12 13 De Voorzitter: Ik mag stellen, dat de feiten tot het voorstel bepaald geen aanleiding geven. De zaak is ver buiten haar proporties opgeschroefd, maar het lijkt mij juist, nu de zaak eenkeer zo gesteld is, dat u dan in de eerste plaats maar een uitspraak doet over de vraag of u de verordening al dan niet wil handhaven. En dan kom ik dus op het voorstel van de heer Van der Veen en de heer Van Balen Walter. Het lijkt mij dus het beste om dat maar in stemming te brengen, tenzij u in derde instantie hierover nog wilt spreken. Ik hoor geen geluiden in die zin en ik stel dus voor de beraadslagingen te sluiten. Wilt u het anders, mijnheer Ten Brink? De heer Ten Brug: Ja, ik heb gevraagd, of u de ver gadering niet even zou willen schorsen, opdat deze drie heren overleg kunnen plegen. De Voorzitter: Ja, ik moet mij even excuseren. Ik noem u „Ten Brink". Uw naam is natuurlijk anders, maar het onderwerp „namen" is opnieuw aanleiding tot verwarringen, mijnheer Ten Brug. Goed, als de raad behoefte heeft om zich nog intern te beraden, dan heb ik daar geen enkel bezwaar tegen en als hier dus een verzoek wordt gedaan om even de beraadsla gingen te schorsen, dan wil ik daartoe van mijn kant natuurlijk graag overgaan. De heer Ten Brug: Naar mijn mening is het zo, dat alles afhangt van het eerste voorstel van de heer Van der Veen. Wordt het aangenomen, dan wordt het be sproken. Wordt het niet aangenomen, nou ja De Voorzitter: De heer Ten Brug vraagt met zoveel woorden de beraadslagingen even te schorsen. Ik schors daarom deze vergadering voor korte tijd. De Voorzitter (na de schorsing)Ik heropen deze vergadering. Mag ik vragen, of het beraad, waarop de heer Ten Brug heeft gedoeld, nog enig resultaat heeft gehad De heer K. J. de Jong: Het heeft dit resultaat ge had, dat ik het deel a van mijn voorstel weer intrek, omdat, wanneer het voorstel van de heer Van der Veen zou worden aangenomen, daarmee de noodzaak van a is vervallen. Aan het gestelde bij b zou ik nog graag toegevoegd willen zien: in de volgende vergadering. Mijn voorstel luidt dus: b. en w. te verzoeken in een volgende vergadering met voorstellen of met een nieuw voorstel inzake straatnamen in het plan 't Nijl&n, uit gezonderd de West-Indische buurt, te komen. Dus met een nieuw voorstel en niet met een voorstel i.z. de nieuwe straatnamen. Een nieuw voorstel is iets anders, iets soepeler en iets beter hanteerbaar dan het voorstel met nieuwe straatnamen. De Voorzitter: Het voorstel wordt dus: b. en w. te verzoeken in een volgende vergadering met een nieuw voorstel inzake straatnamen in het plan 't Nijlan te komen, uitgezonderd die straten, die West-Indische na men dragen. Maar nu ligt hier, behalve uw voorstel, ter tafel het voorstel van de heren Van der Veen en Van Balen Walter en het voorstel van de heren Spiek- hout en Drentje. Wensen de heren Van der Veen en Van Balen Walter en de heren Spiekhout en Drentje hun respectieve voorstellen te handhaven? (De heren knikken instemmend.) Als ik dit dus overzie, dan lijkt het mij juist om eerst in stemming te brengen het voor stel van de heren Van der Veen en Van Balen Walter. Dat is het verstgaande, omdat voorgesteld wordt de hele verordening zonder meer in te trekken lk zou zeggen: Laten we eerst maar deze stemming houden, dan kunnen we aan de hand van die stemming wel nagaan wat verder met de beide resterende voorstellen moet gebeuren. Ik neem aan, dat de heren Van der Veen en Van Balen Walter stemming over