2 3 heid, ingeval er dus inderdaad weer zo'n aantal solli citanten is en de kwestie van de bevoegdheden goed ligt, ook daaromtrent zullen informeren. Benoemd wordt de heer De Jong, met alg. stemmen. Punt 5. De aanbeveling van het College van Curatoren luidt als volgt: Dr. M. de Jonge te Blija. Benoemd wordt de heer De Jonge, met 33 stemmen (1 st. blanco). Punt 6 (bijlage no. 200). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 7 (bijlage no. 203). De heer Bootsma: Het verheugt onze fractie, dat het overleg, dat aangaande deze vestiging heeft plaats gehad tussen het college en dit bedrijf, er toe geleid heeft, dat het mogelijk gebleken is om een terrein te vinden, waarop deze grossierderij zou kunnen worden gevestigd. In de afgelopen jaren is dit helaas voor an dere bedrijven niet mogelijk gebleken en dat in dit ge val het overleg met succes bekroond is stemt ons tot verheugenis. Wij twijfelen er dan ook niet aan, dat het college voor de enkele belemmeringen, die hierdoor voor de tegenwoordige gebruikers van de grond zullen ontstaan, een oplossing zal kunnen vinden. De heer Van der Schaaf (weth.)Ik kan mij aan sluiten bij hetgeen de heer Bootsma zegt. Het doet ook ons veel genoegen, dat deze transactie tot stand is kunnen komen. Z.h.st. wordt daarna besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 8 (bijlage no. 198). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 9 (bijlage no. 201). De heer K. J. de Jong: Ik ben eigenlijk een klein beetje getroffen door de zinsnede in de aanbiedings brief, waarin staat: Ofschoon wij de onderhandelingen voortzetten, achten wij het niet verantwoord, dat bij mislukken daarvan onnodig tijd verloren gaat. En dan wordt medegedeeld, dat de procedure van onteigening een aanvang gaat nemen. Mijn eerste indruk was: is dit eigenlijk wel de juiste weg om, terwijl de onder handelingen nog gaande zijn, toch de procedure van onteigening te beginnen? Is dit niet een tikje onhoffe lijk tegenover de mensen, met wie onderhandeld wordt Zou het eigenlijk niet beter zijn daarmee te wachten tot de onderhandelingen zijn vastgelopen? We geven dan de mensen daarvan bericht en daarna gaan we ont eigenen. Dat zou mij persoonlijk een beetje beter liggen, geloof ik. Intussen hoop ik niettemin, afgezien van de vraag hoe men hier ook over mag denken, dat de on derhandelingen toch voortgezet mogen worden. Ik zou verder nog een suggestie willen doen. Is het niet mogelijk, dat men door een taxatie, waarvoor door iedere partij een deskundige wordt aangewezen (en desnoods nog een derde deskundige, door die twee te benoemen) toch tot elkaar komt? Misschien dat men op deze manier tot een oplossing zou kunnen komen, waardoor dan ook de procedure van onteigening tussen tijds nog gestopt zou kunnen worden. Ik geloof, dat deze kans als het enigszins mogelijk is benut zou kun nen worden en ik hoop ook, dat b. en w. hier de nodige interesse voor zullen bezitten. De heer Van der Schaaf (weth.): Het is bij zaken als deze toch wel algemeen gebruikelijk (dat zal ook wel duidelijk worden bij het volgende punt), dat in een zekere fase van de eigendomsverwerving twee dingen naast elkaar lopen. Dat zijn de interne voorbereiding van de onteigening en naar de buitenkant de onder handelingen met de betreffende eigenaren. De reden daarvoor ligt voor de hand. Wanneer men met het lan ceren van een onteigeningsplan wil wachten totdat de laatste eigenaar ten volle heeft getoond onwillig te zijn, dan gaat er te veel tijd verloren en wanneer men direct, dus voordat de onderhandelingen beginnen, al met de onteigening begint, dan zou dat bepaald onjuist zijn. Dan zou ook het gevoel, dat bij de heer De Jong is op gekomen en dat hem de vraag doet stellen of hier wel volledig hoffelijk wordt gehandeld, inderdaad op zijn plaats zijn. Het is zo, dat al een aantal maanden voor dat de plannen tot onteigening in de openbaarheid ko men intern voorbereidingen moeten worden