4
5
ek, dat it Ryk yn earste ynstansje net fierder gean woe
as oan de Blekerstrjitte ta. Sadwaende is dus it Ryk
by üs kommen mei de fraech: Meije wy nochris omsjen
nei in oar terrein? Wy hawwe dat yn bitinken nimme
kinnen, mar wy hawwe der noch net oan foldwaen
kinnen. En sadwaende is it yndied in feit, dat it Ryk
de needsaek om it needbarak to bouen, field hat.
Nou kom ik wer by de hear Santema. Dy sil dan
sizze: As it gebou dêr net komt, hie dan it needgebou
dêr net komme kinnen? Nee, dat doarsten wy ek net
oan, omdat der foar dat terrein oare plannen yn ünt-
wikkeling binne, dy't üs bilette om der foar in jier of
fjouwer in needbarak op to setten. Sadwaende hawwe
wy hiel hwat mei dit plan omteard en wy hawwe oan 'e
ein miend dit as it béste der ütnimme en sa oan de rie
foarlizze to moatten. Ik wol der lykwols nochris hiel
sterk de klam op lizze, dat it Ryk yn in needsaek for-
keart en dat by it Ryk ek bislist fêststiet, sjoen de
penibele situaesje fan it ünderbringen fan de Ljouwer-
ter bilêstingtsjinsten, dat it nije administraesjegebou
der w o 1 komt en dat dat net as in utopy to bi-
skógjen is.
De heer K. J. de Jong: Ik ben eigenlijk een beetje
verrast door het antwoord, dat de wethouder mij ge
geven heeft. Het verrassende zit hierin, dat wij nu eigen
lijk geconfronteerd worden met de werkelijkheid, dat
het nieuwe belastinggebouw niet komt op de plaats,
die wij altijd gedacht hadden en die in de destijds ge
maakte afspraken genoemd is. Het blijkt, dat men nu
andere vragen daarbij naar voren brengt. Ik neem dus
volledig aan, dat dit niet zijn oorzaak vindt in het
beleid van het college van b. en w., maar juist in een
veranderde visie bij het Rijk met betrekking tot deze
gebouwen. Dan zegt de wethouder nog wel, dat andere
plannen voor dit terrein worden ontwikkeld en het is
misschien niet mogelijk om daar op deze plaats verder
op in te gaan, maar ik zou toch wel zodra dat mogelijk
is willen weten wat dan wel de bedoeling is. We heb
ben toch eigenlijk ons hele woningbeleid en vooral de
sanering van woningen de laatste jaren in een snel
tempo afgewerkt en het is mij wel eens aan mijn hart
gegaan, dat er zoveel woningen afgebroken moesten
worden, waarvan een deel misschien nog wel voor lan
gere tijd bewoonbaar was. En dat alleen om de be
lastingen aan een gebouw te helpen. En wanneer we dan
nu horen, dat dat echt niet nodig geweest was, dan
stel ik me de vraag: Hadden we dat van te voren dan
niet beter en duidelijker kunnen weten Dan hadden we
misschien toch weer enkele tientallen mensen juist in
de categorie, die dat zo hard nodig heeft, aan een wo
ning kunnen helpen.
Ik vind het toch wel jammer, dat dit uiteindelijk uit
de bus komt en ik neem direct aan, dat dat niet de
schuld van het college is, maar ik wil hier toch even
van dit misnoegen blijk geven.
Overigens verwondert het mij, wanneer ik hoor, dat
er nog een soort aanslag gepleegd is op het terrein bij
de ambachtsschool. Ik begrijp niet, dat b. en w. het
oog op dat terrein hebben laten vallen, want ik zou
toch echt nog wel eens willen, dat die groenstrook ook
werkelijk groen wordt. In dat deel van de stad is toch
al zo weinig groen. Nu telkens op dat terreintje een
aanslag wordt gepleegd, zou ik zeggen: b. en w., blijf
nu eens met de handen van het resterende deel van dit
terrein af. Ik zou wel als een kampvechter voor de om
wonenden van dat terrein willen opkomen en zeggen:
b. en w., laat dat terrein zo dat nu is en maak er nog
zo goed mogelijk een plantsoentje van, dan komt het
tenminste nog aan zijn oorspronkelijke bestemming
tegemoet.
De hear Santema: Fansels bin ik it wol iens mei
dizze strekking fan it riedsbrief, dat de bilêstingstsjinst
holpen wurde moat. Wy binne nou al sa folie kearen
op 'e hichte brocht fan foroaringen fan it plak, hwer't
dat nije gebou stifte wurde sil, mar der is, leau ik, noch
net sein, dat it yndied it plan west hat om neist de pro-
vinsjale bibleteek ek in administraesjegebou fan de bi-
lêstingen to stiftsjen, dus op itselde plak, hwer't dan
nou it needgebou tocht is. Ik soe hast sizze, dat wy
fan it Aldehouster tsjerkhöf nei it Ielan en fan it Ielan
nei it neat dwale. Mar yn alle gefallen, ien en oar fol-
docht my net sa bot. Ik kin my hast net foarstelle, dat
der yn 'e stêd foar in needgebou, dat der einliks mar in
pear jier stean moat, noch net in plakje to finen is.
