2 3 4. de raadsbesluiten van 10 februari 1960 a. tot het verkopen van een perceel bouwterrein, gelegen aan de oostzijde van de Cornelis Troost- straat, aan de Vereniging „Leeuwarder Indus trie- en Huishoudschool" alhier; h. tot het verhuren van een barak met grond, ge legen aan de Insulindestraat, aan A. Bosma alhier; c. tot het verhuren van tuingrond aan de „Vereni ging tot uitgifte van percelen tuingrond te Hui- zum" alhier; B. dat zijn ingekomen rapporten omtrent kasopne- ming en controle van de administratie van de dienst der Openbare Werken, van de Reinigings- en Ontsmet- tingsdienst en van de ambtenaar, belast met de con trole op en de inning van de vermakelijkheidsbelasting; C. dat is ingekomen een rapport van de commissie tot wering van schoolverzuim voor Leeuwarden-zuid over het jaar 1959; D. dat is ingekomen een schrijven van B. v. d. Veen alhier, waarbij hij voor het lidmaatschap van de ge meenteraad bedankt. Deze mededelingen worden voor kennisgeving aan genomen. E. dat is ingekomen een schrijven van Gedeputeerde Staten van Friesland, betreffende de bezoldiging van de wethouders. Dit schrijven wordt om preadvies in handen gesteld van de burgemeester. F. dat bericht van verhindering is ingekomen van mevr. Heijmeijer-Croon. Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangeno men. Punten 3 en 4 (bijlagen nos. 54 en 60). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 5 (bijlage no. 59). De aanbevelingen van b. en w. luiden als volgt: a. lid: H. Pols, wethouder der gemeente; b. plaatsvervangend lid: J. Tiekstra, wethouder der gemeente. Tot lid wordt benoemd de heer H. Pols, met 31 stem men (1 stem op de heer Van der Schaaf en 1 stem blanco). Tot plaatsvervangend lid wordt aangewezen de heer J. Tiekstra, met 30 stemmen (1 stem op de heer Vel- lenga en 2 stemmen blanco). Punt 6 (bijlage no. 64). De voordracht van b. en w. luidt als volgt: 1. mej. J. T. Kuipers alhier; 2. mej. G. Bartelink te Heerenveen; 3. mej. S. Boonstra alhier. Benoemd wordt mej. Kuipers, met 32 stemmen (1 stem op mej. Boonstra). Punt 7 (bijlage no. 58). De voordrachten van b. en w. luiden als volgt: vacature Menno van Coehoornschool I: 1. mej. J. de Jong te Hogersmilde; 2. mej. J. Sixma te Herbayum; vacature van Sytzamaschool I: 1. mej. A. Keestra te Ruinen; 2. mej. A. Swierstra te De Wijk (Dr.); 3. mej. Tj. Piersma te Pingjum; vacature Menno van Coehoornschool H: F. Braaksma te Bant (N.O.P.); vacature Coomhertschool: mevr. E. de Vin-Rodenhof alhier; vacature Parkschool: K. Nijboer te Rauwerd; vacature Boerhaaveschool: J. de Vries te Jubbega-Schurega. Benoemd worden mej. J. de Jong, mej. A. Keestra, de heer F. Braaksma, mevr. E. de Vin-Rodenhof, de heer K. Nijboer en de heer J. de Vries, ieder met 33 stemmen. Punt 8 (bijlage no. 73). De aanbeveling van b. en w. luidt als volgt: K. Gerhartl alhier. Benoemd wordt de heer Gerhartl, met 33 stemmen. De heren K. J. de Jong en de Vries vormden het stembureau. Punten 9, 10 en 11 (bijlagen nos. 72, 70 en 55). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 12 (bijlage no. 69). De heer K. J. de Jong: Wij hebben met belangstelling kennis genomen van de raadsbrief en van het beroep schrift, dat ons ook is toegekomen, en ik meen wel, dat hier het algemeen belang toch wel vooropgesteld dient te worden. En het algemeen belang is naar mijn mening wel dit, dat het voor Leeuwarden een zaak van betekenis is, dat bij de uitgang van het station te allen tijde taxi's aanwezig zijn, waarmee de mensen vervoerd kunnen worden. Het blijkt zowel uit het beroepschrift, dat is ingekomen, als uit uw verweerschrift, dat de huidige situatie niet bepaald