7 zijn toch wel steeds stemmen geweest, zij het uiteraard niet zo erg veel, die het pleit voerden voor een meer karakteristieke en meer historisch gefundeerde naam geving. Ik heb wel begrip voor de gevoelens waaraan die stemmen lucht gaven, maar ik heb toch ook wel altijd het idee gehad, dat het zoeken van karakteristieke namen bijzonder veel moeilijkheden geeft en het is ook helemaal niet nuttig, om de raad daarbij te betrekken. Inmiddels is er, als ik het goed heb, een commissie tot stand gekomen, die omtrent dit onderwerp kan advise ren. Het resultaat daarvan is geweest, voorzover ik het kan zien, een naamgeving, die naar mijn gevoel moet worden gekenschetst met de term „folkloristische kitsch". Om redenen van systematiek hebben b. en w. gemeend een aantal bestaande straatnamen te moeten omdopen en aan te passen aan die folklore, om het an dere woord maar niet weer te gebruiken. Dit is gebleken in strijd te zijn met de wensen van de bewoners. Wij hebben m.i. te doen met een aangelegenheid, welke voor de gemeente van zeer betrekkelijk gewicht is, terwijl het voor de betrokken gemeentenaren zwaar telt. Het ontgaat mij dan ook, welk voldoende relevant gemeen tebelang zich verzet tegen het tegemoet komen aan de wensen van de bewoners van de omgedoopte straten. Het zou naar mijn mening van een wijs inzicht getui gen, indien b. en w. bij een geschikte gelegenheid ik denk bijv. aan bevrijdingsdag, een dag die voor ons allemaal een feest is de oude namen zouden willen herstellen. Ik ben bang, dat er tot nu toe ergens ge voeligheden of prestige-overwegingen daaraan in de weg hebben gestaan en dat zou ik toch betreuren. Her stel van de oude namen en wat mij betreft herziening van de minder gelukkige naamgeving in het z.g. Nijlan zou niet anders betekenen dan dat het streven naar historisch gefundeerde karakteristieke namen een ijdele illusie is gebleken, terwijl, voor wie met de nieuwe vond sten toch gelukkig is, het veranderen van die namen in minder pregnante, meer gewone, namen niet anders zou betekenen dan dat de gemiddelde burger dan maar een minder goede smaak heeft. En een ramp is dat in dit opzicht niet. Dat is dan ook het enige wat er van te zeggen valt. Ik heb hierbij wat langer stil gestaan, om dat, hoe onbelangrijk een naam op zichzelf ook mag zijn, het wel belangrijk is, dat de gemeente er zich van bewust blijft een instelling te zijn ten behoeve van de gemeentenaren. Hoe beter de gemeente er in slaagt in overeenstemming met de wensen van de burgerij te handelen, hoe gunstiger de relaties, waarin de burgerij en de gemeente over en weer moeten leven. Ik heb de indruk, dat b. en w. een grote mate van goodwill zou den kunnen kweken, wanneer zij de vrijheid die zij ongetwijfeld bezitten, zouden gebruiken om aan het verlangen van de betrokkenen tegemoet te komen. Dat zou naar mijn gevoel geen tocht naar Canossa zijn, maar een geschenk, dat de vriendschap onderhoudt. En die vriendschap mag ons wel wat waard zijn. Wij vormen hier in Friesland in elk geval de voornaamste kern. De centrale overheid beoogt een politiek te voeren, die een andere verdeling van de vestiging van bedrijven ten doel heeft. Hoe dat moet gebeuren, is een zaak waarover al heel wat verschil van mening aan de dag is getreden. Het heeft geen zin om daarover te spreken, want die politiek wordt niet door Leeuwarden gevoerd, doch door het rijk. Wij kunnen alleen maar hopen, dat het voor Leeuwarden een gunstig resultaat zal hebben. We kunnen er niet zo erg veel aan doen. De afstand tussen ons en het Westen