9 passen wanneer wij ook bij de bouw van dergelijke scholen de nodige voorzichtigheid in acht zouden nemen. Er is immers weinig ruimte op de begroting voor deze dingen. Vooral in de toekomst, wanneer de financiële verhouding tussen Rijk en gemeenten meer afgestemd zal worden in de richting van doeluitkeringen met ge normeerde bedragen ook voor het onderwijs, zullen we terdege moeten oppassen, dat we rond kunnen ko men met deze uitkeringen. Vooral de positie, die Leeu warden daarbij inneemt, is daarom zo ongunstig, om dat het bevolkingsverloop gedurende de laatste jaren zo is geweest, dat we met de financiële verhouding tussen Rijk en gemeente toch wel heel gemakkelijk klem dreigen te geraken. Juist met deze doeluitke ringen. Er kan misschien niets meer aan veranderd worden, maar ik heb toch wel heel veel bezwaren om het voorstel in deze vorm te accepteren. Is het niet alsnog mogelijk om er iets aan te doen Hoe ziet de wethouder van financiën deze bezwaren Ik zou wel in het bijzonder van hem willen horen, of ik nu zo pes simistisch ben, of dat hij mijn bezwaren voor een groot deel kan delen. Het gaat dus niet zozeer om de school zelf; die moet er komen. Maar wat me interesseert is, of qua financieel beleid de wethouder van financiën niet met mij van oordeel is, dat dit toch wel een duur geval is. Daar moeten we toch voldoende oog voor hebben. De heer Drentje: Ik merk wel, dat ik enigszins in mijn taak tekort ben geschoten. Ik heb echt niet al die financiële dingen overwogen. Ik was n.l. veel te verheugd over het feit, dat we nu een nieuwe ulo school in Huizum krijgen. Ik kan dat ook namens mijn partijgenoten verklaren, want die waren al net zo ingenomen met dit voorstel. De huisvesting van de leerlingen van de ulo-scholen in onze stad behoeft n.l. zeer dringend verbetering. De drie scholen zijn dusdanig overbevolkt, dat geen enkele van die drie scholen al zijn klassen kan her bergen. Men heeft daarom zijn toevlucht genomen tot het onderbrengen van verschillende klassen in andere gebouwen. Dat brengt natuurlijk grote organisatorische moeilijkheden met zich mee. Bovendien zijn de be staande ulo-scholen, zeer zacht uitgedrukt, toch ook niet erg geschikt voor het huisvesten van klassen ulo leerlingen. Ik beschouw dit voorstel dan ook als het begin van het beëindigen van een onbevredigende toe stand. Ik kan mij er destemeer in verheugen nu ik zelf vind, dat de gehele opzet van dit gebouw dat sport- terreintje daarbij, al is het dan maar een klein ter- reintje, de gehele situering van de schoollokalen, n.l. twee keer zes gewone leslokalen met aan de ene kant de gymnastiekzaal en aan de andere kant dat prach tige overblijflokaal, met daarboven drie lokalen voor speciale vakken, n.l. het handwerklokaal, het natuur- kundelokaal en het tekenlokaal dat die hele situering zeer geslaagd is. Het aantal lokalen lijkt me ook zeer gelukkig. We hebben dus die 12 lokalen plus die drie lokalen plus nog dat gymnastieklokaal. Het aantal lokalen is natuurlijk bepalend voor het aantal leer lingen van de school. Nu is het tegenwoordig heel dik wijls de gewoonte, gezien het grote schoolruimtetekort, om zeer grote scholen te bouwen, naar mijn smaak veel te grote scholen. Dat is hier toch echt niet gebeurd. Deze school is beslist niet te groot en toch ook weer groot genoeg om voldoende differentiatie tussen de verschillende leerlingen aan te brengen. En ook het onderwijzerscorps zal groot genoeg zijn om de nodige specialisatie, die steunt op de verschillende bevoegd heden, te waarborgen. Ik hoop daarom, dat uw college op deze manier doorgaat. Ik bedoel daar dus mee, dat ook de leerlingen van de Perkschool en de Wisses- dwingerschool straks in een nieuwe moderne omgeving hun voortgezet onderwijs zullen kunnen genieten. Ik ondervind dagelijks van welke grote betekenis dit voor onze opgroeiende jeugd is. Ik heb nog een vraag. De vloeren in de leslokalen en in de gangen en ook in enkele andere vertrekken zullen bedekt worden met linoleum. Ik heb in het be stek niets kunnen vinden over de kwaliteit en de kleur daarvan, maar dat zal wel aan mij liggen. Misschien is het ook zo, dat die vloerbedekking nog niet in de bouw is begrepen en dat daar later een beslissing over zal moeten worden genomen. Ik zou erop willen aan dringen, dat