6
1
RAADSVERGADERING
bekleden, zou ik willen beantwoorden met hetgeen de
heer De Jong heeft gezegd, n.l., dat er in de tegen
woordige maatschappij maar uiterst weinig mensen
zijn, die zich kunnen veroorloven enkel een ereambt te
bekleden. En het aantal, dat zich dat kan veroorloven,
wordt nog steeds minder. Wij mogen in de tegenwoor
dige omstandigheden als eis stellen, dat voor de ver
vulling van de functie van wethouder een redelijke ver
goeding wordt betaald voor de arbeid, die men aan de
gemeente geeft, de verantwoordelijkheid, die men op
zich neemt en de tijd, die men daardoor aan zijn eigen
zaken onttrekt. Ook hetgeen de heer De Jong heeft
gezegd over het risico kan ik van mijn kant volkomen
onderschrijven. Men moet, als men zich tot wethouder
verkozen ziet, andere werkzaamheden laten varen en
mocht men te eniger tijd het wethouderschap verliezen,
dan zal men moeite hebben om zijn vroegere werk
zaamheden, of nieuwe werkzaamheden op te nemen en
dan zal daar ook stellig een zeker inkomensverlies uit
voortvloeien. Ik geloof tot slot te mogen herhalen, dat
wij net als in het jaar 1957 de zaak moeten blijven zien,
zoals die landelijk gezien wordt en dat wij ons enkel
dienen af te vragen wat naar landelijk inzicht een
redelijke beloning voor deze functie is. En als landelijk
daar het antwoord op is, dat het met een bedrag van
f 12.500,juist gewaardeerd is, dan behoort de ge
meente Leeuwarden niet achter te staan bij wat in alle
soortgelijke gemeenten het geval is.
Ik meen, dat ik hier wel het mijne van heb gezegd en
zou dus willen vragen, of iemand van u in tweede in
stantie het woord verlangt.
De heer Beuving: Wanneer u zegt, dat bij een ver
hoging van de wedden van de wethouders ook de lagere
ambtenaren daar geen baat bij zouden hebben, dan
kan ik dat niet met u eens zijn. Want ik meende gezegd
te hebben, dat van boven af deze zaak bedreven wordt.
En uit uw verklaring blijkt, dat de drang om de wedden
van de wethouders te verhogen niet uit de raad geko
men is, maar dat die drang gekomen is van gedepu
teerde staten. Wanneer de lagere ambtenaren en ook
de Leeuwarder gemeente-ambtenaren, over wier be
zoldiging toch ook de Leeuwarder raad nog wel enige
bevoegdheid heeft, nog lonen verdienen, die bij verge
lijking helemaal wegvallen bij de wethouderssalarissen,
dan wil ik u toch de vraag stellen, of de verdeling in
werk wel billijk is.
De hear Santema: Ik woe efkes opmerke, dat ik wol
by myn foarige biswieren bliuw. It is yndied sa, dat
ik in great gefaer sjoch yn de funksje fan in gemeente-
bistjürder, as dy forgeliking yn salarispolityk foar de
boargerlike amptners en de leden fan it kolleezje, bi-
halven dan de boargemaster trochlutsen wurdt. Ik bin
der op tsjin, omdat dat foar üs in gefaerlike situaesje
wurdt. Ik bin der wol foar, dat der in ridlike forgoeding
jown wurdt. Ik haw niis ek al sein, dat it in eare-amt
is en dat der in ridlike forgoeding foar jown wurde
moat. Dat is hjir net mear it gefal en dêrom kin ik
myn stim net oan dit ütstel jaen. As der aensens net
oer stimd wurde sil, dan soe ik jo forsykje wolle yn
alle gefallen oan to tekenjen, dat ik der tsjin bin.
De Voorzitter: Ik geloof, dat ik in tweede instantie
wel erg kort kan zijn. Er zijn in tweede instantie noch
door de heer Beuving, noch door de heer Santema
nieuwe argumenten aangevoerd en ik zou mjj dus in de
eerste plaats willen refereren aan wat ik in eerste aan
leg gezegd heb. De heer Beuving heeft nog wel een
vraag gesteld, of er als ik hem tenminste goed ver
staan heb een billijke verdeling van het werk tussen
de wethouders plaats vindt. Als ik het verkeerd ver
staan heb, wilt u dan uw vraag nog eens herhalen?
De heer Beuving: Ik heb het in deze vorm gezegd.
