'ft
'1
3
curator van het Stedelijk Gymnasium, zulks in verband
met zijn vertrek naar Amsterdam.
Dit schrijven wordt onder verwijzing naar punt 4 van
de raadsagenda op voorstel van burgemeester en wet
houders voor kennisgeving aangenomen.
E. dat is ingekomen een schrijven van de minister van
Volkshuisvesting en Bouwnijverheid inzake de toewij
zing van woningwetwoningen, zulks naar aanleiding
van de door de gemeenteraad in zijn vergadering van
10 februari 1960 aangenomen motie betreffende het aan
de gemeente Leeuwarden toegewezen contingent wo
ningwetwoningen voor het jaar 1960.
Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangeno
men.
F. dat zijn ingekomen een verslag over het jaar 1959,
de exploitatie-overzichten over de jaren 1957 t/m 1959,
alsmede de balansen per 31 december 1957, 31 decem
ber 1958 en 31 december 1959, van de stichting „Thé-
skinkerij Prinsetün".
Op voorstel van burgemeester en wethouders wordt
op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 2, van de
statuten van de stichting goedkeuring verleend aan het
verslag, het exploitatie-overzicht over 1959 en de ba
lans per 31 december 1959.
Punt 3 (bijlage no. 75).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van b. en w.
Punt 4.
De aanbeveling van het college van curatoren luidt
als volgt:
1. ds. W. Bartlema, alhier;
2. ds. T. van Veen, alhier.
Benoemd wordt de heer Bartlema, met 30 stemmen
(4 st. op de heer Van Veen, 1 st. op de heer Hoogen-
kamp en 1 st. blanco).
Punt 5 (bijlage no. 81).
De aanbeveling van b. en w. luidt als volgt:
1. D. Wijma, alhier;
2. S. de Zee, alhier.
Benoemd wordt de heer Wijma, met 35 stemmen (1 st.
op de heer De Zee).
Punt 6 (bijlage no. 76).
De aanbeveling van b. en w. luidt als volgt:
1. G. D. Kamstra, alhier;
2. G. L. Taylor Parkins, alhier.
Benoemd wordt de heer Kamstra, met 35 stemmen
(1 st. blanco).
Punt 7 (bijlage no. 83).
De voordracht van b. en w. luidt als volgt:
J. Feddema, alhier.
Benoemd wordt de heer Feddema met alg. stemmen.
De heren Santema en IJtsma vormden het stem
bureau.
Punten 8 t.e.m. 11 (bijlagen nos. 87, 78, 85 en 77).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van b. en w.
Punt 12 (bjjlage no. 84).
De heer Taylor Parkins: In het voorstel, dat hier voor
ons ligt, wordt een deel toegezegd, een ander deel ge
weigerd. De bovenvloer, die in het gymnastieklokaal
ligt, is volgens mijn lekenidee van het begin af aan
verkeerd geplaatst. Deze kurkvloer had zo niet op het
beton gelegd mogen worden in verband met het onder
de vloer door lopen van de verwarmingsbuizen en het
schijnen van de zon op een gedeelte van de vloer. Hier
door ziet het schoolbestuur zich binnenkort geplaatst
voor een uitgave, die belangrijk uitgaat boven de kos
ten van het normale onderhoud.
Ik zou U wilien verzoeken om dat voorstel aan
te houden en een en ander nog eens terdege te doen
bezien om dit schoolbestuur niet te duperen en te be
lasten met een vernieuwing van de vloer, waarvan de
kosten misschien een f 30,per ms zullen bedragen.
Een vernieuwing zonder meer zal ook niet afdoende
zijn, want dan komt men met dezelfde moeilijkheden te
zitten; na verloop van tijd zal die vloer n.l. weer on
gelijk zijn. Weliswaar staat deze school er al 29 jaar,
maar deze vloer is ook al 10 jaar in een slechte toe
stand. Dus ik moet U dringend verzoeken althans het
ene deel van Uw voorstel aan te houden en dat nog
eens nader te doen bezien.
