61 dit betonmateriaal is geweest en ik had toch wel graag gewild, dat er door de dienst openbare werken wèl toe zicht was gehouden op de vervaardiging van dit mate riaal. Ik dacht, dat zulks ook gebruikelijk was. Het blijkt nu, dat er meer dan 200 balipalen weer stuk zijn, finaal kapot, doormidden. Dat is heel jammer. Ik heb me er zelf van overtuigd. Het is, als de palen erg droog zijn, zoals op het ogenblik, niet zo best te zien, maar ik zou b. en w. aanraden, wanneer het regent of ge- regent heeft, daar eens een kijkje te nemen; dan kunt u zien, dat ze inderdaad beslist doormidden zijn op on geveer 20 cm boven de grond, alle ongeveer op dezelfde hoogte. Ik vroeg mij af, hoe dit kwam; ik dacht aan vankelijk, dat er een spanning op zat vanwege de buis, die er in zit, maar het bleek, dat de palen zon der buis ook stuk zijn. By een betondeskundige heb ik daarnaar geïnformeerd en die zeide, dat dit waarschijn lijk het gevolg is van het feit, dat deze betonpalen ont zettend snel zijn gemaakt, zodat ze nog niet droog wa ren, toen men ze uit de bekisting, uit de mallen, heeft opgelicht. Toen zullen ze wellicht reeds gebroken zijn. Men kan deze voorwerpen heel gemakkelijk over- sausen. U voelt dus best, dat ik niet zo heel veel ver trouwen meer stel in de leveranciers van dit produkt, want, wanneer men een betonnen bak waar een kruis op zit, toch gaat leveren, vind ik dat hoogst bedenkelijk. De heer Heidinga: Het is anders wel de gewoonte bij de dienst van openbare werken, dat men ook aan de fabricageplaats de materialen en de dingen die ge maakt worden, keurt. Ik heb zelf ook het genoegen ge had om voor de gemeente te werken en ik ben wel met de hoofdambtenaren naar de betonfabrieken geweest. In dit geval zal, dacht ik, ook wel keuring hebben plaats gehad. Bouw- en woningtoezicht doet het altijd. Als we heipalen laten maken in Harlingen, gaan wij met de ambtenaren van Bouw- en woningtoezicht naar Harlingen en dan staan we er bij om te zien, hoe die palen gemaakt worden, hoe de bewapening er in komt. Dat alles wordt gekeurd. Daar zit hem, dacht ik, de knoop niet. Ik ben eigenlijk een beetje bang om te zeggen wat ik nu ga zeggen en ik zeg het toch. En ik heb het opgeschreven; ik weet dus precies, wat ik zeg. Het zelf inkopen van materialen voor zeer belangrijke bedragen zou de mogelijkheid in zich kunnen bergen, dat degene die inkoopt, er zelf belang bij zou kunnen hebben, dat er niets wordt afgekeurd. Ik doe met deze woorden niets af aan de integriteit van de ambtenaren, beslist niet en dat wens ik ook niet te doen, maar ik ben er op tegen, dat zelfs de zojuist genoemde moge lijkheid bestaat. Daarom heb ik me zo tegen die eigen inkoop verzet, want we weten allemaal wel wat er vandaag-de-dag in de wereld gebeurt. Het is iets, wat mij zwaar weegt, en daarom zeg ik het hier. Ik hoop, dat het wordt opgenomen, zoals ik het bedoel. Ik hoop niet, dat ik een woord te veel heb gezegd, maar het moest mij toch even van het hart, zelfs na het midder nachtelijk uur. En dan moet ik toch nog even terugkomen op het diepriool. De wethouder zegt, dat dit werkt als een beerput en dat is ook zo, daar staat dus een riool van enige honderden meters doorsnee vol beer. (Gelach.) Nee, nee, wij zitten er voor als gemeenteraad om ook deze dingen te bespreken. De burgerij zegt tegen ons: Wij kunnen hier niet wonen. We kunnen daar dus niet maar zo gemakkelijk over heen lopen. Het is natuur lijk wel mooi, dat we zelfs op dit late uur het vermogen kunnen opbrengen om de plezierige, humoristische kant er van te zien, maar ik ben er toch persoonlijk van overtuigd, dat hier iets aan moet gebeuren. Nu zegt de wethouder; daar is geen mogelijkheid op, maar dat ben ik niet met de wethouder eens. Er is een mogelijkheid. Wij moeten deze zaak nu zelf aanpakken. Wij moeten een belasting instellen. Als ik bijv. zie, dat de straat belasting een half miljoen ongeveer opbrengt, wat ver hindert ons dan vandaag-de-dag om een rioolbelasting in te stellen, die bijv. 1 a 5 ton opbrengt Dan kunnen we daar een kapitaal voor lenen, dat ik zo vlug niet kan berekenen, maar