17
beperkte opdracht te geven zodat we, als we na ver
loop van tijd zijn geïnformeerd over de financiële con
sequenties, alsnog kunnen beslissen in hoeverre uit
voering van de voorgestelde plannen mogelijk is. Wan
neer de bouwplannen afgestemd zouden worden op wat
hier staat, dan zou het best mogelijk kunnen zijn, dat
we na verloop van tijd zouden zeggen: dit moet toch
deze kant niet uit. Anderzijds meen ik ook, dat, gezien
het feit, dat het tehuis voor chronisch zieke-bejaarden
in dezelfde omgeving komt te liggen, de exploitatie
van deze zaak ongetwijfeld een beetje gemakkelijker
wordt. Ongetwijfeld hebben deze beide onderdelen be
paalde aanrakingspunten. Maar wij zijn ook in deze
dingen een beetje terughoudend. In dat opzicht kunnen
wij ons aansluiten bij wat de heer De Vries gezegd
heeft, hoewel wij anderzijds wel gevoelen, dat de si
tuatie zo wij die nu hebben toch zeer onbevredigend is.
Ik zou dus vooral over de financiële zijde van de zaak
graag iets meer geïnformeerd worden.
De Voorzitter: Tussen de wethouder van openbare
werken en mij is overeengekomen, dat hij voor zijn
rekening zal nemen de vragen, voorzover die geacht
kunnen worden te liggen op het terrein van zijn porte
feuille en ik de vragen, die meer tot mijn portefeuille
behoren. U weet, dat het stadsziekenhuis daartoe be
hoort. Ik zal dus zo vrij zijn om van mijn kant tot de
beantwoording van een aantal vragen over te gaan,
hoewel de mogelijkheid bestaat, dat ik straks wel eens
op het terrein mischien al bij de eerste vraag, die
door de heer Van der Veen is gesteld van de wet
houder kom. Maar dat zien we dan wel. Ik zal in elk
geval beginnen met te trachten de heren zo goed mo
gelijk een antwoord te geven.
Dan zal ik gemakshalve maar beginnen met hetgeen
door de heer Ten Brug is gezegd. Maar dan kan ik
tegelijkertijd in bespreking nemen wat in dit opzicht
door de heer Engels is gesproken, n.l. de vraag van
de samenwerking tussen de drie in deze gemeente be
staande ziekenhuizen. U weet allemaal welke dat zijn.
Dat is het Diakonessenhuis, het Bonifatiushospitaal en
het Stadsziekenhuis, daarbij inbegrepen het Infectie
paviljoen. Nu heeft de heer Ten Brug zich over de
houding van de beide eerstgenoemde ziekenhuizen ten
aanzien van die samenwerking nogal gereserveerd uit
gelaten. Ik geloof, dat de heer Engels het in dit op
zicht toch wel bij het rechte eind heeft. Hier was van
ouds dit drietal ziekenhuizen, drie ziekenhuizen, die wei
nig contact met elkaar hadden en die ieder voor zich
trachtten hun taak zo goed mogelijk te vervullen. Het
gesprek met de ziekenhuisbesturen heeft tot gevolg
gehad, dat door beide ziekenhuisbesturen met een ze
kere nadruk de bereidheid tot samenwerking is uitge
sproken. Niet alleen een bereidheid tot samenwerking
in het algemeen, want zo gesteld zou dat woord nog
weinig inhoud hebben, maar ook een bereidheid tot een
zekere taakverdeling en een bereidheid om de zaken,
waarmee zij te maken hebben, dus gezamenlijk te be
kijken. Ik geloof met de heer Engels, dat dit een ver
heugende ontwikkeling is. Ik geloof ook niet, dat aan
de bereidheid, zoals die door de ziekenhuisbesturen uit
gesproken is, van onze kant getwijfeld behoeft te
worden. Wij menen, dat zoals het door hen is uitge
sproken, het door hen ook wordt gemeend. Ik mag
herhalen, dat wij hier toch het begin van een verheu
gende ontwikkeling in zien. Een ontwikkeling, waar
van wij ons voorstellen, dat die ten goede zal komen
en dat is toch ook het uiteindelijke doel van deze
ziekenhuisbesturen aan de medische voorzieningen
in deze gemeente. In dat opzicht zou ook het college
dus graag de zaak minder gereserveerd willen bekijken
dan het door de heer Ten Brug gedaan is.