De heer Tiekstra (weth.): Het betoog van de heer
Taylor Parkins houdt in, dat hij betwijfelt of het on
voldoende zijn van deze vloer te wijten is aan de om
standigheid van het normale gebruik. Hij vraagt zich
dus af of dit gerekend moet worden te behoren tot het
normale onderhoud, dan wel of andere oorzaken tot de
gebreken van deze vloer hebben geleid. Nu is naar mijn
mening destijds deze constructie goedgekeurd. Uiter
aard kan ik van mijn kant moeilijk bekijken in welke
mate de door de heer Taylor Parkins genoemde oor
zaken tot een snellere veroudering van deze vloer, dus
tot een snellere ondeugdelijkheid van deze vloer zouden
hebben geleid. Dat valt nu moeilijk te beoordelen. Het
enige wat ik mij van deze zaak en dat staat mij wel
heel duidelijk voor ogen herinner is dat de gebreken
van deze vloer zich voordoen over het gehele opper
vlak. Daarom moet dunkt mij toch wel sterk betwijfeld
worden of door het door de heer Taylor Parkins aan
gehaalde feit, n.l. dat de verwarmingsbuizen onder deze
vloer doorlopen, deze gebreken zouden zijn ontstaan.
Immers dan geloof ik te mogen verwachten, dat deze
gebreken zich in die vloer zeer plaatselijk zouden voor
doen.
Opzichzelf heb ik geen enkel overwegend bezwaar om
dit ene punt nog aan te houden. Alleen kan ik op dit
ogenblik niet precies voor de geest krijgen wat dit in
de procedure zou betekenen. Als dit zou kunnen bete
kenen, dat het bestuur alsnog de gelegenheid krijgt om
duidelijk de naar haar mening hier in het geding zijnde
oorzaak naar voren te brengen, dan ben ik daar stellig
wel toe bereid.
De Voorzitter: Als ik even iets mag zeggen over de
procedure dan geloof ik niet, dat er enig bezwaar tegen
is. Er wordt nu in het concept-besluit voorgesteld: ten
eerste het schoolbestuur in zijn aanvraag om mede
werking voor het aanbrengen van een nieuwe vloer
bedekking niet ontvankelijk te verklaren en ten tweede
voor het overige de gevraagde medewerking te ver
lenen. Als de raad bereid is om op het verzoek van de
heer Taylor Parkins in te gaan, dan zou besloten kun
nen worden om de aanvraag van het schoolbestuur om
medewerking voor het vernieuwen van de vloerbedek
king aan te houden. Maar dan kan tot het tweede ge
deelte van het voorstel nu al besloten worden; dat hoeft
nergens op te wachten. Dan is de zaak, wat dit laatste
betreft, dus tot afdoening gekomen en dan zou op het
eerste punt op verzoek van de heer Parkins nog een
nader onderzoek kunnen plaatsvinden. Ik geloof niet,
dat er enig bezwaar tegen bestaat.
De heer Van der Schaaf (weth.): Als alleen punt 2
wordt aangenomen dan hangt het gedeelte van het be
sluit, dat luidt: „voor het overige de gevraagde mede
werking te verlenen" een beetje in de lucht.
De Voorzitter: Die redactie zou veranderd kunnen
worden in „Besluit de aanvraag van het schoolbestuur
om medewerking voor het aanbrengen van de vloerbe
dekking aan te houden en voor het overige de gevraag
de medewerking te verlenen". Dan loopt de zaak for
meel volkomen rond.
Mag ik nu vragen wie van U in 2e instantie het
woord verlangt?
De heer Van Balen Walter: Ik heb er geen bezwaar
tegen, maar ik vraag me af, waarom het schoolbestuur
pas op dit moment met dit argument naar voren komt.
Ik vind het zo'n eigenaardige gang van zaken, dat we
zulks uitgesproken in deze raadsvergadering via de
heer Taylor Parkins moeten horen en dat er dus blijk
baar helemaal geen overleg is geweest tussen de ge
meente en het schoolbestuur. Dit lijkt mij een vreemde
wijze van handelen.
De heer Taylor Parkins: Een kleine toelichting wil
il nog wel even geven. De wethouder betoogde, dat de
gehele vloer in een deplorabele toestand verkeert. Dit
is absoluut niet waar. Het voorste gedeelte van de
straatzijde af gerekend is aanmerkelijk slechter dan
het achterste gedeelte. Diverse fouten in de vloer, die
wij aan de voorzijde wel vinden, vinden wij aan de
achterzijde niet.
