15
gen: hoe staat het nu met de verhouding met de Bor-
niakliniek
Tenslotte zou ik ook een enkele opmerking willen
maken over het project zelf.
Als ik de verdeling van de 180 bedden bekijk, dan
doet me dit wel een beetje „allerhande" aan. Ik hoop,
dat U mij deze opmerking niet kwalijk neemt, maar
ik vind de verdeling toch eigenlijk wel een beetje ge
zocht. Ik vraag mij af, als leek uiteraard, of het me
disch aanvaardbaar is, dat zo veel verschillende tak
ken van geneeskunde in een en hetzelfde gebouw wor
den samengebracht.
Ik zou ook graag iets willen zeggen over de finan
ciële kant van deze zaak. Het is bekend, dat het Stads
ziekenhuis op dit ogenblik jaarlijks een tekort oplevert
van omstreeks honderdduizend gulden. Dit tekort zal
wel veroorzaakt worden door de onderbezetting, omdat
het aantal dagen, dat vermeld wordt in de begroting,
aanmerkelijk minder is dan het aantal bedden (90),
dat in de raadsbrief wordt genoemd, maal 365. Daar
mankeert zo ongeveer achtduizend ligdagen aan. Ik
neem aan, dat het tekort van honderdduizend gulden
daardoor grotendeels wordt veroorzaakt. Ik beschouw
dit toch wel als een last, want eigenlijk moet een der
gelijk bedrijf self-supporting zijn. En als dit tekort
zich ook bij nieuwbouw zou openbaren, dan acht ik het
wel van betekenis, dat wij ons vooraf goed realiseren
wat we doen op dit terrein.
Wat betreft de psychiatrie, mag ik er misschien op
wijzen, dat de opname van enkele soorten van deze
patiënten (uiteraard niet al deze patiënten) toch ook
wel in Franeker zou kunnen geschieden. Het zal U
waarschijnlijk ook wel bekend zijn, dat de inrichting
„Nieuw Toutenburg" voor een belangrijk deel niet be
zet is, omdat de opneming in Franeker aanmerkelijk
goedkoper is. Ook ons nieuwe ziekenhuis zal, gezien de
kosten, die per bed nu eenmaal gemaakt moeten wor
den bij nieuwbouw, aanmerkelijk duurder moeten zijn
dan Franeker. Ik vraag me dus wel af, of dit er ook
niet toe zou kunnen leiden, dat wij blijvend een last
aan ons been krijgen. Het is de raad waarschijnlijk
ook bekend, dat het directoraat-generaal voor de prij
zen b(j de vaststelling van tarieven rekening houdt met
een procentuele bezetting van 90. Is een ziekenhuis
minder bezet dan 90%, dan moet men het tekort zelf
financieren.
Het is mij ook uit de stukken niet duidelijk gewor
den hoe de financiële relatie met de kraamkliniek ligt
in het nieuwe project. Ik weet ook helemaal niet of
deze kraamkliniek, waarvan ik in het verleden wel eens
gehoord heb, dat die financiëel niet zo geweldig zou
renderen, momenteel nog verliezen oplevert. Maar het
is natuurlijk wel zeker, dat de tarieven voor deze pa
tiënten als ik het in dit geval patiënten mag noe
men voor het nieuwe ziekenhuis wel duurder zullen
worden dan voor de huidige kraamkliniek.
Resumerende vraag ik mij af, of wij er wel verstan
dig aan doen om in dit geval vanavond al te besluiten
tot het aanvaarden van het voorstel en daarmee tot
het instellen van een bouwcommissie. Ik zou eerst wel
graag over nadere gegevens vooral omtrent de finan
ciële kant van dit hele geval beschikken.
De heer Hoekstra: Met genoegen, maar ook met ge
mengde gevoelens heb ik deze discussie tot nu toe aan
gehoord. Ik wil eigenlijk niets toevoegen aan het be
toog van de heer Ten Brug. Ik zou dat betoog liever
willen voortzetten vanaf het punt, waar hij eindigt met
de vraag om deze zaak met grote spoed te entemeren.