hun voorstel verlangen. Het gaat dus voor of tegen het voorstel van de heren Van der Veen en Van Balen Walter. Het voorstel wordt aangenomen met 19 tegen 15 stemmen. Tegen het voorstel stemden: de heren Tiekstra, Volbeda, Venema, J. de Vries, Bosgraaf, Keuning, Santema, Vel- lenga, Hartstra, Pols, IJtsma, mevr. Hiemstra, de heer Bootsma, mevr. Ringenaldus en mevr. Boersma). Dan krijgen we dus de voorstellen van de heren Spiekhout en Drentje tezamen en dat van de heer K. J. de Jong. Het voorstel-Spiekhout-Drentje luidt: De raad besluit tot het instellen van een adviescommissie voor de straat- naamgeving. Deze commissie zal bestaan uit 5 perso nen, waarvan minstens 2 lid van .de raad moeten zijn. Hier staat niet in wie nu deze commissieleden moet benoemen. Het voorstel houdt alleen in het instellen van een adviescommissie. Mijnheer Spiekhout, wat wilt u Het staat er niet in en de raad kan dit nu aannemen of niet aannemen. Maar laten we even veronderstellen, dat de raad dit voorstel aanneemt. Dan zal er dus een uitvoering aan het besluit moeten worden gegeven. Het is alleen de vraag: hoe ziet u die uitvoering? De heer Spiekhout: Dat b. en w. met een voorstel zullen komen. De Voorzitter: Neen, daar hebben b. en w. geen en kele aanleiding toe, als de raad een dergelijk besluit neemt. De raad moet het zelf weten. De heer Spiekhout: B. en w. geven toch uitvoering aan het besluit van de raad? De Voorzitter: Ik wilde toch wel graag, dat de heren in dat opzicht van voorlichting dienden, want we moe ten hier verder geen moeilijkheden over krijgen. De heer Spiekhout: Door de raad op voorstel van b. en w. Dat is de normale gang van zaken. Ik dacht, dat dat hier normaal uit voortvloeide. Over elk ander onderwerp, waarover de raad wensen heeft, komen b. en w. met een voorstel en dan beslist de raad. Maal ais u het nodig acht om het er in te zetten, dan wil ik het voorstel natuurlijk wel aanvullen. De Voorzitter: Het lijkt mij wenselijk, ter vermijding van misverstanden en tegengestelde meningen, om dat bij voorbaat toch vastgesteld te hebben. De heer Spiekhout: Ik heb er geen bezwaar tegen. De Voorzitter: Dus u wenst uw voorstel aan te vul len. En in welke zin? De heer SpiekhoutTe benoemen door de raad op voorstel van b. en w. De Voorzitter: De raad besluit tot het instellen van een adviescommissie voor de straatnaamgeving. En dan moet de raad dit gezelschap benoemen op voor dracht of op aanbeveling? Zegt u het maar. De heer Spiekhout: Op voordracht. De Voorzitter: Ik heb er nu dit van gemaakt: De raad besluit tot het instellen van een adviescommissie voor de straatnaamgeving. (Dat stond er al.) Ik heb nu ingevuld: De leden van de commissie worden door de raad benoemd op voordracht van burgemeester en wet houders. Is dat uw bedoeling? De heer Spiekhout: Ja. De Voorzitter: Goed. De heer Van der Veen: Voor hoe lang worden de commissieleden benoemd De Voorzitter: Ik heb van mijn kant altijd wel grote behoefte om de raad de besluitvorming gemakkelijk te maken, maar als een dergelijk voorstel uit de raad komt en dergelijke vragen worden gesteld, zelfs door de heer Van der Veen (en er zijn misschien nog wel meer vragen in dit opzicht te stellen), dan kan ik toch moeilijk anders dan aan de voorstellers vragen hoe ze zich dit denken. De heer Spiekhout: Ik heb de formulering overgeno men zoals die in de verordening, die we hebben aan genomen, stond. Daar staat ook geen zittingsduur in genoemd. Er staat ook niet door wie ze