De heer Tiekstra (weth.): Het lijkt mij beter, dat ik
op het ogenblik met de heer Taylor Parkins niet ga
uiscussiëren over de vraag in welke mate en in welke
mvang en op welke plaatsen die gebreken zich voor
doen. Mijn informaties zijn dus van andere aard dan
ede van de heer Taylor Parkins. Laten we het in het
midden laten. Het is een feitelijk gegeven en het valt
dus elk uur van de dag te controleren in hoeverre het
jitwoord van de heer Taylor Parkins juist is, c.q. mijn
standpunt juist zou zijn.
Ik zou aan de heer Van Balen Walter dit willen zeg
gen. Het schoolbestuur heeft vrij geruime tijd geleden
over deze aangelegenheid met mij overleg gepleegd. Ik
herinner me niet, dat daarbij op constructiefouten is
gewezen. Overigens heeft het overleg zich beperkt tot
de vraag: op welke wijze moeten wij deze zaak voor-
diagen En dat is geresulteerd in de aanvraag. Verder
is er uiteraard ter plaatse door gemeenteambtenaren
controle uitgeoefend en daarover gerapporteerd. Dit
ligt ook voor de hand. En dit alles is uitgemond in dit
raadsvoorstel. Nu kunt U vragen: had het schoolbe
stuur hier dan niet eerder over kunnen praten? Ja,
dat weet ik niet. Maar daarom is het heel gewoon en
heel praktisch, dat het schoolbestuur nu nog de gele
genheid krijgt om te spreken.
De Voorzitter: Ik zou dus willen voorstellen om punt
1 aan te houden en tot vaststelling van punt 2 te be
sluiten. Daar zit nog deze bijzonderheid bij, dat binnen
3 maanden over een aanvraag als deze beslist moet
worden. De aanvraag is eind-januari ingekomen; dat
houdt dus in, dat in de eerstvolgende vergadering van
de raad, dat is de begrotingszitting, deze zaak even
aan de orde zou moeten komen, anders is de termijn
verstreken. Maar dat lijkt me geen overwegend be
zwaar. Mag ik dus voorstellen om te besluiten zoals
ik heb gezegd? Gaat de raad hiermede akkoord?
Z,h.st. wordt daarna besloten overeenkomstig het
gewijzigde voorstel van b. en w.
Punten 13 t.e.m. 17 (bijlagen nos. 82, 79, 86, 88 en 80).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van b. en w.
Punt 18.
De Voorzitter: Het lgkt me wenselijk, dat de deuren
worden gesloten.
De heer Bootsma: Acht U het noodzakelijk, dat wij
direct overgaan tot een besloten zitting? Ik geloof, dat
ons na de besprekingen, die wij in de vorige vergade
ring over dit punt gevoerd hebben en waarbij wij toen
een besloten zitting gevraagd hebben, wel zoveel in
lichtingen toegekomen zijn, dat het mogelijk moet zijn
om nu de rest in een openbare vergadering te behan
delen. Ik veronderstel, dat ook de meerderheid van mijn
fractie er momenteel geen behoefte aan heeft direkt
te beginnen met een besloten zitting. Mocht het in de
loop van dit gesprek noodzakelijk zijn, dan zouden we
er altijd nog toe kunnen overgaan. Ik zou dus in strijd
met hetgeen U momenteel stelt willen vragen om deze
zaak voorlopig in het openbaar te behandelen.
De heer Van der Veen: Ik zou in principe wel iets
voelen voor een behandeling in het openbaar, maar het
geeft dunkt mij nu toch wel moeilijkheden. Wij hebben,
als we de moeite genomen hebben de sleutel op te zoe
ken, de notulen van de besloten zitting kunnen bekij
ken, maar de notulen van de openbare zitting van de
vorige keer hebben wij niet ter beschikking gehad. En
als we deze aangelegenheid nu verder gaan bespreken,
dan ben ik bang, dat het althans voor mij niet gemak
kelijk zal zijn om daar op in te gaan en dan toevallig
te weten wat wel in het openbaar gezegd kan worden
en wat niet. Ik zou me in het openbaar echter niet meer
in de zaak durven verdiepen uit vrees, dat ik uit de
geheime school zou klappen. Het voorstel van de heer
Bootsma zou dunkt mij alleen aanvaardbaar zijn als hij
dan ook bepaald concreet zou kunnen aangeven wat
hij op dit moment in het openbaar behandeld zou wil
len zien. Als de hele kwestie aan de orde komt dan
lijkt het mij, hoe aantrekkelijk overigens ook, niet goed
mogelijk.
