3 we zelfs nog achteraan komen. Wanneer deze ont wikkeling voortgaat en we zijn weer 10 jaar verder, dan moet er nodig weer eens een verhoginkje komen. Ik geloof daarom, dat het beter is, dat we nu een iets grotere verhoging vaststellen. We lopen dan misschien een klein beetje voor, maar een bedrag van f 18,of, wil men dat afronden, een bedrag van f 20,zal dichter bij de werkelijkheid liggen De Voorzitter: Ik geloof van mijn kant wel kort te kunnen zijn, omdat ik in het raadsvoorstel al de mo tivering heb gegeven van het bedrag van f 15,Hier mede worden ook niet uitsluitend mijn eigen gedachten weergegeven, dat mag ik toch wel zeggen. Dit is het resultaat van een bepaald beraad in eigen kring. Het bedrag is gebaseerd op vergelijkingen met soortgelijke gemeenten. Verder is rekening gehouden met het feit, dat het hier in Leeuwarden gaat over een presentie geld voor in het algemeen avondvergaderingen. Zoals zo juist reeds terecht is opgemerkt, gaat het ook niet over een vergoeding van gederfde tijd, maar is het een presentiegeld zonder meer. Dit bedrag blijft mij daar om toch wel juist voorkomen en ik zou dus het voor stel, zoals dat hier ligt, willen handhaven. De heer Bootsma: Ik wil er niet veel woorden aan besteden, want het is en het blijft een presentiegeld. Maar op één punt meen ik toch even te moeten in haken, n.l. waar u spreekt over avondvergaderingen. Ik weet, dat die niet altijd even lang zijn, maar aan die avondvergaderingen gaan ook altijd nog fractie vergaderingen vooraf en daar gaat ook een inzage van stukken aan vooraf. Wil men de laatste stukken nog zien, dan is men toch haast wel genoodzaakt om dat overdag te doen, want er komt nog wel eens iets bij, dat toch ook wel belangrijk is. Dus ik geloof niet, dat dat een rechte maatstaf is. Maar wanneer in het algemeen de raad van oordeel is, dat dit bedrag voldoende is en er komt verder geen bijval, dan zal ik de laatste wezen die zegt: het moet per se een hoger bedrag worden. Ik zou er dus ook geen positief voor stel van willen maken, maar het bevreemdt mij een klein beetje, dat er geen enkele reactie van de andere raadsleden komt. De Voorzitter: Ik geloof, dat ik in tweede instantie wel heel kort kan zijn. Juist bij het ambt van raadslid maatschap spreekt wel in bijzondere mate het ele ment van ereambt, in welke gevallen toch het verband met geldelijke beloning zo los mogelijk moet zijn. Meer wil ik er ook niet van zeggen. Z.h.st. wordt daarna besloten overeenkomstig het voorstel van de burgemeester. Punt 5 (bjjlage no. 94). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 6a. De heer Beuving: Ik geloof, dat de voorgestelde post voor het verlenen van uitkeringen door de ge meentelijke instelling voor Maatschappelijk Hulpbetoon in verhouding tot de werkelijke uitgaven volgens de laatst vastgestelde rekening maar weinig is verhoogd. Het wil mij voorkomen, dat, gezien de plaats gehad hebbende loonsverhoging en de huur- en melkcompen- saties, waarbij toch zeker de uitkeringen moeten wor den aangepast, deze zeer kleine verhoging wel heel schraal is. Bij informatie bij deze dienst bleek, dat de invoering van een uniforme regeling voor het verstrekken van kleding, welke regeling door het bestuur als noodzake lijk wordt beschouwd, na een bespreking met het college niet kon doorgaan wegens geldnood. Dit lijkt me wel in tegenstelling te zijn met het antwoord, gegeven in het sectierapport. Ik zou dan ook graag willen zien, dat het college hieraan de nodige aandacht schenkt en wil bevorderen, dat zo nodig hiervoor een aanvullende post op de begroting wordt geplaatst. Nu heb ik nog iets. Het gaat echter niet over het zelfde thema en ik weet niet, of het bij dit punt behan deld zal moeten worden of bij een ander punt in ae gemeentebegroting. In een viertal verschillende mij bekende gemeenten is een voorstel bij de raad ingediend en door de raad aangenomen om alle ondersteunden van Maatschap pelijk Hulpbetoon