24 25 ontvangen. Betaalt men f 11,bij, dan ontvangt men een beter en goed geëmailleerd apparaat. Maar heeft men nu toevallig een tweevlams met een spaarbran der, dan betaalt met f 3,50 bij en ontvangt men toch het betere. De een betaalt dus f 3,50 bij en de ander f 11,Het was mij eerst niet helemaal duidelijk en daarom heb ik daar bij leidinggevende personen van de energiebedrijven naar geïnformeerd. Toen zei men: Och mijnheer, dan moet u bij de gemeenteraad wezen, want die heeft het zo beslist. Ik zei: dank u wel. De heer Pols: Ik zou in de eerste plaats de heer Bootsma dank willen zeggen voor de waarderende woor den die hij heeft gericht tot de mensen die de laatste tijd belast zijn geweest met de omschakeling en die daar op dit moment nog bij betrokken zijn. Ik geloof, dat ik wel namens het college mag zeggen, dat wij die dank gaarne willen overbrengen. Het betreft hier inder daad een zeer moeilijke zaak en die blijft voorlopig na tuurlijk ook nog moeilijk. Het is wel een ernstige in greep bij iemand die een toestel heeft waarvan hij meent, dat het nog volwaardig is, als blijkt, dat dit niet omgebouwd kan worden en moet worden vervan gen, waarbij men het dan over de prijs eens moet zijn. Natuurlijk moet daarbij de leidraad worden gevolgd, die ook in deze raad is vastgesteld. Over het algemeen werkt dit ook wel goed, doch er zijn uitzonderin gen. De heer Bootsma heeft ook gezegd, dat wij daar later ook nog weer een flink bedrag hebben bijgepast; ik wil wel toegeven, dat kwesties als deze over het algemeen altijd moeilijk zijn. De mensen willen graag zo goed mogelijk geholpen worden en daar hebben ze ook wel recht op. Bij enkelen echter heeft men ook wel eens wat het gevoel, dat ze dan graag nog iets meer wil len dan goed geholpen worden. Ik heb zeer veel respect voor de mensen, die dagelijks met deze problemen te maken hebben. Ook de voorlichting van de energie bedrijven speelt hier een grote rol en werkt in dezen ook wel voortreffelijk. Je hoort daar van de demon- stratrices, dat de mensen als ze binnen komen, in de regel niet zo heel best gestemd zijn, maar gelukkig zijn de meesten, als ze vertrekken, al voor een groot deel tevreden gesteld, omdat ze weten, waar het eigen lijk allemaal om draait. Op de vragen, die de heer Bosgraaf en de heer IJtsma hebben gesteld aangaande de personeelsaangelegen heden, zal de heer Vellenga misschien wel in willen gaan. De heer K. J. de Jong heeft het probleem van het zakentarief aangesneden en heeft daarbij gevraagd: „Hoe zit dat nu eigenlijk, wethouder, is daar nu totaal niets aan te doen Toen u nog aan de andere kant van de bestuurstafel zat, heeft u ook aangedrongen op rea lisering van dit tarief." Ik geloof, dat ik wel mag zeg gen, dat het ook het college niet ligt, dat dit nog niet is geschied. Ook b. en w. zouden bitter graag willen, dat ze deze zaak nu maar eens een keer rond hadden. In het antwoord op de vraag in de sectievergadering zijn verschillende redenen daarvoor genoemd en ik zou nog wel veel meer voorbeelden kunnen geven. Hier is sprake van een samenloop van omstandigheden. De heer De Jong heeft in het begin gesproken over een stroom versnelling waar we in zijn gekomen; inderdaad is dat met het gehele beleid van de industrialisatie het geval geweest. Om de oorzaken aan te geven, moet ik al bij de provincie beginnen, die verschillende plan nen over vijf of over tien jaren heeft lopen; de raad heeft ze allemaal wel gezien. Dan heeft de afd. finan ciën der secretarie hier mee te maken; deze moet aan de rapporten daarover meewerken, waardoor het ver schrikkelijk moeilijk is om andere dingen verder te brengen. Er is wisseling van personeel geweest bij de afd. financiën en ook bij de energiebedrijven. De nieuwe directeur moet zich inwerken en deze heeft op het ogenblik door de ombouw in verband met de overgang op aardgas en ook met de bestudering van de omscha keling van het voltage van 127 op 220 niet de nodige rust voor bestudering van andere dingen. We hadden hier al lang mee klaar moeten zijn; ik geef volkomen toe, dat het, zakelijk gezien, nooit juist kan zijn iets te verkopen, waarvan men nog niet weet, wat het kost. Gelukkig gaan we voor de invoering van het zakentarief een pot vormen. We hebben hiervoor re serve