De heer Kamstra; Wanneer wij terugtasten op het
geen in de vorige vergadering is behandeld geloof ik,
dat het beter is om daar niet in een openbare zitting
over te gaan spreken. Ik geloof niet, dat dat goed is
en ik heb daar ook bezwaar tegen.
De heer K. J. de Jong: Ik geloof ook, dat wij, gelet
op hetgeen wij de vorige keer gehoord hebben, wel in
geheime zitting moeten gaan, tenzij de heer Bootsma
mededelingen kan doen, die ons misschien aanleiding
geven om te zeggen: laten we eerst eens afwachten
wat hij te zeggen heeft, dan kunnen we altijd nog zeg
gen, dat we in besloten zitting gaan. Ik heb er hele
maal geen bezwaar tegen om eerst eens aan te horen
wat de heer Bootsma op zijn hart heeft. Daarna kun
nen we altijd nog in besloten zitting gaan. Ik ben eigen
lijk een beetje nieuwsgierig naar hetgeen de heer Boot
sma hier te berde kan brengen zonder dat hij uit de
geheime school klapt.
De hear Santema: Ik kin my alhielendal oanslute by
hwat de hear De Jong hjir niis sein hat ek nammens
myn fraksje. It liket my ek in hiele toer ta om hjir
twa dingen to skieden, mar ik leau ek wol, dat wy
de hear Bootsma de kans jaen moatte dat hy earst
mar ris seit hoe't hy deroer tinkt. En dan kinne wy
altiten wer sjen.
De Voorzitter: U zult zich herinneren, dat ik in de
vorige vergadering heb voorgesteld om deze zaak in
twee etappes te behandelen. Het ene punt was naar
mjjn mening de vraag: moet de opdracht uit handen
worden gegeven, of niet? In het eerste geval zou het
een kwestie van personen kunnen worden en ik heb
dus de vorige keer voorgesteld om aanvankelijk deze
zaak in openbare raadszitting te behandelen. Maar toen
is de raad van mening geweest, dat de zaak in een
eerder stadium dan het mij nodig toescheen in geheime
zitting moest worden behandeld. Vandaar dat ik dus,
voortbouwende op dat besluit van de vorige raadsver
gadering, zopas heb voorgesteld om deze zaak in ge
heime zitting te behandelen. Ik heb er wat mij betreft
geen enkel bezwaar tegen om, voor zover deze aange
legenheid niet over personen gaat, de zaak in het open
baar te behandelen, wat naar mijn mening dat blijkt
wel uit mijn voorstel van de vorige keer ook de
meest normale gang van zaken is. Maar ik wil ten
slotte de beslissing wel graag aan de raad overlaten.
Dat voelt U wel. Ik weet het nu niet goed meer.
Er is een gedachte van de heer Bootsma om aan
vankelijk dit punt in openbare zitting te behandelen,
waartegen door enkele andere heren raadsleden beden
kingen zijn geopperd. Ik geloof, dat ik goed doe dit
laatste te beschouwen als een voorstel en dat ik dit
voorstel dan maar in stemming moet brengen.
De heer Van der Schaaf (weth.Kan de heer Boot
sma aanduiden in welke richting zijn beschouwingen
zullen gaan?
De heer Bootsma: Aanvankelijk zou in de vorige ver
gadering ook in algemene zin over dit onderwerp wor
den gesproken. Wij hebben daartegen toen bezwaar
gemaakt omdat wij toch de achtergronden wel zouden
willen weten. En zonder die achtergronden in gesprek
te brengen is het dunkt mij zeker mogelijk om deze
kwestie aan de orde te stellen. Daarom zou ik dus wel
een voorstel van orde willen indienen om dit punt aan
vankelijk in openbare zitting te behandelen.