getroffen, zoals kadastrale bewerkingen, het maken van tekenin gen en dergelijke. Daartoe wordt besloten zodra het college de overtuiging heeft, dat een tijdsverlies niet meer te gedogen is. Zo was het ook in dit geval. Er bestaan plannen om in het te onteigenen gebied met het reeds verworvene tot bouw te komen en om niet in tijdnood te komen moest nu naar de mening van het college dus tot deze onteigening worden besloten. Dat neemt niet weg, dat wij blijven voortgaan om te trach ten door onderhandelingen tot eigendomsverkrijging te komen, ook al omdat dat waarschijnlijk nog weer vlug ger tot het beoogde resultaat leidt dan de onteigenings procedure. In dit geval gaat het om een aantal (niet zo'n groot aantal) gerechtigden. Met één daarvan zijn wij in onderhandeling geweest en daarbij is ook al eens gelanceerd de gedachte, die de heer De Jong nu oppert, n.l. om door middel van een taxatie-commissie uit de moeilijkheid te komen. En ik kan wel zeggen, dat nog zeer recent deze gedachte ten opzichte van de betrok ken tegenstrevende eigenaar is gelanceerd. Het ligt volkomen voor de hand, dat we een dergelijke poging nog eens zullen doen en dat we die ook serieus zullen uitwerken. En ik kan dus wel zeggen, dat ook dit middel, deze suggestie, die de heer De Jong hier te berde brengt, door het college zeker zal worden aan gewend en wezenlijk al is aangewend. Ik geloof dus niet, dat hier kan worden gezegd, dat het college on hoffelijk tegen de eigenaren is opgetreden. Voordat het voorstel tot onteigening aan de raad is gedaan is ook aan de betrokken eigenaar het voorstel gedaan om middels taxatie tot prijsbepaling te komen, zodat we hier bepaald wel blijk hebben gegeven om op een rede lijke wijze tot een vergelijk te willen komen. En daar om meen ik, dat hier dus niets onhoffelijks is gebeurd. De heer K. J. de Jong: Ik heb ook niet gezegd, dat het een onhoffelijke bejegening geweest is, die hier heeft plaats gevonden. Ik heb alleen gezegd, dat het mis schien een tikkeltje hoffelijker zou zijn om het anders te doen. Wat ik eigenlijk nog wel zou willen opmerken is dit. Is het ook mogelijk, dat in het vervolg iets eerder met de aankoop van gronden begonnen wordt? Ik geloof, dat wij dan ook iets gemakkelijker de procedure van aankoop kunnen nakomen. De tijdnood, die ons nu dringt, spreekt mij ook wel aan, vooral als we zien wat voor plannen er op stapel staan voor het betreffende gebied. En wanneer we dat zien, dan zeggen we: het moet, we kunnen eenvoudig niet anders. Maar wanneer men eerder met de aankoop van terreinen zou begin nen, dan zou dat misschien al deze moeilijkheden kun nen voorkomen. Van mijn kant zou ik dus nog wel een zachte aandrang willen uitoefenen op b. en w. om in de toekomst daar, waar men dergelijke moeilijkheden vreest, als het mogelijk is iets eerder met de aankoop van terreinen te beginnen. De heer Van der Schaaf (weth.)Ik wil graag op merken, dat het openen van onderhandelingen natuur lijk niet betekent het tot een gelukkig einde brengen van de onderhandelingen. Ik kan wel zeggen, dat wij dat niet volledig in de hand hebben, maar dat we toch ook in de laatste jaren al bezig zijn met aankopen in een betrekkelijk vroegtijdig stadium. Als we naar de overige delen van het Ielan zien dan kunnen we zeggen, dat daar de aankoop al in belangrijke mate is gevor derd. Overigens is het inderdaad juist, dat men bij het aankopen van gronden iets moet vooruitzien en het verheugt mij, dat de heer De Jong ook die mening deelt. Z.h.st. wordt daarna besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 10 (bijlage no. 202). De heer Heidinga: Het is misschien een beetje eigenaardig, maar ik zou hier eigenlijk hetzelfde willen zeggen als wat mijn fractiegenoot de heer De Jong zonet heeft gezegd. Een klein tikje concreter. Ik heb mijn licht daar in die buurt bij de Blekerstraat en zo opgestoken en er zijn daar verschillende mensen, die, om het maar niet