en de dichtbevolkte gebieden in de omliggende landen is vrij groot. Wij kunnen die afstand niet verkleinen. Wij kunnen geen betere plaats krijgen uit het oogpunt van aan- en afvoerlijnen voor grondstoffen en produkten. Wij kunnen hoogstens ho pen, dat wij aan de bedrijven die zich hier mochten vestigen, bekwaam personeel kunnen bieden. Onze wel vaart hangt voor een groot deel af van de produktivi- teit van onze burgerij en om die reden hebben wij belang bij de groei van de bestaande en de vestiging van nieuwe industrieën en andere ondernemingen. Alle mogelijke factoren spelen daarbij een rol. Niet alleen de economische motieven zijn van belang, maar m.n. kun nen ook psychologische motieven op het besluit van een ondernemer tot vestiging van invloed zijn. Daarbij is ook het klimaat, het industriële klimaat, maar ook het woon-, het leefklimaat van belang. Wij kunnen dat niet meten; we kunnen alleen weten, dat het zo is. Deze imponderabilia spelen, hoe dan ook, een rol. Het maakt voor de ondernemer inderdaad verschil, of hij een plaats vinden kan, waar het goed wonen is. En nu is het de vraag, of Leeuwarden een prettige stad is om in te wonen en in te werken. Ik heb wel eens van steden gehoord die het iemand hoogst kwalijk namen, als hij de prettige bewoonbaarheid daarvan in twijfel trok. Ik geloof, dat wij goed doen om niet als maatstaf te stellen de waardering van de meest patriottisch ge zinde bewoner van Leeuwarden, omdat het niet van belang is, hoe hy erover denkt. Wel is van betekenis hoe de sfeer ervaren wordt door degene, die hier niet woont, maar die zich hier eventueel gaat vestigen of door degene, die hier woont, doch ook de keus heeft om ergens anders heen te gaan. Die sfeer moet worden geschapen door het gemeentebestuur aan de ene kant en de burgerij aan de andere kant. Eén van beiden kan het niet; daarvoor is weer een juiste verhouding, een juiste wisselwerking voorwaarde. Het is dus van belang, dat de verhouding tussen de burgerij en het gemeentebe stuur plezierig is. Dit veronderstelt van de kant van de gemeente een grote mate van souplesse en van be reidheid om niet star vast te houden aan eenmaal uit gestippelde richtlijnen. Ik geloof ook, dat dit het heb ben van een zekere mate van vertrouwen van het ge meentebestuur ook in de bedoelingen van de burgerij, zowel van groepen als van individuen, vergt. Het doet mij in dit verband genoegen er op te kunnen wijzen, dat naar mijn gevoelen Leeuwarden in het verleden als congresstad een bepaald gunstige reputatie in den lande heeft verkregen. Des te meer betreur ik het, dat aan die reputatie afbreuk is gedaan door het onlangs gehouden congres van bier- en mineraalwaterfabrikan ten. Onze stad heeft geen omgeving die rijk is aan natuurschoon. Het is zaak, dat deze aangelegenheid voortdurend de aandacht van uw college houdt. Wij zijn tot op zekere hoogte wel gelukkig met de plannen met betrekking tot de Froskepölle en het Kleine Wie- len-complex, maar dat is allemaal nogal vrij ver van huis. Ik vind het ook nog wat te weinig; ik zou wel graag dichter bij huis meer recreatiemogelijkheden wil len hebben. En ik zou het helemaal niet betreuren, in dien een deel van het vermogen dat wij in het grond bedrijf hebben geïnvesteerd, bij voorbeeld voor dit nieu we doel zou worden aangewend. Nog steeds bestaat bij verschillende gepensioneerden de neiging hun ledige tijd niet in Leeuwarden door te brengen, maar zich te vestigen in andere plaatsen, waar het naar hun idee aangenamer wonen is. Ik zou het op prijs stellen, wan neer