en het staat ook al in het antwoord op de vraag in het sectieverslag, dat financiële moeilijkheden hier in de toekomst wel niet uit zullen voortspruiten. Ik ben het echter volkomen eens met hen, die zeggen, dat deze zaak gerealiseerd moet worden en ik hoop van harte, dat dat binnen korte tijd zal kunnen geschieden. Dat de begroting dit jaar te laat is, is mede te wijten aan genoemde oorzaken. Nu is men intussen intern op nieuw gaan „plannen" en het ligt in de bedoeling bin nen enkele weken het vraagstuk weer aan te vatten. Ik hoop dan ook uit de grond van mijn hart en wat ik er aan kan doen, dat zal ik er graag aan doen dat wij binnen zeer afzienbare tijd met resultaten bij de raad kunnen komen. De heer De Jong heeft ook gesproken over de tarie ven. Inderdaad, wij kunnen ons in deze stad niet de luxe veroorloven om duurder te zijn dan andere delen van de provincie. Dit kan misschien nog wel eens hier of daar voorkomen. Ik ben het ook wel eens tegen ge komen; je merkt het natuurlijk het eerst, als je con tact hebt met de industrie. Dan blijkt, in welke op zichten wij duurder zijn. Nu zijn er ook wel mensen, die goedkoper uit de bus gekomen zijn in Leeuwarden, maar dat vertellen ze dan niet. Uiteindelijk zit bij het college ook wel het streven voor om te komen tot de zelfde tarifering als bij de provincie. En ik geloof ook wel, dat het feit, dat deze uniformiteit ontbreekt, een der oorzaken is, dat wij op het ogenblik het zakentarief nog niet hebben. Een zakentarief los van de andere tarifering behandelen, is iets wat de directeur, met wie ik heel vaak over deze aangelegenheid gesproken heb, liever niet wil. Hij wil de gehele gemeentelijke ta rifering aanpassen aan de provinciale en dan is het misschien mogelijk om op het punt van het zakentarief nog iets verder te gaan, omdat men eigenlijk in de provincie nog niet die behoefte aan een zakentarief heeft als wij hier, vooral ook door de grote winkelbe drijven, kennen. Ik geloof, dat op zichzelf de vraag: hoe kunnen wij aan die wensen zo veel mogelijk tege moet komen, al weer een punt van studie moet uit maken. De heer De Jong heeft ook even gesproken over de spanningswijziging. Natuurlijk zullen b. en w. binnen afzienbare tijd ook met voorstellen ter zake bij de raad komen, maar het is van belang, dat wij eerst met de omschakeling van het aardgas klaar zijn; je kunt ook niet te veel overhoop halen. Wel kan ik mededelen, dat de plannen voor deze spanningswijzi ging al een heel eind gevorderd zijn en ik hoop, dat wij binnen afzienbare tijd hiermee kunnen komen. Je zou echter haast voelen voor hetgeen de heer De Jong zegtWacht er nog een paar jaar mee, want we moeten hier niet vele jaren mee bezig zijn. We komen hiermee weer in hetzelfde vlak als dat van de vergoedingen voor ombouw van toestellen tengevolge van overschakeling op aardgas terecht. Alleen is het hier in tegenstel ling met de omschakeling op aardgas mogelijk om meer de kant van vrijwilligheid uit te gaan. Er kan aanstonds niet een sector bestaan, die niet op aardgas draait, maar bij de spanningswijziging is het mogelijk via een transformator stroom van 127 volt op 225 te brengen. Op deze manier behoeven we dus de mensen niet te verplichten tot omschakeling. Wil men, dan graag, want dan zijn we er ook in één keer af, maar wil men niet, dan kunnen we dit nog een tijd rekken, eventueel tot er een nieuwe bewoner komt. Deze zou men dan misschien voor het feit van het nieuwe voltage moeten stellen. Deze omschakeling gaat ook weer heel veel geld kosten, net zo goed als die van het aardgas: die kosten houden we ook niet binnen het raam, dat we graag niet zagen overschreden. U heeft al ge zien, dat we er al even over zijn. Ook door deze om schakeling zullen we dat ben ik wel met de heer De Jong eens eigenlijk zo spoedig mogelijk heen moeten; ook deze zaak mag niet slepen. De heer Van Balen Walter heeft nog eens onder streept wat de heer De Jong heeft gezegd over het stroomcontract met de provincie. Ik heb hem dus eigen lijk al beantwoord met hetgeen ik tegen de heer De Jong heb gezegd. Inderdaad, de gang van zaken be vredigt mij niet; dat weet men ook wel. Voorts heeft de heer Van Balen Walter gesproken over het persen van de leidingen. Men is in de eerste sectoren tot