Hwerom nou krekt yn de Büterhoeke, hwerfan al in
great diel opromme is? It geboutsje sil dêrre in for-
skriklik greate tsjinstelling foarmje mei it gebou fan de
provinsjale bibleteek.
Ien en oar foldocht my min en ik soe dan ek hiel
graech wolle, dat Jo dit ütstel aensens yn stimming
brochten.
De heer Heidinga: Er is één ding, dat mij is op
gevallen in de raadsbrief en dat is wel dit. Er staat, dat
het, nadat door de gemeente Leeuwarden grond be
schikbaar zal zijn gesteld voor een nieuw belastingkan
toor, nog 4 jaar zal duren, voordat die barak daar zal
kunnen worden afgebroken. Nu is volgens mij die eerste
periode een uitermate rekbaar begrip. De hele stad is
nu al afgegraasd om een plaats voor het definitieve
kantoor te vinden en dat is nog helemaal niet voor-
elkaar. Nu deze diensten een tijdelijke behuizing krij
gen, kan het natuurlijk nog wel jaren duren, voordat
het Rijk iets naar de zin gevonden heeft. Het kan daar
om ook heel best wezen, dat die barak daar wel 10
jaar staat in plaats van 4 jaar. Ik zou er toch wel erg
op willen aandringen, dat we concreet zeggen: hier
komt dat gebouw en dat het Rijk zich ook verbindt om
daar te bouwen. Ik zou willen, dat we daaromtrent een
beetje vastigheid kregen.
De heer Van der Schaaf (weth.): De heer De Jong
heeft zoeven gezegd, dat wij misschien met de afbraak
van de woningen in het stuk tussen het Rengerspark
en de Blekerstraat minder voortvarend hadden kunnen
zijn dan we zijn geweest. Ik wil twee dingen zeggen en
wel In de eerste plaats, dat datgene, wat we daar
hebben opgeruimd, voor het overgrote deel het oprui
men waard was en dat datgene wat daar gesneuveld is
en nog goed was, tenslotte niet erg veel is geweest. En
in de tweede plaats, dat men bij het bepalen van een
beleid steeds gebonden is aan de inzichten, die men
heeft op het ogenblik, dat men dat beleid bepaalt. Men
kan dat beleid niet uitstippelen aan de hand van de
wijsheid en het inzicht, die men achteraf heeft opge
daan. Dat is nu eenmaal het jammere. Toen wij dus in
de loop van de jaren 1957 tot en met 1959 full speed
aan het opruimen gingen, deden wij dat in de stellige
verwachting (op grond van schriftelijke stukken), dat
wij daar het terrein gingen schoonmaken ten behoeve
van het centrale administratiegebouw van de belas
tingen. Toen dus het ogenblik, waarop wij volgens de
correspondentie verplicht waren dit terrein aan te bie
den, naderde, hebben wij ons weer in verbinding gesteld
met de betreffende instantie en gezegd: mijne heren,
daar is het terrein. Toen de heren dat terrein gingen
uitmeten, vonden zij dat de breedte langs de Spanjaards
laan te smal was. Dit is mogelijk te verklaren uit het
feit, dat sindsdien (die correspondentie is al oud en da
teert al van voor 1953) de behoefte aan ruimte voor
de belastingadministratie is gegroeid. U zult vragen hoe
dat kan. Welnu, we betalen zoveel meer aan belasting,
dat dan zal de ruimte ook wel moeten groeien. Maar
ook door de concentratie in Leeuwarden van registra
tie en domeinen en dergelijke is de behoefte blijkbaar
iets gegroeid en heeft men niet meer genoeg aan het
terrein, waarvan men toen dacht er wel mee toe te
kunnen. Ik veronderstel, dat dit een verklaring is van
de grotere behoefte, die bij het Rijk is ontstaan.
Het Rijk heeft zich het misnoegen van de heer De
Jong op de hals gehaald. Ik wil dat haast niet zeggen,
omdat ik tenslotte veronderstel, dat men voor het pre
fereren van een ander terrein wel bepaalde en goede
gronden heeft. Overigens is alles ook nog niet definitief
men heeft het terrein ook nog niet definitief prijsgege
ven. Als het mocht blijken, dat er geen ander en beter
terrein te krijgen is, dan is het misschien niet uitge
sloten, dat men hier nog weer op terug komt. Ik heb ook
al eens gepropageerd om een grote vleugel langs het
Rengerspark en dan dus de smalle zijde van het com
plex langs de Spanjaardslaan te bouwen, maar dan
krijgt u het hele gezelschap van Rijksbouwmeesters aan
uw hals. Deze heren zeggen: we moeten een gebouw
hebben met de ingangspartij in het midden, want an
ders lopen de ambtenaren weer veel te lange afstanden.
