28
29
een andere plaats zou worden gezocht. Ik betwijfel, of
bij de Oldehove meer ruimte voorhanden is dan op de
bestaande plaats en de nabijgelegen plaats, waar men
zich de uitbreiding gedacht heeft. Men kan zich inden
ken, dat, als het voormalige politiebureau wordt afge
broken en er een overbouw over de St. Jacobsstraat
plaats heeft, iets fundamenteel anders tot stand komt
dan een luchtbrug. Een luchtbrug is een afschuwelijk
ding; dat ben ik met de heer Taylor Parkins eens, maar
een overbouw over een straat kan wel geslaagd zijn.
Er is vanaf de oostzijde van de St. Jacobsstraat, vanaf
het voormalige politiebureau tot en met het kadaster
met zijn bijgebouwen, dus tot aan de Grote Hoogstraat,
toch bepaald een vrij aanzienlijke ruimte, die zeer goed
te benutten is. Dat is een zeer beduidende ruimte. Wan
neer men een dergelijke ruimte zou zoeken in het com
plex bij de Oldehove, dan zou dat al moeilijkheden ge
ven. Dit zijn enkele voorlopige opmerkingen, die ik nu
wil maken en waaruit kan blijken, dat het college zich
uiteraard al wel met dit probleem heeft bezig gehou
den. Ik wil dus helemaal niet zeggen, dat de gedachte
die gelanceerd werd door de heer Taylor Parkins en
die onderstreept werd door de heer Santema, niet het
overwegen waard is, maar ik wil er wel op wijzen, dat
de aanvankelijke gedachten van het college toch in een
enigszins andere richting gaan en wanneer men dus,
met behoud van voldoende ruimte voor nieuwbouw in
de nabijheid van het bestaande historische gebouw, dit
laatste kan handhaven, dan is dat te verkiezen boven
twee gescheiden gedeelten op verschillende plaatsen in
de stad. Dat zal de heer Taylor Parkins mij toch ook
wel willen toegeven. Intussen geloof ik, dat we hier nu
niet al te veel meer van moeten zeggen en dat mis
schien het ogenblik, waarop de adviseur voor de sane
ring van de binnenstad, Ir. Kuiper, t.z.t. hier, overeen
komstig de uitgesproken wens van de raad, zgn ideeën
zal komen toelichten, meer geschikt is om er iets die
per op in te gaan.
Ik zou het hierbij in eerste instantie willen laten.
De Voorzitter: Ik zou dit toch, als u het goed vindt,
enigszins willen aanvullen. Deze gedachtenwisseling is
naar mijn mening ietwat prematuur. En ik zal u zeg
gen waarom. Zoals de wethouder u al heeft gezegd, zijn
de adviseur voor de sanering van de binnenstad en de
dienst van openbare werken tot de conclusie gekomen,
dat voor een uitbreiding van het stadhuis, de meest
aangewezen plaats in de nabijheid was. De afspraak is
geweest, dat wij van de heren een uiteenzetting zouden
krijgen waarom zij van die mening waren en waarom
dus de andere plaatsen in de stad minder geschikt zijn.
Wij zijn nu in afwachting van die uiteenzetting; als wij
die hebben gekregen, zullen wij aan de raad een voor
bereidingskrediet vragen om deze zaak verder te krij
gen. Het lijkt mij dus juist, dat deze zaak op het ogen
blik niet tot een beslissing komt, maar dat u afwacht,
dat u van ons een voorstel krijgt voor het voteren van
het voorbereidingskrediet, waarbij u dan de uiteenzet
ting zult krijgen die ik u zopas noemde. Dan kan deze
zaak aan alle kanten worden bekeken en kunt u er zelf
over beslissen. Ik zou u dus willen voorstellen om op
het ogenblik, in afwachting van de behandeling van dat
voorstel wij hadden eigenlijk gehoopt, dat wij u dat
al hadden kunnen doen en wij verwachten, dat wij dit
in elk geval in de loop vcan de eerstvolgende maanden
zullen kunnen doen het gesprek te laten rusten. U
kunt zich daarmee verenigen?
De raad gaat hiermee akkoord.