bevredigend is. Ook de raadsbrief stelt duidelijk, dat gebleken is, dat de waar schuwingen van de fa. Wiersma aan de fa. Van Kam pen wel eens achterwege blijven. Wat in het beroep schrift gesteld wordt t.a.v. het niet te allen tijde aan wezig zijn van taxi's is dus bepaald juist. Dat lijkt mij persoonlijk wel een zaak, die niet bevredigend is en wanneer daar verbetering in aangebracht zou kunnen worden, geloof ik, dat dat alleen maar toegejuicht zou dienen te worden. Dan stelt U in uw antwoord, dat U er wel bezwaar tegen heeft, dat er een zekere rivaliteit ontstaat. En dat is ook een van de gronden, waarop U meent, dat dit beroepschrift afgewezen moet worden. Daarnaast stelt U echter, dat in de toekomst meerdere ruimte voor het parkeren van taxi's ter plaatse wel gewenst is. Ik vermoed, dat U hierbij het oog heeft op het nieu we veemarktterrein. Als dat klaar is zal bij het station een blijvende voorziening gemaakt kunnen worden Wanneer dat dan het geval is, dan zou ik zeggen, dat het algemeen belang er nü ook mee gediend zal zijn. De gedachte, die bij mij leeft, is dan ook deze. Is het niet mogelijk, dat we vasthouden aan de situatie, zoals die nu is, n.l. dat er vier plaatsen zijn met vijf vergun ningen De fa. Wiersma zou dan twee plaatsen krijgen, de fa. Van Kampen één en de heer Van Eyck de laatste plaats. De volgorde, die nu ook tussen de heren Wier sma en Van Eyck toegepast wordt, zou dan ook ge handhaafd kunnen worden. Wiersma krijgt dan de eer ste ritten te verzorgen en wanneer die niet aanwezig is, komt no. 2 aan de beurt; wanneer die niet aanwezig is no. 3. Ik geloof, dat daarmee het algemeen belang gediend zou zijn, omdat daardoor ongetwijfeld het euvel, dat nu nog wel eens voor komt ik heb per soonlijk ook kunnen constateren, dat niet voldoende, of soms helemaal geen taxi's aanwezig zijn voorkomen zou kunnen worden, althans tot een minimum beperkt zou kunnen worden. Ik heb er oog voor, dat het misschien niet zo gemak kelijk is om met ingang van heden de regeling zo toe te passen en daarom zou ik er wel voor voelen om b.v. met ingang van het nieuwe jaar 1961 deze regeling zo te creëren. Voor het jaar 1960, waarvoor ongetwijfeld de vergunningen al verleend zijn, zou dan de bestaande regeling van kracht kunnen blijven. Is het niet moge lijk, dat b. en w. deze suggestie overnemen? Met in gang van 1961 zou aan het beroep tegemoet gekomen kunnen worden door te zeggen, dat de fa. Van Eyck dan de 4e standplaats bij het station zou kunnen krij gen. Ik geloof, dat daarmee wel het algemeen belang zou gediend zijn, juist omdat U dat algemeen belang ook erkent voor de situatie, zo die in de toekomst misschien gerealiseerd zou dienen te worden. Afgezien van persoonlijke situaties, die hier ongetwijfeld een rol .-pelen, geloof ik toch, dat de gemeente Leeuwarden ook als centrum van Friesland hier wel belang bij heeft. En dat blijkt ook wel uit het aantal auto's, dat genoemd is. Dit schijnt toch wel een zaak van behoorlijke om vang te zijn. Wij moeten hier toch niet al te licht over heen stappen. Ik zou er dan ook voor wezen, dat dit beroep alsnog wordt ingewilligd, zij het dan niet op staande voet, maar b.v. met ingang van een nader te stellen datum. Dat dit in het beroepschrift niet wordt gevraagd, ligt aan de procedure, die voorschrijft, dat binnen een bepaalde termijn het beroepschrift ingediend moet wor den. Wij kunnen het de opsteller van het beroepschrift dan ook niet kwalijk nemen, dat die een onmiddellijk van kracht wordende gewijzigde regeling vraagt. De heer Bosgraaf: Wij zijn het met Uw voorstel voorlopig wel eens, hoewel er bij ons ook wel bezwaren