5 De heer Van der Veen: Ik acht het niet nodig om al te veel tijd aan deze strijd te verdoen. Het hele punt is mij even onduidelijk als de vorige keer. Wij hebben hier geen voorstel, maar alleen een punt op de agenda, dat heet: Bouw van het ziekenhuis. De vorige keer is er een punt geweest dat heette: Het verlenen van een krediet voor de bouw van een ziekenhuis. En dat is ge beurd. Ik zit eigenlijk wat met de formele moeilijkheid, dat we geen voorstel hebben waar we over praten. We hebben een punt, waar we hier over spreken. Nu be grijp ik, dat de heer Bootsma meent, dat we dat punt in een soort academische sfeer zouden kunnen behan delen. Ik ben het met hem eens. Dat kan. Maar na alles wat er geweest is kunnen wij op dit moment niet over dit punt spreken zonder over personen te spreken. Dat lijkt mij uitgesloten. Als U dus van mening is, dat wanneer er over personen gesproken wordt wij in be sloten zitting moeten gaan, dan is de consequentie daarvan dat we dat doen. En ik voel er eigenlijk ook het meeste voor. Wij kunnen dat best zonder emoties en zo zakelijk mogelijk in openbare zitting bespreken. Dat lijkt me helemaal niet moeilijk, maar het lijkt me wel moeilijk om dan te blijven zwijgen en niet terug te tasten op hetgeen we hier drie weken geleden ge hoord hebben. De heer Spiekhout: Nog één opmerking. Het zou best kunnen zijn, dat de heer Bootsma met een paar op merkingen komt, die eigenlijk meer de procedure ra ken, dan dat zij direct ingaan op hetgeen de vorige keer vanachter uw tafel naar voren is gebracht. Men zou het dus ook als een ordekwestie kunnen zien en misschien is het daarom toch wel nuttig om de heer Bootsma gelegenheid te geven om dit deel van zijn be toog, dat naar ik meen te weten wel een procedure- betoog is, nu in het midden van de raad te brengen. U zou dat kunnen overwegen. De heer K. J. de Jong: Ik herhaal nog eens, dat ik persoonlijk wel behoefte heb om in geheime zitting iets te zeggen, maar ik ben toch eigenlijk wel van mening, dat wanneer er aan de zijde van de P.v.d.A. behoefte aan is om in het openbaar iets te zeggen, die kans niet aan die fractie moet worden ontnomen. Ik zou toch wel graag willen, dat ze die kans in elk geval eerst benutten. Daarnaast kunnen we nu alvast besluiten om ook aan de wens van de heer Van der Veen en ook aan die van mij tegemoet te komen door te zeggen: Wjj willen wel over personen spreken, maar dan in besloten zitting. Maar ik zou bepaald niet willen zeggen, dat hetgeen zo'n grote groep in de raad in het openbaar wenst te zeggen, aan de publieke tribune en de open baarheid moet worden onthouden. Dat gaat mjj een beetje te ver. Ik zou willen zeggen: ik ondersteun het voorstel van de heer Bootsma met de nadruk op het woord „aanvankelijk". Dan kan ik volledig met het voorstel akkoord gaan. Ik geloof ook wel, dat ik zo namens mijn fractie spreek. De Voorzitter: Ik heb U zo pas al gezegd, dat het voor mij een beetje moeilijke zaak is, omdat de raad de vorige keer heeft besloten om deze zaak in besloten zitting te behandelen. Die behandeling is niet afgelo pen, dus dit besluit ligt er nog. Ik geloof dus, dat wan neer de raad nu in tegenstelling tot de vorige keer van mening is, dat de voortzetting van de besloten zitting moet geschieden in openbare zitting, de raad zich dan daarover moet uitspreken. Maar aanvankelijk heeft de raad besloten om deze zaak in besloten zitting te be handelen. Vandaar dat ik begonnen ben op de wijze als ik begonnen ben. Dus ik geloof, dat ik maar moet laten stemmen. Dat lijkt mij het beste. En dan moet die stem ming maar gaan voor of tegen een openbare zitting. (Stemmen uit de raad: Aanvankelijk!) Goed, aanvan kelijk, dat wil ik er graag aan toevoegen. Anders ver praten we teveel tijd. En we komen er toch niet uit. Het voorstel om aanvankelijk met de behandeling van dit punt in een openbare vergadering door te gaan wordt daarna aangenomen met 34 tegen 2 stemmen (tegen stemden de heren Kamstra en Taylor Parkins). De Voorzitter: Het is wel duidelijk, want er zijn maar 2 stemmen tegen. Dan kunnen we voorlopig