suggestie gedaan om eerst iets meer gegevens over de financiële opzet te krijgen en daarna het bouwontwerp te laten maken. U hebt gezegd, dat dat praktisch niet mogelijk is en dat we dat niet van elkaar moeten scheiden, om dat dat niet te doen is. Maar het is juist zo, dat We over de financiële opzet van een ziekenhuis, als hier aan de orde is, zo weinig weten. Is het dan ook moge lijk, dat we een soort interimrapport kunnen verkrij gen, waardoor we iets meer geïnformeerd zijn over soortgelijke instellingen van een omvang als hier voor gesteld wordt? We zouden dan ongeveer weten wat in het algemeen de financiële consequenties zijn van een vraagstuk als dit. Dat behoeft dan bepaald niet zo te zijn, dat het f 50.000,gaat kosten. Met weinig mid delen zouden we daarover toch geïnformeerd kunnen worden. Daarna, dus in tweede instantie, zou dan een opdracht gegeven kunnen worden aan een eventuele bouwcommissie. Maar ik voel wel, dat het misschien een beetje moeilijk is. Mocht dat niét mogelijk zijn, dan zou ik er wel zeer bijzonder op willen aandringen, zulks in navolging op hetgeen de heer De Vries gezegd heeft, dat in die commissie het financiële aspect wel terdege duidelijk naar voren komt. De Voorzitter: Ik geloof, dat ik wel kort kan zijn in tweede instantie. De heer Ten Brug heeft gevraagd: ziet het college ook kans om bij een eventuele sluiting van de Bornia- kliniek een vervangende mogelijkheid te scheppen? Het antwoord is, dat wij de mogelijkheid om een tijdelijke voorziening voor deze dan niet te plaatsen patiënten te maken niet zien. Dan heeft de heer De Vries gezegd: hoe zit dat nu met de wachtlijst van het Stadsziekenhuis, want dat klopt niet met het aantal verpleegdagen, dat in de be groting 1960 is gecalculeerd. Want 90 x 365 is meer dan gecalculeerd is en daar is dus een verschil. Ik moet de heer De Vries zeggen, dat ik dit verschil tot mijn grote spijt niet tot het laaste bed kan verkla ren. Ik kan alleen mijn verzekering herhalen, dat er gisteren een wachtlijst van 104 patiënten was. Ik ge loof, dat in elk geval een gedeeltelijke verklaring is te vinden in het feit, dat het mogelijk is, dat van een bepaalde afdeling patiënten zijn vertrokken en dat voor die speciale afdeling niet direct soortgelijke patiëntei op de wachtlijst staan. Neemt U b.v. de kraamafdeling Daar is een mogelijkheid van leegloop. De wachtlijst telt geen patiënten, die voor die speciale afdeling ogen blikkelijk in aanmerking komen. Een bed, dat op die afdeling leeg komt, kan dus tijdelijk niet bezet worden. Het spijt me heel erg, maar meer dan deze gedeeltelijke verklaring kan ik de heer De Vries op dit moment niet geven. Het feit, dat voor dit ziekenhuis een wachtlijs, bestaat .bewijst toch wel, dat aan al deze bedden wel behoefte moet bestaan. Nu geloof ik overigens, dat ik over hetgeen de heren De Vries en De Jong hebben gezegd om ze nu ook maar weer tegelijk te beant woorden weinig in tweede instantie kan zeggen. Wij zijn er diep van overtuigd, dat. het bouwen van een nieuw ziekenhuis een onderneming is met zeer ern stige financiële consequenties. En het is dus ook zeer bepaald de bedoeling om van het allereerste begin af met die financiële consequenties volledig rekening te houden. Ik mag herhalen wat ik in eerste instantie al heb gezegd, n.l. dat het feit, dat wij bij voorbaat weten, dat er dergelijke consequenties bestaan, ons nu niet mag weerhouden van een poging om te trachten op dit gebied tot verbetering te komen. Het is toch ook zo, dat de gemeente er nu ook al een aanzienlijk tekort voor over heeft om in de:e zorg te voorzien. En ik neem aan, dat de raad op het standpunt blijft staan, dat tenminste dit bedrag, dat al een aantal jaren op de gemeentebegroting en ook op de rekening van het Stadsziekenhuis voorkomt, ook in de komende jaren in elk geval voor dit onderdeel van de gemeentelijke zorg over zal blijven hebben. Ik ben bang, dat ik de vraag, of het mogelijk is om een