In 1952 was een bevolkingsgroep van Friesland, groot
217.448 mensen, geheel op Leeuwarden aangewezen,
niet alleen ziektekundig, om dat woord te gebruiken,
maar ook zakelijk, dus bijv. wat betreft het vreemde
lingenverkeer van Leeuwarden. De groep mensen, die
voor zakelijke belangen op Leeuwarden is aangewezen,
is echter ieder jaar gedaald. Het is interessant om te
zien hoe dat gelopen is. In 1955 naar rond 209.000; in
1956 naar 208.000; in 1957 naar 196.000; in 1958 naar
180.000 en het lijkt er haast wel op, dat dat aantal in
1966 160.000 zal zijn. In dit verband kan men nu twee
ledig gaan denken. Aan de ene kant de vrees onder
steunen of hier nog toename van ziekenhuisruimte
noodzakelijk is; aan de andere kant een stimulans voor
de raad om deze vrij noodlottige tendens, wat betreft
de op Leeuwarden georiënteerde mensen, te ondervan
gen. Dit laatste betekent, dat wij hier met spoed een
nieuw stadsziekenhuis, een „gemeentelijk ziekenhuis"
zou ik het liever in de toekomst willen noemen, moeten
bouwen. Deze noodzaak kan in de eerste plaats worden
gezien uit een oogpunt van behartiging van de belan
gen van de goede stad Leeuwarden, niet alleen ziekte
kundig, maar ook wat betreft de zakelijke kant, dus
bijv. ter bevordering van het vreemdelingenverkeer. De
uitspraak van de minister vervult mij met gemengde
gevoelens. Hij zegt: omdat dat stadsziekenhuis hier
al zoveel jaren staat behoeven jullie dat niet te mis
sen. Het moet vervangen worden omdat het toch eigen
lijk bouwvallig is geworden, net als de rest van de
verpleeginrichtingen. Deze instelling van de minister
is uiterst pessimistisch en doet mij vrezen, dat Den
Haag ons bij de uitwerking van de plannen toch niet
met volle energie zal steunen. Ik spreek nu al het
vertrouwen uit, dat de raad zowel als het college en
naar ik hoop alle andere instanties in Friesland, die
hierbij geïnteresseerd zijn, hun krachten zullen samen
bundelen om tot een gunstig resultaat te komen. De
vraag, of het geneeskundig leven in Leeuwarden zal
gaan in een positieve richting, wil ik desalniettemin
met ja beantwoorden.
Thans hebben wij hier aanwezig 830 bedden, maar
hieronder zijn de psychiatrische bedden eenvoudig niet
gerekend, dus het gaat hier alleen maar om aangewe
zen ziektekundige bedden. Het aantal ziekenhuisbed
den, dat wij hebben, ligt altijd onder het landelijk ge
middelde (975). In Nederland zijn gemiddeld per dui
zend inwoners 4,64 ziekenhuisbedden beschikbaar. Re
latief is in Leeuwarden en in Friesland het ziekteper
centage zeer hoog. Men moet tenslotte niet afgaan op
duizend willekeurige bewoners. Heeft men een jong ge
bied, zoals bijv. de Noord-Oostpolder, dan kunnen die
cijfers om mijn part nog veel lager gesteld worden,
maar in een verouderend gebied als de provincie Fries
land liggen de ziektecijfers veel en veel hoger. Men
heeft hier dus ook een veel grotere behoefte aan zie
kenhuisbedden. Die behoefte blijkt ook uit de verschil
lende rapporten, die de raadsleden zeer zeker bestu
deerd hebben. Uit naam van de dokters en van de
specialisten, die in de ziekenhuizen werken, mag ik
wel zeggen, dat er hier in Leeuwarden een nood
toestand heerst. Er staan honderden te wachten
op opname. Door de instelling van de ziekenfond
sen zijn de mensen verzekerd voor ziekenhuisop
name, waardoor ieder, die ziek wordt, de neiging
heeft om naar een ziekenhuis te gaan. Dikwijls wordt
aan die neiging toegegeven met het gevolg, dat in de
ziekenhuizen patiënten liggen, die beter in andere in
richtingen zouden kunnen liggen. Ik hoop dan ook, dat
door het bouwen van een inrichting voor chronische
zieken het aantal ziektedagen in Leeuwarden tot een
minimum kan worden beperkt. De dokters doen daar
voor alle moeite, maar het lukt hen niet om tot een
cijfer van 18 dagen gemiddeld te komen. Dit komt om
dat de behandeling hier individueel is en omdat de ver
schillende soorten zieken, die hier worden opgenomen,
een dergelijke korte verpleegduur onmogelijk maken.