hierbij, rekening houdende met onze er varing met de Floris Versterschool en enkele andere scholen, geen experimenten worden genomen. Ik zou er ook vooral op willen aandringen, dat men hierbij rekening houdt met de ervaringen, die bij de scholen bouw ook buiten de gemeentelijke sector zijn opgedaan. Ik bedoel hier de ervaringen, die men in de Rijks- h.b.s. heeft opgedaan. Na dit intermezzo zou ik willen terugkeren in de jubeltoon door mede te delen, dat ik ook zeer ingenomen ben, waarschijnlijk tegen de zin van de heer De Jong, met die zesduizend gulden, die voor decoratieve versieringen is uitgetrokken. Toch nog een opmerking. Het zou natuurlijk prach tig zijn. dat de school betrokken zou kunnen worden met ingang van een nieuwe cursus. Vooral doordat de ulo-scholen op het ogenblik met dependance's werken, waardoor telkens per 1 september de leerlingen zo gunstig mogelijk over de verschillende scholen moe ten worden verdeeld, lijkt het me erg bezwaarlijk hen te verhuizen in de loop van de cursus. Ik denk, dat uw college niet veel aan het bepalen van het tempo van de bouw zal kunnen doen, maar toch zou ik de vraag willen stellen: lijkt U een streefdatum van 1 september 1961 niet zeer praktisch? Ik zou erg blij zijn wanneer het gerealiseerd werd. De heer Van der Schaaf (weth.)Uiteraard zal ik niet over alle onderwerpen spreken, die ter tafel zijn gebracht, omdat ik dan op eens anders gebied zou komen. De heer De Jong heeft de vraag gesteld, of eigenlijk de indruk gewekt, dat deze school bijzonder duur zou zijn. Hij heeft het niet gezegd, maar toch zodanig, dat de vinger daarop gelegd zou moeten worden. Ik weet niet of dat juist is en of we dat nu al kunnen beoor delen, want het cijfer, dat we nu hebben is een ramings- cijfer. Het cijfer, dat de heer De Jong heeft gebruikt toen hij dit project ging vergelijken met een ander, is een werkelijk cijfer. Wanneer dit bedrag hoog geraamd is dan komt het verschil gunstiger te liggen; mocht het daarentegen eens laag geraamd zijn, dan wordt het nog veel erger. Met andere woorden, dit cijfer laat zich zonder meer niet vergelijken met het andere. Ik wil er nog wel bij zeggen, dat in de commissie Open bare Werken de vraag ook aan de orde is geweest, of dit niet een beetje duur zou zijn. Maar bij bekijken var het geval is toch gebleken, dat dit gebouw in de op bouw wel een goede logica vertoont en dat aanwijsbare punten waar het duur of te duur zou zijn toch niet naar voren zijn gekomen. Het gevolg was, dat ook de com missie van Openbare Werken zich eenstemmig achter dit plan heeft geschaard. Wanneer dus een aantal con crete punten zou zijn aangewezen waardoor het plan te duur zou worden, bijv. door het gebruiken van luxe materialen, of door andere kostenverhogende elemen ten, dan zouden we dat nader kunnen onderzoeker, maar daar is niets van gebleken. En het college heeft daarom gemeend, dat deze zaak nu doorgang moet vinden. Er komt nog bij, dat de instanties van het Rijk, die ook hun bemoeiing uitstrekken over de kostenbe- oordeling, zich ook met deze raming hebben kunnen verenigen, zodat er voor ons op het ogenblik geen reden is om te zeggen, dat dit plan wegens te dure uitvoering niet voor aanbesteding in aanmerking zou komen. Ik wil nog wel eens in het college ter sprake brengen, of mogelijk nog nagegaan kan worden of hier op onderdelen nog enige dingen van belang zijn te bezuinigen, maar een toezegging, dat bezuinigingen tot een zeker bedrag nog kunnen worden aangebracht, kan ik bepaald niet doen. De heer Drentje heeft de aandacht gevestigd op de vloeren. Hij heeft gezegd; laten we met de vloeren, waarop dan linoleum gelegd zou worden, alstublieft geen experimenten uithalen. Het is een bekend feit, dat het vloerenprobleem in de scholen eigenlijk nog nooit een volstrekt definitieve oplossing heeft gevonden. Als de vloer ideaal is, dan is hij soms zo ideaal, dat je er haast niet op mag lopen, vooral bij gymnastiekvloerm. Dat kan natuurlijk ook niet. Hier is dus een vloer in verschillende lagen gekozen, waarop dan linoleum zou worden gelegd. Dit is een systeem, dat wel vaker is toegepast en een experimenteel karakter kan men aan deze vloer dus niet meer toeschrijven. Ik geloof dan ook, dat het verantwoord is om dit onderdeel van het bestek zo te accepteren