Nu had ik eigenlijk van de heer De Jong meer een
complimentje verwacht voor het feit, dat wij het ter
rein bij de Koepelkerk zijn voorbijgegaan, dan een waar
schuwende vinger te zien voor iets, dat we toch al niet
gedaan hebben. Ik denk, dat het een beetje is uit het
oog, uit het hart, maar hier zou het wel eens kunnen
zijn i n het oog, i n het hart. Want het zou U echt
in het hart steken, als U dat elke dag had moeten
zien. Deze aanval is dus mede dank zij het inzicht van
het college van b. en w. afgeslagen, als de raad ten
minste ons voorstel zou willen volgen om de barak
bij het Oldehoofsterkerkhof te bouwen. Mocht dit on
verhoopt worden verworpen, dan pakken zich donkere
wolken samen boven het terrein bij de ambachtsschool.
De hear Santema hat sein, dat it in nuvere dwalerij
is mei dit terrein fan de sintrale bilêstingadministraesje.
Dat hat earst op it Aldehouster tsjerkhöf sillen, doe is
it nei it Ielan gien en nou giet it miskien noch wer nei
in oar plak. Dat is al sa, maar ik wol der dochs ien op
merking by meitsje en dat is dizze: Dy dwaelpartij fan
it Aldehouster tsjerkhöf nei it Rengerspark is op üt-
druklik forsiik fan de provinsje dien. Dat is dus net
oan to merken as in forwyt oan it Ryk, mar dêr hat it
Ryk in gunst bitoand oan de provinsje, sadat men dit
dus by it bioardieljen bipaeld net sjen mei yn it nei-
diel fan it Ryk. En nou sil der neist dat moaije nije
gebou in geboutsje komme, seit de hear Santema. It
wurdt noch al in bihoarlik ding, mar oan de oare kant
hoe lytser it liket, hoe ünskuldiger ek, is 't net wier?
As men lykwols sjocht, hoe kreas de barak wurden is,
dy't yn it easten fan 'e stêd boud is foar de Ryksfor-
kearsynspeksje, dan soe men sizze: Och, soe it nou
sa slim wêze, dat sa'n tintsje fan de bilêsting dêr in
skoftsje neist it tintsje fan de provinsje stiet My tinkt,
dat is allegeare oer to kommen. De needsaek wie der
wol en in oar plak is der yn 'e stêd bipaeld net to
finen, in plak, dat akseptabel is foar it Ryk en dat
great genöch is. Wy hawwe it net oars fine kinnen
as hjirre.
Nu nog een opmerking aan het adres van de heer
Heidinga, die zeer zakelijk heeft betoogd, dat deze ter
mijn van 4 jaar wel iets lijkt (en daar heeft hij gelijk
aan), maar dat het eindpunt van die termijn niet vast
staat, omdat het beginpunt niet vaststaat. Dat is dui
delijk. Wij hebben dus onderhandeld en omdat deze
onderhandelingen zich langdurig hebben voortgesleept
en tenslotte de knoop moest worden doorgehakt, heb
ben we zo gedaan. Ik kan zeggen, dat wij bij het be
palen van die termijn van 4 jaar voor een vervangend
terrein bepaald het oog op iets hebben. Ik hoop, dat de
raad mij er van ontslaan wil om te zeggen welk ter
rein dat is, want dat zou in verband met zekere om
standigheden minder gewenste gevolgen kunnen heb
ben. Wij hebben dus iets op het oog en daar werken
wij op. Dat is niet een vogel in de lucht, maar dat is
een bepaald plan, waaraan gewerkt is en wordt en
waarvan de raad ook binnenkort wel iets zal bemer
ken. Als dit plan kan worden uitgevoerd, hopen wij
binnen redelijke tijd een aanbod aan het Rijk te kunnen
doen. Daarna begint dan die termijn van 4 jaar te
lopen. Deze termijn van 4 jaar is aldus gekozen. Voor
het ontwerpen van een gebouw zijn de vorm en de
ligging van het terrein van essentiële betekenis. Men
kan niet een ontwerp maken zonder dat men de vorm
en de omgeving van het terrein kent. Na het beschik
baar stellen van dit terrein moet dus een ontwerp wor
den gemaakt, dat bij het Rijk misschien een half jaar
tot een jaar gaat kosten. Dan moet er een aanbesteding
plaats vinden en na het afbouwen nog een verhuizing.
Dat alles noopt ons om hier een termijn van 4 jaar
aan te houden. Wij menen, dat dit verantwoord is.