ter gelegenheid van de viering van de bevrijdingsdag in die week een extra uitkering te verstrekken. Aan gehuwden een bedrag van f 10, en aan alleenstaanden een bedrag van f 6,Ik heb met de dienst hierover gesproken en in de voor-vorige raadszitting even met de heer Vellenga, maar heb daar niets meer van gehoord. Daarom ben ik toch van plan om met een voorstel tot de raad te komen. Is het mo gelijk dit voorstel nu in te dienen? De Voorzitter: U kunt nu dit voorstel indienen; dat is uw goed recht, mijnheer Beuving. Alleen deze zaak staat niet ter competentie van de raad, die staat ter competentie van Maatschappelijk Hulpbetoon. In an dere gemeenten, waar de uitvoering van de Armenwet niet is opgedragen aan een instelling van Maatschap pelijk Hulpbetoon, is het misschien mogelijk, omdat het in de raad komt als aanvullende begrotingspost, maar het is in Leeuwarden niet mogelijk, gegeven deze op dracht aan Maatschappelijk Hulpbetoon. Dus voor een voorstel als door u bedoeld is in de raad geen plaats. Dat moet Maatschappelijk Hulpbetoon beslissen. De heer Beuving: Mijn gedachtengang was: de raad benoemt toch het bestuur van deze instelling. Wan neer de raad nu aanvoelt, dat hier iets in deze geest moet gebeuren, dan kan hij toch aan dat bestuur op dracht verstrekken om deze zaak door te voeren? De Voorzitter: Neen, mijnheer Beuving, dat kan de raad juist niet. Volgens de wettelijke regeling is het bestuur juist verder in zijn beslissingen zelfstandig Voor die opdracht, ik herhaal, is krachtens de Armen wet geen plaats. De heer Beuving: Ik ben er niet zo in thuis, maar mijn gevoelen zegt, dat, wanneer het in andere gemeen ten mogelijk is, het hier toch ook mogelijk moet zijn. De Voorzitter: Mijnheer Beuving, laten u en ik hier niet te lang samen over praten. Dat het in andere ge- I meenten wel mogelijk is, is dan te verklaren op de I wijze zoals ik u zopas verklaard heb, n.l. dat daar een I andere regeling heerst. De Armenwet kan worden uit- I gevoerd door b. en w. (en dan moeten b. en w. met I aanvullende begrotingsposten in de raad komen ter I goedkeuring), of de Armenwet wordt uitgevoerd door Maatschappelijk Hulpbetoon (en dan is dat laatste niet het geval). In Leeuwarden is het op de laatste wijze geregeld en hier kan de raad dus niet een besluit ne men om op basis van de Armenwet speciale uitkeringen I te doen aan bepaalde categorieën van de bevolking Zo ligt het. De heer Vellenga (weth.)Het is misschien goed, I dat ik met een enkel woord inga op het door de heer I Beuving gesprokene. Hij heeft in zekere zin bepleit een verhoging van I de uitgaven van Maatschappelijk Hulpbetoon en ik I kan mij voorstellen, dat hij dat van zijn kant zo ziet. I Het is daarnaast ook zo, dat er op dit gebied natuur- I lijk altijd wel bepaalde wensen leven, waarvan hij er één heeft genoemd. Dat geldt echter niet alleen voor de begroting van Maatschappelijk Hulpbetoon, dat geldt natuurlijk ook voor de verschillende begrotingen, I die hier vandaag aan de orde gesteld zullen worden. I En dat geldt op verschillende terreinen, waarmee wij I ons hier bezig houden en er blijft natuurlijk altijd I een spanning bestaan tussen de wensen, die men heeft, I en de mogelijkheden, die aanwezig zijn. Nu is het zo, dat de begrotingen van Maatschap pelijk Hulpbetoon sedert de bevrijding ieder jaar een groter tekort vertonen, als ik dat zo mag formu leren. Ook dit jaar is het eindbedrag van de begroting enkele tienduizenden guldens hoger dan het vorig jaar. Maar u begrijpt wel, dat deze begroting ook gezien moet worden en ingepast moet worden in het grote geheel van de financiële mogelijkheden van deze ge meente. Vandaar dus, dat er (en dat komt meer voor) een zeker overleg heeft plaatsgevonden tussen de eerst verantwoordelijke instantie op dit gebied en het ge meentebestuur, dat samen met uw raad de totale ver antwoordelijkheid draagt voor de financiën van deze gemeente. En men heeft elkaar kunnen