interim-rapport te maken voordat we verder gaan, ontkennend moet beantwoorden, want juist bij een on derwerp als dit is het bedrag van de zeer hoge inves tering toch wel van integrerende betekenis en dat be- drag kunnen we toch pas bij benadering calculeren, wanneer wij een ontwerp hebben. Een vergelijking met soortgelijke ziekenhuizen is ook al bijzonder gevaarlijk, juist omdat dit ziekenhuis moet ezien worden in de speciale plaatselijke omstandig heden; een verdeling van de bedden, zoals hier gedacht is, zult U in andere ziekenhuizen van dezelfde omvang buiten Leeuwarden niet vinden. Wij willen U in zoverre tegemoetkomen, dat, wan neer de mogelijkheid blijkt om tot een beeld te komen, waar we wat aan hebben en het beeld zou dan zo zijn, dat wij kunnen verwachten, dat de raad een plan op die basis niet zou aandurven, wij dan bij de raad komen. Dat wil ik U graag toezeggen. Het moet echter nog blijken of die mogelijkheid bestaat. Ik geloof, dat we dan de eerste groep vragen nu wel hebben gehad, tenminste als ik mag aannemen, dat de heren door deze beantwoording bevredigd zijn, want anders zouden we daar niet een streep onder kunnen zetten. De heren De Jong en De Vries knikken bevestigend. De Voorzitter: Dan krijgen we dus de tweede kwestie, de kwestie van de opdracht. Ik zie dit toch in de eer ste plaats als een principiële zaak en daarom heb ik aij afgevraagd: moet die opdracht binnenshuis blijven, of moet die opdracht buitenshuis blijven? Moet de op- racht buitenshuis gegeven worden, dan krijgen we de kwestie van het aanwijzen van een of meer personen en dan zijn wij eigenlijk genaderd tot aan de besloten zitting. Ik geloof, dat ik dit wel zo blijf zien, want :et is niet enkel een kwestie van een keuze van per sonen. Daar zit uiteraard meer aan vast. Er zit b.v. cok een heel duidelijke financiële kant aan deze zaak. Of U de zaak bij de eigen dienst houdt, of dat U de zaak uit handen geeft, maakt uit financieel oogpunt een enorm groot verschil. Als de eigen dienst de op dracht uitvoert kost dat ook geld, maar ik mag aan nemen, dat, wanneer de opdracht uit handen wordt ge geven, dat minstens f 100.000,meer gaat kosten. Ik mag herhalen, dat het dus niet enkel een kwestie v in personen is, maar dat er ook een zeer belangrijke zakelijke kant aan zit, die naar mijn mening tot het publieke domein behoort. Als de raad meent, dat het gehele complex van vra gen, dat hier rijst, in besloten zitting moet worden behandeld, wil ik mij daar niet tegen verzetten, maar ik heb de zaak zo gesteld, omdat ik meen, dat deze zaak zover als mogelijk is in het openbaar behandeld behoort te worden. Nogmaals, wanneer de raad meent, dat dat anders ij oet gebeuren, dan moet de raad dat tenslotte zelf weten. De heer Bootsma: Ik zou het wel met U eens kun nen zijn, wanneer er uit alles bleek, dat hier werkelijk niets aan vooraf gegaan was en wanneer deze vraag gesteld was op het moment, dat toestemming verleend werd om deze bouw ter hand te nemen. Dus zo onge veer een half jaar terug, als ik mij goed herinner uit de stukken. Wanneer U toen de vraag in ons midden gelegd had: moet de eigen dienst dit doen, of moet een particulier dit doen, en we zouden daar in prin cipe over hebben moeten beslissen, dan had dat vrij eenvoudig gelegen. Maar het ligt nu een keer zo niet. Er blijkt uit alles, dat hier meer gebeurd is en daar om lijkt het mij volkomen onjuist om ons nu in prin cipe uit te spreken, zonder dat wij ook hebben kunnen praten over de dingen, die wij in de map hebben ge vonden. Willen wij dit goed bekijken, dan zullen wij daar ook inderdaad over moeten spreken. Ik blijf dan ook bij mijn voorstel van zonet om eerst tot een besloten zitting over te gaan. Aan de andere kant lijkt het me niet uitgesloten, dat we over het op de agenda staande voorstel, om een voorbereidingskrediet beschikbaar te stellen, wel een besluit nemen. Ik meen. dat dat ook de strekking was van het betoog van de heer Ten