Wanneer er inderdaad catastrofale ontwikkelingen zou
den zijn, dan zou die barak misschien 10 jaar naast de
provinciale bibliotheek kunnen staan, maar als we die
catastrofale ontwikkelingen hebben, dan zullen die niet
alleen gelden voor dit gebouw, maar ook voor de pro
vinciale bibliotheek.
Hoewel het college er met verschillende sprekers van
overtuigd is, dat hier wel enige schaduwkanten aan
zitten, menen wij, dat dit voorstel toch aanvaard kan
worden door de raad.
De hear Santema: Ik woe de wethalder noch efkes
sizze, dat ik gjin antwurd krigen haw op myn fraech,
yn earste ynstansje al steld, hwat de bidoeling is fan
de gemeente mei dat terrein by de Büterhoeke, sünder
nou yn oanmerking to nimmen it plan, hwer't wy joun
foar sitte. Ik haw inkelde ynstellingen neamd, bygelyks
de iepenbiere lêsseal, of in archyf, of sokssahwat.
Hwant it öfstean fan it terrein foar de bou fan dizze
barak soe natuerlik it ünderbringen fan sa'n ynstelling
op dit plak yn 'e wei stean kinne.
De hear Van der Schaaf (weth.)Dan moat ik sizze,
dat al dy plannen foar de bou fan in nije lêsseal en in
hwat neame Jo mear in archyf ensfh. abslüt net
fêst steane. It is seis sa, dat üs bisprek mei de Ryks-
gebouwentsjinst oer romte foar in archyf in hiel oare
kant tü giet. Ik haw der dus net op antwurde, omdat
ik der net op antwurdzje koe. Dat binne allegearre
dingen, dy't to ünwis, to ündüdlik binne om der hwat
fan to sizzen.
Het voorstel van b. en w. wordt daarna met 32 tegen
2 stemmen aangenomen (tegen stemden de heren San
tema en J. de Vries).
Punten 16 t.e.m. 19 (bijlagen nos. 218, 205, 212 en 211).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van b. en w.
Punt 20 (bijlage no. 220).
De heer Bosgraaf: Een enkele korte vraag betref
fende punt 3 van de wijziging van de begroting van de
energiebedrijven. Daar staat, dat er een bedrag van
f 1305,is uitgetrokken voor het verlenen van grati
ficaties aan enkele in verband met de overgang op
aardgas ontslagen personeelsleden. Ik zou graag van u
willen weten, of dit misschien betreft de gepensioneer
de wachtgelders, waarover in de laatste begrotings
vergadering reeds gesproken is.
De heer Vellenga (weth.)Het is inderdaad zo, dat
het hier gaat om enkelingen van de groep, waarover in
de laatste begrotingszitting gesproken is door de heren
Bosgraaf en IJtsma, als ik mij niet vergis. We heb
ben dus nagegaan, of er voor een enkele van hen ook
uit billijkheidsoverwegingen iets te doen zou zijn en
op grond van bepaalde overwegingen meenden wij, dat
er zekere motieven aanwezig waren en hebben wij dus
het bedrag uitgetrokken, dat u hier vindt. Wij zien dit
van onze kant wel als een eenmalige zaak, omdat het
volkomen onverplicht is, maar wij meenden toch wel
te moeten ingaan onder meer dus op verlangens, die
in de begrotingszitting door de genoemde heren naar
voren waren gebracht.
De heer Bosgraaf: Het verheugt mij te horen, dat
dus inderdaad aan onze in de begrotingsvergadering
uitgesproken wens enig gevolg is gegeven, al hebben we
spijt, dat dit niet voor allemaal zal gelden. Ik begrijp
wel, dat dit alleen voor dit jaar bedoeld is en niet voor
andere gevallen van wachtgelders, die dus de komende
jaren met pensioen zullen gaan. Ik zou dat bij gelegen
heid nog graag even horen.
De heer IJtsma: Ik zou mjj ook namens mijn fractie
gaarne willen aansluiten bij de woorden van dank, die
de heer Bosgraaf gezegd heeft. Ik heb wel even een
ogenblik gehad, dat ik de moed had verloren, dat er
toch iets van terecht zou komen, want het is al enige
tijd geleden, dat wij deze zaak aanhangig hebben ge
maakt. Ik geloof, dat het ook uit billijkheidsoverwe
gingen, zoals de wethouder het heeft gezegd, inderdaad
juist is om ook aan deze mensen die gratificatie toe te
staan. Ik heb uit de woorden van de wethouder begre
pen, dat het bedoeld is voor de wachtgelders, die op
het ogenblik al met pensioen gegaan zjjn. Ik behoud
mij uiteraard het recht voor om bij verdere op-wacht
geld-stellingen hier misschien nog eens op terug te
komen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van b. en w.
Daarna sluit de Voorzitter de vergadering.