A
58
rwr
59
Volgno. 190. Onderhoud van kolken en riolen
f 189.380,—.
De heer Heidinga: Hierover is ook in onze sectie
gesproken. Er is gezegd, dat de bewoners van de Pieter
Stuyvesantweg en het eind van de Boeierstraat in de
afgelopen zomer ontzettend veel last hebben gehad van
stank, die opsteeg uit de daar liggende diepriolen. Ik
zou persoonlijk er eigenlijk geen behoefte aan gevoeld
hebben om daarop terug te komen, maar het antwoord,
dat b. en w. hierop geven, bevredigt mij niet, omdat ik
van mening ben, dat dit geen oplossing geeft. Ik geef
toe, dat ik er eigenlijk ook geen oplossing voor zie, maar
we kunnen de bewoners die hinder haast niet aandoen.
Zij hebben in de afgelopen zomer toch heel vaak alle
ramen potdicht moeten hebben, omdat zij anders door
de stank niet in hun huizen konden zijn. Maar dat gaat
toch niet. Ik weet niet ik ben geen medicus welke
invloed die vreselijke stank op de volksgezondheid heeft,
maar gunstig zal het niet zijn, vermoed ik. Hieruit
volgt dus, dat wij beslist iets aan de centrale riolering
moeten doen. Elk jaar komt dat onderwerp hier weer
ter tafel. Ik weet wel, dat de heer mr. Van der Veen
vorig jaar daar ook nogal iets van gezegd heeft. Hij zei
toen ongeveer dit: „Vroeger hebben we hiervoor een be
groting gehad van 2 miljoen, later een van 6 miljoen en
nu, weer wat jaren later, een van 12 miljoen. Als we zo
doorgaan, dan kost het aanstonds haast 25 miljoen. Be
talen kunnen we dat dus toch nooit. We moeten dat een
keer aanpakken". Nu is in de secties gevraagd, of
een mogelijkheid zou zijn om alvast de rioolbelasting in
te stellen en daaruit dus de kapitaalslasten te bestrij
den. B. en w. menen, dat dat niet mogelijk is. Wij
willen altijd maar graag wat op Den Haag leunen en
vragen: Help ons alstublieft, maar ik vraag mij af, nu
we toch in dit schuitje zitten en niet geholpen worden,
of wij nu eindelijk met het stelsel van de centrale riole
ring niet eens moeten klaar komen en de 8000 tonnen,
waar we 200 per jaar van kwijt raken en waar we dus
40 jaar over doen, niet eens radicaal moeten afschaffen.
Ik heb het vorige jaar ook gezegd, dat de tijd van de
tonnen voorbij is, dat er iets aan moet gebeuren, dat we
dus nu eindelijk eens hier besluiten, onszelf te helpen,
dat we dus zeggen moeten tegen de burgerij: Dit moet
aangepakt worden, hier moet een belasting voor ko
men; dit moeten wij zelf betalen; anders komen wij er
nooit uit. Hier moet in gebeten worden. (Gelach.)
De heer Van der Schaaf (weth.): De heer Heidinga
moet ik toegeven, dat de stank bij de nieuwbouw in de
buurt van de Potmarge inderdaad een vrij vervelend
probleem is, omdat het daar functionerende stuk diep-
riool eigenlijk gaat fungeren als een soort beerput.
Doordat daar nog geen doorspoeling is over de volle
lengte van het riool, ontstaan er rottingsverschijnselen.
Dit is een lastige zaak. De enige afdoende oplossing is
dit riool zo gauw mogelijk zijn volledige functie te
geven. Zolang dit niet het geval kan zijn, omdat de
zuiveringsinstallatie nog niet is gebouwd, zullen wij ons
met lapmiddelen moeten behelpen. Dat kan gewoon niet
anders. De heer Heidinga geeft ook geen andere op
lossing. Wanneer hij die nog eens ontdekt, dan ben ik
gaarne bereid die te overwegen. Wat wij nu kunnen
doen, is incidenteel het riool eens uit te zuiveren en
mogelijk nog iets anders te bedenken, maar de toestand
kan daar waarschijnlijk niet volledig bevredigend wor
den.