Nu is er van verschillende kanten gevraagd: hoe is
nu de financiële opzet van dit nieuwe stadsziekenhuis?
Kan het college nog nadere mededelingen daarover
doen? Want dit is een zaak, waarmee wij allen voor
zichtig moeten zijn. Het ziekenhuisrayon Leeuwarden
is in de loop van de jaren kleiner geworden. De ver-
pleegduur in Leeuwarden is in vergelijking met het
landelijke cijfer nogal hoog; die verpleegduur kan dus
naar beneden. Als ik de heer De Vries goed begrepen
heb, dan meent hij, dat er zelfs in het stadsziekenhuis,
zoals het op het ogenblik bestaat, sprake zal moeten
zijn van onderbezetting. Allerlei motieven voor hem
om de waarschuwende vinger op te heffen. Wij zien dit
toch wel iets anders. Het gaat met dit voorstel, dat
heeft U daaruit kunnen lezen, uitsluitend over ver
vanging van de bestaande bedden. Dat zijn de bedden
van het stadsziekenhuis aan het Blokhuisplein, van het
infectiepaviljoen, van de kraamkliniek en een aantal
psychiatrische bedden. De toestand op het ogenblik is
zo, dat er in het stadsziekenhuis bepaald niet van on
derbezetting sprake is, integendeel, de laatste cijfers
zijn zo, dat er op het ogenblik een wachtlijst is van
104 patiënten. De wachtlijst in de beide andere zieken
huizen is mij niet bekend; ik heb daar ook geen navraag
naar gedaan. Maar ik meen wel te mogen stellen,
dat de wachtlijst in het Diakonessenhuis verscheidene
honderden bedraagt. Als deze verouderde gebouwen
niet vervangen zouden worden door nieuwe, dan zou
den dus de bedden, die daarin zijn, verloren gaan. U
voelt wel, dat dit een onmogelijke situatie zou scheppen.
Op het ogenblik zijn er, zoals ik heb gezegd, al grote
wachtlijsten. Dat houdt dus in, dat de behoefte op het
ogenblik veel groter is, dan door het aantal bedden
kan worden bevredigd. Zouden van dat bestaande aan
tal bedden nog de bedden van het stadsziekenhuis en
het infectiepalviljoen uitvallen, dan zou de behoefte nog
veel groter zijn. Met andere woorden, dan zou de me
dische verzorging in deze stad nog verder achterblijven
dan die verzorging op het ogenblik al is. Want we
kunnen toch wel stellen, dat, als de bouw van nieuwe
bedden door de gemeente Leeuwarden in de buurt van
de geprojecteerde verpleeginrichting, door welke na
buurschap de financiële uitkomsten van beide huizen
gunstig zullen worden beïnvloed, niet door zou gaan
deze bedden door een van de beide andere instellingen
zouden moeten worden gebouwd. En kan de gemeente
Leeuwarden dat niet doen, dan valt ook niet aan te
nemen, dat een van de beide andere ziekenhuizen dat
met betere financiële resultaten zou kunnen doen. Het
is de raad bekend, dat de geldleningen voor de uitbrei
ding, die op het ogenblik in het Diakonessenhuis wordt
geëffectueerd, door de gemeente worden gegarandeerd
Dus als die uitbreiding van het Diakonessenhuis tot
stand zal komen, dan zal bij een slechte financiële uit
komst van deze bedden toch ook weer de financiële
consequentie voor de gemeente Leeuwarden komen.