zonder ge sloten deuren voortgaan. En dan heeft de heer Bootsma het woord gevraagd? De heer Bootsma: Na dit kleine incident en in een behandeling, die een klein beetje in tegenspraak is met de vorige vergadering, nl. dat toen van onze zijde be sloten zitting gevraagd is, zou ik het volgende willen zeggen. Wij zijn van oordeel, dat wij de behandeling van dit punt niet in besloten zitting behoeven voort te zet ten. Uiteraard heeft deze eerder besproken kwestie ons zeker wel bezig gehouden in de afgelopen weken. Na dat wij verschillende inlichtingen gekregen hebben zijn wij ons gaan afvragen: hoe ligt dit nu eigenlijk? En dan is het in meer of mindere mate wel zo als partij genoot Spiekhout ook heeft gezegd: Het is heel vaak meer een kwestie van procedure dan van zakelijke in houd. Toen wij de vorige keer vroegen om behandeling in besloten zitting werd de kwestie eigenlijk zo gesteld: moet dit werk opgedragen worden aan de eigen dienst of aan een particulier architectenbureau, een particu lier architect of een andere instelling? In elk geval, hier werd een keuze gevraagd tussen de eigen dienst en een buitenstaande instantie. Wij hebben toen aan de hand van de stukken, die toen ook al in de portefeuille lagen, gemeend, dat dit niet wel mogelijk was zonder ook meer van de achtergronden te kennen. En hier verder op doorbordurende ben ik voor mijzelf (en een groot gedeelte van mijn fractie is het met mij eens), toch tot de overtuiging gekomen, dat het momenteel toch wel vrij moeilijk zou zijn om in deze een prin cipiële uitspraak van de raad te verlangen. Want wan neer wij nagaan hoe hier in de afgelopen jaren de prak tijk geweest is t.a.v. het verlenen van opdrachten voor het maken van plannen voor meer of minder grote wer ken, of werken van bijzondere aard, dan is het wel zc geweest, dat wij vrjj gemakkelijk een behoorlijk lijstje kunnen opstellen van opdrachten, die verleend zijn aan personen of diensten buiten onze dienst van openbare werken om. Ik heb een paar opgeschreven en wil hier van noemen: het complex woningen aan de Juliana- laan, hetwelk is opgedragen aan de heer Witteveen architect hier ter stede; de woningbouw in het oosten van de stad is opgedragen aan de V.A.M., die ook de eigen architectuur verzorgde. Het rioleringsplan en de zuiveringsinstallatie is opgedragen aan het bureau Op tenoord en Blijdenstein; de rondweg is deels opgedra gen aan de Gront-Mij, een deel van de kunstwerken aai het ingenieursbureau Friesland en een deel aan het ingenieursbureau Timmer in Groningen. Het recreatie gebied met de zwembaden is opgedragen aan de Ned. Heide-Mij.; de uitbreidingsplannen zijn opgedragen aan het bureau van den Broek en Bakema en aan Zuider hoek. Al deze opdrachten zijn verstrekt door het college zonder daarvoor eerst een raadsbesluit te verlangen Vaak werd daarvoor eerst wel een voorbereidingskre diet gevraagd, maar dit heeft geresulteerd in een mede deling aan de raad, dat het college van b. en w. het nodig had geacht om aan deze instanties, of deze per sonen opdrachten te verstrekken. De motieven daar voor waren meestal, dat onze eigen dienst het te drut heeft, of dat het specifieke opdrachten zijn, die een voorstudie en een zekere ervaring verlangen. Teneinde vlot te kunnen werken achtte het college het wenselijk om deze opdrachten dus buiten de dienst te plaatse... Deze gedragslijn heeft de raad tot nog toe dan ook steeds gesanctioneerd. Waar het hier nu gaat om een meerderheid en een minderheid in het college van b. en w., vind ik het niet juist, dat er door de raad een principiële uitspraak zal worden gedaan over het vóór of tégen de dienst, of een bepaald architectenbureau. Laat ik dat maar buiten beschouwing laten. Ik kan het nog wel ruimer stellen. Voor of tegen een opdracht aan de dienst of aan een architectenbureau, in het mid den latende of dat laatste in deze omstandigheden dan nog mogelijk zou zijn. Wanneer wij ons op deze weg zouden begeven dan vrees ik, dat uit een dergelijk be sluit van de raad talloze misverstanden zouden kunnen ontstaan. En om dat te voorkomen