13
lig ook naar de gevoelens van de raad toch wel een
grotere urgentie hebben dan dit plan. Dit plan is boven
dien nog niet aangemeld kunnen worden bij de ver
schillende instanties, die geacht kunnen worden voor
de uitvoering van dit plan gelden disponibel te hebben.
De heer De Jong vraagt verder nog of er al een
idee over de exploitatie bestaat. Daarover bestaat nog
niet veel anders dan wat wij in de aanbiedingsbrief
hebben kunnen stellen. De gedachten gaan uit naar
een stichting; over de vraag hoe de financiële exploi-
tatieopzet zal zijn is nog niet diepgaand gestudeerd.
Dat hangt natuurlijk ook in belangrijke mate af van
de vraag of het bedrag van ruim 5Vi miljoen gulden
helemaal a fonds perdu beschikbaar komt, of dat er
een restant ten laste van de exploiterende stichting zal
blijven. In dit stadium heeft het nog niet veel zin om
over financiering te praten. Het is een punt, dat stellig
op ons afkomt, wanneer de uitvoering van het plan
gaat beginnen, maar dan hebben we nog de tijd omdat
deze uitvoering nog een aantal maanden zal duren. Wij
hebben dan stellig de tijd om tot een bevredigende op
lossing, wat betreft de juridische vorm van de exploi
tatie, alsook wat de financiële opzet van de exploitatie
betreft, te komen.
Ik mag niet eerder besluiten dan nadat ik alle spre
kers, die hun waardering over dit plan hebben geuit
dank heb gebracht. Deze waardering wil het college
ook graag overbrengen aan de ontwerpers van het
plan, i.e. de Nederlandse Heidemaatschappij, die op een
grondige en intensieve wijze dit plan heeft voorbereid.
Deze maatschappij kan, wanneer dit plan wordt ge
realiseerd, alle eer met haar werk inleggen.
De hear Santema: Nei oanlieding fan it antwurd fan
de wethalder, dat der allinnich mar tagong wêze sil üt
it easten wei, dus fan de kant fan Tietsjerk óf, soe ik
de opmerking meitsje wolle, dat dat dan wol in wei
by Dokkum om is. Wy hawwe fansels mear bihoefte
oan in mear direkte forbining. Nou wit ik wol, dat dat
miskien noch al hwat finansjele biswieren meibringt,
foaral omdat der dan wer wettersteatkundige wurken
nedich binne. Ik tink bygelyks oan in forbining fan it
Alddeel mei dizze poel en miskien moat der yn dy ta-
gongswei in slüske komme, omdat it wetter yn dy poel
ek op in bipaeld peil stean bliuwe moat. Al dizze din
gen meitsje it foar my wol in bytsje swier om der op
oan to stean. Ik wit, dat it projekt dêrtroch wer djür-
der wurdt. Mar jitris, ek op groun fan it feit, dat de
kosten fan dy lytse wettersteatkundige wurken net
sa'n greate rol spylje by de greate som, dy't foar dit
projekt ütlutsen wurde sil, doar ik der dochs wol foar
to pleitsjen. Wy hawwe lésten ek foar de tagong nei
de Greate Wielen yn 'e büse taest en ik soe hast wol
sizze, lit üs dat op 'e nij foar dizze kwesje dwaen,
hwant oars soe it wêze kinne, dat wy efternei klach
ten oer dizze tagongswei krije. Wy kinne dit nou noch
forhelpe.