Er is gezegd, dat het ziekenhuisrayon terugloopt en
dat het al erg teruggelopen is. Dat is inderdaad een
feit. Het ziekenhuisrayon is kleiner geworden doordat
in plaatsen buiten Leeuwarden ziekenhuizen zijn ge
komen. Ik noem hier speciaal het ziekenhuis, dat in
Dokkum is gesticht en de uitbreiding van de zieken
huizen in Drachten en Harlingen. Maar daardoor is
een consolidatie van de bestaande toestand tot stand
gekomen. Ik bedoel te zeggen, dat de geografische be
grenzing van het rayon daarmee een gegeven is ge
worden en het valt niet aan te nemen, dat door de uit
breiding van de ziekenhuizen buiten Leeuwarden in de:.e
geografische situatie een of andere verandering gaat
komen. Met andere woorden, als deze ziekenhuizen bui
ten Leeuwarden verder zouden gaan uitbreiden, is het
niet aan te nemen, dat patiënten uit het rayon Leeu
warden naar die uitgebreide ziekenhuizen zouden gaan.
Het rayon Leeuwarden is een geografisch gegeven, dat
rayon is geconsolideerd door het tot stand komen van
het ziekenhuis te Dokkum. Het rayon Leeuwarden kan
vanaf dat ogenblik niet anders meer dan in inwonertal
stijgen, omdat wij allen hopen, dat door de kernaanwij
zing en alles wat daarmee samenhangt de bevolking
van Leeuwarden gaat stijgen, zelfs in aanmerkelijke
mate gaat stijgen. Er is dus kort gezegd geen vrees
aanwezig, dat het rayon Leeuwarden nog kleiner gaat
worden. Het wordt natuurlijk ook niet kleiner door de
bouw van ziekenhuisbedden in Leeuwarden zelf, dat is
duidelijk. Maar het wordt ook niet kleiner door de bij
bouw van ziekenhuisbedden in plaatsen buiten Leeuwar
den. Het ziekenhuisrayon kan van dit ogenblik af, of
laten we liever zeggen van het ogenblik af, dat het
geografisch is geconsolideerd, niet anders meer dan
groter worden.
Wat de verpleegduur betreft, het is inderdaad zo,
dat de verpleegduur in Leeuwarden groter is dan de lan
delijke verpleegduur. Daarvan heeft Dr. Hoekstra al
een bepaalde verklaring gegeven, die door ons volledig
onderschreven wordt. Wij kunnen daar nog wel als bjj-
zonderheid aan toevoegen, dat b.v. de tonsillectomie in
Leeuwarden poliklinisch plaats vindt; men gaat naar
het Diakonessenhuis om zijn tonsillen te laten knippen
en als dat gebeurd is gaat men, of gaan die kinderen
per taxi naar huis. In Holland is het de gewoonte om
die kinderen een paar dagen in een ziekenhuis te hou
den. Het is wel duidelijk, dat wanneer iets dergelijks op
grote schaal geschiedt, dat dat de strekking heeft om
het statistische cijfer betreffende de verpleegduur in
aanmerkelijke mate naar beneden te brengen. Het is
dus zo, dat deze 180 bedden niet meer zijn dan een ver
vanging van de bestaande. Aan die 180 bedden is een
epaalde bestemming toegedacht; een bestemming, die
in de raadsbrief aan U is opgegeven. Wat de 35 bed
den, die daaronder begrepen zijn voor psychiatrische
patiënten betreft, dat aantal is ook naar de mening van
het college bepaald aan de lage kant, gegeven de bij
zonder grote behoefte aan deze bedden. En het zal dus
ook zaak zijn om bij het ontwerpen van het gebouw
een zodanig ontwerp te maken, dat de algemene bed
den zo gehanteerd kunnen worden, dat men niet strikt
gebonden is aan dat aantal van 80 voor algemene
bedden, maar dat de mogelijkheid bestaat om van die
SO bedden een aantal ook voor andere doeleinden te
bestemmen, speciaal voor psychiatrische patiënten,
hoewel dan onmiddellijk toegegeven moet worden, dat
zulks bouwkundig een bijzonder moeilijke zaak schijnt.
Maar hoe dan ook, dit zal geprobeerd moeten worden.
Er is nog door de heer De Vries gevraagd hoe nu
de verhouding is met de Borniakliniek. De Borniakli-
niek is een inrichting, die in particuliere handen is.
