2
3
heid, ingeval er dus inderdaad weer zo'n aantal solli
citanten is en de kwestie van de bevoegdheden goed
ligt, ook daaromtrent zullen informeren.
Benoemd wordt de heer De Jong, met alg. stemmen.
Punt 5.
De aanbeveling van het College van Curatoren luidt
als volgt:
Dr. M. de Jonge te Blija.
Benoemd wordt de heer De Jonge, met 33 stemmen
(1 st. blanco).
Punt 6 (bijlage no. 200).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van b. en w.
Punt 7 (bijlage no. 203).
De heer Bootsma: Het verheugt onze fractie, dat
het overleg, dat aangaande deze vestiging heeft plaats
gehad tussen het college en dit bedrijf, er toe geleid
heeft, dat het mogelijk gebleken is om een terrein te
vinden, waarop deze grossierderij zou kunnen worden
gevestigd. In de afgelopen jaren is dit helaas voor an
dere bedrijven niet mogelijk gebleken en dat in dit ge
val het overleg met succes bekroond is stemt ons tot
verheugenis. Wij twijfelen er dan ook niet aan, dat
het college voor de enkele belemmeringen, die hierdoor
voor de tegenwoordige gebruikers van de grond zullen
ontstaan, een oplossing zal kunnen vinden.
De heer Van der Schaaf (weth.)Ik kan mij aan
sluiten bij hetgeen de heer Bootsma zegt. Het doet ook
ons veel genoegen, dat deze transactie tot stand is
kunnen komen.
Z.h.st. wordt daarna besloten overeenkomstig het
voorstel van b. en w.
Punt 8 (bijlage no. 198).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van b. en w.
Punt 9 (bijlage no. 201).
De heer K. J. de Jong: Ik ben eigenlijk een klein
beetje getroffen door de zinsnede in de aanbiedings
brief, waarin staat: Ofschoon wij de onderhandelingen
voortzetten, achten wij het niet verantwoord, dat bij
mislukken daarvan onnodig tijd verloren gaat. En dan
wordt medegedeeld, dat de procedure van onteigening
een aanvang gaat nemen. Mijn eerste indruk was: is
dit eigenlijk wel de juiste weg om, terwijl de onder
handelingen nog gaande zijn, toch de procedure van
onteigening te beginnen? Is dit niet een tikje onhoffe
lijk tegenover de mensen, met wie onderhandeld wordt
Zou het eigenlijk niet beter zijn daarmee te wachten
tot de onderhandelingen zijn vastgelopen? We geven
dan de mensen daarvan bericht en daarna gaan we ont
eigenen. Dat zou mij persoonlijk een beetje beter liggen,
geloof ik. Intussen hoop ik niettemin, afgezien van de
vraag hoe men hier ook over mag denken, dat de on
derhandelingen toch voortgezet mogen worden.
Ik zou verder nog een suggestie willen doen. Is het
niet mogelijk, dat men door een taxatie, waarvoor door
iedere partij een deskundige wordt aangewezen (en
desnoods nog een derde deskundige, door die twee te
benoemen) toch tot elkaar komt? Misschien dat men
op deze manier tot een oplossing zou kunnen komen,
waardoor dan ook de procedure van onteigening tussen
tijds nog gestopt zou kunnen worden. Ik geloof, dat
deze kans als het enigszins mogelijk is benut zou kun
nen worden en ik hoop ook, dat b. en w. hier de nodige
interesse voor zullen bezitten.
De heer Van der Schaaf (weth.): Het is bij zaken
als deze toch wel algemeen gebruikelijk (dat zal ook
wel duidelijk worden bij het volgende punt), dat in een
zekere fase van de eigendomsverwerving twee dingen
naast elkaar lopen. Dat zijn de interne voorbereiding
van de onteigening en naar de buitenkant de onder
handelingen met de betreffende eigenaren. De reden
daarvoor ligt voor de hand. Wanneer men met het lan
ceren van een onteigeningsplan wil wachten totdat de
laatste eigenaar ten volle heeft getoond onwillig te zijn,
dan gaat er te veel tijd verloren en wanneer men direct,
dus voordat de onderhandelingen beginnen, al met de
onteigening begint, dan zou dat bepaald onjuist zijn.