Het zal U duidelijk zijn, dat wij met een dalend aan
tal op Leeuwarden georiënteerde bewoners, niet on
middellijk kunnen denken aan het stichten van een
topcentrum, waar super-specialisten hun gang kunnen
gaan. Het is de vraag of bijv. een neuro-chirurg die
in de stukken genoemd wordt, hier in Friesland zou
kunnen bestaan, vooral wanneer ik zie, dat de rayons
Sneek en Heerenveen allerminst voor Leeuwarden on
derdoen. Zij zullen dat ook niet in de toekomst doen.
Wij zuilen in Leeuwarden zeer verheugd zijn, wanneer
wij het peil van de Leeuwarder geneeskunde op de
zelfde hoogte zullen kunnen handhaven. Het is dus
nodig om te denken, dat superspecialisten in Leeuwar
den ook aangewezen zullen zijn op de eerder door mij
genoemde 160.000 bewoners. Het zal waarschijnlijk een
utopie zijn om hier bijv. aan een neuro-chirurg een
onderdak en instrumentarium met bijbehoren aan te
bieden. Ook aan andere topspecialisten bestaat hier
niet in de allereerste plaats behoefte. Waaraan de
bevolking van de kleiner wordende omgeving wel be
hoefte heeft is een routine-verpleging, die op verschil
lende gebieden dank zij de toch wel aanwezige capaci
teiten tot op zeer hoog peil kan worden opgevoerd. Ik
noem maar het werk, dat hier gedaan wordt op het ge
bied van de long-chirurgie. Op dit gebied wordt uit
stekend werk verricht en ik kan zeggen, dat de sterfte
cijfers in Leeuwarden de laagste van het land zijn.
Maar dat zegt natuurlijk nog niet veel, want de artsen
zoeken hier hun materiaal nauwkeurig uit, wat ook
een grote verdienste is.
Met de heer De Vries ben ik uiterst benieuwd naar
de financiële opzet. Hij hoeft niet bang te zijn voor een
onderbezetting. De ziekenhuizen werken met een over
bezetting van 102% en dan zjjn er op het ogenblik
nog wachtlijsten van naar ik meen 700 mensen, waar
van ongeveer een derde deel acuut, aanwezig. Als dus
morgen het ziekenhuis klaar is kunnen we het over
morgen met een bezetting van 100% vullen en dat zal
zo blijven ook.
Ik zie nog niet precies en dat ben ik met de heer
De Vries eens hoe men in dit kleine ziekenhuis een
afdeling radio-activiteit zal maken. Ik vrees inderdaad,
dat voor een dergelijke afdeling hoge kosten moeten
worden geraamd. Ik heb er zelfs geen kijk op hoe dat
zou moeten. Aan de andere kant ben ik het met de
heer De Vries eens, dat misschien de gerichte bedden
wel enigermate beperkt kunnen worden ten opzichte
van de algemene bedden. Maar ik geloof, dat dit fines
ses zijn, die beter in de toekomst kunnen worden be
sproken.
Ik wens U dus het allerbeste met het welslagen van
uw plannen en b(j deze maak ik U alvast mijn com
pliment voor de wijze, wahrop U tot nu toe hebt ge
handeld.
De heer Van der Veen: Ik zou het college willen
ragen of het college zich al heeft beraden over de
gene, die het voorlopige ontwerp zal moeten produ
ceren en over degenen, die in de bouwcommissie zullen
worden benoemd. Indien dat het geval is, kunnen b. en
v. dan de raad daarover inlichten? En als dat niet
het geval is, zal dan te zijner tijd omtrent deze onder
werpen nog overleg met de raad worden gepleegd?
