65 De heer Tiekstra (weth.): De heer Hoekstra heeft dus via de beroepskeuze-aangelegenheid de weg gevon den naar wat in de mem.v.a. onder het hoofdstuk On derwas over dit onderwerp is gezegd. Ik kan wel mede delen, dat we met een studie over het vraagstuk tot oprichting van een school ik waag me niet aan een naam, omdat men over een naam heel wat beschouwin gen zou kunnen houden voor dit soort individueel onderwijs hier inderdaad ernstig bezig zijn en dat die studie ook zeer ver gevorderd is, maar zo duidelijk, als de zaak van medische en van psychologische kant ligt, zo verbazend moeilijk ligt zij aan de onderwijskundige kant en ik geloof, dat we dus niet anders dan met de grootst mogelijke zorgvuldigheid moeten zoeken naar de vorm, waarin we dit onderwijs kunnen gieten. Men spreekt er gemakkelijk over. Dat is evenwel op het ogen blik nog een zeer experimentele schoolvorm. Zelf heb ik een tijdlang de illusie gekoesterd en ik moet zeg gen dat het een illusie is gebleken dat een dergelijke school mogelijkerwijs leerlingen zou kunnen opvangen die na een zekere tijd weer in het normale school milieu terecht zouden kunnen komen, maar dat is vol gens de inlichtingen die mij ter beschikking staan, be paald niet de ervaring bij de bestaande school. Ik vind dat nogal een vrij ernstig aspect van deze zaak. Boven dien is de grote moeilijkheid, hoe men aan de voor dit soort scholen bijzonder geschikte leiding komt, in casu het hoofd en dan verder de overige leerkrachten. Daar om zeg ik met opzet: zo duidelijk als deze zaak dus aan de medische kant en aan de psychologische kant is, zo moeilijk is zij, wat de andere, de onderwijstechnische kant betreft. Ik hoop echter, dat de heer Hoekstra des alniettemin uit mijn woorden wel begrepen heeft, dat wij dus met dit vraagstuk een behoorlijk eind gevor derd zijn en ik hoop ook, dat we er in kunnen slagen nog dit jaar terzake met een voorstel bij de raad te komen. Wat de opmerking van de heer Balt aangaat, laat ik mij van mijn kant niet uitlaten over de betekenis van de test die door het arbeidsbureau wordt uitgevoerd. Ik mag me daar geen oordeel over aanmatigen, omdat ik die arbeid alleen maar van horen zeggen ken. Ik geloof echter wel, dat men bij de uitkomsten en de ver wijzingen op grond van deze test uiteraard toch ook de plaatsingsmogelijkheid moet incorporeren. Het gaat daarbij dus niet om de vraag, of een betreffende leer ling zeer bijzonder geschikt is voor een bepaald beroep, het gaat, geloof ik, om de vraag, of, gegeven de situatie op de arbeidsmarkt, de leerling voor een bepaald be roep een grote mate van geschiktheid zou kunnen heb ben. Ik ben het wel met dr. Hoekstra eens en in dat opzicht zullen mijn woorden aan het begin ook duidelijk zijn geweest dat het vermoedelijk wel gezond zou zijn om deze beroepskeuzetest voor de leerlingen van de betreffende klassen van de lagere scholen, gesteld, dat zij zou worden ingevoerd, te incorporeren in het school psychologisch onderzoek waar wij toch ook wel aan toe komen. Op zich zelf dient de test natuurlijk een heel ander doel en is zij ook een op zichzelf staande aange legenheid. Het onderwerp, door de heer Boomgaardt aangesne den, komt niet in het sectieverslag voor. (De hear Boomgaardt: Wis wol.) Toch wel? (Stemmen: Ja, ja.) Nu, dan ligt het aan mij. Yn elts gefal: gjin rüzje hjir op dizze nachtlike üre. Ik soe dus oan de hear Boomgaardt dit sizze wolle, dat it bilied yn De Haech ek noch wolris foroaret. It mei dan rjochtlinich lykje, it is net altiten like rjochtlinich. It gymnastyklokael, hwer't de hear Boomgaardt it oer hat, dat dus lyk rint mei dat fan de iepenbiere skoalle oan 'e Telemann- strjitte, is dus bistimd foar in u.l.o.-skoalle, de Karei Doormanskoalle; beide binne yn itselde jier op de ur- ginsjelist kommen. En hwannear't dat sa is, dan kin men bigjinne mei de plannen. Der is in tiid lang frijwol gjin meiwurking jown oan it bouwen fan gymnastyklokalen. De bistegingsbiheining hat hjir by dit projekt in tige greate rol spile. Mar de biliedslyn is net allinnich hwat de bistegingsbiheining bitreft hwat foroare, it bilied is ek foroare mei bitrekking ta de ütfiering fan nije pro- jekten foar de bou fan u.l.o.