De gemeente Leeuwarden heeft daarmee geen bepaal
de verhouding. Die particulier drijft de kliniek. De in
richting van dit geheel is zodanig, dat het gemeente
bestuur wel het bericht heeft bereikt ik weet niet
of dit nu wel voor publicatie vatbaar is, maar ik ge
loof het toch wel zo te mogen zeggen dat de psy
chiatrische inspectie toch wel zeer ernstig overweegt
om tot sluiting van deze inrichting over te gaan. Het
is ons ook bekend, dat de eigenaar van deze inrichting
overweegt om het huis te verkopen. Dat zou dus in
houden, dat dit huis niet meer geëxploiteerd zou wor
de r, voor de verpleging van psychiatrische patiënten
>;n dat dus de behoefte, die aan inrichtingen voor de
verpleging van dergelijke patiënten bestaat, nog groter
zal worden dan tot dusver. Dan heeft de heer De Vries
gesteld, dat Nieuw-Toutenburg er dan ook nog is;
Nieuw-Toutenburg, dat op het ogenblik een onderbe
zetting laat zien omdat de verpleging in Franeker
goedkoper is. Het gemeentebestuur dient er volgens
hem voor te waken niet een nieuwe soortgelijke inrich
ting te maken. Wij mogen toch wel stellen, dat het
doel van Nieuw-Toutenburg toch wel een ander is dan
de ziekenhuisverpleging van psychiatrische patiënten.
Eij ziekenhuisverpleging van psychiatrische patiënten
wordt gedacht aan een verpleging van betrekkelijk
korte duur. Voor Nieuw-Toutenburg is meer gedacht
aan het opnemen van chronische patiënten, patiënten,
die niet ziek genoeg zijn om verpleegd te worden in
een normale psychiatrische inrichting, maar die in
Nieuw-Toutenburg, ik zou haast willen zeggen met een
minder zware verpleging, toch wel op hun plaats zijn
en die daar ook een langere tijd zullen blijven dan in
een normaal ziekenhuis.
Gevraagd is ook naar de financiële relatie met de
kraamkliniek. In dit geval is wel een financiële relatie
aanwezig, namelijk in deze zin, dat de gemeente Leeu
warden het gebouw aan het Groene Kruis verhuurt.
De huur, welke de gemeente hiervoor ontvangt, wordt
in de vorm van een subsidie tot hetzelfde bedrag door
de gemeente aan het Groene Kruis vergoed. U hebt al in
de stukken kunnen lezen, dat deze kraamkliniek in het
bestaande gebouw niet te hadhaven is, omdat het ge
bouw het geen jaren meer zal uithouden. Ook de ex
ploitatie van deze inrichting geeft inderdaad verliezen,
maar ik zou haast willen vragenwat willen wij Wil
len wij alle medische verzorging in deze stad maar
onverzorgd laten wegens het enkele feit, dat daar geld
bij moet? Ik geloof, dat dat een standpunt is, dat be
paald niet vol te houden is. Hier liggen bepaalde be
hoeften, die verzorging eisen en die niet uit particu
liere kas betaald kunnen worden. Het is misschien met
tegenzin, maar er zal toch op een ogenblik door de
overheid in dat opzicht moeten worden bijgesprongen.
Het spreekt vanzelf, dat de overheid dat het liefst in
zo klein mogelijke omvang doet, maar het gaat niet
aan om de patiënten, die er zijn, maar onverzorgd te
laten wegens het feit, dat daar geld bij moet. Dat
doen wij stellig ook niet met psychiatrische patiënten.
Wij zijn trouwens verplicht om ten opzichte daarvan
een ander standpunt in te nemen. Maar wij kunnen dat
standpunt ook tegenover andere patiënten niet vol
houden. Het spreekt echter vanzelf, dat het streven er
steeds op gericht zal moeten zijn om tot een sluitende
exploitatie te komen. Maar om bij voorbaat te zeggen:
het is niet sluitend en daarom moet deze voorziening
niet plaats vinden, dat is een extreem standpunt, dat
door de overheid, ook door de plaatselijke overheid be
paald niet kan worden volgehouden.