De heer Engels: Het standpunt van onze fractie
over de nieuwbouw van het stadsziekenhuis heb ik al
uiteen mogen zetten bij de laatste begrotingsdebatten.
Ik heb daarbij als ons standpunt weergegeven: dat het
huidige stadsziekenhuis niet aan de te stellen eisen vol-
at; dat hetzelfde geldt voor het infectie-paviljoen; dat
daarom onze fractie het verantwoord acht, dat het
gemeentebestuur streeft naar de bouw van een nieuw
stadsziekenhuis met infectie-paviljoen, dat aan de te
stellen eisen voldoet. Ik heb daar als tweede punt aan
oegevoegd, dat onze fractie van mening is, dat ge
geven de activiteit van de bestaande ziekenhuizen,
gegeven ook de financiële situatie van de gemeente en
de vele en kostbare verlangens op het terrein van de
volksgezondheid en van maatschappelijk werk
het niet verantwoord is om de nieuwbouw van het
stadsziekenhuis te doen samengaan met de aanzien
lijke uitbreiding, zoals die op dat moment door het
college van b. en w. werd voorgestaan. Dit in twee
punten weergegeven standpunt handhaaft onze fractie.
Verbetering van de bestaande situatie door nieuwbouw
achten wij verantwoord. Wij kunnen ons voorstellen,
•dat het onze gemeente verheugen kan deze verbetering
in het verschiet te zien en wij zijn daarom geneigd U
en ons met dit resultaat van Uw pogen geluk te wensen.
Anderzijds blijven wij, nu nog meer dan verleden jaar,
pessimistischer dan Uw college over het aantal men
sen, dat van de ziekenhuisbedden in Leeuwarden ge
bruik zal maken. Ik kan hier aansluiten op hetgeen de
heer De Vries gezegd heeft over de poliklinische ont
wikkeling en op de ontstellende teruggang die Dr.
Hoekstra ons heeft geschilderd. Deze ontwikkeling over
ziende blijven wij van overtuiging, dat uitbreiding op
dit moment niet verantwoord is. Vandaar dat wij ver
heugd zijn, dat Uw college van die uitbreiding heeft
afgezien. En als wij dan even verder in de aanbiedings
brief lezen, dat het ziekenhuis zo kan worden gebouwd,
dat een uitbreiding in de toekomst mogelijk is, dan zijn
wij geneigd de waarschuwende vinger te heffen en U
te zeggen: wees op dit punt voorzichtig. Laten wij ons
hoeden voor een over-capaciteit, waarmee de patiënt
niet gebaat is en waarmee de gemeentefinanciën slechts
geschaad zouden kunnen zijn. De ervaring leert im
mers, dat de tekorten voor rekening zijn van de ge
meente. Tenslotte ben ik het meest verheugd en
daarmee val ik dan uit de toon t.o.v. de heer Ten Brug
over het feit, dat de drie ziekenhuizen in deze stad
een stukje dichter bij elkaar zijn gekomen. Wij willen
als fractie over Uw beleid in deze graag onze waar
dering uitspreken. Waardering voor het initiatief en
vooral ook voor de openheid die U bij het verdere con
tact heeft gedemonstreerd door het overleggen van Uw
plannen aan de partners. Ik kan me voorstellen, dat
de heer Ten Brug van zijn kant zegt: ik vind in deze
correspondentie toch hier en daar terughoudendheid en
gevoeligheidjes. Ik zou daarop willen zeggen: wat wil
men Zoals men zich moet kunnen indenken, dat er in
bepaalde kringen een teleurstelling bestaat over het
feit, dat men een plan voor de bouw van een ziekenhuis
van 390 bedden niet heeft kunnen realiseren, zo moet
men ook kunnen begrijpen, dat de bestaande zieken
huizen de cijfers overziende en een bepaalde ont
wikkling voorziende van mening konden zijn, dat zij
met hun bestaande apparatuur de behoefte in Leeu
warden zouden kunnen opvangen. Deze partners zijn
nu, voor het eerst sinds lang, een paar maal bijeen ge
weest. Binnen een jaar hebben zij een rapport gepro
duceerd. Ik kan me echt voorstellen, dat er in dat rap
port en in de gevoerde correspondentie voorbehouden
zijn gemaakt. Ik vind dat een normaal verschijnsel bij
zo verschillende partners, die elkaar nog moeten leren
vinden. Ik herhaal: ik ben blij, dat Uw college het ini
tiatief tot dit gesprek heeft genomen en ik hoop, dat
U het gesprek zult voortzetten en zult blijven stimuleren.