als het gesteld is en dat hier niet van een gewaagd experiment kan worden gesproken. Wat het tijdstip van oplevering betreft, zou ik me graag van beantwoording onthouden. Dit zou ik willen overlaten aan mijn collega van Onderwijs, alsook de f nanciële beschouwingen, die de heer De Jong in zijn betoog heeft gevlochten. De heer Tiekstra weth.Ik zou haast willen be ginnen met te zeggen, dat achtereenvolgens de wethou ders van Onderwijs en Financiën het woord zullen voeren. Ik zou de heer De Jong willen zeggen, dat al in een vrij vroeg stadium de hoogte van deze geraamde bouw kosten, zoals de heer Van der Schaaf terecht op merkte, de aandacht van de wethouder van Finan ciën heeft getrokken. Zulks in verband met de situatie, waarin wij op het ogenblik verkeren met betrekking tot de financiële verhouding tussen Rijk en gemeenten met in het vooruitzicht een doeluitkering voor het lager onderwijs, waaronder deze ulo-school ook komt te vallen. Omdat wij in de volstrekte onzekerheid ver keren omtrent de hoogte van de doeluitkering is het wel van belang om op dit moment geen risico's met te dure projecten te gaan lopen. De heer De Jong weet wel, dat bij deze woordkeus het altijd precies in het ,,te" zit. Het blijft uitermate moeilijk te beoordelen ook als we op een bepaald ogenblik over exact vergelijkings materiaal beschikken. Dat exacte vergelijkingsmate riaal is, ondanks de gegevens, die ons ter beschikking staan, toch eigenlijk op dit moment niet aanwezig. Het is n.l. het eerste bouwproject van deze omvang dat in Leeuwarden in deze sector voor het onderwijs wordt gebouwd. De heer De Jong heeft een vergelijking getroffen, maar die vergelijking gaat, zoals de meeste vergelijkingen, niet volledig op. Ik heb een voorbeeld, waarbij juist zeer duidelijk naar voren komt hoe we toch eigenlijk mank gaan aan vergelijkende cijfers. Ik bedoel twee projecten, die de raad ook gepasseerd zijn In de totale cijfers voor 1959 is van de ruim vijf miljoen, die voor scholenbouw is uitgetrokken, ruim twee miljoen bestemd voor een bepaalde tak van het onderwijs, die ons niet onbekend is, n.l. het b.l.o.-onder- wijs. Twee projecten, die elk ruim een miljoen gaan kosten. Het is bijna onmogelijk om langs de weg van vergelijking vast te stellen of deze projecten ook te duur zijn geweest omdat je geen vergelijkend materiaal hebt. Desalniettemin heeft de raad uiteraard graag zijn medewerking verleend. Het is wel bijzonder zorgelijk, maar niemand kan op dit ogenblik zeggen hoe dit soort projecten in de toekomstige doeluitkering kunnen wor den opgevangen. Daarom zal de heer De Jong mij ten goede moeten houden, dat ik op zijn vraag wel een ant woord geef, maar niet een antwoord waar hij vrede mee kan hebben. Ik maak me zelfs sterk, dat hij het antwoord ook niet zal kunnen geven. De heer Drentje heeft zijn steun verleend aan het voorstel van het college. Ik neem trouwens bij voor baat aan, dat de heer De Jong zijn steun daaraan niet zal onthouden, maar de heer Drentje heeft in het bij zonder gewezen op de noodsituatie, waarin wij en dat geldt uiteraard in de eerste plaats voor het ge meentebestuur met het openbaar ulo-onderwijs zijn geraakt. Dat is inderdaad een noodsituatie. Op het ogenblik is het zo, dat in afgekeurde schoollokalen, in afgekeurde kleuterschoollokalen en met diverse de- pendance's het onderwijs draaiende wordt gehouden. Men kan niet anders zeggen dan draaiende wordt gehouden. Hoe lang deze toestand zal voortduren is op dit moment bepaald niet te zeggen. Wel kan ik de heer Drentje mededelen dat onzerzijds pogingen in het werk worden gesteld om in het westen van de stad eveneens tot de bouw van een nieuwe ulo-school te komen. Daarbij gaan wij er van uit, dat dit niet als een vervanging, maar evenals in het zuiden van de stad als een uitbreiding van het ulo-onderwijs moet worden beschouwd. En dan zal er wel een soortgelijk project uit de bus komen. De heer Drentje heeft dan nog gevraagd: hoe zit het met de bouwtijd, hoe komt het met de datum van ingebruikneming? Hij heeft mij gelukkig niet gevraagd om het officiële uur van de opening van deze school. Ik wil U wel zeggen, dat bij het uitwerken van de plan nen met grote ernst rekening is gehouden met het in- gebruiknemen van de school per 1 september 1961, omdat wij de