toch zeker van tegen de 10 mil joen. Wij zijn nu in het stadium, dat wij dat naar mijn mening moeten doen. Wjj moeten er door. Wij kunnen nu niet meer zeggen: wij wachten, tot er eens werk loosheid komt; dan kan er een stuk klaar komen en komt er dan nog eens werkloosheid, dan kan er weer een stuk gereed gemaakt worden. Wij moeten vooruit. Ik wilde toch wel graag, mijnheer de wethouder, dat wij werkelijk deze dingen onder ogen zagen en dat wij hierin beten. (Gelach.) De heer Van der Schaaf (weth.): De kwestie van de rioolbelasting lijkt mjj te liggen op het terrein van de wethouder van Financiën. Overigens wil ik graag nota nemen van de opmerking van de heer Heidinga over zijn bezorgdheid en ook over het gevaar, dat z.i. in het toegepaste systeem zit. Laat ik er om des tijds wille verder niet op ingaan (zoals ik ook niet inga op wat de heer Santema heeft gezegd bij volgno. 186). Ik geloof toch niet, dat wij dichter bij elkaar komen. De heer Tiekstra (weth.)Ik geloof, dat de heer Heidinga ten onrechte veronderstelt, dat invoering van rioolbelasting de uitvoering van de werkzaamheden met betrekking tot de centrale riolering zal versnellen. Het is nu eenmaal zo en dat is op zichzelf niet een financiële, maar een technische aangelegenheid dat de centrale riolering niet eerder volledig kan functio neren, dan nadat de zuiveringsinstallatie tot stand is gekomen. Dat is één punt. Ten tweede moet de heer Heidinga niet de illusie hebben, dat door invoering van een rioolbelasting de volledige kosten van de centrale riolering gedekt zouden worden. Dan zouden we moe ten komen tot een aanzienlijk hogere heffing. Ik zou bijna veronderstellen, dat deze wel het tweevoud is van de bedragen, die gebruikelijk zijn. Daartegen over staat, dat we gedurende de tijd, dat er nog niets is, althans nog niets functioneert, doorgaan met de andere belastingheffing die de raad ook wel bekend is, n.l. de tongelden. We zouden dus voor een aantal aansluitingen een dubbele belasting gaan heffen, zon der dat we daarmee de uitvoering van het werk ook maar enigermate kunnen versnellen. Ik geloof, dat dit bepaald een misverstand moet zijn. Ik wil ter illustratie vertellen, dat in een congres van de vereniging voor bodem- en luchtverontreiniging hoe die precies heet moet ik hier in het midden laten de hoofdingenieur van het RIZA heeft berekend, dat de kapitaals- en ex ploitatielasten van de zuivering van het oppervlakte water ongeveer 12 pet. van de investeringen beloopt. Ik heb met de afdeling financiën op basis van deze gegevens globaal uitgerekend, dat de heffing op basis van de hiergenoemde bedragen 40 a 50 gulden per aan sluiting zou moeten bedragen. En dan zal er nog een tekort van ongeveer 6 a 7 ton per jaar zijn. Ik geloof dus, hoezeer ik ook begrijp waarom de heer Heidinga op spoed aandringt bij deze aangelegenheid, dat de grote moeilijkheden liggen en voorshands blijven liggen in het vlak van de technische gereedmaking van de plannen en de uitvoering daarvan. Als die rond is, dan kunnen we ook reëel bekijken, hoe wij tot invoering van een rioolbelasting kunnen komen. Volgno. 212 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 218. Teruggaaf van pachtsommen voor vaste standplaatsen en kermisstandplaatsen f 250,—. De heer Heidinga: Ik ben er tegen, dat kosten wor den gemaakt voor de kermis. Volgno. 218 wordt onveranderd vastgesteld, met aan tekening, dat de heer Heidinga tegen is. Volgno. 226. Algemene begraafplaatsen f 80.255, De heer Van Balen Walter: Het antwoord dat in het sectieverslag gegeven is, bevredigt mij niet geheel. Dat doet zo langzamerhand naar mijn mening dienst als een dooddoener. U vindt de bouw van een aula ook urgent en daarmee is de zaak af, want er zijn geen financiën. Maar ik geloof toch niet, dat wij de urgentie van de bouw van een aula zo urgent hebben gevonden, dat we ooit tot een plan daartoe zijn gekomen. We hebben hier in de laden van de gemeente vele plannen opgeborgen en we hebben feitelijk geen behoefte aan nog meer dergelijke plannen. Toch zou ik eigenlijk wel graag de urgentie van de bouw