per sen overgegaan. Dit heeft niet opgeleverd, wat men in het eerst verwachtte. Men had n.l. gedacht, dat, vooral in de oudere gebieden, veel lekkerij aan de dag zou treden, maar er is praktisch heel weinig van slechte leidingen gebleken. In de oudere huizen heeft men de leidingen op andere wijze onderzocht, maar ook wel geperst. Men heeft ook proeven genomen in de nieu were wijken en hier bleek het, dat het bedrijf het wel aandurfde zonder persen. Ik heb na de vragen in de sectie hier ook nog met de directeur over gesproken en ook met de staf is over dit punt van gedachten gewis seld. De leidingen worden niet allemaal geperst, maar in verschillende delen van de binnenstad zal men dit hoogstwaarschijnlijk wel weer moeten doen. In de nieu were wijken heeft men zo nu en dan eens een steek proef genomen; wel bekijkt men de leidingen en men controleert ze in het begin, bij de aansluiting op de meter. Men zegt, dat men daar op het ogenblik vol doende aan heeft. De heer Van Balen Walter vraagt: zullen deze leidingen het ook in de toekomst houden? Dit is natuurlijk altijd moeilijk te voorspellen, want zelfs met leidingen, die voor onderzoek geperst zijn, kan men later nog moeilijkheden krijgen. Op het mo ment van het persen kan een leiding het net nog hou den, maar door het persen ontstaan zelfs misschien nog gauwer scheuren in de leidingen. Ik wil wel toezeggen, dat we het onderzoek heel nauwlettend, vooral ook in het oude gebied, zullen volgen. Ik zal het nog eens met de directeur bespreken. Ik ben het absoluut met de heer Van Balen Walter eens, dat wij hiermee wel heel erg voorzichtig moeten zijn, want het is uiteinde lijk altijd gas. De heer Klijnstra bedoelt, waar hij het heeft over het bijbetalen voor de verschillende comfoortjes, meer de kleinere toestellen, niet de fornuizen. Als men de heer Klijnstra op het bedrijf heeft gezegd: de ge meenteraad heeft dit vastgesteld, dan wordt dus eerlijk die vergoeding gegeven, die hier is vastgesteld. We hebben hier in de raad de twee soorten comforen gezien. Ik vind vooral dat goedkope emaille toestel heel goed wat brander betreft. Het is een bekend toestel; er komen ook heel weinig klachten over. Hoe dat nu met die vergoedingsregeling zo scheef kan zitten, begrijp ik niet helemaal. En bovendien, wat verlangt men van- daag-de-dag voor een tientje? Wat de heer Klijnstra gevraagd heeft, is mij niet zeer duidelijk. Ik wil het hierbij laten. De heer Vellenga (weth.): De heren Bosgraaf en IJt sma hebben de belangen bepleit van een betrekkelijk kleine groep mensen, een groep mensen die door een reorganisatie van de dienst energiebedrijven een be paald aantal jaren voordat ze 65 jaar werden, op wachtgeld, op non-actief dus, werden gesteld. Nu is het hier in de gemeente zo, dat ambtenaren tot en met een bepaalde rang die 65 jaar worden, een gratificatie krijgen om een bepaalde kloof tussen de laatste loon uitbetaling en de eerste keer, dat men zijn ouderdoms pensioen ontvangt te overbruggen. De hier bedoelde groep mensen werd dus uitgeschakeld en dat betekende voor hen deze twee dingen: in de eerste plaats, dat zij kwamen te vallen onder de wachtgeldverordening en in de tweede plaats, dat zij hun status van ambtenaar kwijt raakten. De wachtgeldverordening is een rijks regeling, die hier in de gemeente via de gebruikelijke procedure van centraal orgaan en centraal overleg is aanvaard; daaraan kunnen wij dus ook plaatselijk moei lijk wrikken. De wachtgeldverordening nu voorziet niet in een dergelijke voorziening als in het sectieverslag is gevraagd. Ik vermeldde het punt er ook bij, dat ze hun status van ambtenaar hebben verloren, waardoor we dus ook niet in staat zijn om op hen een bepaald artikel uit het ambtenarenreglement toe te passen, zoals wij dat voor de andere ambtenaren die 65 jaar worden, kunnen doen. Zij vallen hier dus buiten. Omdat ze de status van ambtenaar verloren hebben, hadden ze dus ook eigenlijk niet die circulaires moeten ontvangen, waar over de heer Ytsma sprak. Dat is wel geschied en ik neem aan met de nobele bedoeling om hen op de hoogte te houden met alles wat er in het bedrijf gebeurt, om een zekere band aan te houden enz., maar het is begrij pelijk, dat de mensen van hun kant daaraan bepaalde verwachtingen hebben