De verhoging, die hier aan de orde is, moest feitelijk
uit de drang van de raad naar voren komen. Ik heb
juist in mijn eerste betoog willen aantonen, dat van
boven af de hogere salarissen worden opgelegd. Maar
dit komt niet uit de raad voort, maar dit komt van
gedeputeerde staten en de raad moet daarover een
uitspraak doen. En toen heb ik gezegd: wanneer de
raad een uitspraak hierover doen kan, dan kan hij ook
ten opzichte van de lagere ambtenaren en werklieden,
die hier in de gemeente Leeuwarden een taak vinden,
de lonen tot het redelijke omhoog voeren. Dat is mijn
bedoeling geweest.
De Voorzitter: Dan heb ik u beter begrepen, mijn
heer Beuving. Ja, dan zie ik het zo, dat wanneer deze
brief van gedeputeerde staten niet bij de raad was bin
nengekomen, dan stellig op een bepaald ogenblik, ge
geven het voorbeeld van hetgeen elders gebeurt, naar
mijn verwachting uit de raad wel het geluid gekomen
zou zijn, dat u tot dusver niet gehoord heeft. En het is
ook zo, dat gedeputeerde staten in hun brief het vol
gende schrijven (u hebt de brief bij de stukken gevon
den) Van meerdere gemeentebesturen hebben wij de
laatste tijd bericht ontvangen, dat de huidige bezoldi
ging van de wethouders te laag moet worden geacht.
Dit geeft ons aanleiding u de vraag voor te leggen, of
de thans geldende wedde voor de bedoelde functiona
rissen, wat uw gemeente betreft, herziening behoeft en
zo ja, op welke gronden. Bij bevestigend bericht zullen
wij tevens gaarne vernemen op welk bedrag voor uw
gemeente de bezoldiging bepaald dient te worden. Dus
gedeputeerde staten zeggen ook niet: wij hebben het
verzoek gekregen van de legering om deze zaak te
stimuleren en wij hebben het ook niet uit eigen aan
drang gedaan, maar wij leggen aan de raad de vraag
voor, omdat wij van verschillende gemeentebesturen dit
bericht hebben gekregen. Dus ook voor gedeputeerde
staten is dit niet van boven af, maar van onderen af
gekomen.
Ik geloof, dat de heer Santema ik mag het her
halen geen nieuwe argumenten heeft aangevoerd;
ik kan de mijne tegenover zijn standpunt dan ook al
leen maar herhalen. Ik zou mij dus hiertoe willen be
palen.
Z.h.st. wordt daarna besloten overeenkomstig het
voorstel van de burgemeester, onder aantekening, dat
de heer Santema tegen het voorstel is.
Daarna sluit de Voorzitter de vergadering.
Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van woensdag 22 juni 1960
van woensdag 22 juni 1960
Aanwezig: 34 leden.
Afwezig: de heren mr. J. van der Schaaf (weth.),
Mani en W. de Vries.
Voorzitter: de heer mr. A. A. M. van der Meulen,
burgemeester.
Te behandelen punten:
1. Mededelingen.
2. Benoeming van twee leden van het bestuur van
de woningstichting „Leeuwarden-Leeuwarderadeel",
wegens periodieke aftreding van de heren K. Sybrandy
en J. H. Hogema.
3. Benoeming van een lid van de commissie van bij
stand voor de Energiebedrijven (vacature B. van der
Veen).
4. Benoeming van drie leden van de commissie voor
het onderzoek der gemeente-rekening, dienst 1957.
5. Voorstel tot het benoemen van een directeur van
het Openbaar Slachthuis en van de Keuringsdienst van
vee en vlees
(bijlage no. 132).
6. Voorstel van het college van Curatoren van het
Stedelijk Gymnasium tot het benoemen in vaste dienst
van een leraar in de schei- en de natuurkunde.
7. Voorstel tot het verlenen van ontslag aan Th. R.
Broekens, onderwijzer aan de Leeuwerikschool (g.l.o.)
(bijlage no. 133).
8. Voorstel tot het bekrachtigen van de aankoop van
het perceel Nieuwe Houtstraat no. 55
(bijlage no. 145).
9. Voorstel tot het aankopen van een perceel riet
land, gelegen bij de „Kleine Wielen" onder Tietjerk,
van H. S. Oostenbrug e.c. te Tietjerk
(bijlage no. 135).
10. Voorstel tot het verkopen van een perceel in
dustrieterrein van het industriegebied „Van Harinxma-
kanaal" en van een perceel industrieterrein, gelegen
aan de oostzijde van de Zwettestraat, hoek Marshall-
weg, aan de „Stichting Leeuwarder Industriegebou
wen" (bijlage no. 143).
11. Voorstel tot het verhuren van het aan de Hof
straat, alhier, gelegen ommuurde terreingedeelte, als
mede het daaraan grenzende kantoorgebouwtje, aan de
fa. Th. Dekens en Zonen, alhier
(bijlage no. 137).