-skoallen, hwerby men der nou dus fan ütgiet, dat it gymnastyklokael der daelks by boud wurde moat. Dat lei dus sa foar de kristlike u.l.o. oan de Cornelis Trooststrjitte. Dér koe dus frij flot in plan mei gymnastyklokael goedkard wurde. Nou kin men freegje: Wurdt hjir wol hielendal de binlikheit bitrachte? Ik bin it dêrmei iens, mar fan de oare kant tink ik ek altiten mar sa: As ik sa'n lokael krije kin, dan moat ik dat foardiel meinimme, by hokker skoalle it dan ek mar is. Hiel opportunistysk„Hebben is heb ben en krijgen is de kunst". Mar ik wol der fierder noch wol oan tafoegje, dat de oanfraech foar it gymnastyk lokael Karei Doormanstrjitte yn de rie west hat, dy foar de Telemannskoallen ek, lyk as de nije iepenbiere u.l.o. yn it Nijlan en dy yn it westen mei harren gym nastyklokalen. Dus de oanfragen dêrfan binne fia De- putearre Steaten nei it departemint fan O.K. en W. gongen, hwer't se op dit momint dus binne. Ik haw goe de hoop, dat de tastimming yn koarten öfkomme kin. Volgno. 260. In stand houden van schoolgebouwen enz. f 174.830,—. De heer Drent je: Er wordt hier geantwoord: De wal keert het schip; dat is natuurlijk zeer duidelijk. Even verder staat echter: Wij wijzen voorts op het in 1960 geheel af te schrijven bedrag van f 95.000,dat onder volgno. 972 is geraamd. Dit bedrag doet me een beetje watertanden. Ik weet niet, of ik het zo snel goed uitreken, maar ik geloof, dat dit ongeveer f 1000,per school is. Kan de wethouder misschien enige nadere in lichtingen geven, hoe hij zich voorstelt die f 95.000, te besteden? De heer Tiekstra (weth.)Ik heb vanochtend bij de financiële beschouwingen al moeten zeggen, dat uiter aard allerlei volstrekt rechtvaardige verlangens niet voor inwilliging vatbaar waren. Dat treft iedere porte feuille en ik geloof, dat men begrip kan hebben voor het feit, dat de wethouder van Onderwijs in dit geval onder hetzelde juk is moeten door gaan als bijvoorbeeld de wethouder van Openbare Werken of die van Sociale Zaken. We moeten het betreuren, maar er is inder daad niet meer van te zeggen dan hier staat: De wal keert het schip. Nu vraagt de heer Drentje nadere in lichtingen over de besteding van de stelpost van f 95.000,Ik meen, dat de uitgaven op deze post intus sen al tot f 115.000,zijn opgelopen. Daarover kan op dit moment nog niet veel verteld worden, want dit be treft natuurlijk zowel de uitvoering van art. 72, voor wat het bijzonder onderwijs betreft als overeenkomstige uitgaven voor het openbaar onderwijs. Dus globaal ge sproken: die post moet doormidden. Hij heeft ook be trekking op de inrichting van de gymnastieklokalen. Ook daarvoor zullen middelen beschikbaar gesteld moe ten worden. De vraag die overblijft is dus, of het juist is om bijvoorbeeld een enkel geval goed aan te pakken en daarmee voor de toekomst de onderhoudskosten te besparen, of het bedrag over een aantal objecten uit te smeren. Daarover heeft het college zich nog geen stand punt gevormd. Dat zal dus aan de hand van het ma teriaal, dat voorligt, nog moeten geschieden. Volgno. 260 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 266. Aanschaffen en onderhouden van school boeken, leermiddelen en schoolbehoeften f 50.145,—. De heer Ytsma: Als op een informatie in de sec ties, hoe het hier staat met het onderwijs t.a.v. de jongste geschiedenis, n.l. de geschiedenis 40-45, wordt geantwoord, dat voldoende gegevens ontbreken om op deze vraag een antwoord te kunnen geven, dan is dat uit de aard van de zaak wel heel weinig bevredigend voor de vragenstellers. Het is mij bekend, dat vele raadsleden met mij van mening zijn, dat het dienstig is dat onze schooljeugd van de recente geschiedenis op de hoogte wordt gebracht. Ik geloof, zonder dat ik behoef uit te wijden over het nut daarvan, dat we daar wel van overtuigd zijn. In verschillende gemeenten worden op het ogenblik al bepaalde extra bedragen uit getrokken om leerboeken voor deze geschiedenis aan te schaffen. We kunnen dus vaststellen, dat er wel lec tuur op dit gebied is. Ik