De heer Spiekhout: Het pessimisme over het tijd
stip, waarop dit plan klaar zou komen, overheerst nog
al wat. Ik ben blij, dat de wethouder in elk geval de
mogelijkheid genoemd heeft van uitvoering van dit
werk buiten D.A.C.W.-verband als de noodzaak hiertoe
blijkt. Ik vraag me wel even af, nadenkende over de
lange tijd, die waarschijnlijk voor de uitvoering nodig
zal zijn, of het dan niet mogelijk is om een déél van
het plan uit te voeren. Dus om aan een bepaald ge
deelte van het plan voorrang te geven. Dan denk ik
vanzelfsprekend vooral aan het zwembad, dat in dit
plan is opgenomen. Ik geloof toch wel, dat dat een van
de meest dringende dingen is, waar wij in Leeuwarden
behoefte aan hebben, gezien de accomodatie, die wij op
dat punt hebben en gezien de toestand van de bestaan
de zwembaden. Ik zou U daarom willen vragen of niet
een mogelijkheid aanwezig is om dat onderdeel van
het plan bij voorrang klaar te maken en eventueel
ook bij voorrang uit te voeren.
De heer Van der Schaaf (weth.)By it bianderjen fan
de fraech fan de hear Santema woe ik mar net by Dok
kum om gean en mar hiel koart sizze, dat soks wier-
skynlik to djür is. Dyjinge, dy't der foar de wetter-
sport op üt is, kin natuerlik ek sizze, sa gau as ik de
stêd üt bin bigjint myn rekreaesje en de reis dêrhinne
is ek al as rekreaesje to biskögjen. De wei dêrhinne is
wol hwat lang, mar men giet dochs ek to kuijerjen
om to kuijerjen? En men giet to farren om to farren
en giet it dêr dan langs, wol dan giet it dêr langs. Hoe
sil ik it oars ek sizze. Hy, dy't büten de stêd is yn in
kano, of yn in boatsje sit en yn de frije natür is, ünder-
giet de rekreaesje al, sadat it bilang fan in hiel koarte
forbining eigentlik net sa great is.
De heer Spiekhout geeft naar mijn idee een vrucht
bare suggestie aan de hand en wel deze. Wanneer on
middellijke uitvoering van het geheel niet mogelijk
is, zou begonnen kunnen worden met b.v. alleen de
aanleg van het zwembad. Dit is ook al eens in de kring
van het college besproken. De heer Spiekhout heeft
dan wel graag een weide bij het zwembad, begrijp ik.
Men zou dus moeten stellen: het maken van het zwem
bad met naaste omgeving en uiteraard zodanig dat het
ook als zwembad kan functioneren. Het is stellig mo
gelijk om dat uit het geheel te lichten en dat bij voor
rang uit te voeren. Wanneer zich daarvoor mogelijk
heden voordoen, terwijl voor het geheel nog geen mo
gelijkheden zijn, dan zal stellig deze weg worden be
wandeld.
De heer Spiekhout heeft mijn uitlatingen als een
beetje pessimistisch gekwalificeerd.
De heer Spiekhout: Die van U niet!
De heer Van der Schaaf (weth.): Misschien mag
ik er toch nog iets aan toe voegen. Ik wil nog
even specificeren welke wegen buiten D.A.C.W.-
verband eventueel nog kunnen worden bewandeld. Dat
is in de eerste plaats het ministerie van O.K.W., waar
de natuurbescherming een toevlucht heeft gezocht. Mo
gelijk dat uit enige daar aanwezige fondsen een bij
drage voor dit werk kan worden verleend. In de tweede
plaats is misschien een bijdrage te verwachten uit
fondsen, aanwezig bij het ministerie voor Maatschap
pelijk Werk. De derde mogelijkheid, maar die lijkt mij
persoonlijk op dit ogenblik niet zo groot, bestaat uit
het putten uit de beschikbare fondsen voor de verbe
tering van de infrastructuur. Al deze mogelijkheden
worden uiteraard nauwlettend in de gaten gehouden.
En waar zich een mogelijkheid opent, daar hopen wij
present te zijn.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van b. en w.
Punt 23 (bijlage no. 74).
De heer Ten Brug: Over het voorstel, dat thans aan
de orde is gesteld, heb ik mij zeer verheugd. Ik ben
blij, dat wij in dit stadium zijn gekomen. Bij de behan
deling van de begroting 1959 heb ik mij wat pessimis
tisch uitgelaten over deze zaak. In het eerste gedeelte
van de notulen van die begrotingszitting heb ik nog
kunnen lezen, dat ik heb gezegd, dat, nu deze zaak bij
de ziekenhuiscommissie in behandeling is, het nog we
even kan duren voor alles rond is. Gelukkig is dat niet
het geval gebleken.