Brug. Ik geloof, dat dat in elk geval moet gebeuren. Daarmee sluiten we dus eigenlijk dit punt af. In het voorstel staat, dat hier nadere mededelingen zullen volgen omtrent de bouw commissie en omtrent datgene, wat in de map lag. Dat zou dan in de besloten zitting kunnen worden bespro ken. Mij dunkt, dat we een besluit omtrent het be schikbaar stellen van een voorbereidingskrediet thans gevoegelijk kunnen nemen. De Voorzitter: Ik zie er ook geen bezwaar in. om dat besluit te nemen. De hear Santema: De hear Bootsma mient, dat it bislüt om yndied in nij stêdssikehüs to bouwen al nom- men is. In heal jier lyn. Stem uit de raad: Nee, de heer Bootsma bedoelt, tenminste als ik het goed begrepen heb, de toestem ming van de minister aan de raad van de gemeente Leeuwarden om een ziekenhuis van 180 bedden te bouwen De hear Santema Mar dan haw ik dat forkeard bi grepen. Dat komt miskien, omdat it al sa let wurdt. Hoe dan ek, as wy nou it bislüt nimme, dat de hear Bootsma hjir ütstelt en hwer't ik folslein efter stean, dan wol dat noch net sizze, dat wy tagelyk it prinsipe- bislüt nimme, dat der yndied in stêdssikehüs komme moat. Dat woe ik efkes stelle. Wy kinne likegoed noch in kommisje ynstelle, dy't dizze saek noch ütwurket, sünder dat wy nou al ta in bislüt komme. De Voorzitter: Met het laatste ben ik het toch be paald niet eens. Er wordt aan U voorgesteld om voor de voorbereiding van een plan voor de bouw van een nieuw Stadsziekenhuis (in het voorstel staat duidelijk: voor het maken van een voorlopig ontwerp en voor de bestrijding van de kosten van de bouwcommissie) een krediet van f 50.000,te verlenen. Dat houdt dus in, dat dit Stadsziekenhuis gebouwd moet worden. Dat is een principe-uitspraak. En ik heb bij de beantwoording alleen gezegd: het plan komt als het klaar is vanzelfsprekend bij de raad terug met een berekening van alle financiële conse quenties enz. En even vanzelfsprekend is, dat de raad dan kan beslissen of dat plan al of niet zal kunnen doorgaan, zoals bij elk plan tenslotte het geval is. Bij elk plan, waarvoor wij een voorbereidingskrediet vra gen, kan de raad op een ogenblik zeggen: het staat ons wegens de een of andere reden niet aan. College, hier heeft U het terug, iets anders of helemaal niets. Zo moeten we de zaak toch stellen en nogmaals, wij vragen dus een krediet voor de voorbereiding van het voorlopig ontwerp en voor het bestrijden van de on kosten. De heer Van der Veen: Ik heb gevraagd: dat geld, dat b. en w. nu vragen van de raad, aan wie wilt U dat betalen En dat is nu net de hele zaak. Ik kan mij wel voorstellen, dat de heer Bootsma zegt: laten we nu maar aan het splitsen blijven, daar zijn we toch al een hele tijd mee bezig, maar als ik nu ook eens op een formeel standpunt zou gaan staan, dan zou ik toch eigenlijk moeten zeggen: dit is één voorstel, f 50.000,waarvoor Wie maakt dat voorlopige ont werp Wie is die bouwcommissie Het kan best zijn, dat dat inderdaad verschil uitmaakt. De heer Bootsma: Nee. De heer Van der Veen: Voor de heer Bootsma mis schien niet, misschien voor een ander wel. Ik zou zeg gen, dat je dat beter kunt bekijken na afloop van het geheel. De Voorzitter: Ik geloof werkelijk niet, dat we het moeilijker moeten maken dan het is, want óf de eigen dienst doet het, óf een ander doet het. Dat zal waar schijnlijk in de kosten wel een zeker verschil maken, maar dat is met die f 50.000,toch in elk geval wel te bekijken. Dus ik geloof, dat de raad het voorstel van b. en w. gevoegelijk kan aannemen. De raad gaat daarna met het voorstel van b. en w. akkoord. De Voorzitter: Nu krijgen we dus de vraag van de opdracht en van de samenstelling van de bouw- commisie. Uit Uw midden is er aandrang op uitgeoefend om dat in besloten zitting te behandelen. Ik heb U gezegd, dat het mij voor een deel van deze vraag niet nodig toe leek, maar nogmaals, wanneer de raad daar an-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1960 | | pagina 11