leven. Er zit in de zaak wel iets, dat niet bevredigt. De heer De Jong heeft dit ook al gezegd. De heer Van Eyck heeft gelijk wanneer hij stelt, dat er praktisch nooit een wagen van Van Kampen staat. Ik heb het zelf ook herhaalde malen op vrijdag kun nen constateren. Aangenomen mag worden, dat het dan toch vrij druk is. Uit de raadsbrief is ons nu wel gebleken, dat hij er ook niet behoeft te staan. Toch moet het voor een stad als Leeuwarden moge lijk zijn, dat er bij het station meer taxi's staan dan nu. Als ik de situatie in Leeuwarden vergelijk met an dere plaatsen, ook kleinere, dan kan Leeuwarden, wat betreft deze service aan het reizend publiek, beslist niet mee doen. Ik geef toe, dat het parkeren van de taxi's hier een probleem vormt, waarvoor de oplossing in de eerste jaren wel niet gemakkelijk te vinden zal zjjn. Wij zijn het met U eens, dat onder de huidige om standigheden wel eens rivaliteit tussen de taxi-chauf feurs zou kunnen ontstaan. Zodra het technisch moge lijk is, zal o.i., wat het parkeren betreft, overgegaan loeten worden tot het z.g. opschuifsysteem. En dan ;kt ons het vinden van ruimte voor nog een deelnemer zeker wel mogelijk, omdat voor onderlinge rivaliteit dan niet gevreesd behoeft te worden. Wij zouden als ractie dan ook gaarne zien, dat naar een spoedige op lossing in deze zin gestreefd wordt. Kan dat eerder met een andere oplossing, dan heel graag. De heer Keuning: Ik heb er wel waardering voor, dat het college niet alleen ingaat op de argumenten, die in het appèl-schrift worden vermeld, maar een uit gebreider overzicht geeft van de gehele situatie ten aanzien van de taxi's bij het station. En het gevolg is dus, dat wij eigenlijk ook iets meer doen dan alleen maar de grondslagen van dat beroepschrift bekijken en ook iets meer in algemenere zin deze situatie onder ogen zien. Nu is een van de moeilijkheden voor mij bij het be oordelen van dit beroepschrift, dat ook in het overzicht, dat uw college verstrekt heeft, zo bijzonder weinig fei telijke gegevens zijn vermeld. Ik bedoel daarmee feite lijke gegevens omtrent de toename van het gebruik, dus de frequentie van het gebruik van de taxi's. Ik geef toe, dat ook het beroepschrift zelf daarover niet rept, behalve dan over de 24ste december, maar ik ben het met uw college eens, dat die datum voor ons echt geen maatstaf behoeft te zijn om daarop een beslissing te baseren. Dus eigenlijk is het zo, dat de feitelijkheden om nu te bezien of hier inderdaad een dusdanige fre quentie is, dat er aanleiding is voor meer taxi's een vergunning te verlenen, ontbreken. Daarnaast krijg ook ik en dat is een punt, waar de vorige sprekers al even op hebben gedoeld de indruk, dat de situatie, zoals die nu is, beslist niet be vredigend geacht kan worden. Het komt inderdaad vrij veelvuldig voor, dat geen taxi aanwezig is, juist op de momenten, dat daar de meeste behoefte aan bestaat. Iet is natuurlijk mogelijk, dat een van de oorzaken daarvan is de aankomst van de treinen in Leeuwarden, die naar ik meen zich haast concentreert op een kwar tier van ieder uur, n.l. zo tussen kwart over en het half uur. In dat kwartier zal er misschien bijzonder veel vraag naar taxi's zijn, die dan de rest van het uur vrijwel stil kunnen staan. Misschien zijn er ook andere oorzaken voor. Er wordt ook vermeld, dat de rivaliteit van de chauffeurs hier een zekere rol speelt. En in zoverre kan ik het dus ook bezwaarlijk eens zijn met hetgeen de heer De Jong gezegd heeft. Ik geloof niet, dat deze aangelegenheid verbeterd zou kunnen worden door er een derde man bij te plaatsen. Aan de andere kant is er een punt, dat mij toch wel enigszins