meende, dat voor de hoogste klassen van de lagere school, het v.g.l.o. en het m.u.l.o. „Volk in verdrukking en verzet 19401945", geschre ven door Rengelink en Mus, aanbevelenswaardig is en dat voor de lagere scholen het boekje, „Waarom de tram stilstaat" door W. G. van Hulst jr. over het alge meen aanbevolen wordt. Zonder dat u dus op het ogen blik weet, hoe het staat met dat onderwijs hier in de stad, zou ik u toch wel dringend willen verzoeken stap pen te nemen, opdat ook hier in Leeuwarden die recente geschiedenis in de scholen aan de orde kan worden gesteld. Het lijkt mij voor de jeugd van belang, ook gezien de tendenzen van de oorlogstijd, tendenzen, die op het ogenblik nog als nasleep daarvan voorkomen, wel dienstig om hieraan de nodige aandacht te schenken. De hear Santema: Yn oansluting oan hwat de hear Ytsma hjir krekt sein hat, woe ik der dochs ek noch wol efkes op wize, dat de pleatslike skiednis fan Ljou- wert en omkriten tige fan bilang is. Ik mien, dat it wurk „Rondom de Oldehove", yn de twadde printinge, ien fan de boeken, dy't mei troch de help fan it ge- meentebistjür ta stan kommen is, by praktysk alle skoallen oanwêzich is. Fierders soe ik ek wize wolle op wurken, lykas „De Bevrijding", dat it forhael jowt fan de bifrijing van 48 ündergrounse wurkers üt 'e finzenis. Dat binne in pear bilangrike boeken, dy't wy üs ünderwizend persoaniel foaral oanbifelje meije om dêr de bern üt to fortellen. Wy sitte dus net forlegen om learstof. Ik leau, dat in suggesty fan de kant fan b. en w. yn dizze rjochting net mispleatst wêze soe, mis kien kin in algemien skriuwen oan de haden fan skoallen der al in bulte ta dwaen. De heer Tiekstra (weth.)Dan kan ik dus beginnen bij wat de heer Ytsma heeft gezegd over de stand van zaken met betrekking tot het geschiedenisonderwijs over de gebeurtenissen '40'45. De heer Ytsma veronder stelt ten onrechte, dat dus uit het antwoord in de mem.v.a. moet worden afgeleid, dat er ter zake niets zou gebeuren. Alleen wil ik er met nadruk op wijzen, dat hier allereerst de betreffende leerkrachten verantwoordelijk zijn. Op zichzelf is het gezond en heeft het zijn nut, dat de raad zich over deze aangele genheid uitspreekt, maar anderzijds blijft de verant woordelijkheid natuurlijk onverminderd op de leer krachten rusten. Ik kan de heer Ytsma evenwel mede delen, dat het college met betrekking tot deze zaak niet niets gedaan heeft, maar aan de hoofden der openbare lagere scholen en aan de besturen der bijzondere scho len heeft meegedeeld, dat zij het bedoelde onderwijs kun nen (doen) geven en b. en w. hebben toegestaan om het materiaal, dat ook door de heer Ytsma genoemd is, zowel voor de lagere als voor de hogere klassen aan te schaffen. In welke mate er gebruik van wordt ge maakt, is natuurlijk een zaak van de betreffende leer krachten. Het boekje van Van der Hulst is aangeschaft voor de lagere- en het boekje van Goote voor de hogere klassen. De hear Santema haldt ek noch in bisköging oer dit fraechstik, mar jowt himsels in antwoord troch to sizzen „Rondom de Oldehove" is al op de skoallen. Volgno. 266 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 574. Museum Princessehof f 32.630, De heer Hoekstra: Ik ben er niet in geslaagd om uit het antwoord in Uw memorie te weten te komen, hoe dit museum geleid wordt. Het is mij bekend, dat u er op voortreffelijke wijze het oppertoezicht uit oefent, maar ik geloof toch uit de gang van zaken die we in de loop van dit jaar hebben besproken, te moe ten opmaken, dat de directeur erg weinig gelegenheid heeft om zijn moeilijkheden te bespreken met mensen, die ook enige invloed in het museum Princessehof dat blijkbaar een gemeentemuseum is, kunnen uitoefenen. Daarom zou ik dus n.a.v. deze post nogmaals willen vragen, of er misschien ook aanleiding is om de orga nisatie der leiding van het Princessehof nader te bezien. De Voorzitter: Ik moet eerlijk zeggen, dat deze mededeling mij niet erg duidelijk is, want de directeur van het Princessehof heeft mij maar op te bellen, of wij maken tezamen een afspraak, om bepaalde dingen te bespreken. Hij heeft zich