bezwaren, die de heer Drentje heeft aan gevoerd tegen het verhuizen van deze school tijdens het cursusjaar volledig kunnen onderschrijven. Of men in dit voornemen slaagt is een ander punt. Alleen het streven blijft uiteraard schoon. Ik geloof, dat ik zo de verschillende opmerkingen wel beantwoord heb. De heer K. J. de Jong: De wethouder van openbare werken heeft gesteld, dat een raming zo ontzettend moeilijk te vergelijken is met de werkelijke cijfers. Ik ben het wel met hem eens, dat het nooit precies ver geleken kan worden, maar het verschil is hier zo groot en daarom trok het juist mijn aandacht. Wanneer dit verschil toch ongeveer 150 tot 170 duizend gulden uit maakt, dan zeg ik: dat is ook nog al wat, dat is geen kleinigheid. Dat betekent een verschil van tienduizend gulden per lokaal en dan moet men daarvoor toch eigenlijk ook bepaalde redenen kunnen aanwijzen. Dan kan de heer Tiekstra wel zeggen, dat dat nooit te ver gelijken is, maar ik geloof toch wel, dat men in het algemeen bij scholenbouw werkt met bepaalde cijfers per lokaal. Naar mijn mening is dit plan zeer zeker aan de dure kant. Wanneer de wethouder zegt, dat hiervoor ook toestemming is gegeven van de zijde van het Rijk, dan geloof ik inderdaad, dat technici tegen dit plan geen bezwaren hebben, vooral van de zijde van de inspectie niet. Maar wij zitten juist met de vraag en dat is een klemmende vraag hoe staat het met de financiële mogelijkheden, die we hebben? En kunnen wij ons een dergelijk plan permitteren, gezien de vooruitzichten, die wij met onze financiën tegemoet gaan Dat wij met de financiële verhouding tussen Rijk en gemeenten zo moeilijk zitten komt omdat het bevolkingsverloop ons echt een beetje in de steek ge laten heeft de laatste jaren. Ik mag wel weer her inneren aan het bekende Etif-rapport van 1948, dat gesteld heeft, dat wij in 1970 honderdduizend inwoners zouden mogen verwachten in Leeuwarden. Op de basis van dat rapport zouden we nu negentigduizend inwo ners moeten hebben. Op die basis zouden wij, op grond van de bestaande financiële verhouding tussen het Rijk en de gemeenten alleen voor 1960 toch altijd een zes ton meer kunnen ontvangen dan vandaag de dag het geval is. Het bedrag van deze gederfde uitkering wordt van jaar tot jaar groter, terwijl de zaken, die er van betaald moeten worden, bepaald niet minder groot zijn dan bij een stad van negentigduizend inwoners het ge val zou zijn. Wjj moeten er voortdurend op bedacht zijn, dat wij straks met deze doeluitkeringen toe moe ten. En anders komen wij terecht in een situatie, waar van wij zeggen: wij worden noodlijdend met alle ge volgen van dien. Ik geloof zeer stellig, dat wij daarom juist aan zaken als deze toch bijzondere aandacht moe ten schenken. Het vorige punt van de agenda was ook zoiets. Het laatste gymnastieklokaal, dat gebouwd is, kostte meende ik f 125.000,Dit kost f 200.000, Daar zijn aanwijsbare oorzaken voor en daarom heb ik daar niet over gesproken. Er zijn echter geen aan wijsbare oorzaken waarom de ene ulo-school, die ook een groot aantal lokalen heeft en die dezelfde functie gaat vervullen in hetzelfde stadsdeel, f 30.000,per lokaal kan kosten en deze school f 40.000,per lokaal. Ik ben bepaald niet bevredigd door het antwoord van de wethouder van financiën, noch van de wethouder van openbare werken. Aan de andere kant voel ik ook wel, dat deze school daar moet komen; om dus nu te zeggen, dat ik tegen de bouw van deze school ben, zal ik ook niet doen. Het gaat mij er om de vinger even bij de pols te houden en te zeggen: college, denk er toch om, dat wij met de bouw van dergelijke scholen uiter mate voorzichtig zijn en de financiële mogelijkheden heel goed in de gaten houden! Ik herinner in dit ver band nog weer aan de kwestie, die we destijds ook gehad hebben met betrekking tot de inspecteur voor de lichamelijke opvoeding. Dat is ook zo'n punt. Tel kens komen wij van die dingen tegen, die mij met enige zorg vervullen en waardoor ik mij afvraag, of wij toch eigenlijk niet een beetje boven onze stand leven. Ik zal me, gezien het feit, dat die school er moet komen, niet tegen dit voorstel verzetten, maar ik heb er toch wel behoefte aan gehad om even de vinger bij de pols te

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1960 | | pagina 5