van een aula ook eens een keer zien uitgedrukt in een plan dat we opbergen. De heer Heidinga: Ik ben het volkomen eens met wat de heer Van Balen Walter heeft opgemerkt. De situatie op de begraafplaats is beneden de stand van Leeuwarden; dat gaat niet meer zo. Kunnen we ook, om aan te tonen, dat de gemeenteraad het algemeen er over eens is, dat hier verandering moet komen, deze post met f 1000,verhogen De heer Van der Schaaf (weth.): De heer Heidinga stelt het niet voor (maar hij stelt het b ij n a voor) de post met f 1000,te verhogen om klem bij te zetten aan zijn bewering, dat de bouw van een aula toch wel zo langzamerhand tijd wordt. De heer Van Balen Walter spreekt in gelijke zin. De heer Heidinga kan die f 1000, gerust in zijn zak houden. Ook zonder dat „lapje" wil len wij het wel geloven. Uit de instemming die deze betogen in de raad, naar ik veronderstel, vinden, meen ik wel te mogen afleiden, dat wij dit nu toch maar eens met enige, neen, met de grootst mogelijke spoed in de bestaande ruimte moeten zien af te werken. Er is onlangs aan de dienst een zekere opdracht niet ge geven, misschien, dat er nu ruimte is om deze wèl te geven en ik zou dus in het college willen bepleiten om de architect maar eens te verzoeken binnen een ge- termineerde tijd hiervoor een plan te leveren. Ik voel ook wel, dat deze zaak eens in een ander stadium moet komen. Volgno. 226 wordt onveranderd vastgesteld. De heer Keuning: Ik zou graag een voorstel van orde willen doen. Het is nu zo langzamerhand 12 uur en ik geloof niet, dat we vandaag met deze begroting klaar komen. Zou het niet mogelijk zijn om de verga dering te schorsen en morgenavond door te gaan? Ik geloof, dat de meeste raadsleden aan deze 12-urige zit ting zo langzamerhand wel genoeg hebben voor van daag. De Voorzitter: Ik zou er van mijn kant toch wel erg prijs op stellen om deze zaak af te maken. Laten we ons realiseren, dat de meeste opmerkingen juist bij deze hoofdstukken worden gemaakt en dat wij daarna dat wijst de ervaring uit wel vlot door de begro ting heen komen. Als dus de raad zichzelf aandoet om zo breedsprakig te zijn, dan moet hij toch ook het risico aanvaarden, dat het wat lang duurt en ik neem ook niet aan, dat er op gerekend is, dat we morgenavond doorgaan. Ik zou dus toch willen beginnen met te pro beren, om er nu door te komen. De hear Santema: Wy hawwe mar ien kear de ge- legenheit om de hiele politike lyn fan it gemeente- bist jür oer to sjen; dat is by de bigreatingssitting, mar hwannear wy om healwei tsienen bigjinne en wy gean seis nei in ünderbrekking to middennacht nochris troch, dan kin men fan tinken wol hawwe, dat der net ien einliks mear serieus op de punten, dy't nou miskien noch oan 'e oarder komme, yngiet. Dêrom bin ik der ek flak foar, dat wy hjir noch in koartere sitting op in oare dei efteroan komme litte. De Voorzitter: Ja, de raad moet het tenslotte zelf weten; de heer Santema spreekt over de algemene poli tieke lijn, maar ik geloof, dat wij toch wel bezig zijn met een zo groot aantal detailvragen, dat die algemene politieke lijn daar niet in te ontdekken valt. Bovendien kost een nieuwe vergadering de gemeente dan ook weer idem zoveel. Laat de raad het echter zelf zeggen; dan behoeven wij daar ook niet lang over te praten. Laten we er over stemmen; dan weten we het. De raad besluit met 20 tegen 15 stemmen (die van de heren Heidinga, Drentje, K. J. de Jong, J. de Vries, Van der Heijde, Spiekhout, Engels, mr. Keuning, Ten Brug, Balt en Santema, mevr. Ringenaldus-van der Wal en de heren Ytsma, Tiekstra en Vellenga; de heer dr. Hoekstra is niet aanwezig), de vergadering thans voort te zetten. HOOFDSTUK VIII. Onderwijs enz. Algemeen. De heer Ten Brug: Ik wil in het kort enkele op merkingen maken over het subsidieverzoek van het interkerkelijk overleg in schoolzaken, het IKOS. Uit de plaats waarop dit subsidieverzoek in de aanbie dingsbrief staat, heb ik de overtuiging, dat u dit iets zwaarder hebt laten wegen dan de andere, die in de volgende alinea worden genoemd. Ik vraag mij echter af, of het geen aanbeveling verdient om een