ontleend, die wij dus noch for meel noch materieel in staat zijn om te honoreren. Er is dus geen enkele rechtsgrond om voor deze groep men sen iets te doen. Men zou hoogstens kunnen zeggen: het gaat hier maar om een paar mensen, misschien doet zich één keer in de twee of drie jaar een dergelijk ge val voor, neem dat luttele bedrag uit de grote post der salarissen en lonen enz. Maar dit is een ietwat licht voetige redenering, die voor de grote meerderheid van het college net iets te lichtvoetig was om over te nemen. Ik hoop, dat ik de zaak hiermee zo duidelijk mogelijk heb gesteld. De heer Ytsma toonde zich bezorgd, dat bij aanstel ling van personeel in tijdelijke dienst te weinig contact zou zijn tussen de directeuren van de diensten en de af deling personeelszaken, een punt, waarover ook in de secties is gesproken. Over de afdeling personeelszaken sprak de heer Ytsma overigens met zeer veel waarde ring en ik wil deze waardering dat even tussen haak jes graag overbrengen. Ik kan me daar ook helemaal bij aansluiten. Wij hebben op de vraag in de sectie geantwoord; De bestaande regeling is juist. Deze vooronderstelt n.l. dit contact; dit contact is er prak tisch ook altijd; een heel enkele keer is dat niet aanwezig. Ik neem aan, dat dit na een bepaald geval nu wel duidelijk is geworden. Ik geloof ook niet, dat het per se nodig is, dat de collega's wethouders daarop hun diensthoofden nog eens zouden attenderen, hoewel er altijd bepaalde dingen zijn, die je misschien beter een keer te veel dan een keer te weinig kunt zeggen. Maar ook de andere wethouders hebben zojuist wel gehoord wat de heer Ytsma heeft gezegd. De heer BosgraafIk kom nog even terug op de zaak van de wachtgelders bij het gasbedrijf. Ik heb nu wel begrepen, dat b. en w. zich, wat deze regeling be treft, geconformeerd hebben aan de rijksregeling. Voor mij blijft dan nog even de vraag over: mogen we daar nog van af wijken? Ik heb de indruk, dat wij dat bij raadsbesluit nog zouden kunnen doen. Als er dan geen rechtsgrond is, zouden wij bij raadsbesluit rechtsgrond kunnen scheppen. Dat de bewuste circulaire naar deze wachtgelders gegaan is, is, geloof ik, fout geweest, want daardoor zijn dat ligt eigenlijk voor de hand wel bepaalde verwachtingen gewekt. En ik geloof, dat we daar wel iets aan moeten doen. Ik zou dan ook wel met een voorstel willen komen, dat als volgt luidt: „De raad verzoekt het college alsnog een bedrag uit te trekken om te komen tot een gelijke gratificatie voor deze wachtgelders, als wordt verstrekt aan amb tenaren die met pensioen gaan." Dit voorstel is ondertekend door de heer Ytsma en mjj. Bedoeld wordt dus, dat de wachtgelders die dit jaar met pensioen gaan zouden, alsnog een overbruggings toelage krijgen gelijk aan degenen, die normaal met pensioen gaan. De Voorzitter: U heeft het voorstel van de beide heren horen voorlezen. Ik geloof niet, dat ik het behoef te herhalen. Dit voorstel kan dus nu deel mee uitmaken van de beraadslagingen. De heer J. de Jong: ik meende uit de nadere toelich ting van de heer Bosgraaf te begrijpen, dat hij bedoelt: de mensen die dit jaar met pensioen gaan. Maar hij zal toch zeker ook bedoelen de wachtgelders die niet alleen dit jaar met pensioen gaan, maar ook nog de wacht gelders die volgend jaar of over twee jaar met pensioen gaan. De heer Vellenga (weth.)Om te beginnen heeft de heer Bosgraaf er dus nog even op geattendeerd, dat het minder juist is om bepaalde circulaires ook nog te laten uitgaan naar mensen, die al met wachtgeld zijn. Hij heeft zeker wel begrepen, dat ik dat met hem eens ben en dat komt nu ook niet meer voor. In de tweede plaats heeft hij een voorstel ingediend, een voorstel van hem en de heer IJtsma. Dat komt hier op neer, dat aan het college werd gevraagd maar het college zou het dan eigenlijk ook weer aan de raad moeten vragen, naar het mij voorkomt om voor 1960 een bedrag dat niet wordt genoemd op de begroting te plaatsen. Dat zijn dus twee onduidelijkheden in dit voorstel. Hier ligt n.l. een begroting voor de raad, waarin een aantal exacte bedragen wordt genoemd, vaak met het doel waarvoor die bedragen begroot zijn. Wij worden dus nu uitgenodigd om een bedrag van x

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1960 | | pagina 13