Volgno. 190 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgno. 200. Onderhoud van wandelplaatsen en plant
soenen f 233.460,
De heer Spiekhout: Ik zou ook naar aanleiding van
hetgeen over dit punt in de secties is opgemerkt iets
willen zeggen. Ik heb daar gevraagd naar de betekenis
van de opmerking die stond in het jaarverslag van
openbare werken over de beperkingen, die aan de
plantsoenendienst zijn opgelegd, en ik heb daar inder
daad ook antwoord op gekregen, n.l. dit, dat ten ge
volge van de bestedingsbeperking het bedrag dat hier
voor in 1958 beschikbaar kon worden gesteld, moest
worden verlaagd. Dat laat zich horen en dat kan ik
begrijpen. Ik wil hier echter toch nog iets nader op
ingaan. Ik zie dan, dat in '59 inderdaad een f 10.000,
meer begroot is dan in '58 is uitgegeven. Nu zou men
kunnen zeggen: Ja, die bestedingsbeperking loopt ten
einde en we gaan weer naar ons oude niveau terug;
maar als dan voor 1960 opnieuw een aanzienlijk lager
bedrag wordt geraamd, dan weet ik het eigenlijk niet
meer. In genoemd jaarverslag wordt gesteld, dat de
beperkte ruimte in de begroting voor de plantsoenen
dienst er toe kan leiden, dat niet meer die zorg aan de
plantsoenen en parken kan worden besteed, als eigen
lijk nodig zou zijn. Wij zouden dat in hoge mate be
treuren. Wij zijn in Leeuwarden arm aan natuurlijke
groenvoorzieningen. Andere steden hebben soms bos-
complexen of iets dergelijks binnen de bebouwde kom.
Wij hebben wel enige kunstmatig aangelegde plantsoe
nen e.d. Wij hebben echter hier een goede reputa
tie, wat betreft de verzorging van onze parken en
plantsoenen en ik zou het bijzonder betreuren, als dat
door een te strenge beperking van de middelen die
daarvoor beschikbaar zijn, anders zou worden. Onze
stad in een aan recreatiegebied arme omgeving
heeft daar juist nog veel meer behoefte aan dan vele
andere steden. Bovendien neemt de bebouwde opper
vlakte van de gemeente elk jaar toe; er zou dus zelfs
reden zijn om deze post geleidelijk hoger te laten wor
den; dan alleen zou het peil dat we hebben, gehandhaafd
kunen blijven. Als er dan een verlaging wordt voor
gesteld, zoals hier, dan betreur ik dat toch wel bijzon
der en ik zou u naar de reden daarvoor willen vragen
en willen verzoeken om na te gaan, of er niet wat rui
mere middelen voor het onderhoud van plantsoenen en
wandelplaatsen beschikbaar gesteld zouden kunnen
worden.
De heer K. J. de Jong: Op de vraag i.z. een plant
soen bij de Lagere Technische School wordt geant
woord: Op een gedeelte van het terrein voor de lagere
technische school zal tijdelijk een noodgebouw ge
plaatst moeten worden, in afwachting van de bouw van
een nieuw schoolgebouw. Het terrein is overigens in
gezaaid; beplanting zal na gereedkoming van het nood
gebouw aangebracht kunnen worden. Mijn vraag is
deze: het inzaaien van dat terrein is inmiddels al weer
verleden tijd, het wordt gebruikt als speelplaats voor
de jeugd en op zichzelf is dat, wanneer er een school
gebouw komt te staan en er toch geen plantsoen komt,
nog niet eens zo gek. Kan het resterende gedeelte van
het terrein dat toch ook geen plantsoen kan worden,
ook zodanig in orde worden gemaakt, dat het een speel
plaats voor de jeugd kan zijn, eventueel met een om
heining er omheen, zodat men niet het risico loopt, dat
het verkeer door het balspel enz. gehinderd wordt? Ik
geloof, dat we dan in ieder geval met weinig geld een
redelijke oplossing hadden gevonden voor dat probleem.