stap verder te gaan. Er wordt voorgesteld om een door de Minister van Onderwijs enz. bij de behandeling van de rijksbegro ting '58 aangekondigde studie af te wachten. Nu zijn vele gemeenten ons reeds voorgegaan, ook gemeenten van toch wel overeenkomstige grootte als Leeuwarden. Ik heb hier een lijst van 26 gemeenten, waarop ook voorkomen Apeldoorn, Middelburg, Schiedam en Zaan dam. Deze hebben dus gemeend, ondanks de aankon diging van de minister over een studie, toch dit subsidie te moeten verlenen. Ik weet overigens niet zeker, of zij al niet vóór '58 dit subsidie verleenden; maar ik weet wel zeker, dat na deze gemeenten nog zijn gekomen Assen en Groningen. Groningen heeft in mei van het vorig jaar dit subsidie verleend, berekend naar een bedrag van f 100,per week per lesuur. Het besluit is goedgekeurd door G.S. van Groningen in oktober van het vorig jaar, terwijl onlangs Utrecht zich in deze rij heeft geschaard met een besluit, dat nog niet de goed keuring van G.S. heeft gekregen. Ik zou in het kort dit willen zeggen: Het is bekend, dat dit onderwijs zich, wat de kinderen en ook wat de ouders betreft, in een grote belangstelling mag verheugen; 90 tot 95 pet. van de daarvoor in aanmer king komende kinderen op de lagere scholen volgt dit onderwijs. Ik zou het college willen vragen: Gaat u een stapje verder dan wat hier in de aanbiedingsbrief wordt gezegd; beziet u dit nog eens en dan zal ik graag af wachten wat het resultaat daarvan is. De heer J. de Vries: Ik zou graag een enkel woord tot aanbeveling van het godsdienstonderwijs op de openbare scholen willen spreken. De gemeente verleent tal van subsidies die op verschillende terreinen liggen: cultureel werk, sociaal werk, sport etc. Ik geloof, dat het godsdienstonderwijs, gezien ook de grote belang stelling bij de ouders, zeker gerekend mag worden tot een van die zaken, die zeer belangrijk zijn bij de op voeding van de kinderen. Dit opvoedingselement spreekt ook wel bijzonder, als wij eens bedenken hoe ons Ne derlands cultuurpatroon is doorweven met allerlei as pecten van christelijke herkomst, zeer zeker ook wat de taal betreft. Ik herinner alleen maar even aan de uitdrukking dat wij toch wel met een „Jobsgeduld" hier vandaag in deze zaal zitten. Mijn buurman heeft de uit drukking „in wolkje as in manlju's han" al eens ge bruikt. Ik kan mij voorstellen, dat iemand, die gods dienstonderwijs gehad heeft, begrijpt wat daarmee des tijds bedoeld werd. En hoe is bepaalde poëzie, schilder kunst, muziek, zoals de Mattheüs Passion, e.d. te be grijpen zonder godsdienstonderwijs? De positie van de kerken t.o.v. het aanvragen van subsidie voor gods dienstonderwijs op de openbare lagere school, is uiter aard een beetje moeilijk. Ik zou me kunnen voorstellen, dat van kerkelijke zijde wel eens enige huivering hier voor bestaat, maar als het IKOS, een federatieve sa menwerking van een aantal kerken, komt met een verzoek tot subsidiëring, dan moeten we, geloof ik, ook reëel genoeg zijn om te aanvaarden, dat men van ker kelijke kant blijkbaar over deze huiver heen stapt. Het bedrag dat door de kerken momenteel wordt be steed aan het godsdienstonderwijs op de openbare scho len, bedraagt omstreeks f20.000,waarbij dan be streken worden de vijfde en zesde klas van het lager onoerwijs en de eerste en tweede klasse van het u.l.o. Het v.g.l.o. wordt volledig bestreken, evenals, volgens mijn gegevens, de Brugschool. Er is mij van kerkelijke zijde verzekerd, dat subsidiëring van het godsdienst onderwijs niet zou leiden tot het inkrimpen van het be drag, dat van kerkelijke zijde beschikbaar wordt ge steld, maar dat subsidiëring integendeel zou kunnen leiden tot uitbreiding van lesuren, omdat het bedrag, dat de kerken tot dusverre opbrengen, ook voor de toe komst wel gegarandeerd zal worden. Ik sluit mij ver der graag aan bij de woorden van de heer Ten Brug. De heer Engels: Naar aanleiding van de vragen, die gesteld zijn door de heren Ten Brug en De Vries, zou ik nog even willen opmerken, dat er van mijn kant

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1960 | | pagina 32