Volgno. 30 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgno. 62. Bevolkingsregisters en burgerlijke stand
f 177.710,—.
De heer K. J. de Jong: Ik heb vanmorgen aangekon
digd, dat ik op de straatnamenkwestie nog wel even
terug zou willen komen bij het desbetreffende volg
nummer van de begroting. Er is vanmorgen al min of
meer over gesproken, doordat de heer Van der Veen
hier enkele opmerkingen over gemaakt heeft, waarop
u ook hebt geantwoord. Ik verkeer eveneens in de si
tuatie, dat ik een tweetal zittingen van de raad, waarin
deze zaak besproken is, niet heb bijgewoond. In zoverre
kan ik mij dus ongeveer aansluiten bij de heer Van der
Veen. In eerste instantie is er, toen u niet aanwezig
was, een voorstel geweest, waarover de raad doelbe
wust heeft gezwegen, in de veronderstelling, dat dit
echt een zaak was voor het college. Enkele dagen na
die tijd werd echter bekend, ook door middel van pu-
blikaties en interviews in de krant, dat enkele raads
leden hier bepaald niet zo erg gelukkig mee waren.
Naderhand is deze zelfde zaak meerdere malen weer in
de raad geweest. Voor zover ik die raadszittingen wel
bijgewoond heb, heb ik daarin als mijn mening naar
voren gebracht, dat, zolang deze zaak aan het college
gedelegeerd was, het college hier ook moest zien uit te
komen. In die tussentijd zijn er n.a.v. verschillende
brieven toch nog weer besprekingen over gevoerd, ook
in de raad. Toen het bekende voorstel van de heer Van
Balen Walter is binnengekomen, was ik niét aanwezig
tot mijn spijt. Ik moet eerlijk zeggen, dat ik telkens de
hoop heb gehad, dat het college hier tot een oplossing
zou komen en ik meen inderdaad, dat deze zaak van
meet af aan niet erg gelukkig gespeeld is. Mijn hoop,
dat men tot een oplossing zou kunnen komen èn met
de commissie èn met de bewoners, is jammer genoeg niet
verwezenlijkt. Thans zitten we voor de vraag: wat moet
er nu gebeuren? Het bevredigt mij niet de situatie te
laten, zoals ze nu is. U kunt wel zeggen: laat het maar
zo blijven, want er verhuist binnen een jaar of binnen
een half jaar tijds toch altijd 20% van de bewoners van
deze straten, dus binnen een tijdsbestek van een jaar of
5 is deze hele zaak al opgelost, maar ik geloof niet, dat
wij daarmee een oplossing hebben gevonden. Persoon
lijk zou ik zeggen: hier moet eigenlijk toch nog iets aan
gebeuren. Alleen, de moeilijkheid is deze: hoe kunnen we
hier iets tot stand brengen, waarvoor wij een meerder
heid in de raad krijgen? Sommige voorstanders van wat
de bewoners graag willen, zouden toch nog niet willen
accepteren, dat de raad de delegatie aan b. en w. terug
neemt, zodat de raad zelf de straatnaamgeving aan zich
trekt; zo ver is men vaak nog niet. Aan de andere kant
zouden misschien tal van mensen, die wel geporteerd
zijn voor een oplossing van deze netelige kwestie, hier
toch wèl voor voelen. Hoe dit ook zij, men moet m.i. de
kwestie uit de weg ruimen. Het mooiste zou zijn, dat
hier overeenstemming kwam door een uitspraak van de
raad. Sur. zou zeggen: College, neem deze zaak alsnog
tot u en zie met de commissie en met eventuele depu
taties van de bewoners tot overeenstemming te komen.