Wij gaan nu een eerste stap doen om tot een oplos
sing van een aantal nijpende problemen te komen. Eer
eerste stap in de richting van de vervanging van he
reeds lang verbetering behoevende Stadsziekenhuis, het
geen tevens betekent een oplossing voor de huisves
tingsmoeilijkheden van het infectiepaviljoen en d(
kraamkliniek. Voorts zullen wij met dit nieuwe zie
kenhuis de beschikking krijgen over een aantal rheu
ma-bedden en komt er een aantal bedden waar Leeu
warden en de naaste omgeving wel bijzonder behoeft
aan heeft, n.l. bedden voor die psychiatrische patiëi-
ten, die niet in een psychiatrische inrichting behoeven
te worden opgenomen. Ik ben over deze eerste stap,
zoals ik ook al gezegd heb, bijzonder verheugd. Maa
ik moet daar aan toevoegen, dat ik, toen ik de stukken
las, die met betrekking tot dit punt ter inzage lagen,
toch wel even een gevoel van onbehagen heb gekregen.
En wel met name over de brief van de minister van
Sociale Zaken, waarin met deftige woorden toestem
ming wordt verleend voor de bouw van dit ziekenhuis,
maar waar je eigenlijk toch zo'n beetje tussen de re
gels door kunt lezen, dat dit een toestemming is contre
coeur, een toestemming in deze zin: als jullie dit nu
persé willen, dan moet je het zelf maar weten, dan zal
ik mij daar verder niet tegen verzetten. Ik meen dit
zo te moeten lezen in deze brief, hoewel dit misschien
ook wel de toon is, die in brieven over deze zaken van
dit ministerie gebruikelijk is. Ik weet dit niet. Deze
toon heeft echter voor mij toch wel een wat onwel
luidende muziek gegeven. Ik heb een beetje het gevoel
gekregen van: doen wij wel goed om de richting in te
slaan, die wij al jaren zo graag hebben gewild Een
wat onbehaaglijk gevoel. Wat is echter het alternatief
wanneer wij dit ziekenhuis niet zouden bouwen? Het
.staat vast, dat er een oplossing moet komen voor de
nijpende problemen, die in het raadsvoorstel worden
genoemd. Niet-bouwen van een nieuw gemeentelijk zie
kenhuis zou niet anders kunnen betekenen dan dat de
bestaande particuliere ziekenhuizen in de gesignaleer
de behoeften zouden moeten voorzien. Kunnen zij dit en
zo ja, is dit wenselijk?
Ik ben ook enigszins teleurgesteld over het verloop
van de onderhandelingen met de andere ziekenhuizen.
Er wordt in een van de verslagen van de gehouden
besprekingen aan het slot wel een vrij vreugdevolle en
mooie conclusie getrokken, maar uit het geheel van de
besprekingen krijg ik de indruk, dat de besturen van
het Diakonessenhuis en het Bonifatiushospitaal in de
zelfde zin denken als de minister van Sociale Zaken;
zo van: als jullie dat dan willen, dan zullen ook wij
er ons verder niet tegen verzetten. Maar enig begrip
voor een noodzakelijke samenwerking tussen de par
ticuliere inrichtingen en de gemeente om te komen tot
een verbetering van de verpleegmogelijkheden in deze
s tad zit er niet in. Ik heb mij afgevraagd, wat wil men
dan Heeft men er misschien aan gedacht, dat het
rocd zou zijn dat in het zuiden van de stad, op een
behoorlijke afstand van het vliegveld, niet zo"n klein
ziekenhuis van 180 bedden, maar een groot ziekenhuis
wordt gebouwd Dat zou een oplossing zijn, die ons
allemaal zeker zou aanspreken en waarover wij ons
alleen maar zouden kunnen verheugen. Het zou immers
in theorie mogelijk zijn geweest, dat het Diakonessen
huis, dat jaren met een groot ruimteprobleem te kam
pen heeft gehad, dat anders niet doet dan bouwen op
een bijzonder klein stukje terrein en dat tenslotte maar
de vrije lucht in moet, zou hebben gezegd: Kunnen
wij niet eens samen met de gemeente een groot nieuw
modem ziekenhuiscomplex bouwen? Een mogelijkheid
b.v die in de gemeente Zwolle is gerealiseerd. Men is
daar bijzonder verheugd met deze oplossing. Deze mo
gelijkheid zit er in Leeuwarden niet meer in en het ge
meentebestuur van Leeuwarden treft in dezen geen en
kel verwijt. Er is derhalve geen alternatief. Ik heb dan
ook geen andere conclusie kunnen trekken, dan dat er
geen andere oplossing is dan de thans voorgestelde.