Leeuwarden op dit punt tenminste zoveel zou kun nen gaan bieden als die andere plaatsen. Wij kunnen niet verwachten, dat wij direct een natuurschoonrijke omgeving krijgen, die kan concurreren met Gelderland of Utrecht, maar wij kunnen wel het wonen hier aan genamer maken en ik denk daarbij ook opnieuw ik zeg geen nieuwe dingen, nadat dit punt zovele jaren in de raad is behandeld; het is inderdaad oude koek, maai' ik wil het toch nog een keer zeggen aan het vraag stuk van de erfpacht. Het is nu eenmaal zo en daar bij doet het er niet toe, of die redenering economisch al of niet gezond is dat er mensen zijn die bereid zijn een eigen huis te bouwen op eigen grond, maar die bereidheid niet hebben, wanneer zij zouden moeten bou wen op grond, die aan erfpachtsrecht onderhevig is, dus wanneer zij elk jaar een bedrag moeten betalen. Het is helemaal niet van belang, of dat goedkoper of duurder uitkomt voor de betrokkenen; het enige waar wij belang bij hebben, is het feit, dat in het ene geval wel en in het andere geval niet gebouwd zal worden. Nu weet ik heel goed, dat van socialistische zijde ster ke bezwaren zijn aangevoerd tegen uitgifte van bouw grond in eigendom en ik veronderstel (ik weet niet of die veronderstelling al te boud is; dan hoor ik het straks wel van de heren), dat die bezwaren nog voor een goed deel gefundeerd zijn op het gevoel van onbe haaglijkheid, dat het eigendomsrecht, het bezit, in die kringen placht op te wekken. Ik vraag mij echter af, of in de socialistische gelederen de ontwikkeling niet zo is geweest, dat vele standpunten zijn gewijzigd, al thans een andere nuance hebben gekregen. Wanneer dat het geval is, zou wellicht in Leeuwarden gebroken kunnen worden met het rigoureuze erfpachtsysteem en zouden de middelen, in de grond vastgelegd, op andere wijze vrucht kunnen dragen. Het lijkt mij goed in dit verband er even op te wijzen, dat ik de indruk heb het is uit de aard der zaak slechts een indruk, ik kan het ook niet anders zeggen dat de prijzen die in Leeuwarden voor de bouwgrond worden berekend, zo wel bij de verkoop als bij het uitgeven in erfpacht, in verhouding tot die in andere streken des lands, hoog zijn, hoewel deze prijzen niet altijd vergelijkbaar zijn. We moeten echter natuurlek niet alleen de kostprijs vergelijken, maar ook de prijzen, die op de markt ge vormd worden, en ik heb de indruk, dat de prijzen zo gezien hier wel eens hoog zijn. Ik weet niet, of het calculatieschema dat de gemeente toepast, daar misschien oorzaak van is. Op de uitbreidingsplannen moeten we ruimte laten voor alle mogelijke nuances in de bouw, die thans, naar mgn gevoel, niet voldoende tot uitdrukking kunnen komen. Wanneer wij in Gro ningen rondzien ik denk aan de buurt van Helpman en daaromtrent zien wij een ander stadsbeeld dan wij hier in Leeuwarden, waar dan ook, kunnen vinden. Nu liggen de kaarten daar natuurlijk anders, maar ik geloof wel, dat wij bij onze plannen te weinig rekening gehouden hebben met de belangen of de verlangens van hen, die in een bepaald betere buurt willen wonen, een buurt die niet te dicht is gelegen bij een geringe welstandsbuurt, terwijl dan in die „betere" buurt niet alleen de kubieke inhoud of enige andere afmeting maatstaf moet zijn voor wat daar gebouwd kan wor den, maar meer de kwaliteit van het gebouwde. Ik ge loof dus, dat de welstandseisen in de uitbreidingsplan nen zich eventueel op een andere wijze moeten mani festeren dan alleen maar in een hanteren van afme tingen. Het is niet aantrekkelijk een goed-uitgevoerde woning, hetzij