te sterk uit te drukken, niet best te spreken zijn over het beleid van het college. Ik mag dat wel als collegebeleid bestempelen. Ik heb vanmor gen nog met een eigenaar daar in die buurt gesproken. Deze man heeft misschien al ongeveer een jaar gele den bezoek gehad van iemand van het grondbedrijf. Hij heeft toen zijn voorwaarden gesteld en hij heeft de mededeling gekregen: wij zullen er eens over denken en u krijgt er bericht over. Er is nog nooit taal of teken weer op gekomen. En als dat zo gaat dan geloof ik, dat we rustig mogen zeggen dat we dat niet moeten hebben, want dat hoeft helemaal niet. Er is geen en kele reden voor om dat te doen. Wanneer die mensen met een aanbod komen, dan moeten die dingen serieus worden bezien en dan moet de gemeente in ieder geval de hoffelijkheid hebben om daarop terug te komen en te zeggen: om die of die reden is dat voor ons onaan vaardbaar. Of de gemeente moet met een tegenbod komen. Bij het begin van de onteigeningsprocedure heb ik daar ook op geattendeerd. Toen waren mij die dingen ook wel bekend. Toen heb ik heel voorzichtig gezegd: laten we toch vooral niet de schijn wekken, dat wij de mensen daar in die huisjes willen intimideren om ze als het ware naar verkoop te drukken door te zeggen, dat het onteigend wordt. Ik geloof niet, dat dat de weg is en ik zou graag willen, dat het grondbedrijf er op werd gewezen, dat we hier het recht volledig aan beide zijden laten. De heer Van der Schaaf (weth.): De heer Heidinga zal wel een geval op het oog hebben, dat hij uit de eerste hand heeft, maar ik zou dat geval toch wel een hoge uitzondering willen noemen. Uit het feit, dat regelmatig op elke agenda aankoopvoorstellen inzake panden in de buurt van de Houtstraat prijken, blijkt wel, dat wij toch wel de gewoonte hebben om op aan biedingen in te gaan. Het is wel duidelijk, dat hier bepaald sprake moet zijn van een uitzondering, die mis schien door een onnauwkeurigheid (hier wordt trou wens geen naam genoemd, zodat ik daar niet op kan ingaan), misschien door een of andere reden, die de heer Heidinga en mij op dit ogenblik niet bekend is, ver oorzaakt is, en waardoor hier iemand een beetje lang op een antwoord heeft moeten wachten. Het kan zich voordoen. Maar ik kan dus de zeer positieve verzekering geven, dat dit niet de normale gang van zaken is. Wanneer dat zo was dan zouden hier niet in een der gelijke hoeveelheid voorstellen tot aankoop gedaan kun nen worden. Nu kom ik even terug op hetgeen de heer Heidinga heeft gezegd naar aanleiding van de opmerking, die hij indertijd (ik meende, dat het in februari was) heeft gemaakt. Hij heeft gezegd: wij moeten deze mensen niet in een intimidatiestemming brengen. Ik zou daarbij een beetje ondeugend kunnen opmerken, dat men zeker niet intimideert door niets van zich te laten horen, hetgeen dus slaat op het geval, dat de heer Heidinga heeft bedoeld. Maar dat heeft geen betekenis, omdat ik zelf gesteld heb, dat dat een uitzonderingsgeval was. Maar ik heb het toen zo gesteld en daar blijf ik nog bij, dat het college er op uit is om zo lang mogelijk te trachten door middel van onderhandelingen tot resul taten te komen. En het is u uit de stukken ook geble ken, dat, hoewel nog een aantal personen op de lijst van te onteigenen percelen voorkomt, inmiddels daar van nog weer een aantal is afgevallen. Ik heb ook hoop, dat dit nog wel verder zal doorgaan. Maar wij moeten anderzijds in het oog houden, dat wij er niet toe mogen overgaan (en ik vraag daar ook bij de heer Heidinga wel begrip voor), om vandaag aan iemand een prijs te bieden van laten we zeggen f 6,25 per m- en aan een andere eigenaar, die een beetje moeilijker en wat vast houdender is, een maand later f 10,per m-' te bieden. Dat zijn dingen, die men ook in het oog moet houden. Zo trachten wij met de nodige wijsheid gunstige resul taten te bereiken. Ik wil helemaal niet stellen, dat nooit of te nimmer bij deze honderden aankopen