2
3
c. tot het verpachten van percelen weiland, gelegen
ten westen van het Ouddeel;
2. de raadsbesluiten van 1 juni 1960:
a. tot het verkopen van een perceel grond van het
industrieterrein „Van Harinxmakanaal", aan de
„Stichting Leeuwarder Industriegebouwen";
b. tot het uitbreiden van de deelneming in het
maatschappelijk kapitaal van de N.V. Bank voor
Nederlandsche Gemeenten te 's-Gravenhage;
B. dat Gedeputeerde Staten van Friesland de vergoe
ding, welke de leden van de Raad der gemeente Leeu
warden genieten voor het bijwonen van vergaderingen
van de Raad en van afdelingen van de Raad, met in
gang van 1 januari 1960 hebben vastgesteld op f 15,
per lid en per bijgewoonde vergadering;
C. dat zijn ingekomen rapporten omtrent controle van
de administratie der algemene begraafplaatsen, om
trent controle van de voorschot- en legeskas en de
kledingadministratie van de politie en de brandweer,
omtrent controle van de legesadministratie van de af
deling Bevolking en Militaire Zaken der gemeente
secretarie, omtrent kasopneming en controle van de
administratie van de Reinigings- en Ontsmettingsdienst,
alsmede omtrent controle van de voorschotkas van het
Hoofd Bescherming Bevolking;
D. dat berichten van verhindering zijn ingekomen van
mevr. Boersma-Hemminga en van de heren Balt, San-
tema, Vellenga en Volbeda.
Deze mededelingen worden voor kennisgeving aan
genomen.
E. dat is ingekomen een schrijven van een aantal
dorpsorganisaties van Goutum inzake de bebouwing
van een aan de noordzijde van de Goutumerdijk gelegen
perceel bouwterrein.
De Voorzitter: Namens het college van b. en w. kan
ik mededelen, dat het door de gebr. Adema voor dit
bouwterrein ingediende bouwplan geheel in overeen
stemming is met het ter plaatse geldende uitbreidings
plan. Ingevolge artikel 6 van de Woningwet was het
college dan ook gehouden de bouwvergunning te ver
lenen. Aangezien het instellen van beroep tegen het be
sluit van b. en w. tot het verlenen van de bouwvergun
ning niet mogelijk is, stelt het college voor het schrijven
voor kennisgeving aan te nemen.
De heer K. J. de Jong: Het is niet mijn bedoeling om
tegen Uw voorstel iets in te brengen, want ik geloof,
dat dat niet mogelijk is. Ik stel dat zeer duidelijk. Be
roep is niet mogelijk. Dat laat de wet niet toe. Maar ik
zou toch wel enkele vragen willen stellen naar aanlei
ding van het ingekomen stuk zelf. Ik hoop, dat U daar
geen bezwaar tegen zal hebben. In de eerste plaats is
in die brief sprake van een uitspraak van een tweetal
wethouders, als ik het goed begrepen heb. De ene uit
spraak stemt echter niet overeen met die van de an
dere. Hoe is dit mogelijk? Is daar ook een verklaring
voor te geven? Het ene spreekt het andere een beetje
tegen en dat doet toch eigenlijk wel een beetje vreemd
aan, tenzij natuurlijk de mededelingen in de brief on
juist zijn.
In de tweede plants heeft het ons een beetje be
vreemd, dat we hier te maken hebben met een adres,
waaruit blijkt, als ik het goed begrepen heb, dat de
Kerkeraad van de Nederlands Hervormde Kerk tegen
het voorstel van b. en w. zou zijn, terwijl aan de andere
kant de Kerkvoogdij van diezelfde kerk het terrein,
waarop dit adres betrekking heeft, aan de gemeente
heeft verkocht. Het is eigenlijk ook wel een beetje
wonderlijk, dat men in dit geval met dezelfde instantie
te maken heeft en dat men daarbij in twee verhou
dingen kan komen, n.l. voor het ene en tegen het andere.
Het heeft ons eigenlijk wel een beetje bevreemd.
In de derde plaats een vraag en wel deze. De indruk
wordt hier gewekt, dat de beide mensen, die dit schrijven
ingediend hebben, spreken namens de verenigingen, die
hier genoemd zijn. Is dat wel juist? Ik heb wel infor
maties, waaruit blijkt, dat het zeer dubieus is of deze
mensen namens deze instanties kunnen spreken en of
deze instanties daar volledig achter staan. Ik weet het
niet, maar ik betwijfel het ten zeerste.