Dan zou ook het gevoel, dat bij de heer De Jong is op
gekomen en dat hem de vraag doet stellen of hier wel
volledig hoffelijk wordt gehandeld, inderdaad op zijn
plaats zijn. Het is zo, dat al een aantal maanden voor
dat de plannen tot onteigening in de openbaarheid ko
men intern voorbereidingen moeten worden getroffen,
zoals kadastrale bewerkingen, het maken van tekenin
gen en dergelijke. Daartoe wordt besloten zodra het
college de overtuiging heeft, dat een tijdsverlies niet
meer te gedogen is. Zo was het ook in dit geval. Er
bestaan plannen om in het te onteigenen gebied met
het reeds verworvene tot bouw te komen en om niet in
tijdnood te komen moest nu naar de mening van het
college dus tot deze onteigening worden besloten. Dat
neemt niet weg, dat wij blijven voortgaan om te trach
ten door onderhandelingen tot eigendomsverkrijging te
komen, ook al omdat dat waarschijnlijk nog weer vlug
ger tot het beoogde resultaat leidt dan de onteigenings
procedure. In dit geval gaat het om een aantal (niet
zo'n groot aantal) gerechtigden. Met één daarvan zijn
wij in onderhandeling geweest en daarbij is ook al eens
gelanceerd de gedachte, die de heer De Jong nu oppert,
n.l. om door middel van een taxatie-commissie uit de
moeilijkheid te komen. En ik kan wel zeggen, dat nog
zeer recent deze gedachte ten opzichte van de betrok
ken tegenstrevende eigenaar is gelanceerd. Het ligt
volkomen voor de hand, dat we een dergelijke poging
nog eens zullen doen en dat we die ook serieus zullen
uitwerken. En ik kan dus wel zeggen, dat ook dit
middel, deze suggestie, die de heer De Jong hier te
berde brengt, door het college zeker zal worden aan
gewend en wezenlijk al is aangewend. Ik geloof dus
niet, dat hier kan worden gezegd, dat het college on
hoffelijk tegen de eigenaren is opgetreden. Voordat het
voorstel tot onteigening aan de raad is gedaan is ook
aan de betrokken eigenaar het voorstel gedaan om
middels taxatie tot prijsbepaling te komen, zodat we
hier bepaald wel blijk hebben gegeven om op een rede
lijke wijze tot een vergelijk te willen komen. En daar
om meen ik, dat hier dus niets onhoffelijks is gebeurd.
De heer K. J. de Jong: Ik heb ook niet gezegd, dat
het een onhoffelijke bejegening geweest is, die hier heeft
plaats gevonden. Ik heb alleen gezegd, dat het mis
schien een tikkeltje hoffelijker zou zijn om het anders
te doen.
Wat ik eigenlijk nog wel zou willen opmerken is dit.
Is het ook mogelijk, dat in het vervolg iets eerder met
de aankoop van gronden begonnen wordt? Ik geloof,
dat wij dan ook iets gemakkelijker de procedure van
aankoop kunnen nakomen. De tijdnood, die ons nu
dringt, spreekt mij ook wel aan, vooral als we zien wat
voor plannen er op stapel staan voor het betreffende
gebied. En wanneer we dat zien, dan zeggen we: het
moet, we kunnen eenvoudig niet anders. Maar wanneer
men eerder met de aankoop van terreinen zou begin
nen, dan zou dat misschien al deze moeilijkheden kun
nen voorkomen. Van mijn kant zou ik dus nog wel een
zachte aandrang willen uitoefenen op b. en w. om in de
toekomst daar, waar men dergelijke moeilijkheden
vreest, als het mogelijk is iets eerder met de aankoop
van terreinen te beginnen.
De heer Van der Schaaf (weth.)Ik wil graag op
merken, dat het openen van onderhandelingen natuur
lijk niet betekent het tot een gelukkig einde brengen
van de onderhandelingen. Ik kan wel zeggen, dat wij
dat niet volledig in de hand hebben, maar dat we toch
ook in de laatste jaren al bezig zijn met aankopen in
een betrekkelijk vroegtijdig stadium. Als we naar de
overige delen van het Ielan zien dan kunnen we zeggen,
dat daar de aankoop al in belangrijke mate is gevor
derd. Overigens is het inderdaad juist, dat men bij het
aankopen van gronden iets moet vooruitzien en het
verheugt mij, dat de heer De Jong ook die mening deelt.
Z.h.st. wordt daarna besloten overeenkomstig het
voorstel van b. en w.
Punt 10 (bijlage no. 202).
De heer Heidinga: Het is misschien een beetje
eigenaardig, maar ik zou hier eigenlijk hetzelfde willen
zeggen als wat mijn fractiegenoot de heer De Jong
zonet heeft gezegd. Een klein tikje concreter. Ik heb
mijn licht daar in die buurt bij de Blekerstraat en zo
opgestoken en er zijn daar verschillende mensen, die,
om het maar niet te sterk uit te drukken, niet best te
spreken zijn over het beleid van het college. Ik mag
dat wel als collegebeleid bestempelen. Ik heb vanmor
gen nog met een eigenaar daar in die buurt gesproken.