worden be noemd. Ik dacht dat dat wel voldoende zou zijn, maar ik merk, dat er nu moeilijkheden zijn op dat punt. De Voorzitter: Niet door mij opgeworpen, mijnheer Spiekhout. Door de raad. De heer Spiekhout: Ik weet niet hoe de zittingsduur in de verordening door het college was geregeld. Ik dacht, dat we het op dezelfde manier moesten doen. Dat lijkt mij het eenvoudigste. De Voorzitter: Bij deze verordening is in zeker op zicht automatisch een tijdsduur gegeven, omdat twee leden der commissie lid van de raad moeten zijn; het lidmaatschap van de commissie eindigt dus met het raadslidmaatschap. Overigens zijn het ambtelijke leden en dat levert ook geen moeilijkheden op, want het lidmaatschap van deze leden stond en viel met het vervullen van hun functie. Zo hebben b. en w. van hun kant de verordening uitgevoerd. Tot dus verre bestond die moeilijkheid dus niet. U moet goed begrijpen, dat ik deze moeilijkheid niet opgeworpen heb, maar dat vanuit de raad zelf deze vraag wordt gesteld. De heer Spiekhout: Ik geloof, dat we nu in for mele dingen vervallen. Ik heb dus al gezegd, dat ik het aangepast had bij de bestaande verordening en ik heb het volste vertrouwen in het college. Als b. en w. met een voordracht komen, zoals in het voorstel staat, dan kunnen we dat op dezelfde praktische manier uitvoe ren als we dat ook gedaan hebben op grond van de oude verordening. Het lijkt me niet erg nuttig om daar nu nog lang over te spreken. De bedoeling van het voorstel is in ieder geval wel duidelijk, n.l. dat wij wel prijs stellen op het handhaven van de adviescommissie op dezelfde wijze met dezelfde werkwijze als ook in de verordening was bedoeld. De heer Van der Veen: In de toekomst zullen wij dus de adviezen van deze commissie te zien krijgen en dan kunnen wij ook beoordelen of die commissie van grote of geringe waarde voor de raad is. Zou het niet het verstandigste zijn wanneer wij in het voorstel van de heer Spiekhout opnemen, dat de raad „telkenjare" die benoeming doet? We benoemen elk jaar alle moge lijke commissies. Zijn de heren goed, dan huren we ze weer in en zijn de heren niet goed, dat huren we ze niet in. De Voorzitter: De heer Spiekhout beroept zich op een vroegere regeling. Het verschil is, dat b. en w. die vroegere regeling in de hand hadden. Maar nu heeft de raad aan de touwtjes te trekken. We moeten geen misverstanden opwekken, mijnheer Spiekhout, die on- nodig zijn, nietwaar? In dit opzicht is het een commis sie, die de raad instelt en die de raad adviseert. En de I raad zal dus moeten weten hoelang deze commissie deze functie zal hebben te vervullen. En ik herhaal: ik heb van mijn kant deze vraag niet opgeworpen, die is van uit de raad zelf opgeworpen. En ten slotte moet dus de raad weten wat hij in dit opzicht wil. De heer Spiekhout: Ik neem de suggestie van de heer Van der Veen over. Dus „telkenjare" te benoemen (als daarmede de moeilijkheden zijn opgelost). De Voorzitter: We zullen het voorstel dus maar zo aanvullen: De leden van de commissie worden telken jare door de raad benoemd op voordracht van burge- - meester en wethouders. Ik hoop, dat wij dus de formu lering van dit voorstel op deze wijze naar wens van de voorstellers hebben aangevuld. En dan zou ik u willen voorstellen, althans wanneer de heren Spiekhout en Drentje hier stemming over verlangen, om dit punt in stemming te brengen. (Genoemde heren verlangen inderdaad stemming. Het voorstel wordt daarna aangenomen met 32 tegen 2 stemmen. De