groot of klein, te bouwen in de directe nabijheid van een volksbuurt, omdat dit de waarde van het gebouwde nadelig beïnvloedt. Het gaat er niet om, of wij dit juist achten, het gaat er alleen om, dat een deel van het publiek dergelijke overwegingen laat gel den. Wij hebben ook bij dat deel van het publiek be lang, wanneer wij hier bedrijven willen trekken, waar van de ondernemers en hun personeel vrij zijn om te kiezen tussen hier of elders. Wij zullen eventueel moe ten tegemoet komen aan de wensen van diegenen, die wij om een of andere reden hier graag willen hebben. Wanneer de gemeente geen aangename woonbuurt, geen grond wil verschaffen aan diegenen, die dat ver langen, dan komen die mensen niet hierheen en als ze hier zitten, dan vertrekken ze. We hebben bij deze categorie woningen belang, maar wij hebben bij andere ategorieën niet minder belang. De woningnood be hoort nog lang niet tot het verleden, en ook dit belem mert natuurlijk onze stad in haar ontwikkeling. Er moet dus zoveel mogelijk worden gebouwd. U weet, dat de raad in een ogenblik, dat ik steeds een minder gelukkig ogenblik gevonden heb, een contract heeft gesloten met wat toen nog Zwolsman heette. Wij horen daar tegenwoordig niet veel meer van; ik hoop, dat hetgeen er in dat plan gerealiseerd zal worden, tot tevredenheid zal stemmen, èn wat uitvoering èn wat prijs betreft. Vorig jaar heb ik in de pers gelezen, dat een Leeuwarder aannemer aan b. en w. heeft voorge steld om enkele honderden woningen, meen ik, te bou wen in het Nijlan. Ik heb bij informatie vernomen, dat hier bedoeld was premiebouw, voor rekening van de aannemer. Dat plan is niet aanvaard, hoewel het naar mijn gevoel voor de stad aantrekkelijk was. Ik weet niet om welke redenen dat voorstel niet aanvaard is. Er zullen wel doorslaggevende redenen voor opgegeven kunnen worden, maar dan blijft toch de vraag, of daar bij ook nog niet iets van een tegenzin tegen de parti culiere bouw en wantrouwen in particulier initiatief meegespeeld hebben. Ik vraag mij af, of wij op dit punt in Leeuwarden de vogel niet over het net hebben laten vliegen. Dat zijn dingen waar ik het fijne niet van weet, maar die wel geschikt zijn om mij een bepaald gevoel van onbehagen te geven. Wij hebben belang bij de goodwill van iedereen, ook van de aannemers. Een enkele opmerking nog naar aanleiding van de sanering van de binnenstad, waarvoor de gemeente, naar ik heb begrepen, zich heeft voorzien van de dien sten van een bekwaam stedebouwkundige. Ik hoop, dat de resultaten daarvan binnen afzienbare tijd gepubli ceerd zullen worden, althans ons bekend zullen wor den, en dat het op te stellen plan op betrekkelijk korte termijn verwerkelijkt zal kunnen worden. Wanneer er geen plan is, dan is het moeilijk om in de binnenstad en dat geldt trouwens ook voor de rest van de stad een incidentele wijziging toe te laten, omdat men nooit van te voren weet, of dat niet in strijd zal komen met de plannen, die er nog zullen worden gemaakt. Zolang er dus geen plan is, zit de zaak eigenlijk op slot. Wanneer we wél een plan hebben, maar schoon en omvangrijk, zodat het eigenlijk meer een wens droom is dan een plan dat op korte termijn gereali seerd kan worden, dan zit de zaak helaas ook op slot. De natuurlijke ontwikkeling mag niet worden bevroren door plannen, welke tot in de verre toekomst het pa troon vastleggen, zonder dat een reële kans bestaat, dat dat patroon ook werkelijk en dan in een zeer nabije toekomst uitgevoerd wordt. De plannen zowel voor de binnenstad als voor de rest van de