vinden op de manier, zoals die in deze begroting tot uiting komt. Daarbij is ook wel gesteld, dat, mocht er op een bepaalde manier nog ruimte aanwezig zijn, die onder meer benut zou kunnen worden voor een rege ling als hiervoren bedoeld. Dus wat dat betreft geloof ik, dat het verstandig zou zijn om, gezien de mogelijk heden en de armslag, die wij hier nu eenmaal hebben, met deze begroting akkoord te gaan. Misschien mag ik dan tenslotte over het punt, waar over u zopas met de heer Beuving gediscussieerd hebt en waarbij u de positie van Maatschappelijk Hulpbe toon gesteld heeft zoals die werkelijk is, van mijn kant nog aan de raad meedelen, dat het bestuur van Maatschappelijk Hulpbetoon besloten heeft om evenals dat voor 5 jaar gebeurd is aan de ondersteunden een extra uitkering te verstrekken in verband met deze lustrumviering van de bevrijding van ons vaderland. De heer Beuving: Ik wil een woord van hulde rich ten tot de wethouder voor de medewerking die hij heeft verleend om dit resultaat te bereiken. Ik wil het hierbij laten. Z.h.st. worden de begrotingen sub a, b en c goedge keurd. Punt 7 (bijlagen nos. 53, 57 en 89). De Voorzitter: Ik stel u voor om oudergewoonte eerst algemene beschouwingen te houden en daarna de begrotingen achtereenvolgens in behandeling te ne men. Ik neem aan, dat u hiermee akkoord gaat en heb dus nu te vragen wie van u het woord verlangt voor de algemene beschouwingen. De heer Bootsma: Zoals te doen gebruikelijk in elke begrotingsvergadering, wil ik gaarne van de ge boden gelegenheid gebruik maken om algemene be schouwingen te houden, waarbij ik dan wil beginnen met een woord van waardering voor de uitgebreide en uitstekend verzorgde aanbiedingsbrief, welke tezamen met het verslag van de rapporteurs uit de sectie vergaderingen en de memorie van antwoord van uw college het vlotte verloop van deze vergadering stellig zal bevorderen. Dit woord van waardering is niet al leen bedoeld voor uw college, maar zeker in niet min dere mate voor de staf van ambtenaren van hoog tot laag, die hieraan menig uur met toewijding hebben moe ten arbeiden. Het past ons dan ook om over uw hoofd deze ambtenaren daarvoor de welverdiende lof toe te zwaaien. Deze uitgebreide schriftelijke behandeling maakt het ons moeilijk om zonder te veel herhalingen nog Iets te zeggen wat aan ons allen nog niet bekend is, maar hoe wel in de regel de publieke tribune niet zwaar bezet is dr. O. heeft meer belangstelling dienen wij met el kaar een publieke zaak en zal dus ook in deze verga dering daarvan moeten blijken, waartoe wij de hulp van de pers niet kunnen ontberen. Wij als gezamen lijke fractievoorzitters hebben gemeend om bij wijze van proef de algemene beschouwingen te moeten be perken en een gedeelte daarvan te verschuiven naar de onderscheidene hoofdstukken. Wellicht zullen hier door de besprekingen de aandacht meer blijven vast houden en zullen de betreffende onderwerpen beter tot hun recht komen. Het kan haast niet anders, dan de roep der tijden te volgen en het eerst het onderwerp Industrialisatie aan te snijden, daar de historie inmiddels wel geleerd heeft, dat, wil ons volk economisch gezond blijven, er vestigingen zullen moeten komen met een groot aantal arbeidsplaatsen, hetgeen voor onze provincie en derhalve ook voor onze gemeente te zwaar der weegt, naarmate de landbouw en veeteelt verder worden gemechaniseerd en dus steeds minder arbeids krachten zullen vragen. Zulks brengt een verplaatsing van het platteland naar de steden en vaak naar elders wet zich mede en derhalve zal één onzer belangrijkste taken zijn om deze verschuiving mede op te vangen, waarbij echter wel gewaakt dient te worden tegen het onbewoonbaar worden van het plattelandsgedeelte. Naast de pogingen tot aantrekking van nieuwe in dustrieën en uitbreiding van bestaande vestigingen mag het vorengenoemde facet niet worden vergeten en zal ook voor het platteland aan redelijke verzorgings- eisen