12. Voorstel tot het afstaan in erfpacht van een per
ceel bouwterrein, gelegen tussen de Blauwververij, de
Vollerij, de Taanderij en de Nieuwlandslaan, aan de
N.V. Bouwfonds Nederlandse Gemeenten te Assen
(bijlage no. 136).
13. Voorstel tot het afstaan in erfpacht van een
perceel bouwterrein, gelegen aan de zuidzijde van de
Vollerij, hoek Spinnerij, aan J. Martens, alhier
(bijlage no. 146).
13a. Voorstel met betrekking tot de uitgifte in erf
pacht van bouwterreinen, gelegen tussen de Weverij en
de Zilversmidse, aan de N.V. Bouwbedrijf H. C. Geveke
en Zn. en de C.V. Fries Bouwbedrijf, alhier
(bijlage no. 147).
14. Voorstel tot het treffen van een regeling met
betrekking tot de beëindiging van de pacht van het aan
A. Rinsma, alhier, verpachte perceel gardeniersland,
gelegen ten oosten van de Dokkumer Ee
(bijlage no. 142).
15. Voorstel om te bepalen, dat een herziening van
het uitbreidingsplan der gemeente Leeuwarderadeel
wordt voorbereid met betrekking tot het gebied, om
sloten door het Van Harinxmakanaal, de Verlengde
Schrans, de Schrans, de Potmarge en de Wijde Greuns
(bijlage no. 134).
16. Voorstel tot het verlenen van medewerking aan
het bestuur van de Vereniging tot stichting en instand
houding van scholen met de Bijbel te Huizum voor de
aanschaffing van meubilair en van gereedschap voor
het onderhoud van de tuin, ten behoeve van de school
voor gewoon lager onderwijs aan de Julianalaan 40
(bijlage no. 130).
17. Voorstel tot het sluiten van een onderhandse
geldlening, groot f 186.000,—met de N.V. Bank voor
Nederlandsche Gemeenten te 's-Gravenhage
(bijlage no. 131).
18. Voorstel tot het verstrekken van een geldlening,
groot f 391.510,aan de „Stichting Leeuwarder In
dustriegebouwen"
(bijlage no. 144).
19. Voorstel tot het verstrekken van een krediet
ten behoeve van het onderhoud van het complex van
39 gemeentewoningen aan de Jacob Binckesstraat
(bijlage no. 139).
20. Voorstel tot het verstrekken van een krediet
ten behoeve van het treffen van voorzieningen in het
Stadsverzorgingshuis
(bijlage no. 141).
21. Voorstel tot het verstrekken van een krediet
voor het doen van investeringen ten behoeve van de
Energiebedrijven
(bijlage no. 140).
22. Voorstel tot het wijzigen van de gemeentebe
groting en van de begrotingen van het Woningbedrijf,
de Energiebedrijven en de Gemeentelijke Instelling voor
Maatschappelijk Hulpbetoon, voor het dienstjaar 1960
(bijlage no. 138).
Punt 1.
De Voorzitter deelt mede:
A. dat gedeputeerde staten van Friesland hebben
goedgekeurd het raadsbesluit van 27 april 1960 tot het
aangaan van een onderhandse geldlening, groot
f 284.000,met de N.V. Bank voor Nederlandsche Ge
meenten te 's-Gravenhage;
B. dat gedeputeerde staten van Friesland bericht van
geen bezwaar hebben gezonden tegen het raadsbesluit
van 11 mei 1960 tot het wijzigen van de bijlage A van
de Bezoldigingsverordening 1948;
C. dat rapporten zijn ingekomen omtrent controle van
de voorschot- en legeskas van de afdelingen Algemene
Zaken en Interne Zaken der gemeente-secretarie, om
trent kasopneming en controle van de administratie
van de Markt- en Havendienst, omtrent controle van
de voorschotkas en de afdracht van entreegelden van
het museum „Het Princessehof'", omtrent controle van
de legesadministratie van het Bureau Huisvesting, als
mede omtrent controle van de voorschotkas van de
afdeling Financiën en Belastingen der gemeente-secre
tarie
D. dat gedeputeerde staten van Friesland alsnog heb
ben goedgekeurd het gedeelte van het uitbreidingsplan
,,'t Nijlan", gelegen ten noorden van de Prins Bern-
hardstraat, waarvan bij hun besluit van 20 juli 1959
de beslissing is verdaagd;
E. dat bericht van verhindering is ingekomen van de
heer W. de Vries;
Deze mededelingen worden voor kennisgeving aan
genomen.