gemeente moeten niet een keurslijf vormen, waarin een dode stad wellicht kan vegeteren, maar waarin een levend orga nisme niet kan gedijen. Ook op dit punt moge ik het college de deugd der souplesse aanbevelen. Onder de secundaire voorzieningen, welke het woon klimaat bepalen en welke dus ook de aangenaamheid van Leeuwarden als woonplaats bepalen, behoren naast de recreatie op alle mogelijke wijzen, ook alle mogelijke soorten van onderwijs. Ik verheug mij er over, dat b. en w. begrip en aandacht hebben voor het kind met leermoeilijkheden, waarvoor eigenlijk op dit moment in Leeuwarden geen inrichting bestaat. Ik hoop, dat wij ook voor die kinderen de mogelijkheid zullen kunnen openen om datgene te bereiken, waartoe zij in staat zijn en wat voor hen bij een minder geschikte vorm van onderwijs onbereikbaar blijft. Met instemming heb ik in de aanbiedingsbrief de kenschetsing gelezen, die uw college heeft gegeven van onze riolering. In dit opzicht bestaat ongetwijfeld een bijzonder onbevredigende situatie; ik zou het zelfs nog iets scherper durven zeggen: de toestand is naar he dendaagse criteria van hygiëne en volksgezondheid on houdbaar en ik reken er op, dat b. en w. met de groot ste voortvarendheid dit probleem tot een spoedige op lossing zullen brengen. De heer Kamstra: Het tempo waarin deze algemene beschouwingen werden gehouden ik heb genoteerd 7 minuten, 10 minuten, 22 minuten heeft mij al aan leiding gegeven tot enige doorhalingen. Er is ten slotte een afspraak gemaakt en ik wil ook proberen mij daar aan te houden, ofschoon ik daardoor wel moeilijkheden zal hebben. Ik weet niet, of ik hier of daar in herha lingen zal treden, want wij zitten eigenlijk allemaal aan één stukje stramien te borduren. De heer K. J. de Jong heeft een punt aangeroerd, dat hier al jaren lang aan de orde is en dat is de ge meentelijke autonomie. Ik wil over dat onderwerp zelf niet spreken, maar ik meen toch te moeten constate ren, dat er na lang wachten eindelijk iets bekend is aangaande de nieuwe uitkeringsregeling, welke de re gering aan de Tweede Kamer heeft aangeboden en dat er een voordeel in is gelegen, dat men nu toch eindelijk iets meer zekerheid heeft ik zeg expres „iets meer" want er is nog geen volledige zekerheid. Er is ech ter aan de algehele onzekerheid een eind gekomen. Voorgaande sprekers hebben al aanleiding gevonden om een woord van lof uit te spreken voor de aanbie dingsbrief. Inderdaad, de aanbiedingsbrief is ook dit jaar weer prima verzorgd en de indeling is zeer over zichtelijk. Uw college heeft daarin als een der belang rijkste vraagstukken genoemd de industrialisatie, een punt, dat ook al door andere sprekers is aangeroerd. Ik heb de notulen van de vorige begrotingsvergadering nog eens nagekeken; toen is door verschillende spre kers en ik mag mijzelf ook noemen voldoening uitgesproken over het feit, dat zowel het college als de burgerij een te prijzen activiteit hadden ontwikkeld. Op voorbeeldige wijze was de aandacht op Leeuwarden gevestigd. Er zijn nu grote bedragen geïnvesteerd voor de aanleg van industrieterreinen; getallen zijn genoemd van aanvragen en van arbeidskrachten, aan wie werk zal kunnen worden verschaft. De „Industrialisatieraad der Friese kernen" is tot stand gekomen om in binnen- en buitenland aandacht voor de Friese kernen te vra gen. Dat is allemaal goed, maar men moet zichzelf wel eens wat optimisme opdringen met betrekking tot de vraag, of het aantrekken van voldoende industrie zal

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1960 | | pagina 4