8 9 gelukken, nu zovele gemeenten om industrie vragen. En daarom moeten we trachten vooral niet minder te geven dan een ander. Niet alleen de prijs van het ter rein is bepalend, doch vooral de manier waarop de nieuwe en ook de bestaande industrie wordt tegemoet- getreden. Dat U de raad al eens hebt ingeschakeld voor kennismaking met een bestaande industrie, vond ik een zeer te waarderen geste. Ik geloof zeker, dat dit be zoek aanleiding heeft gegeven tot de vraag in de sec ties om voorrang te geven aan de totstandkoming van de zuid-oostelijke sector van de ringweg, omdat die voor de belangen van de in dit stadsdeel gelegen in dustriële bedrijven urgenter is dan voor andere belan gen. Het college acht ook de zuid-oostelijke sector zeer belangrijk dat staat in de mem.v.a. maar ik had liever gehad, dat was toegezegd, dat bij de aanvraag om vergunning tot uitvoering van die sector voor deze uitvoering als een werk met een grotere urgentie zou worden gepleit. Wanneer we over de industrialisatie spreken, dan wil ik het niet alleen hebben over het aanleggen van ter reinen waar de industrie zich zal kunnen vestigen. Dat sluit n.l. in zich het aanleggen van wegen, wensen t.o.v. de spoorwegen en woningen. Kortom, dan spreken we over een stad in ontwikkeling. Over de wegen heb ik zopas al even iets gezegd, n.l. dat de ringweg zuid-oost het belangrijkste was. De noordoostelijke sector van de ringweg is echter ook van zeer grote betekenis en zal dus ook de aandacht van het gemeentebestuur blijven vragen. Ik heb ook de spoorwegen genoemd en in dit verband mag ik wel zeggen, dat de overweg bij de Schrans een lijdensweg is en dat ook wel zal blijven. Bij de eerste begrotings behandelingen na de bevrijding is reeds door de toen malige wethouder van Openbare Werken, wijlen de heer Praamsma, gezegd, dat Leeuwarden een kop- station zou krijgen en dan zou het probleem „overweg- Schrans" tot het verleden gaan behoren. Men was zich echter ook toen wel bewust, dat dan weer nieuwe pro blemen zouden ontstaan. De gedachte „kopstation" is echter geheel van de baan; men denkt daar bij de Spoorwegen schijnbaar niet meer aan. Nu zijn er, vol gens de aanbiedingsbrief, op 14 januari 1960 tussen de directie van de N.S. en het college besprekingen ge houden, waarin alle vraagstukken betreffende overweg en tunnels zijn behandeld. De overweg bij de Schrans was een van de belangrijkste punten. Het doet toch wel een beetje vreemd aan, dat een paar dagen daarna, en wel op woensdag 20 januari, de president van de N.S., de heer ir. Lohmann, op een op die dag gehouden persconferentie te Utrecht heeft gezegd, dat de toe stand van de overweg hem niet duidelijk is en dat de gemeente Leeuwarden zal moeten zeggen wat ze wil. De Spoorwegen wachten op een plan van de gemeente. Dus ook nog na de besprekingen de onzekerheid. Ik begrijp voldoende, dat de oplossing niet gemakkelijk is, doch de toestand wordt door het steeds intenser wor dende verkeer en door de uitbreiding van het zuidelijke stadsdeel steeds moeilijker en vraagt zo spoedig mo gelijk een oplossing. Verder wil ik hierover niet spre ken, want ik geloof, dat een van mijn fractiegenoten daar straks iets over hoopt te zeggen. Een stad in ontwikkeling vraagt ook woningen. Nu is dit punt op verzoek van een ander weggelaten, om dat dit gerust bij de hoofdstukken zal kunnen worden besproken en daar ga ik volkomen mee akkoord. Omtrent de veemarkt is het college in de mem.v.a. niet bijzonder