Wij zullen moeten zorgen en graag met spoed
dat er een modern nieuw gemeentelijk ziekenhuis komt.
Men kan er verschillend over denken en men kan ver
schillende prognose's opstellen, maar ik geloof, dat wij,
zoals de situatie op het ogenblik ligt, al deze 180 bed
den wel hard nodig hebben, dat wij die niet kunnen
missen. Nu kan men zeggen: het is duidelijk, dat er be
hoefte is aan de genoemde specialistische bedden, maar
de 80 z.g. algemene bedden dan? In de eerste plaats
bieden deze 80 algemene bedden een uitwijkmogelijk
heid bij het volledig bezet zijn van de specialistische
bedden. Er is echter nog een ander aspect. Wanneer
wij deze bedden zouden laten varen het Diakonessen
huis, dat zich volkomen vastgebouwd heeft, kan een
verdere uitbreiding niet aan zouden wij algemene
bedden laten verhuizen naar het Bonifatiushospitaal.
Ik geloof niet, dat wij deze kant uitmoeten. Het Boni
fatiushospitaal is, gezien zijn functie in deze stad, ge
zien de grootte van de bevolkingsgroep, waarvoor het
in eerste aanleg is bedoeld, groot genoeg en ik geloof,
'lat er geen enkele aanleiding is om deze algemene
bedden te laten veranderen in R.K. algemene bed
den. Ik wil dan ook besluiten met te zeggen, dat ik
geloof, dat uw college met dit voorstel op de goede
weg is en dat ik van harte achter dit voorstel kan
staan.
Ik heb alleen nog de wens, dat het aantal van 35
bedden, dat is bestemd voor de z.g. pseudo-psychiatri-
sche patiënten, vergroot zal kunnen worden. Ik hoop
echter niet, dat dit ten koste zal moeten gaan van de
80 zgn. algemene bedden. Ik meen, dat wij aan die 35
bedden veel te weinig hebben en dat wij alle mogelijke
moeite moeten doen om dat aantal omhoog te brengen.
Het zou het mooiste zijn, wanneer wij een behoorlijk
aantal bedden voor deze patiënten zouden hebben, als
het ware gezamenlijk met het Diakonessenhuis en met
het Bonifatiushospitaal. Dat lijkt mij dan een voorbeeld
van de juiste samenwerking tussen bestaande zieken
huizen.
Ik ben n.l. in een van de stukken ook het voorbehoud
tegengekomen, dat een van de ziekenhuisbesturen heeft
gemaakt ten opzichte van deze en andere specialisti
sche bedden. Dat vind ik een naar voorbehoud, omdat
men daar toch veel eerder de mogelijkheid heeft ge
had om in dezen voorzieningen te treffen. Nu echter
van gemeentewege een eerste stap in deze richting
wordt gezet, stelt men opeens, dat men zich de rechten
ten opzichte van dit soort verpleging voorbehoudt.
Nogmaals, mijn eindconclusie en ook de conclusie
van mijn fractie is, dat wij bijzonder verheugd zijn
over dit voorstel. Wij verheugen er ons ook over dat
deze zaak nu weer bij de gemeente ligt. Een spoedige
uitwerking van de plannen hebben wij nu weer geheel
in eigen hand.