lijkt het mij meer gewenst, dat wij ons op grond van de inlichtingen, die U ons heeft willen verstrekken en die ons verstrekt zijn door de wethouders, welke inlichtingen ik hier niet kan en ook niet behoef te noemen omdat ze ons al voldoende bekend zijn, in dit geval moeten beperken tot een motie, waarbij wij het college verzoeken om het besluit, hetwelk door het college intern is genomen, ook werkelijk tot dading te brengen. Er is niets wat U daarin belet. In de vorige vergadering hebben wij het door Uw ollege gevraagde voorbereidingskrediet van f 50.000, toegestaan en ik zou U dan ook op grond van deze over wegingen een motie ter hand willen stellen, die mede onderwerp van bespreking kan uitmaken. Een meer principiële uitspraak over het al of niet verlenen van opdrachten aan de dienst of aan derden, behoort m.i. meer thuis in de begrotingsvergadering, die ook zeer aanstaande is. De motie, die mede ondertekend is door mijn partij genoot Spiekhout, luidt als volgt: De raad van de gemeente Leeuwarden, Gelet op het tot op heden door het college van b. en v gevoerde beleid t.a.v. het verlenen van opdrachten aan particuliere architectenbureaus of ingenieursbu reaus; Gevoelt geen behoefte om in het geval van de bouw van het gemeentelijk ziekenhuis een principiële uit raak te doen ten gunste van de eigen dienst of een particuliere architect; Nodigt het college van b. en w. uit om het intern genomen besluit uit te voeren, zodat de bouw van het gemeentelijk ziekenhuis met spoed kan worden voor bereid. Deze motie zou ik U willen overhandigen, waarna zij mede onderwerp van bespreking kan uitmaken. De Voorzitter: U heeft zojuist deze motie gehoord. Zij is erg duidelijk voorgelezen door de heer Bootsma, dus ik geloof niet, dat ik het behoef te herhalen. Ik zou dus willen vragen wie van U hier verder het woord over verlangt. De heer Van der Veen: Ik blijf toch met een paar moeilijkheden zitten. Wij hebben de vergadering de vorige keer beëindigd in een besloten zitting, die, als Uw voorstel gevolgd was geworden, nu zou zijn voortgezet. Wij zijn ik weet niet of dat ook al uit de school klappen is dus eigenlijk een instantie achter in die zitting. Is hetgeen wij nü doen een soort voortzetting van de vergadering van drie weken geleden? Zo ja, welke instantie is dat dan? En als het nu in het openbaar komt, is het dan niet verstandiger, dat wij die geheimhouding van de vorige vergadering maar opheffen? Dan weten we ten minste waar we het over hebben. Want ik geloof, dat ik bij elk woord, dat ik zeg mij moet afvragen of ik de geheimhouding, die mij opgelegd is, al of niet schend. Ik heb nog het bezwaar, dat de door de heer Bootsma ingediende motie naar mijn mening niet helemaal dui delijk is. Om te beginnen zjjn er twee gedeelten. Over het antwoord op de vraag, of het besluit, dat nu ge nomen zou moeten worden, al of niet een principiëel karakter draagt, behoeven wij geen messen te trekken, omdat nu alleen de bouw van het ziekenhuis aan de orde is. Een voorstel ligt er niet. Op dit moment is dus alleen het konkrete plan aan de orde, n.l. het bouwen van het ziekenhuis. Dat is een ding, dat wij misschien eenmaal in het bestaan van de stad Leeuwarden doen, of misschien tweemaal of driemaal, maar in elk geval, er liggen eeuwen tussen voordat er weer iets van dien aard gebeurt. Voor ons is het de eerste en de laatste keer. Wij behoeven er echt geen zorgen over te hebben, dat, wanneer we hier een besluit over nemen, ons ooit voorgehouden zal worden: Nu hebben jullie een prin cipebesluit genomen betreffende de bouw van een zie kenhuis in Leeuwarden door de eigen dienst of iets anders. Ik bedoel, het precedent speelt hier niet. Het is een beslissing, die we uitsluitend op praktische gron den nemen. En wanneer dan de heer Bootsma zegt: Wij nodigen het college uit om het intern genomen besluit uit te voeren, dan zou hij belangrijk veel duidelijker zijn wan neer hij er meteen bij zei hoe dat intern genomen be sluit luidt. En nu hij toch zo'n behoefte heeft aan de openbaarheid geloof ik, dat het voor de tribune ook bijzonder