hoopvol. Onze stad is het centrum van veeteelt- en landbouwstreken, en niet alleen onze ge meente, maar de gehele provincie is tot probleemgebied verklaard. Laat men toch in Den Haag eens goed we ten, dat de veemarkt te Leeuwarden niet alleen voor de stad van groot belang is, ook niet alleen voor de provincie Friesland, maar voor het gehele land en zelfs daarbuiten; dat het noodzakelijk is, ja, dat men de dure plicht heeft om medewerking te verlenen aan het met de meest mogelijke spoed voltooien van de nieuwe veemarkt; daardoor toch worden de stad, de probleemgebied-provincie en het land gediend. Onze stad-in-ontwikkeling heeft ook altijd al een functie gehad als centrum en plaats van vestiging voor diensten en instellingen die een streekfunctie hebben en dus voor de gehele provincie van belang zijn. Ook deze functie zal steeds meer door het gemeentebestuur moeten worden gestimuleerd. In dit verband ben ik blij met Uw plannen voor een medisch centrummisschien vindt U daar nog eens een andere, geschiktere naam voor waardoor goede huisvesting wordt bevorderd voor een aantal belangrijke diensten. In dit verband hoop ik, dat u zult blijven streven naar een goede samenwerking tussen de drie ziekenhuizen in Leeuwar den. Ook hoop ik, dat U vaart zult zetten achter de bouw van het verpleeghuis voor chronisch zieken en middelen zult vinden, waardoor het de stichting voor een bejaardentehuis mogelijk zal worden gemaakt snel te bouwen, althans voor zover men hierbij van het college afhankelijk is. Tenslotte is daar de noodzaak om in deze stad-in- ontwikkeling alles te bevorderen en te doen, wat haar voor de huidige en toekomstige bewoners meer aan trekkelijk en leefbaar maakt. Ik denk aan scholen van b.lo.-school tot universiteit aan recreatiemoge lijkheden, aan speelruimte voor de jeugd, aan groen stroken e.d. Ik wil U aansporen te blijven volharden, waar het gaat om universiteit of atheneum en ook alles te stimuleren wat aan plannen uit het particulier ini tiatief naar voren komt. Mijn fractieleden komen daar op straks gaarne terug. En nu wil ik toch nog een woordje zeggen als een hoofdstukje apart over de buitendorpen. Ik leg het accent op het meervoud, omdat de heer Hartstra vol gens de notulen van verleden jaar (tussen haakjes: die krijgen we toch wel wat erg laat; het is zopas ook al gezegd) zich er over heeft verbaasd, dat ik de durf had voor Wytgaard te pleiten met z'n éne school en z'n éne kerk met slechts één toren. Deze woorden zijn mij toen helemaal niet opgevallen, misschien omdat ik altijd enige moeite heb het Fries wat vlug te verwer ken. Daarvoor bied ik mijn excuus aan. Ik kan de heer Hartstra gerust stellen: de belangen van heel het plat- telandsdeel van onze gemeente gaan mij en mijn fractie ter harte, wat we meermalen hebben bewezen. Doch als wij hier over Wytgaard spreken, dan doen wij dat, omdat wij wel eens vrezen, dat het in een vergeten ge bied een vergeten dorp zal worden. De klachten en de verlangens zijn overal dezelfde. Men wil woningen, men wil vervanging van de straatverlichting, men wil, dat die 40-Wattslampjes nu eens verdwijnen en dat er een sterkere verlichting komt. En men wil zeker vervan ging van de krotten, die in ruim aantal in deze dorpen staan. Ik heb verleden jaar een pleidooi gevoerd voor Wytgaard als forensendorp, maar ik sluit graag de andere dorpen bij dat verlangen in. Wat heeft onze ge meente er voor belang bij, dat onze dorpen leeg lopen? Jonge mensen