En dan nog de volgende vraag. Ik geloof wel, dat
uit dit schrijven wel blijkt, dat het met betrekking tot
de plaats Goutum wel zeer van belang is, dat zodra dit
mogelijk is het uitbreidingsplan verder wordt uitge
werkt en gepreciseerd, zodat men ook in Goutum weet
welke mogelijkheden daar voor de toekomst liggen.
De heer Bootsma: Ik zou mij voornamelijk willen
aansluiten bij het laatste gedeelte van het betoog van
de heer De Jong. Het is niet voor de eerste maal, dat
in deze vergadering aangedrongen wordt op herziening
van het uitbreidingsplan niet alleen voor Goutum, maar
ook voor de overige dorpen dezer gemeente. En ik
meen toch wel met de heer De Jong te moeten vaststel
len, dat door dit ingekomen stuk de behoefte daaraan
nog weer eens extra wordt geaccentueerd. En daarom,
de klem, waarop de heer De Jong aandringt, zou ik nog
wel een klein beetje meer willen aanschroeven. Ik ver
zoek u derhalve een herziening van dit uitbreidingsplan
zoveel mogelijk te bespoedigen.
De heer Kamstra: Ook in onze fractie kwam de ge
dachte naar voren, dat de inlichtingen, die van ge
meentewege gegeven zijn, verschillend zijn. Daar zat
enige tegenspraak in. Maar waar het op neer komt,
dat is toch wel dit. De vraag, die daar in Goutum ge
steld wordt, is: geef ons een uitbreidingsplan. Dat is
de kern. En daarom meen ik eigenlijk, dat het niet
goed is dat dit schrijven voor kennisgeving wordt aan
genomen.
Het is beter, dat de raad aan het college de vraag
doet of het college een voorstel wil voorbereiden. We
zouden nu de urgentie moeten vaststellen om een uit
breidingsplan voor het dorp Goutum te ontwerpen. Ik
geloof ook, dat het voor de gemeente zelf beter is, want
door die kwestie-Adema zat het gemeentebestuur nu
zelf wel een klein beetje in de moeilijkheden.
De heer J. de Vries: Uiteraard kan er na de vorige
sprekers niet zoveel nieuws meer gezegd worden, maar
ook ik wil mij graag aansluiten bij hetgeen door de
vorige sprekers is gezegd.
Het gaat hier dus om een aantal organisaties in
Goutum, dat zich blijkbaar niet gelukkig voelt met het
beleid van de gemeente op dit punt. En die organisaties
zeggen: keer nu deze bouw op die hoek, want dit plan
lijkt ons voor de toekomstige ontwikkeling van dit
dorp niet juist. De gemeente zal inderdaad formeel wel
volkomen gelijk hebben, dat geloof ik inderdaad ook.
Dat wil echter nog niet zeggen, dat daarmee alles ge
zegd is. Want als daarmee alles gezegd was, dan waren
de andere sprekers en ook ik uiteraard niet omhoog
gekomen.
Wij weten, dat er voor sommige mensen formele om
standigheden het einde van alle tegenspraak vormen,
maar daar behoor ik niet toe en ik meen dan ook, dat
het goed is, dat men zegt: geef ons nu een duidelijk
beeld van de ontwikkeling, welke ons dorp in de toe
komst zal moeten meemaken. Dit streven van Goutum
verdient alle aandacht. Het uitbreidingsplan van Leeu-
warderadeel zou inderdaad altijd nog van kracht zijn.
Het is onderhand 20 jaar oud volgens de gegevens, die
ik mij herinner. Ik vraag mij dan ook wel af, of het
niet juist is om, net als wij voor Wytgaard ook al
enkele jaren hebben gedaan, vast te stellen, dat er een
uitbreidingsplan voor Goutum in voorbereiding is, zodat
we een ongewenste bebouwing kunnen voorkomen.
De heer Van Balen Walter: Ook onze fractie zingt
gaarne mee in het koor om de noodzaak te beklemtonen
voor Goutum en ook voor de andere dorpen een uit
breidingsplan voor te bereiden. Ik wil u dus graag vra
gen daarmee de nodige spoed te betrachten.
De heer Van der Schaaf (weth.): De eerste spreker,
de heer De Jong, heeft geattendeerd op het feit, dat de
adressanten in de war zijn gebracht door het feit, dat
het college van wethouders hier niet met gelijke mond
zou hebben gesproken. De wethouder, die hierin naast
mij een rol speelt, is hedenavond niet aanwezig, zodat
ik er met grote reserve over spreek.