eens een kleinigheid scheef gaat; dat wil ik helemaal niet zeg gen. Het is tenslotte werk, dat door mensen wordt uit gevoerd met mensen als tegenspelers. Iedereen denkt, dat zijn huis een villa is en het is ook heel begrijpelijk, dat men te hoog bij zijn eigen eigendom opziet. Hier ligt stof voor wrijving; dat is volkomen begrijpelijk en dat is ook begrijpelijk bij het aanwezig zijn van goede trouw en goede manieren aan beide zijden. En daarom kan ik dus in het algemeen zeggen, dat wij enerzijds niet doen alsof er niet tot onteigening besloten is, maar dat wij anderzijds er naar blijven streven om door middel van onderhandelingen, mits op redelijke basis, tot het beoogde resultaat te komen. Z.h.st. wordt daarna besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punten II en 12 (bijlagen nos. 194 en 195). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 13 (bijlage no. 204). De heer K. J. de Jong: Een korte opmerking. Wij verheugen ons in dit voorstel en ik heb er anders niet dan lof voor dat het u gelukt is zo gauw een plan voor de besteding van dit kwantum woningwetwoningen aan de raad ter goedkeuring aan te bieden. Er staat in het voorstel, dat van de 161 woningen, die nu aan contin gent zijn toegewezen, 152 gebouwd zullen worden. Dan volgt de opmerking, dat het restant van dit contingent (9 woningen dus) gerealiseerd zal worden in één van onze dorpen. Daar zijn we toch wel erg mee in onze nopjes. Ik weet niet welk dorp dat is, maar wanneer dat het dorp Wirdum mocht zijn dan geloof ik, dat wij hier toch wel even onze dank mogen uitspreken voor deze suggestie. Er is bij de begrotingsbehandeling de toezegging gedaan, dat er in Wirdum 5 woningen zouden kunnen worden gebouwd, maar wanneer dat nu 9 wordt dan geloof ik, dat Wirdum niet te klagen heeft. Misschien dat er nog niets meer van gezegd zou kun nen worden. De heer K,l(jnstra: Wij mogen dan inderdaad wel verheugd zijn met dit woningbouwplan, maar aan de andere kant blijft er toch nog wel iets te wensen over. Als ik die huur zie van f 14,50, waar dan volgens in lichtingen nog bij komt ongeveer f 2,50 per week voor kosten van de watervoorziening, glasverzekering e.d.. zodat deze arbeiderswoningen dus f 17,per week zou den moeten kosten, dan vraag ik mij af welke arbeider, die thuis komt met 60 tot 70 gulden, dit bedrag missen kan. Ik meen, dat het ontoelaatbaar is wanneer zo'n gezin hierdoor bezuinigen moet op voeding en op de kleding. En nu hebben wij meermalen gehoord, dat er eigenlijk niet goedkoper een goed bewoonbare woning gebouwd kan worden in Leeuwarden. Ik weet dat niet, ik ben geen bouwkundige, maar ik heb wel mijn oor te luister gelegd en de woningen te Dokkum en te Drachten gezien, waar ik al eerder eens over gesproken heb. De woningen te Dokkum doen f 9,huur. Dat is dan de kale huur. Ik kan u wel zeggen, dat deze mensen in totaal f 10,80 betalen. Dat is dan inclusief water leiding, geijser en andere voorzieningen, lidmaatschap van de woningbouwvereniging e.d. Nu zal het hier wel in de grondkosten zitten, maar ik vraag mij af: hebben wij dan in Leeuwarden werkelijk geen goedkope grond? In de tweede plaats zou ik willen vragen, of de inder tijd ingestelde keuzecommissie efficiente woningbouw in deze ook geraadpleegd is. Daardoor zou misschien een ander woningtype gebouwd moeten worden, maar het zou dan toch ongeveer een lagere huur van gemid deld f 2,per week opleveren. Ook vraag ik mij af, of het geprojecteerde aantal woningen voor 2 per sonen wel gewenst is. Een normaal gezin heeft toch 3 slaapkamers nodig. Dan kan men zeggen: dat geeft niet, wij hebben toch ook ouden van dagen. Ik meen echter, dat dit type woningen niet voor dergelijke per sonen bestemd is. Ik vind ook, dat de woningbouwvereniging „Beter Wonen" niet zo erg enthousiast is geweest bij de ac ceptatie van de exploitatie van dit complex. Men heeft

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1960 | | pagina 2