tegenover mij ook nooit in deze zin uitgelaten. Maar hoe dat dan ook mag zijn, ik ben van mijn kant graag bereid deze zaak met hem op te nemen om te kijken, of er ook aanleiding is om te streven naar een oplossing, zoals de heer Hoekstra heeft gesuggereerd. Tot dusver en dat is dan een herhaling van hetgeen in de mem.v.a. is gezegd is aan het college en ook aan mij persoonlijk de behoefte aan nadere voorzieningen niet gebleken. De hear Santema: Nei oanlieding fan it antwurd fan de foarsitter op de fraech oer de lieding fan it Princessehof liket it my dochs wol fan bilang ta, dat wy üs foarljochtsje litte troch in kommisje fan by stan. It kin net oars as fan bitsjutting wêze, dat wy as rie, ek sjoen de ünderfining dy't wy dit jier op dit gebiet hawn hawwe, noch hwat mear jochtstreeks yn dizze kwesje bihelle wurde. Ik soe der dus wol op oanstean wolle, dat wy yn de ien of oare foarm hwat better foar de riegearkomste mei de saken fan dit muséum op de hichte wiene, dat ek hjir in kommisje har ljocht fan to foaren oer eventuéle kwesjes opstekke kin. De Voorzitter: Van mijn kant nog even iets over het Princessehof. B. en w. zullen dat kan ik wel toe zeggen wel bereid zijn, al heb ik geen ruggespraak met de wethouders kunnen houden om de gedachte aan een instelling van een commissie nogmaals te over wegen, maar op het ogenblik kan daaromtrent bepaald geen toezegging worden gedaan, ook al niet, omdat de commissie van bijstand bedoeld te zijn een commissie van bijstand van b. en w. En als de heer Santema als doel van deze commissie stelt het rechtstreeks of het meer rechtstreeks betrekken van de raad bij een be paald voorwerp van gemeentelijke zorg, dan stelt hij een doel voor zo'n commissie, dat toch eigenlijk niet het juiste doel krachtens de wettelijke regeling is. Nog maals, ik ben van mijn kant graag bereid dit in het college nader te bepraten. Volgno. 574 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 580. Muziek, zang, toneel f 140.400, De heer Ytsma: Ik ben zeer bevreesd, dat een van de belangrijke onderdelen van ons culturele leven in Leeuwarden in ernstig gevaar dreigt te komen. En dan heb ik het oog op de toneeluitvoeringen die hier door beroepsgezelschappen in Leeuwarden gegeven worden. Het zal u bekend zijn, dat we een drietal uit koopverenigingen hebben: de Harmonie, Kunst aan Allen en de Vriva. De Vriva heeft inmiddels voorlopig haar activiteiten beëindigd en deze uitkoopverenigin gen hebben de grootste moeite om in stand te blijven. Ik heb juist deze week nog in de recensie van een toneel uitvoering van Kunst aan Allen gelezen, dat de zaal lang niet vol was, de zoveelste teleurstelling in Leeu warden. Ik geloof, dat wij dus t.a.v. dit onderdeel van het culturele leven toch wel waakzaam moeten zijn. Ik ben van mening, dat de situatie bepaald zorgwek kend is en daarom is bij mij de vraag opgekomen, of er misschien voor het gemeentebestuur aanleiding zou kunnen zijn om deze toestand eens onder ogen te zien. Ik zie hier niet alleen een belang in voor de uitkoop verenigingen, die werkelijk hun best wel doen, maar voor een groot gedeelte van onze Leeuwarder bevol king. Mag ik deze waarschuwing aan uw college ter overdenking geven? De heer Tiekstra (weth.)Het is inderdaad juist, dat met name twee uitkoopverenigingen in een moeilijke positie komen te verkeren. De Vriva heeft deswege haar activiteiten al moeten staken en Kunst aan Allen kan nog doordraaien, omdat men nog enige eigen fond sen heeft. Maar terzake van de mogelijke subsidiëring moet ik toch wel enige terughoudendheid in acht ne men. Niet, dat ik niet overtuigd ben van het belang van de gemeente bij deze aangelegenheid, integendeel, daar kan de heer Ytsma gerust op zijn. Maar naar mijn overtuiging kan een doeltreffende subsidiëring al leen maar verkregen worden, als de uitkoopverenigin gen tot een samenwerking, een coördinatie, zouden kun nen komen, waardoor aan de behoefte aan beroeps toneeluitvoeringen tegemoet zou kunnen worden geko men, omdat Leeuwarden ook in dit opzicht kennelijk

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1960 | | pagina 34