aardig zou zijn om te weten hoe dat intern besluit is, want dan weten ze tenminste wat wij doen. Ik kan me daar niet over uitlaten. Als ik zou zeggen, dat ik wel weet hoe dat besluit is, dan zou ik datgene zeggen, wat ik de vorige keer in besloten zitting ge hoord heb. Er is zonet ik verklap nu geen geheimen door de heer Bootsma gezegd ik ontleen dit alleen aan de heer Bootsma en als ik dus een geheim verklap, dan verklap ik dat in commissie dat binnen het college van b. en w. niet de meest grote eenstemmig heid heerst. Ik heb al gezegd, dat ik de notulen van die publieke zitting niet heb. Ik ben dus voorzichtig; U voelt wel, ik brand me niet graag. Goed, we weten dus nu volgens de heer Bootsma, dat er een intern besluit zou zijn. Ik kom voor mijn gevoel tot de conclusie, dat er nog geen besluit is. Als ik het dus zo ga interpreteren, dat de heer Bootsma gezegd zou hebben: wij weten hoe de verhoudingen liggen, dus wij weten ook welk besluit er zal komen, dan is het in feite zo, dat de heer Bootsma zegt: de raad wil hier niet mee lastig gevallen worden, college doen jullie het maar. Maar in feite kiest dan de heer Bootsma toch, want hij wéét wat het resultaat van zijn voorstel is. Dat weet hij van tevoren. Dus dit is niet de houding van degene, die zegt: ik wil mijn handen in onschuld wassen; jullie hebben je er altijd mee gered, doe dat nu ook maar. In feite is het zo, dat de raad er niet om gevraagd heeft hier in gemengd te worden en dat de raad misschien helemaal geen behoefte heeft gehad om in deze kwestie een beslissing te nemen. De situatie, zoals die nu gegroeid is, maakt het ons echter onmogelijk om voor die beslissing weg te lopen. Of we nemen de motie van de heer Bootsma aan en dan kie zen we voor het ene, öf we nemen de motie van de heer Bootsma niet aan en dan kiezen we voor het andere. Zo lijkt het mij toe. Dus ik geloof, dat we er met die motie niet komen. En als we nu zelf de beslissing zouden willen nemen dan kunnen we dat misschien ook nog wel in een open bare zitting doen, wanneer we ons tot dezelfde hoofd punten als de heer Bootsma beperken. Dan wil ik dat wel proberen, maar ik weet niet of de vergadering dan straks de behoefte zal hebben daarover nog eens na te kaarten met gesloten deuren. Zou dat het geval zijn, dan zou dat betekenen, dat we eerst twee instan ties vol praten met open tribune en dat we dan nog eens een paar instanties in het geheim hebben. Ik heb er geen behoefte aan om morgen in de vroege ochtend deze vergadering te beëindigen. Voor ik nu verder in het openbaar iets ga zeggen zou ik toch nog wel willen weten, of men, wanneer ik in deze zin verder zou praten, daar straks in besloten zitting over wil doorgaan. De Voorzitter: Het lijkt mij goed mijnheer Van der Veen om niet door te gaan. Ik ben het, wil ik wel ver klaren, volledig met U eens. Hier wordt gesproken van een intern genomen be sluit. Dat is niet een zaak. Hiermee is al, mag ik wel zeggen, de geheimhouding geschonden, want dat is niet in openbare zitting geweest. En ik geloof dus, dat het goed is nu verder niet op dit gevaarlijke pad door te gaan, maar in besloten zitting voorlopig te zien hoe ver wij komen. Dan staan wij verreweg het zuiverste en dan kunnen wij straks wel kijken in hoeverre hier de personen en de zaken gescheiden kunnen worden. Ik gelast dus de deuren te sluiten. De heer Tiekstra (weth.): Ik heb in de openbare zitting namens de heren Pols en Vellenga in eerste in stantie een bepaald standpunt verdedigd. Dank U. U hebt mij toen afgeklopt, maar dat was nadat ik namens de heer Pols De Voorzitter: Hier wordt gesproken van een be sluit. De heer Vellenga (weth.): Dat is er ook. De heer Tiekstra (weth.): Een standpunt heb ik ge zegd. De Voorzitter: Juist, U hebt het over een standpunt. Maar hier wordt gesproken over een besluit. Ik gelast de deuren te sluiten. Na heropening van de deuren zegt de Voorzitter! Dan is nu aan de orde, in openbare raadsvergadering, het voorstel van de heren Pols, Vellenga en Tiekstra:

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1960 | | pagina 3