De heer De Vries: Ik heb uiteraard met grote belang
stelling het voorstel tot de bouw van een ziekenhuis
gelezen en ik zou hier graag enkele opmerkingen bij
willen maken, met daar tussendoor zo nu en dan een
vraagje.
In de eerste plaats dacht ik, dat wij ons bij de bouw
van een nieuw gemeenteziekenhuis moeten realiseren,
dat voorzichtigheid bij het bepalen van de omvang van
het ziekenhuis zeer geboden is. De medische ontwikke
ling gaat bijzonder snel. Het is eigenlijk moeilijk te
zeggen hoe deze zaak zich zal ontwikkelen. Het is nog
niet zo lang geleden, dat sanatoria vol, of bezet waren.
Nu zijn er al, voor zover mij bekend, meer dan 1200
bedden op een andere bestemming overgeschakeld. Ik
wil niet graag zeggen, dat dat voor ziekenhuisbedden
ook zo zal gaan, maar het is toch wel zo, dat er een
sterke verschuiving plaats vindt wat overigens ook
in de raadsbrief wordt genoemd van de klinische
behandeling naar de poliklinische behandeling. Nu zijn
er in Friesland in de laatste jaren ongeveer 480 bed
den bijgekomen. Dat is dan, voorzover ik kan nagaan,
sedert het rapport van 1953, dat bij de stukken ter
inzage heeft gelegen. Van deze 480 bedden zijn onge
veer 120 in aanbouw bij het Diakonessenhuis. Deze
kwestie betekent dus, dat het rayon, waaruit Leeuwar
den zijn patiënten betrekt, aanmerkelijk kleiner is ge
worden dan een aantal jaren geleden. Dat wordt ook
met zoveel woorden gesteld in de brief, die van het
ministerie is binnengekomen en bij de stukken ter in
zage heeft gelegen. Daar komt nog bij, dat in Leeu
warden de ligduur verhoudingsgewijs hoog is. De lig-
duur van een patiënt in Leeuwarden bedraagt omstreeks
22 23 dagen, terwijl dat landelijk ruim 18 is. Als het
in Leeuwarden door welke omstandigheid dan ook (ik
wil hier uiteraard niet verder op ingaan) mogelijk zou
zijn om het landelijk cijfer op dit punt te benaderen,
dan zal het aantal bedden in Leeuwarden per jaar aan
merkelijk meer patiënten kunnen bergen dan op dit
moment het geval is. De vraag rijst dus, of het niet
gewenst is om de omvang van het nieuwe ziekenhuis
bijzonder kritisch te bekijken. Ik wou daar ook bij op
merken, dat het voor specialisten naar mijn mening
bijzonder onaantrekkelijk is om naast twee grotere
ziekenhuizen, waarvan het ene straks omstreeks 550
bedden zal tellen en het andere toch ook bij de 300,
dan nog eens in een ander ziekenhuis met 80 algemene,
waarvan nog 30 voor rheuma-patiënten zijn bestemd,
te gaan werken. Dan begrijp ik ook niet hoe men aan
die 10 kinderbedden komt. Voor topspecialisten is het
ook onaantrekkelijk om in een klein ziekenhuis te gaan
werken. Niet zozeer omdat die kleinheid zal meebren
gen, dat daar minder patiënten zouden worden opge
nomen, die van minder belang voor hun zijn, maar een
kleiner ziekenhuis impliceert nu eenmaal, dat de be
zetting van tal van diensten, als laboratorium e.d., ook
kwalitatief minder zal moeten zijn, wil men wat be
treft de tarieven binnen de perken blijven.
De kwestie van de samenwerking met andere zieken
huizen is door de heer Ten Brug al besproken. Ik kan
mij wat dat betreft wel bij hem aansluiten. Mede in
verband met de gedachte om in dit nieuwe ziekenhuis
psychiatrische bedden te plannen, zou ik willen vra-