Er is mjj dit van bekend, dat bedoelde wethouder zijn
mededeling niet zo maar heeft gedaan, maar zich van
te voren op één van de afdelingen ter secretarie had ge
ïnformeerd. Hij heeft de verkregen informatie door
gegeven, toen hem over dit punt een vraag werd ge
steld en het spijt hem natuurlijk zeer, dat hij achteraf
heeft moeten ervaren, dat de informatie, die hij had
ingewonnen, niet juist bleek te zijn. Naderhand is een
van de adressanten bij mij gekomen en nadat ik mij
ook even had georiënteerd op de stukken, heb ik een
andere inlichting moeten geven. En dat is dus blijk
baar een van de redenen, waardoor de adressanten een
beetje in een verwarde toestand zijn geraakt. Hoe dit
zij, ik wil daar niet meer van zeggen; dit is alles te
goeder trouw geweest, zoals dat ook in dat adres wordt
aangenomen. Het volgende punt, dat door de heer De
Jong is aangeroerd, is voor mij wel bijzonder moeilijk
en dat is dit. In het geheel van deze zaak werkt de
voogdij van de Hervormde Kerk mee aan dë totstand
koming van deze woningbouw door de verkoop van de
grond, terwijl uit het request zou moeten worden afge
leid, dat de Kerkeraad het daarmee niet eens zou zijn.
Het ligt uiteraard niet op mijn weg om dit geheel uit
de doeken te doen; ik heb mij daar ook niet bijzonder
in verdiept. Ik heb evenals de heer De Jong dit feit
geconstateerd, maar daar moet ik nog iets anders aan
toevoegen. Op grond van zekere inlichtingen is ook bij
mij enigermate twijfel gerezen over de juistheid van
de inhoud van dit adres. De indruk wordt gewekt, dat
hier een formeel besluit zou zijn genomen door al de
genoemde verenigingen om een adres met deze inhoud
in te zenden. Wel is er een langdurige vergadering over
dit punt gehouden, maar tot een uitspraak, als hier
wordt gesuggereerd, zou het volgens zekere inlichtingen,
waarover ik beschik, niet zijn gekomen. Ik kan dit
alles niet verklaren. Het ligt ook niet op mijn weg om
dit als een soort rechercheur uit te zoeken, omdat toch
de inhoud van dit adres eigenlijk tot niets anders kan
leiden dan tot voor kennisgeving aannemen.
Bovendien is het gebruikelijk dat, wanneer een cor
poratie een adres inzendt, de bestuursleden van de
adresserende verenigingen dan ook mee tekenen. Dus
wanneer „Doarpsbilang", de „Iisklub", „Ien en Mien" en
al die instellingen kracht hadden willen bijzetten aan
dit adres, dan had het toch eigenlijk moeten zijn voor
zien van de handtekeningen van de inzenders. Hoe het
ook zij, ik heb geen behoefte om verder op de juistheid
van het adres in te gaan. Alleen met de heer De Jong
heb ik dus de neiging om enigermate te twijfelen aan
de juistheid van de bewering, dat al deze verenigingen
in een gezamenlijke vergadering bijeen zouden hebben
besloten een adres van deze inhoud tot uw raad te
richten.
Nu kom ik tot het volgende punt, dat is beklemtoond
door vrijwel alle andere sprekers, n.l. dat het zeer ge
wenst is, dat er uitbreidingsplannen voor de dorpen
en met name voor Goutum worden voorbereid. Ik kan
daarover mededelen, dat juist in de dagen, waarin de
zaken, in dit adres bedoeld, speelden, intern de kwestie
van de uitbreidingsplannen voor de dorpen weer iets is
gevorderd. De resultaten van de voorbereidende werk
zaamheden zijn reeds aan het college overgelegd. Ik
moet er volledigheidshalve evenwel bij zeggen, dat de
kwestie voor Goutum wel het moeilijkste is. Wanneer
men de kaart van het dorp Goutum bekijkt, dan ziet
men aan de oostkant de kerk staan en verder is dit niet
veel anders dan een lange sliert van lintbebouwing, die
dit dorp een heel moeilijk stedebouwkundig karakter
geeft. Dat neemt niet weg, dat ook moeilijke vraag
stukken moeten worden opgelost, maar het vraagstuk
van het uitbreidingsplan voor het dorp Goutum wordt
in bijzondere mate gecompliceerd door een zaak, die
nog niet bestemd is om in de volle openbaarheid te wor
den gebracht, maar die toch met voldoende duidelijk
heid aan uw raad kan worden aangeduid door te zeggen,
dat het gaat in de richting van de inhoud van een
zeker houten kistje, dat bij de stukken ter inzage heeft
gestaan. De gegevens en de mogelijkheden, die uit de
inhoud van de daarin gedeponeerde stukken naar voren
komen, moeten nu worden verwerkt in het uitbreidings
plan. En nu is het een beetje jammer, dat bij de bijzon
dere aandacht, die Goutum hedenavond krijgt, moet
worden aangetekend, dat het uitbreidingsplan voor
Goutum in de interne sfeer minder ver is dan de an
dere uitbreidingsplannen. Dit neemt niet weg, dat het
college al had besloten om ook voor het dorp Goutum
het uitbreidingsplan in die richting te sturen en dat
het college gaarne bereid is om de veelzijdige druk, die
uit deze raad op het college wordt uitgeoefend, over
te brengen op degenen, die zijn belast met het ont
werpen van het uitbreidingsplan voor het dorp Goutum.