Er is dan verder ook door de heer De Jong gevraagd,
wat nu het financiële beeld van deze nieuwe opzet is.
De heer De Jong wil daar met de heer De Vries graag
nadere gegevens ever hebben. Hij denkt erover om,
zo lang de financiële consequenties niet bekend zijn, om
aan de architect en de bouwcommissie slechts een be
perkte opdracht te geven. Hier ligt toch wel een bij
zonder grote moeilijkheid, omdat de financiële opzet
van deze nieuwe inrichting pas te maken is als er een
ontwerp op tafel ligt, waarvan de kosten te berekenen
zijn. Het allereerste wat dus nodig is, is een ontwerp.
Als het mocht blijken, dat dit ontwerp zo eenvou
dig mogelijk van opzet natuurlijk toch nog een ex
ploitatiebeeld geeft, dat door de gemeente volstrekt
niet te realiseren is, dan pas is voor de gemeente het
ogenblik gekomen om te zeggen: het spijt ons wel; wij
hebben alle mogelijke moeite gedaan om deze zorg goed
te volvoeren, maar het is ons, gegeven onze mogelijk
heden, ten enenmale onmogelijk om dit te doen. Maar
niet e?rder. Ik geloof dus, dat wij het niet zo moeten
stellen als de heer De Jong gedaan heeft. Wij moeten
eerst trachten een zo verantwoord mogelijk ontwerp
te maken. Daar hoort dan vanzelfsprekend direct een
exploitatie-opzet bij, die aan de hand van dit ontwerp
te berekenen is. Dat geheel zal in de eerste plaats na
tuurlijk onderwerp moeten uitmaken van een gezette
studie van b. en w. en daarna zal uiteindelijk de raad
hierover moeten oordelen. Ik wil dus met het laatste
zeggen, dat de raad ik heb dat een ogenblik in de
woorden van de heren De Vries en De Jong menen te
beluisteren zich niet in financiële perikelen begeeft
voordat die op een duidelijke wijze kunnen worden
overzien. Nadat de bouwcommissie aan het werk is
geweest en nadat het ontwerp op tafel is gekomen en
nadat alles van alle kanten is bekeken, komt de zaak
bij de raad terug ter beantwoording van de vraag:
Is het mogelijk om dit ontwerp te aanvaarden, of is
het niet mogelijk om dit te aanvaarden?
Ik geloof, dat ik nu toch wel de meeste vragen heb
beantwoord. Ik zie hier nog een opmerking van de
heer De Vries, n.l. of hier eigenlijk niet een allegaartje
hij heeft het woord „allerhande" gebruikt van
alle mogelijke ziekten in één gebouw wordt samenge
bracht. Ik kan dat in zeker opzicht met de heer De
Vries eens zijn. Dat is ook zo, maar dat komt in de
eerste plaats omdat er hier een grote behoefte aan
deze bedden bestaat, in welke behoefte door de twee
andere ziekeninrichtingen niet volledig wordt voorzien.
In de tweede plaats komt dit omdat dit eigenlijk al een
uitvloeisel is van de samenwerking met de andere
ziekenhuizen. Die samenwerking houdt een zekere
taakverdeling inde één zal zich meer toeleggen op
dit gebied en de ander meer op dat. Op deze wijze wordt
de beste verzorging bereikt en als dus, om een voor
beeld te noemen, het gemeente ziekenhuis de psychia
trische patiënten voor een belangrijk deel aantrekt,
dan heeft dit tot gevolg, dat zulks in mindere mate
door de beide andere ziekenhuizen behoeft te gebeu
ren. Deze echter en dat is vanzelfsprekend zul
len niet bij voorbaat zeggen: Nu zullen wij geen enkele
psychiatrische patiënt meer opnemen. Dat is praktisch
en principieel niet van deze andere ziekenhuizen te
verwachten. Dat is ik moge het herhalen van
meer algemeen belang. Ik zou mij hiertoe willen be
palen.
Ik kom nu tot de vraag van de heer Van der Veen:
Wie maakt het voorlopige ontwerp en wie zullen naar