bezwaart in het advies, dat uw college geeft. U zegt n.l., dat deze aangelegenheid nader bekeken zou kunnen worden wanneer de voorzieningen ten aanzien van de veemarkt zich zullen wijzigen. Daarmee bedoelt men natuurlijk het tijdstip, waarop de nieuwe veemarkt in gebruik wordt genomen en waarop eventueel het doortrekken van de Tesselschadestraat met een aan sluiting op het Stationsplein tot stand wordt gebracht. Dan kan de situatie voor het station ook worden be keken. Ik heb zelf de overtuiging, dat dat nog wel even duren kan. En ik vraag mij toch af, of men werkelijk tot dat tijdstip zal moeten wachten met het aanbrengen van een wijziging in de plaatselijke situatie. Ik ben ook van mening, dat de huidige situatie, waarbij de taxi's naast elkaar staan, de zaak niet veraangenaamt. Ik ben ook van oordeel, dat in het waarschuwings systeem verbetering gebracht moet worden. En ik zou aan uw college willen vragen, of men ook mogelijk heden daartoe ziet. Een klein bijkomend punt, waar ik nog even op wil wijzen, is, dat bij de stukken niet aanwezig was het advies van de huurauto-commissie, dat, meen ik, aan leiding heeft gegeven tot uw beslissing. Ik ben toch ook wel benieuwd naar de inhoud van dit advies. Daarnaast vraag ik dus of U cijfers bekend zijn om trent de frequentie-toename van het taxi-gebruik vanaf het station. Dus in hoeverre er redenen voor zijn om uitgebreidere voorzieningen te treffen. Ik zou het col lege ook willen vragen of men maatregelen kan over wegen om de situatie, zoals die nu is, te gaan verbete ren voordat men het gehele veemarkt-probleem onder ogen ziet. Ik krijg de indruk, dat men, al gaat men dit doen, de situatie voor het station, die toch een vrij ge geven situatie is, niet direct zal kunnen verbeteren, tenzij men het kleine parkeerterreintje, dat nu nog voor een korte parkeerduur gebruikt wordt, buiten ge bruik stelt en aanwendt voor de verbetering van de taxistandplaatsen. Ik zou toch graag willen horen of uw college in dat opzicht plannen heeft, die enig uit zicht bieden. Ik zou bij voorkeur niet wachten tot mis schien over enkele jaren wanneer de wijzigingen in de veemarktsituatie zich zullen voordoen. Op het ogenblik is de situatie inderdaad niet zeer bevredigend, maar ik moet er direkt aan toevoegen, dat het verlenen van nog een vergunning de moeilijk heden niet oplost. Het lijkt mij in het algemeen belang eerder gewenst, dat bij de vergunningen, die aan de heren Wiersma en Van Kampen worden verstrekt, nadere aanwijzingen worden gegeven, opdat de ongewenste situatie, die op het ogenblik nog al eens voorkomt, n.l. dat daar ge durende geruime tijd geen taxi aanwezig is, in het ver volg wordt vermeden. De Voorzitter: Ik zal trachten de drie sprekers zo goed mogelijk te beantwoorden en ik geloof, dat ik dat zal kunnen doen in de volgorde, waarin zij het woord hebben gevoerd. De heer De Jong heeft vooropgesteld, dat in deze het algemeen vervoersbelang maatstaf moet zijn en daar van uitgaande, heeft hij gesteld, dat de toestand naar zijn mening bij het station niet altijd bevredigend is, omdat er, wanneer er behoefte aan taxi's is, niet altijd taxi's staan. Hij erkent intussen het argument van b. en w„ dat bij het toelaten van meer ondernemingen de vrees voor rivaliteit aanwezig geacht kan worden, maar hij vraagt zich af, of desniettemin de heer Van Eyck, de recla mant, toch niet voor een vergunning, maar dan als 4e of laatste, in aanmerking zou kunnen komen, zij het dan niet voor het jaar 1960, maar voor het jaar 1961. Dit is een zaak en de heer Keuning, om hem nu

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1960 | | pagina 2