Dit doet zich inderdaad eigenlijk al jaren voor. Met
het plantsoen kunnen we wel even wachten. Ik geloof,
dat dit, zodra de nieuwe school daar komt te staan, in
derdaad voorlopig nog een illusie wordt. Op de door mij
aangeduide wijze zouden we twee belangen kunnen die
nen, die inderdaad in die buurt en in de situatie daar
zeer goed passen.
De heer Van der Schaaf (weth.)De heer Spiekhout
sprak over de verlaging van de uitgaven voor de plant
soenen. Het bedrag geeft echter niet een zuiver beeld
van wat besteed zal worden, omdat hier een factor van
een andere toerekening van de posten doorspeelt. Het is
dus niet gezegd, dat er minder zal worden uitgevoerd;
dit verschil is ontstaan door een scherpere toerekening
van onderdelen. Wij hebben inderdaad, wat de plantsoen
voorziening betreft, een heel aardige reputatie en het
zou jammer zijn, als we die zouden verliezen, maar dat
behoeft hier dus niet uit te worden geconcludeerd. Wan
neer de mogelijkheden tot verbetering van de begrotings
positie zich voordoen, dan hoop ik, dat ook dit onder
deel kan meedoen, maar die mogelijkheid zie ik voor
alsnog niet.
De heer De Jong heeft de gedachte gesuggereerd om
van het plantsoen bij de L.T.S. maar een speelplaats
te maken. Ik wil er wel op wijzen, dat ik deze plaats bij
een zeer druk kruispunt niet zo geschikt vind. Het
verkeer raast daar telkens langs en het terrein is
omgeven door straten. Wanneer we daar betrekkelijk
jonge jeugd toelaten, dan zou het bepaald wel afge
- -
rasterd moeten zijn en dan tot een zekere hoogte. Dat
staat natuurlijk niet mooi en het mag ook niet al te
veel kosten. We willen dit echter nog wel even bekijken.
Volgno. 200 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgno. 212. Markt- en havendienst f65.965,—.
De heer Heidinga: Er staat in de mem.v.a.: „En
kele leden deelden mede, dat voor het nieuwe veemarkt
terrein materialen zijn gebruikt van slechte kwaliteit.
Zij vroegen, of het in de bedoeling ligt deze materia
len, o.a. de palen, alsnog te vervangen". Nu heeft de
wethouder mij later, toen ik eens op openbare
werken was, een stuk van een paal laten zien ik mag
het toch wel zeggen die gerepareerd was en die
was inderdaad heel goed gerepareerd. De dekking van
het betonijzer in de paalkop was onvoldoende. Het ijzer
roestte door een vrij groot aantal palen heen; het zou
dus kunnen gebeuren, dat we daar binnen afzienbare
tijd niet meer balipalen hebben, maar een palenkerk
hof. De corrosie van het ijzer men zegt ook wel het
roesten van het ijzer doet het beton bersten. Het
ijzer is dus door die firma die de palen geleverd heeft,
ingekort en er is een nieuwe kop op gestort. Nu zijn ze
op het ogenblik weer bruikbaar en er wordt 15 jaar
garantie op gegeven. Dat lijkt me heel wat. Toch acht
ik het jammer, dat het zo is opgelost. Je moet ten
slotte van de verschillende mogelijkheden maar de beste
nemen, maar wij hadden dit helemaal niet zo moeten
hebben; het was, dunkt mij, ook niet nodig geweest.
Wanneer die palen geleverd zouden zijn door een aan
nemer, dan zouden ze door de dienst van openbare wer
ken onherroepelijk zijn verwijderd. Ze zijn echter niet
geleverd door een aannemer, maar door de dienst zelf.