trekken niet in die oude krotten van woningen; zij willen nieuwe hebben. Zo krijgt men op den duur een gemeenschap van oude mensen en het dorp sterft uit. Wat Wytgaard betreft, is ons medege deeld, dat een daar wonend bouwer voor eigen reke ning 20 woningen wil bouwen. Het uitbreidingsplan be hoeft geen moeilijkheden meer op te leveren, dus Leeu warden, denk aan uw dorpen! Ik wil hiermee eindigen. Bij verschillende hoofdstuk ken krijgen mijn fractiegenoten zeer zeker gelegenheid het hunne te zeggen. Wij willen nog dank brengen aai; het college voor het gevoerde beleid; we willen ook dank brengen aan de ambtenaren die hebben gezorgd, dat deze begroting behoorlijk in elkaar zit, en daar naast nog zeggen we dank voor het feit, dat deze aan biedingsbrief op zo bijzonder goede wijze is verzorgd. De begrotingspositie is nog wel niet gunstig, maar er zijn toch nog voldoende plannen en we leven in af wachting van wat daarvan gerealiseerd kan worden. De raad zal u zeker gaarne steunen in uw arbeid om zo gezamenlijk, onder Gods onmisbare zegen, nog veel in het belang van onze gemeente te kunnen doen. De hear Santema: Der is al in hiele bulte sein hwat wy einliks ek wol sizze woenen. En dan alderearst üs bisündere tank foar de goede forsoarging fan it oan- biedingsbrief en ek fan it folsleine rapport fan de rap porteurs, dat wy ünder eagen hawn hawwe en dat ek in krêftige bydrage foar üs is ta de bisprekkings foar dizze bigreating. Ik freegje my wol ris öf, hwannear't I in bipaeld punt eins oan'e oarder steld wurde kin en ik soe dan oan Jo ek wol freegje wolle: Sille by üs fier dere bisprekking fan de bigreating as sadanich de nü- mers bihannele wurde of sille wy as „leidraad" nimnie de memoarje fan antwurd, omdat dizze eigentlik de delslach is fan itjinge, dat yn'e seksjes bisprutsen is en dat dus einliks allinnich yn oanmerking komt om yn iepenbiere sitting bihannele to wurden. Dat is in fraech fan oarder. It wol jin net oan, dat men pas hast oardel- jier letter nei de foarige bigreatingssitting wer de ge- legenheit krijt in algemiene bisköging to halden. Men wit amper mear hwat der doe sein is, binammen as de hannelingen dêrfan noch net kompleet binne: de joun- sitting is der noch net by. It soe fan bilang wêze, dat it tussenskoft lytser wie en de hannelingen earder klear. Wy hawwe lykwols wol bigryp foar de omstan- nichheden, dy't dit kear oan ien en oar skuldich binne. Neffens de miening van üs fraksje is der yn 'e tiid fan it bigreatingsjier 1959 in bulte foarfallen, dat üs re den jown hat ta tofredenheit, soms seis ta bliidskip. Wij kinne net neilitte b. en w. foar har oanpart dêryn in wurd fan wurdearring ta to sprekken. De twang- posysje hweryn de gemeentebistjüren faek forkeare, ferget fan harren it uterste oan geduld en selsbihear- sking, lit stean, hoe't it dan it deistich bistjür gean moat. Wy hoopje fan herten, dat b. en w. oan'e iene kant as ambassadeurs en oan 'e oare kant as striidbere helden de nedige romte foar de gemeente Ljouwert krije. Wy wolle Jo wol earlik sizze, dat it oan de liedban rinnen fan De Haech üs by tiden in grouwel is, omdat it gefaer sa great is, dat wy ün- forskillich wurde en sa üs selsstannichheitsbisef for- lieze. Wy hawwe ommers allegearre noch soksahwat as in lüd yn üs earen, dat werjown wurde kin mei de gearstalling „gemeentlike autonomy". De rie moat ek in öfroune bigreating hawwe. Dat de rie mear as ear- tiids lange gearkomsten wijt oan bipaelde Onderwerpen, dat