heren Bootsma en Santema stemden te gen het voorstel). De Voorzitter: Het lijkt mij dus toe, dat hiermede het voorstel van de heeer K. J. de Jong vervallen is, want daar staat: b. en w. te verzoeken in een volgende vergadering met een nieuw voorstel inzake straatna men in het plan 't Nijlan te komen, uitgezonderd die straten, die West-Indische namen dragen. Dit is nu voortaan een zaak van de raad, voorgelicht door de commissie, te benoemen door de raad. Ik kan het be paald niet anders zien. Er is conform het voorstel van de heren Spiekhout en Drentje besloten, dat de raad besluit tot het instellen van een adviescommissie voor de straatnaamgeving; de leden van die commissie wor den telkenjare door de raad benoemd op voordracht van b. en w.; deze commissie zal bestaan uit 5 per sonen enz. Door het voorstel-Van der Veen heeft de raad de bevoegdheid tot het geven van de namen aan zich getrokken en door het voorstel-Spiekhout aan te nemen, heeft de raad besloten zich te laten voorlichten door een adviescommissie. Alleen de benoeming van de leden van de adviescommissie geschiedt op voordracht van b. en w. Dus in het vervolg zijn het niet b. en w., die de raad adviseren, maar is het de adviescommissie, die de raad adviseert. Dat is het onmiddellijke gevolg van het aannemen van dit voorstel; laten we daar ver der maar niet over redetwisten. Dit is mijn zienswijze, maar wanneer de raad meent, dat het voorstel van de heer K. J. de Jong nog op zijn plaats is, dan moet ik dat ook maar in stemming brengen. De heren handhaven hun voorstel, begrijp ik? (De heer K. J. de Jong: Ja.) Goed, dan moet er over gestemd worden. Ik ben nu verder passief. Ik heb hier een voorstel; de beraad slagingen zijn gesloten en de heren verlangen stem ming over dit voorstel. Ik breng het voorstel van de heer K. J. de Jong in stemming. Het voorstel wordt daarna aangenomen met 21 te gen 13 stemmen. Tegen het voorstel stemden de heren Tiekstra, Volbeda, Venema, J. de Vries, Bosgraaf, Keu ning, Santema, Hartstra, IJtsma, mevr. Hiemstra, de heer Bootsma, mevr. Ringenaldus en mevr. Boersma. De Voorzitter: Ik hoop, dat hiermee dus dit punt is afgehandeld. Punt 2. De aanbevelingen van het bestuur luiden als volgt: vacature K. Sybrandy: 1. K. Sybrandy te Wirdum; 2. P. v. d. Herberg te Wirdum; vacature J. H. Hogema: 1. J. H. Hogema, alhier; 2. G. Schweigmann, alhier. Benoemd worden de heren Sybrandy en Hogema (de heer Sybrandy met 32 stemmen, de heer Hogema met 34 stemmen; 1 stem op de heer v. d. Herberg). Punt 3. Benoemd wordt de heer Spiekhout, met 31 stemmen (1 stem op de heer Beuving; 2 stemmen blanco). Punt 4. Benoemd worden de heren Bootsma (31 stemmen), Bosgraaf (33 stemmen) en K. J. de Jong (31 stemmen). (1 stem op de heer Heidinga; 1 stem op de heer Spiek hout; 1 stem op de heer J. de Vries). Punt 5 (bijlage no. 132). De aanbeveling van burgemeester en wethouders luidt als volgt: 1. B. de Vlas te Zwolle; 2. S. van der Burg te Harderwijk; 3. J. de Vries te Leek. De Voorzitter deelt mede, dat dit voorstel door bur gemeester en wethouders wordt teruggenomen. Punt 6. De aanbeveling van het College van Curatoren luidt als volgt: ir. A. P. W. Münch te IJlst. Benoemd wordt de heer Münch, met 33 stemmen. (1 stem op de heer Van der Burg). Het stembureau werd gevormd door mevr. Boersma en de heer Van der Heijde. Punten 7 t.e.m. 11 (bijlagen nos. 133, 145, 135, 143 en 137). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1960 | | pagina 7