moeten worden voldaan. Uit het door uw college verstrekte overzicht van de personeelsbezettingen van de bedrijven over het tijdvak 19541959 blijkt, dat het aantal arbeidsplaatsen is ver meerderd met 964, terwijl het aantal bedrijven terug liep van 97 tot 95. Uit laatstgenoemde cijfers kan het bekende streven tot concentratie van bedrijven worden afgeleid, maar tevens moet worden geconstateerd, dat het met nieu we vestigingen nog zo'n vaart niet loopt. Ondanks dat mag worden aangenomen, dat vanwege het college vol doende stappen tot het aantrekken van nieuwe vesti gingen zijn en worden ondernomen. Ligt zulks aan de relatief hoge grondprijs met daar bij behorende dure funderingskosten, dan dient hier voor naar een verdere compensatie te worden ge streefd, waarbij uiteraard de culturele en sociale voor zieningen en instellingen welke onze gemeente kan bieden, mede in de weegschaal kunnen worden gelegd. Gehoopt mag worden, dat de landsregering ernst zal maken met de veel besproken ontsluitingspolitiek t.a.v. de probleem-gebieden. Hopelijk mag het gelukken om een redelijk aandeel te ontvangen uit de pot infra-structuur-verbeterende werken, waardoor het mogelijk zal blijken om zowel de zuidoostelijke als de zuidwestelijke ringweg met bij behorende werken te voltooien, benevens de bebouwing en overkapping van de nieuwe veemarktterreinen. Het is niet alleen voor onze gemeente van groot belang, dat de nieuwe veemarkt volkomen up to date is, maar de belangen hierbij zijn van veel wijdere strekking en be horen mede tot de maatregelen ter verkrijging van het kwaliteitsprodukt, n.l. ons stamboekvee. Het spreekt haast vanzelf, dat de uitvoering van vorengenoemde werken niet mag verhinderen, dat op niet te lange termijn b.v. de rioolwaterzuiveringsinstal latie met centrale riolering tot stand komt, terwijl de woningbouw, stadssanering, bruggenbouw, stichting van scholen en sportzalen niet mogen worden vergeten. Hierbij zal zoveel mogelijk een organisch verband moe ten worden nagestreefd. Men kan alleen maar betreu ren, dat het vaak moeilijk is om een behoorlijke plan ning te maken op langere termijn, daar maar al te vaak de wal, n.l. de financiële middelen, het schip keert. En hiermede zitten wij dan weer midden in het probleem van de financiële verhouding rijk en gemeen ten. Wanneer wij nu reeds moeten vaststellen, dat na het effectief worden van de Financiële verhoudingswet 1959 de toestand van onze gemeente nog geenszins roos kleurig zal zijn, dan zal nog steeds al het mogelijke moeten worden gedaan om voor de meest noodzakelijke werken een subjectieve uitkering te verkrijgen, naast het streven tot het optrekken van de algemene uit kering naar een met andere gemeenten vergelijkbaar verzorgingspeil. M.i. kan geconstateerd worden, dat het gemeente bestuur, mede door de goede zorgen van de daarmede belaste diensten, over een behoorlijk aantal plannen beschikt, zowel liggende in het vlak van de industria lisatie, de vernieuwing of verbetering van gebouwen voor onderwijs, verzorging van zieken, minder validen en ouden van dagen, recreatieterreinen en alles wat daarmee annex is, maar het ontbreekt veelal aan de nodige middelen om tot uitvoering te geraken. Somtijds rijst de vraag, of bij de voorbereiding niet te perfectionistisch wordt gewerkt. Ik denk hierbij b.v. aan de sportveld-geschiedenis te Wirdum, de uitbreidings plannen voor de dorpen in het algemeen en de onder linge samenhang tussen sanering binnenstad en uitbrei dingsplannen. Gaan wij niet al te veel steunen op rap porten van economische instituten en vergeten wij daarbij niet te veel de wenselijke behoeften van het moment Volgens een economisch rapport is afslui ting van de Lauwerszee ook niet rendabel, maar prak tisch het gehele noorden denkt hier anders over. Laat ons zulks een baken in zee zijn. Ik geloof hiermede mijn beschouwingen werkelijk al-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1960 | | pagina 2