Ik heb de vaste overtuiging, dat men zich uiteindelijk
niet zozeer als concurrenten, maar als partners zal
vinden. Ik hoop ook, dat deze drie partners tot een
samenwerking kunnen komen, waarvan we in Leeu
warden in de toekomst alle goeds kunnen verwachten.
De heer K. J. de Jong: De zaak van de bouw van
een nieuw gemeentelijk ziekenhuis heeft al enkele jaren
lang telkens weer een punt van discussie uitgemaakt,
ook bij onze begrotingsbehandelingen. Dat is inderdaad
zo. In het voorstel staat, dat de commissie ter bestu
dering van het vraagstuk van de ziekenhuisruimte in
Friesland in 1953 tot de slotsom kwam, dat het stads
ziekenhuis zeker voor vernieuwing of radicale verbete
ring in aanmerking zou komen. Dat rapport zijn wij
de laatste jaren telkens vanuit gegaan. Maar wanneer
wij nu horen wat door de heren Hoekstra en De Vries
met betrekking tot de achteruitgang van het verzor
gingsgebied voor Leeuwarden naar voren wordt ge
bracht, komt het ons voor, dat voorzichtigheid toch wel
op zijn plaats is. Die wijzigingen in de situatie zijn in
enkele jaren tijds naar voren getreden. Aan de andere
kant is het zo, dat Leeuwarden met zijn centrumfunctie,
die het nog houdt in de momentele situatie, geen be
vrediging kan vinden. Het is echt zo, dat er iets ge
beuren moet. En in dat opzicht kunnen wij ons met
de gevoelens van het college, zoals die in het voorstel
zijn neergelegd, wel verenigen. Het is alleen de vraag:
welke kant moet men hiermee uit? Tal van de onder
delen, die onder a t.e.m. g in het voorstel genoemd zijn,
zullen gerealiseerd moeten worden. Toch is het de vraag
welke consequenties dat geeft wanneer wij deze zaak
vooral in zijn financiële uitwerking gaan bezien. Dan
hebben wij wel de indruk, dat we hier toch onvoldoende
over geïnformeerd zijn. Wij hebben provinciaal een
beetje ervaring met Nieuw-Toutenburg. Ook in dit op
zicht zijn de financiële uitkomsten toch wel heel anders
dan aanvankelijk verwacht werd. Is het ook mogelijk,
dat wij met betrekking tot dit voorstel de financiële
consequenties goed kunnen overzien voordat wij er ver
der mee in zee gaan Is het mogelijk om b.v. een zieken
huis met 180 ziekenhuisbedden zo te exploiteren, dat
er een redelijke prijs naar voren komt, die haalbaar is?
Of is het zo, dat we op grond van de prognose, die
hierover gemaakt zou kunnen worden, ons misschien
nu al de vraag kunnen stellen, of het financieel wel
verantwoord is het voorstel, dat hier ligt, nu al te
laten uitwerken door een in het leven te roepen bouw
commissie, die bepaalde opdrachten krijgt. Gezien de
opmerkingen, die hier vanavond geproduceerd zijn, met
name door de heer De Vries, zou ik zeggen: van onze
zijde zouden wij er toch wel voor voelen om voorlopig
niet verder te gaan dan eerst vooral de financiële con
sequenties goed te overzien en de bouwcommisie een