Daarbij zullen aan de een of andere zijde misschien of
fers gebracht moeten worden, maar in ieder geval zal
dan de vervelende situatie die we nu hebben, niet langer
blijven voortbestaan. Ik voor mij heb er geen vrede mee,
om de zaak te laten zoals ze is. Desnoods wil ik per
soonlijk ik spreek in dit geval bepaald niet namens
mijn fractie wel een voorstel indienen. Daarin zou ik
b. en w. willen uitnodigen te trachten om èn met de
commissie van advies die zij ingevolge het verzoek van
de raad destijds hebben ingesteld, èn met de commissie
uit de bewoners tot overeenstemming te komen, waarbij
de straten die omgedoopt zijn, hun oude namen weer te
rug krijgen en waarbij ook het aangrenzende gebied nog
eens onder de loep wordt genomen, zodat ook de namen,
die de meeste ergernis verwekken, zouden worden te
ruggenomen. Het is bepaald niet zo gemakkelijk aar.
deze gedachte vorm te geven, maar ik voel er toch voor,
dat b. en w. deze zaak tot zich nemen en tot een oplos
sing brengen, die beide partijen bevredigen zal: èn de
raad èn de mensen, die daar wonen. Het is voor
een groot gedeelte misschien een psychologische kwes
tie. Ik ben het wel met de heer Van der Veen eens, dat
wij toch wel terdege met de bewoners hebben rekening
te houden; dezen zitten iedere dag met die namen. Ik
voel er voor om iets te doen. waarmee we de bewoners
tegemoet zouden kunnen treden; ik zou een suggestie
in deze richting toch wel sterk ondersteunen.
De hear Santema: Ik bin bliid, dat it nou einliks safier
is om wer efkes oer dit ünderwerp to praten. Hwant it
is mar sa't it is, mar net ien fan üs allegearre is bifre-
dige troch it forrin fan dizze saek. Ik mei miskien noch
wolris efkes yn omtinken bringe, dat de kommisje fan
advys yndertiid üntstien is, omdat wy meardere kearen,
ek by de bigreatingen, der al oer praten hiene, dat de
tastan, dat wy ynienen foar in kompleks fan namen
steld waerden, sünder der fierder hwat fan sizze to
kinnen, üs net bifredige. Mar dat dy kommisje der is,
wol noch net sizze, dat wy oer de kwesje hwer it hjir
einliks oer giet ea ta in ütdragene saek kommen
binne. En dat is: oft de rie of it kolleezje fan b. en w. it
foech hat oer dizze saken to kedizen. It is spitich ge-
nóch, dat it net slagge is, ek net yn de aldere hanne-
lingen fan de rie, to finen, hwannear't dizze kwesje déle-
gearre is oan b. en w. By al üs bisiikjen is dat noch al-
tiid slim ünbifredigjend en foar my dochs, omdat ik noch
stees it gefoel haw, dat it rjocht biheart oan 'e rie, net-
tsjinsteande dat dy kommisje fan advys bineamd is. As
men de wurden lést fan it bislüt om dy kommisje yn
to stellen, dan lést men der ek net üt, dat it in déle-
gaesje is oan b. en w. Der is niis sein, fan Jou kant
binammen, Menear de Foarsitter, dat der tusken de
gemeentenaren en it gemeentebistjür dochs wol in goe
de forhalding wie en dat men tagelyk min peile koe,
oft dy yn oarder wie of net. Jo foründerstelle, dat se
allegearre wol goed oer it gemeentebistjür tinke. Mar
as der ea in kwesje is, hwerüt düdlik to sjen wie, dat
in diel fan de bifolking it net iens wie mei in bislüt fan
b. en w., dan hat dat wol bliken dien by harren bislüt
r»m rjofth» mio pnflto Ho mamr-nor» -fan Ho \A7oat-_VnHatqIto
wy, ek op groun fan forkearde nammen, dy't binammen
üntstien binne yn it plattelansdiel fan üs gemeen
te, yn de takomst it foech wer oan üs lüke. En dêrfoar
haw ik dan in ütstel, dat ek ündertekene is troch de
hear Drentje en dat fan dizze wurden is; ,,De raad;
gehoord de bespreking over de straatnaamkwestie-
West-Indische buurt; besluit: de bevoegdheid weer te
rug te nemen." Ik wol dit ütstel graech oan Jo troch-
jaen.
De heer Klijnstra: U heeft gezegd, dat de tijd de
wonde zal helen; straks zullen wel weer een aantal
mensen uit de West-Indische buurt zijn vertrokken. Het
is een schrale troost voor de thans nog achterblijvenden
in die wijk, als ze dit straks in de krant zullen lezen.