Z.h.st. wordt daarna besloten het schrijven voor ken
nisgeving aan te nemen.
Punten 2 t.e.m. 8 (bijlagen nos. 152, 155, 160, 159, 154,
164 en 161).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van b. en w.
Punt 9 (bijlage no. 156).
De voordracht van b. en w. luidt als volgt:
mej. J. Grilk, alhier.
Benoemd wordt mej. Grilk, met alg. stemmen.
Punt 10 (bijlage no. 163).
De aanbeveling van b. en w. luidt als volgt:
mej. C. J. Molenkamp te Groningen.
Benoemd wordt mej. Molenkamp, met alg. stemmen.
Punt 11 (bijlage no. 173).
De aanbeveling van b. en w. luidt als volgt:
1. J. de Vries te Leek;
2. S. van der Burg te Harderwijk.
De heer K. J. de Jong: Ik heb alleen maar een korte
opmerking te maken en dat is deze. Het heeft enige
verwondering gewekt, dat wij in een vorige vergade
ring een aanbeveling kregen, waarbij de persoon, die
nu als no. 1 voorgedragen wordt, toen op no. 3 stond,
terwijl no. 2 nu weer op no. 2 gekandideerd wordt. Ik
heb me de vraag gesteld, of bij de eerste kandidering
wel voldoende inlichtingen door het college ingewonnen
zijn en wel omdat men nu tot een enigszins andere
kandidering komt dan verwacht had kunnen worden
aan de hand van de vorige aanbeveling. Verder wil ik
er niet veel meer van zeggen. Ik stel dit dus even aan
de orde, omdat het altjjd iets pijnlijk is voor de betrok
kenen, die hier in de negatieve zin van het woord mee
te maken hebben. Daarom geloof ik, dat het wel goed
is om aan dit gevoelen even uitdrukking te geven.
Overigens kan ik mg met deze aanbeveling wel ver
enigen.
De heer Kamstra: Ik zou eigenlijk precies hetzelfde
willen zeggen. Deze gedachte kwam ook in onze fractie
naar voren en toen is er afgesproken om het eens even
onder de roos te zeggen. Nu de heer De Jong echter
deze kwestie ter sprake heeft gebracht wil ik ook de
vraag stellen of er wel voldoende aandacht geschonken
is aan de bedoelde kandidaat.
De heer Pols (weth).: Ik zal het heel kort maken.
Men stelt hier dus de vraag, of er voldoende aan
dacht besteed is aan de kandidaten en dan doelt men
daarbij blijkbaar op een van de kandidaten. Ik zou er
dit van willen zeggen. Men gaat solliciteren. Men wordt
opgeroepen en men komt op de voordracht. De verga
dering, waarin het punt aan de orde komt, wordt
woensdagavond gehouden en dinsdagsmorgens komt
het bericht van de kandidaat, dat hij zich terugtrekt.
Het ligt in dit geval niet aan de nadere inlichtingen,
die wij zouden hebben ingewonnen, of aan het nader
beschouwen van deze kandidaat, maar ik geloof toch
meer, dat het ligt aan de gemeente, waar deze kandi
daat vandaan komt. Mag ik het hierbij laten?
Benoemd wordt de heer De Vries, met 25 stemmen.
(3 stemmen op de heer Van der Burg en 1 stem blanco)
De heren Bosgraaf en Taylor Parkins vormden het
stembureau.
Punten 12 t.e.m. 16 (bijlagen nos. 153, 170, 166 169
en 148).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van b. en w.