Deze man heeft misschien al ongeveer een jaar gele
den bezoek gehad van iemand van het grondbedrijf. Hij
heeft toen zijn voorwaarden gesteld en hij heeft de
mededeling gekregen: wij zullen er eens over denken
en u krijgt er bericht over. Er is nog nooit taal of
teken weer op gekomen. En als dat zo gaat dan geloof
ik, dat we rustig mogen zeggen dat we dat niet moeten
hebben, want dat hoeft helemaal niet. Er is geen en
kele reden voor om dat te doen. Wanneer die mensen
met een aanbod komen, dan moeten die dingen serieus
worden bezien en dan moet de gemeente in ieder geval
de hoffelijkheid hebben om daarop terug te komen en
te zeggen: om die of die reden is dat voor ons onaan
vaardbaar. Of de gemeente moet met een tegenbod
komen. Bij het begin van de onteigeningsprocedure heb
ik daar ook op geattendeerd. Toen waren mij die dingen
ook wel bekend. Toen heb ik heel voorzichtig gezegd:
laten we toch vooral niet de schijn wekken, dat wij de
mensen daar in die huisjes willen intimideren om ze als
het ware naar verkoop te drukken door te zeggen, dat
het onteigend wordt. Ik geloof niet, dat dat de weg is
en ik zou graag willen, dat het grondbedrijf er op werd
gewezen, dat we hier het recht volledig aan beide
zijden laten.
De heer Van der Schaaf (weth.): De heer Heidinga
zal wel een geval op het oog hebben, dat hij uit de
eerste hand heeft, maar ik zou dat geval toch wel een
hoge uitzondering willen noemen. Uit het feit, dat
regelmatig op elke agenda aankoopvoorstellen inzake
panden in de buurt van de Houtstraat prijken, blijkt
wel, dat wij toch wel de gewoonte hebben om op aan
biedingen in te gaan. Het is wel duidelijk, dat hier
bepaald sprake moet zijn van een uitzondering, die mis
schien door een onnauwkeurigheid (hier wordt trou
wens geen naam genoemd, zodat ik daar niet op kan
ingaan), misschien door een of andere reden, die de
heer Heidinga en mij op dit ogenblik niet bekend is, ver
oorzaakt is, en waardoor hier iemand een beetje lang
op een antwoord heeft moeten wachten. Het kan zich
voordoen. Maar ik kan dus de zeer positieve verzekering
geven, dat dit niet de normale gang van zaken is.
Wanneer dat zo was dan zouden hier niet in een der
gelijke hoeveelheid voorstellen tot aankoop gedaan kun
nen worden.
Nu kom ik even terug op hetgeen de heer Heidinga
heeft gezegd naar aanleiding van de opmerking, die
hij indertijd (ik meende, dat het in februari was) heeft
gemaakt. Hij heeft gezegd: wij moeten deze mensen niet
in een intimidatiestemming brengen. Ik zou daarbij een
beetje ondeugend kunnen opmerken, dat men zeker niet
intimideert door niets van zich te laten horen, hetgeen
dus slaat op het geval, dat de heer Heidinga heeft
bedoeld. Maar dat heeft geen betekenis, omdat ik zelf
gesteld heb, dat dat een uitzonderingsgeval was. Maar
ik heb het toen zo gesteld en daar blijf ik nog bij,
dat het college er op uit is om zo lang mogelijk te
trachten door middel van onderhandelingen tot resul
taten te komen. En het is u uit de stukken ook geble
ken, dat, hoewel nog een aantal personen op de lijst
van te onteigenen percelen voorkomt, inmiddels daar
van nog weer een aantal is afgevallen. Ik heb ook hoop,
dat dit nog wel verder zal doorgaan. Maar wij moeten
anderzijds in het oog houden, dat wij er niet toe mogen
overgaan (en ik vraag daar ook bij de heer Heidinga
wel begrip voor), om vandaag aan iemand een prijs te
bieden van laten we zeggen f 6,25 per m- en aan een
andere eigenaar, die een beetje moeilijker en wat vast
houdender is, een maand later f 10,per m-' te bieden.
Dat zijn dingen, die men ook in het oog moet houden.