is net ta skea fan de gemeente, mar ta har foar- diel, omdat it bewiist, dat it lot fan dizze gemeente him oan giet. It is binammen yn'e parse wol ris oars ütlein. Ik mei yn it sin bringe, dat der ek in perioade west hat yn de skiednis fan de rie, dat de gearkomsten oer it algemien tige koart wienen en doe werklonk it lüd, dat wy üs presinsjejild maklik fortsjinnen. Mar nou't wy it yn'e léste tiid hwat langer dogge, nou wurdt üs faek forwiten, dat wy üs wurden einliks weismite. Ik achtsje it fan bilang, dat ris efkes to siz- zen, omdat de gemeentenaren just fia de parse de ieu- nige gelegenheit hawwe om harren op'e hichte to stel len fan it wjerfarren fan it gemeentebistjür en dér is nei myn idé noch wol hwat oan to dwaen. It liket my fan bilang ta, dat b. en w. de direkteuren of de direk- sjes ris in kear byinoar roppe om harren to freegjen, dat hja asjobleaft ris hwat mear romte jowe foar de redsforslaggen, sadat yn alle gefallen de boargerij in bytsje better ynljochte wurde koe. Ik tink noch yn it bisünder oan de lange riedsforslaggen, dy't foar de oarloch yn 't krante opnommen waerden en dy't de minsken de gelegenheit joegen hwat better op'e hichte to kommen. It sil üs, as minsken dy't oansluten binne by in politike partij, ek wol düdlik wêze, dat üs kiezers mar in hiel lyts bytsje witte fan de praktyk fan it ge meentlike libben. En dat is dochs ta skea fan de de- mokrasy. Dêrom nim ik de gelegenheit graech to baet by dizze algemiene biskögingen op dit punt to wizen. Pierders mei ik miskien ek wol tinke oan in oare re- laesje, dy't de boargerij ek oanbilanget, en dat is dit: Dat wy in koerts fan frede mei de boargerij farre. De boargerij hat er bilang by, dat dy koerts biwarre wurdt, dat der in goede ban bistiet tusken b. en w. en de boargerij. Yn 'e léste tiid hawwe wy it bilibbe, dat in hiele groep minsken him fül forset tsjin it dwaen fan b. en w. Ik tink hjir uteraerd oan'e strjitnamme-kwes- je; ik gean der nou net fierder op yn, omdat ik oan- sens, by it bihanneljen fan de haedstikken, dér wol ge legenheit foar krij. Mar as ik tink oan dy strjitnamme- kwesje, dan is der nei myn gedachten dochs wol in bytsje skeef. Ek de hear Van der Veen hat der niis al op tsjut. En wy hawwe der allinnich mar bilang by, dat kwesjes as de sa krekt neamde allegearre yn frede oplost wurde. Pierders is de public relation-tsjinst foar üs as ge meente nei büten üt fan great bilang. Ik foun by de stikken in prachtige map, dy't forsjoen wie fan moai yllustrearre stikken en bilangrike oantekeningen oan- geande it wolwêzen en de situaesje fan üs gemeente. !t liket my lykwols fan bilang ta, dat net allinnich de minsken büten de gemeente ynljochte wurde oer dizze kwesje, mar dat ek de gemeenterie sa'n map tastjürd krijt en ek geregeld de oanfolling dêrfan. Sa kinne wy üs op 'e hichte halde. Wy hawwe ommers in rede fan Jo heard, in Nijjiersrede of in Aldjiersjounrede, dy't in prachtich oersjoch joech fan de status quo fan de gemeente. Lit it gemeentebistjür, b. en w„ dêrmei troch- gean en üs sa folslein mooglik op 'e hichte halde. Fier- ders liket it my krekt as de hear Van der Veen, ek fan bilang ta, dat wy der by alle kongressen foaral om tinke, dat wy gastfrij binne, dat wy alle minsken de gelegenheit jowe, om yn it koarte skoftke, dat ze hjir yn Ljouwert binne, ek yn oanreitsing to kommen mei it gemeentebistjür. Ik tink hjir yn it bisünder oan it kongres fan de bierbrouwers, dat ek nei üs sin net goed