De gemeente koopt ook zelf de straatstenen. Ik vraag
mij af: Is het nu werkelijk goed, dat de gemeente zelf
die materialen koopt? Ik meen van niet; dat is uit de
tijd. Er zal misschien wel een goede gedachte aan ten
grondslag liggen, maar in ieder geval is het bij de vee
markt helemaal verkeerd uitgepakt. De aannemer heeft
daar doorlopend op materiaal staan wachten. Er is
vandaag reeds door een van de leden opgemerkt, dat
de uitvoering van de veemarkt traag verloopt. Onder
meer was een van de oorzaken daarvan, dat de
materialen daar praktisch nooit op tijd zijn geweest.
Ik zou zeggen: Besteed dat werk aan en als de mate
rialen dan op het werk komen en ze zijn niet goed, laat
ze er dan af brengen, maar nu heeft de gemeente ze
zelf geleverd en met kunst en vliegwerk gaat het, maar
volle bevrediging schenkt het niet. Ik zou persoonlijk
ontzettend graag willen, dat we met deze dingen op
hielden en wij ook hier doen wat algemeen gebruike
lijk is.
De heer Klijnstra: Ook ik heb wel enige kritiek over
enkele onderdelen van de veemarkt, die de gemeente
zelf heeft aangeschaft, maar niet alleen over de door
de heer Heidinga genoemde palen. Daar zal ik niet
verder over uitweiden. Mijn opmerking betreft de be
tonnen perronstukken, die niet in orde bleken te zijn,
en betonnen bloembakken. Het was mij namelijk ter
ore gekomen en ik heb me dat (niet door iemand van
openbare werken, dat wil ik hier wel even verklaren)
laten bevestigen, dat een aantal van deze bloembakken
eerst afgekeurd waren door iemand van openbare wer
ken. Later, toen de leverancier daar terecht natuur
lijk van zijn kant bekeken opmerkingen over maakte,
hebben andere functionarissen ik meen de adjunct
directeur en een technisch hoofdambtenaar die bak
ken opnieuw bekeken. In tweede instantie is toen een
aantal van deze bakken goedgekeurd en een aantal
afgekeurd; op de bakken, die goedgekeurd werden, werd
een krul getekend en op de andere werd een kruis ge
zet. Het beroerde is, dat later, naar mij ter ore is ge
komen, gebleken is, dat ten minste één van deze afge
keurde bloembakken toch geleverd en ook geplaatst is;
het kruis dat er eerst opgezet is, is overgesausd, maar
weer te voorschijn gekomen, toen daar met scherp zand
op gewreven werd. Ik ben belangstellend van de wet
houder te vernemen, of deze gegevens juist zijn.
De heer Van der Schaaf (weth.)De heer Heidinga
vindt het onjuist, dat de gemeente zelf deze materialen
aanlevert. Wij hebben dit systeem in een reeks van
jaren hier gehad en er zijn ook wel bepaald redenen
voor geweest, ook bij de veemarkt. Toen het veemarkt
project naar voren kwam, bleek, dat daar een aantal
miljoenen stenen voor nodig was en het leek toen niet
gewenst om de leverantie daarvan helemaal over te
laten aan de aannemer van het werk, omdat met het
oog op de fabricage van die stenen het wenselijk was,
gezien ook de positie van de fabrikanten en de behoef
ten in den lande, voordat het werk was opgedragen,
zich te verzekeren van de steenleveranties. Dit kan zich
in andere situaties ook voordoen, zodat dit systeem
naast zekere bezwaren toch ook duidelijke voordelen
heeft, althans in het verleden heeft gehad. Maakt het
nu zo'n groot verschil, als de heer Heidinga suggereert,
dat de leverantie van deze materialen: de palen, de
bloembakken en de perronstukken etc., door de aan
nemer dan wel door een leverancier rechtstreeks aan
de gemeente plaats vindt? Dat waag ik toch te betwij
felen. Wanneer men van een aannemer de materialen
krijgt, dan zal die aannemer zich naar mijn mening
met evenveel moed en vastberadenheid tegen af
keuren verzetten als wanneer de gemeente zelf een
leverancier heeft uitgezocht. De heer Heidinga is
beter thuis in het aannemersbedrijf dan ik, maar m.i.