Zo trachten wij met de nodige wijsheid gunstige resul
taten te bereiken. Ik wil helemaal niet stellen, dat nooit
of te nimmer bij deze honderden aankopen eens een
kleinigheid scheef gaat; dat wil ik helemaal niet zeg
gen. Het is tenslotte werk, dat door mensen wordt uit
gevoerd met mensen als tegenspelers. Iedereen denkt,
dat zijn huis een villa is en het is ook heel begrijpelijk,
dat men te hoog bij zijn eigen eigendom opziet. Hier
ligt stof voor wrijving; dat is volkomen begrijpelijk en
dat is ook begrijpelijk bij het aanwezig zijn van goede
trouw en goede manieren aan beide zijden. En daarom
kan ik dus in het algemeen zeggen, dat wij enerzijds
niet doen alsof er niet tot onteigening besloten is, maar
dat wij anderzijds er naar blijven streven om door
middel van onderhandelingen, mits op redelijke basis,
tot het beoogde resultaat te komen.
Z.h.st. wordt daarna besloten overeenkomstig het
voorstel van b. en w.
Punten II en 12 (bijlagen nos. 194 en 195).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van b. en w.
Punt 13 (bijlage no. 204).
De heer K. J. de Jong: Een korte opmerking. Wij
verheugen ons in dit voorstel en ik heb er anders niet
dan lof voor dat het u gelukt is zo gauw een plan voor
de besteding van dit kwantum woningwetwoningen aan
de raad ter goedkeuring aan te bieden. Er staat in het
voorstel, dat van de 161 woningen, die nu aan contin
gent zijn toegewezen, 152 gebouwd zullen worden. Dan
volgt de opmerking, dat het restant van dit contingent
(9 woningen dus) gerealiseerd zal worden in één van
onze dorpen. Daar zijn we toch wel erg mee in onze
nopjes. Ik weet niet welk dorp dat is, maar wanneer
dat het dorp Wirdum mocht zijn dan geloof ik, dat
wij hier toch wel even onze dank mogen uitspreken
voor deze suggestie. Er is bij de begrotingsbehandeling
de toezegging gedaan, dat er in Wirdum 5 woningen
zouden kunnen worden gebouwd, maar wanneer dat
nu 9 wordt dan geloof ik, dat Wirdum niet te klagen
heeft.
Misschien dat er nog niets meer van gezegd zou kun
nen worden.
De heer K,l(jnstra: Wij mogen dan inderdaad wel
verheugd zijn met dit woningbouwplan, maar aan de
andere kant blijft er toch nog wel iets te wensen over.
Als ik die huur zie van f 14,50, waar dan volgens in
lichtingen nog bij komt ongeveer f 2,50 per week voor
kosten van de watervoorziening, glasverzekering e.d..
zodat deze arbeiderswoningen dus f 17,per week zou
den moeten kosten, dan vraag ik mij af welke arbeider,
die thuis komt met 60 tot 70 gulden, dit bedrag missen
kan. Ik meen, dat het ontoelaatbaar is wanneer zo'n
gezin hierdoor bezuinigen moet op voeding en op de
kleding. En nu hebben wij meermalen gehoord, dat er
eigenlijk niet goedkoper een goed bewoonbare woning
gebouwd kan worden in Leeuwarden. Ik weet dat niet,
ik ben geen bouwkundige, maar ik heb wel mijn oor
te luister gelegd en de woningen te Dokkum en te
Drachten gezien, waar ik al eerder eens over gesproken
heb. De woningen te Dokkum doen f 9,huur. Dat is
dan de kale huur. Ik kan u wel zeggen, dat deze mensen
in totaal f 10,80 betalen. Dat is dan inclusief water
leiding, geijser en andere voorzieningen, lidmaatschap
van de woningbouwvereniging e.d. Nu zal het hier wel
in de grondkosten zitten, maar ik vraag mij af: hebben
wij dan in Leeuwarden werkelijk geen goedkope grond?
In de tweede plaats zou ik willen vragen, of de inder
tijd ingestelde keuzecommissie efficiente woningbouw
in deze ook geraadpleegd is. Daardoor zou misschien
een ander woningtype gebouwd moeten worden, maar
het zou dan toch ongeveer een lagere huur van gemid
deld f 2,per week opleveren. Ook vraag ik mij af,
of het geprojecteerde aantal woningen voor 2 per
sonen wel gewenst is. Een normaal gezin heeft toch
3 slaapkamers nodig. Dan kan men zeggen: dat geeft
niet, wij hebben toch ook ouden van dagen. Ik meen
echter, dat dit type woningen niet voor dergelijke per
sonen bestemd is.
Ik vind ook, dat de woningbouwvereniging „Beter
Wonen" niet zo erg enthousiast is geweest bij de ac
ceptatie van de exploitatie van dit complex. Men heeft