forroun is. Der binne noch hünderten oare dingen, dy't üs oan- dacht freegje, mar ik soe Jo foarstelle wolle, dat ien fan üs fraksjeleden aensens nochris werom komt op ünderdielen fan de bigreating en dat wy it der dan dizze kear by litte. De Voorzitter: Ik krijg toch enigszins de vrees, dat er een misverstand kan bestaan over de gang van za ken vandaag en wel in deze zin: de heer Bootsma is begonnen met mee te delen, dat de fractievoorzitters hebben gemeend hun algemene beschouwingen te moe ten beperken en dat zij of hun fractieleden dan bij de afzonderlijke hoofdstukken t.a.v. bepaalde zaken nader zullen spreken. Ik zou daarvan toch dit willen zeggen: de heren zijn een tijd geleden bij mij geweest om te be spreken, welke de beste gang van zaken zou zijn en ik meen als mijn opvatting over het resultaat van dat gesprek te mogen stellen, dat de heren inderdaad hun algemene beschouwingen zouden trachten te beperken, maar dat er bij de afzonderlijke hoofdstukken dan ge legenheid zou bestaan om in het algemeen bepaalde onderwerpen uit elk afzonderlijk hoofdstuk nader te be handelen. Ik zeg dit, omdat ik uit de woorden van de heer Santema het vermoeden zou kunnen krijgen ik moet het natuurlijk voorzichtig zeggen, want ik weet niet, hoe mijnheer Santema het bedoeld heeft dat bij de afzonderlijke hoofdstukken dan opnieuw, los ook van de zaken, waarop de posten van dat hoofdstuk be trekking hebben, in het algemeen gesproken zou kun nen worden. En dat zal ik toch liever niet zien, want dat heb ik ook met de heren besproken dan krij gen we algemene beschouwingen in brokjes verdeeld, met herhalingen en versnipperd. Dat lijkt me niet juist. Ik zou het dus zo willen stellen, dat hier bij de alge mene beschouwingen die zaken behandeld worden, die werkelijk algemeen zijn en ook aan de hand van de aanbiedingsbrief als zodanig zijn gesteld, maar dat dus bij de afzonderlijke hoofdstukken geen punten aange sneden worden, die buiten het kader van elk afzonder lijk hoofdstuk vallen. Zo is toch naar mijn mening de afspraak geweest. De heer K. J. de Jong: Ik wil een voorbeeld noemen; ik denk aan de kwestie van de volkshuisvesting. Het is nu toch mogelijk de volkshuisvesting te behandelen bij hoofdstuk V (Volkshuisvesting): volgno. 166: „Stadsontwikkeling". Dan kunnen wij datgene wat hier onder Volkshuisvesting staat, daar ook ter sprake brengen. Zo heb ik het begrepen, maar dan moeten we ons ook houden aan datgene, wat hier bij Volkshuis vesting onder het desbetreffende hoofdstuk Algemeen staat. Daarom heb ik persoonlijk en ook de heer Boot sma dit onderwerp thans helemaal buiten beschouwing gelaten. Ik geloof, dat het, wanneer wij het zo doen, werkelijk eenvoudig is. De Voorzitter: Ja, zo zie ik het ook, maar ik zeg het alleen maar ter vermijding van misverstand, anders krijgen we op een zeker ogenblik de situatie, dat be paalde raadsleden over zaken willen praten, waarvan andere zeggen en misschien ik zelf ook: Ja, maar daar zijn we al voorbij. En dat zou ik toch liever niet zien. De hear Santema: As ik it Onderwerp „de doarpen", hwer't ik nou dizze kear net oer praten haw, oan'e oarder stel, dan soe ik dat dus dwaen kinne ünder „straten", „uitbreidingsplannen" ensfh. Dêroer soe ik dan ek in soarte fan algemiene bisköging halde kinne. Ik miende, dat de bidoeling fan de fraksjefoarsitters west hat, it hiele forrin fan de begreatingssitting sa

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1960 | | pagina 5