zal een stevige aannemer toch ook niet alles slikken
wat de beambten plegen af te keuren. Ik geloof dus,
dat dit een beetje overdreven is. Nu bestond hier inder
daad het verschijnsel, dat de palen verschillende afwij
kingen hebben vertoond; het is reeds meegedeeld, dat
dit is opgelost door een garantie voor de tijd van 15
jaar en ik geloof, dat dat toch wel een heel vérgaande
garantie is. Wanneer die palen n.l. na daar een aantal
jaren te hebben gestaan alsnog worden afgekeurd,
waartoe het recht bestaat, dan is er niets verloren;
dan hebben we integendeel gedurende die tijd kosteloos
palen gehad en dan krijgen we er nieuwe voor in de
plaats. Of dat nu zo nadelig voor de gemeente is, weet
ik nog niet. Ik betwijfel ook, of men het überhaupt bij
een werk van een zodanige uitgebreide betonleverantie
wel ooit zonder afkeuringen zou klaar spelen.
Dan kom ik even bij de feiten die de heer Klijnstra
heeft aangevoerd. Deze heeft gezegd: Hetzelfde heeft
zich ook voorgedaan bij de betonbakken en bij de per
ronstukken. Inderdaad, er is een aantal betonbakken
afgekeurd en het schijnt zich inderdaad te hebben voor
gedaan, dat één zo'n bak met een kruis is gemerkt en
dat later één exemplaar zo stelt u het en meer zal
ik ook niet willen toegeven, meer is mij ook niet mee
gedeeld is teruggekomen, nadat het is overgesausd.
Men kan daarbij nog theoretisch de vraag stellen, of
dat misschien ook niet op een ander werk dan de vee
markt afgekeurd zou zijn. Dit zeg ik alleen om te to
nen, dat ik nog wakker ben, begrijpt u. Laten we aan
nemen, dat dat ding teruggekomen is. Volgens mijn in
lichtingen was niet op de kwaliteit van het voorwerp, de
sterkte en de constructie, het gieten iets aan te mer
ken, maar het vertoonde alleen deze afwijking, dat het,
zoals we het in het Fries noemen, wat „skelf", wat
scheluw, was. De bloemen bloeien daar best in en als
in de doorgaande lijn van de bakken door de afwijking
in één der exemplaren een knikje voorkomt, dan is er
tenslotte nog niet een leger overboord; misschien een
man, misschien een bak, maar een leger is er niet over
boord. Er is dus een aantal bakken teruggegaan, mo
gelijk is er één nog niet goed van vorm teruggekeerd,
maar die staat daar nu in de rij en heus, daar zal geen
bloed uit vloeien. Het is derhalve een feit, dat er af
keuringen hebben plaats gevonden; er wordt dus op
toegezien, het toezicht is effectief geweest en de kwestie
is zo goed mogelijk opgelost. We hadden graag gehad,
dat de leveranties zo geweest waren, dat er niets had
behoeven te worden afgekeurd, maar of dat bereikbaar
is in deze wereld van betonfabricage enz., dat waag ik
ook haast te betwijfelen.
De heer Klijnstra: De ene betonnen bak waar de
wethouder van sprak, was dan ook de enige, die nog
niet geplaatst was; de andere waren namelijk al ge
plaatst en voorzien van aarde. De gebreken waren dus
hierbij niet zo best meer na te gaan. Als ik de wet
houder goed begrepen heb, zou het toezicht op het ma
ken van de paaltjes effectief geweest zijn. Het is mij
niet bekend, dat er enig toezicht op de fabricage van