Hoewel het college heeft te kennen gegeven, dat de
bekende straatnaamwijziging op democratische wgze is
geschied, willen wij toch nogmaals wijzen op het feit,
dat er voor deze omdoping geen overleg is gepleegd
met de daarvoor bestaande commissie. In verband hier
mee vragen wij ons af, of de rechtskracht van het hier
eerder penoemde besluit van 29. inni 1959 ook t.g fegtwis.-.
ERRATUM.
In het verslag van de handelingen van de gemeente
raad van Leeuwarden van 27 april 1960 leze men op
bladzijde 29, 2e kolom, 39e regel van boven, in plaats
van „bezien": „herzien".
xv/cti. vuu kJ ia LIOUJ rv. aijaa ju Jjjuuvvvit lil oun WA invii
makke. Yn dit forban soe ik ek efkes yn it sin bringe
wolle, (dat is miskien wol hwat ündogensk), dat
ik jierren forlyn dêr al op oanstien haw en dat fan
b. en w. doe sein waerd, dat oan dy wiken hoegenamt
gjin bihoefte wie. Nou docht in organisaesje büten üs
gemeente itselde forsiik en dy kriget it sa mar yn-
skikt. En de kommisje kriget it forsiik om in stel nam
men op to jaen, dy't dan foar dy wiken tsjinje kinne.
Wy hienen as kommisje en dat wol ik hjir yn it
forban fan de plénaire rie ek sizze dêr in stel nam
men foar bitocht, dy't meielkoar ien gehiel wienen en
dy't nei it idé fan de kommisje ek al hielendal pasten
yn it ramt fan de oarspronklike nammen dêr. En dêrom
hienen wy tocht, dat sa'n patroan fan nammen ek wol
yn goede ierde falie soe by b. en w. Mar spitigernóch is
dêr hiel hwat oars foar it ljocht kommen en net ien
fan de riedsleden, bihalven dan de kommisjeleden, wit
op it eagenblik noch hokker nammen dat wurden binne.
Dan freegje ik mysels wol ris óf: Is it sit hawwen yn
sa'n kommisje nou just wol in bütengewoan foarrjocht?
Net, dat wy der op steane, dat al üs advizen foar de
folie hündert persint akseptearre wurde sille. Mar wol,
dat wy der op steane, dat, as wy in bipaeld skema oan-
jowe, dat yn alle gefallen, ek yn de takomst, aksep
tearre wurde sil. Dan liket it my folie better ta, dat
net it kolleezje fan b. en w., mar de hiele rie oer
dizze saek bislist. En dêrom soe ik ütstelle wolle, dat
feite niets, maar dan ook niets mee te maken hebben.
Het feit, waar het hier om ging, is de omdoping van de
namen in de West-Indische buurt. Er is in de voor
gaande besprekingen en vergaderingen voldoende uit de
doeken gedaan, hoe dit zich heeft afgespeeld. Er zijn ver
schillende misverstanden geweest en er zijn misschien
bepaalde uitvoeringsfouten gemaakt; dat wil ik op het
ogenblik in het midden laten; het doet er minder toe.
Aanvankelijk echter zijn er buiten de stemmen, die dan
nu nog steeds klinken en die zeggendeze naamgeving is
onjuist, toch ook meerdere stemmen geweest er is
zelfs in de bladen ook nog een discussie geweest van
voor- en tegenstanders; ik geloof, dat er zelfs intern
nog wel iets over te doen is geweest bij bepaalde bla
den die deze naamgeving als zodanig niet veroor
deelden. En ik geloof ook niet, dat het louter meer om
die naamgeving alszodanig gaat. In een van de vorige
besprekingen is het onze fractievoorzitter Mani nog al
kwalijk genomen, dat hij dit te berde bracht. Hij heeft
het misschien een klein beetje met een verkeerd accent
gezegd, maar de weergave van het gesprek is volkomen
juist; ik meen, dat ik dat hier gerust mag verklaren.
De inhoud daarvan kwam zakelijk wel neer op hetgeen
de heer Mani hier indertijd heeft gesteld. Maar ik krijg
hoe langer hoe meer de indruk, dat, wanneer je maar
voldoende lang volhoudt, dat zwart wit is, zwart uit
eindelijk ook wit gaat worden. Want wanneer ik de