2 3 perceel grond, gelegen aan de westzijde van de Nieuwe Houtstraat, hoek IJsbaanstraat; 7. de raadsbesluiten van 14 september 1960 tot: a. het bekrachtigen van de aankoop van de per celen Achter de Hoven 60, 62, 64, 66, 68, 70 en 72; b. het aangaan van een overeenkomst van geld lening, groot f 383.000,met de N.V. Bank voor Nederlandsche Gemeenten te 's-Graven- hage; B. dat zijn ingekomen rapporten omtrent kasopne- ming en controle van de administratie van het Wo ningbedrijf, van het Openbaar Slachthuis en van de dienst voor Sociale Zaken; C. dat Gedeputeerde Staten van Friesland hebben vastgesteld het bedrag der baten en lasten van de rekeningen van de gemeentelijke takken van dienst, alsmede het bedrag van de ontvangsten en uitgaven der gemeenterekening over het dienstjaar 1956. Deze mededelingen worden voor kennisgeving aan genomen. D. dat is ingekomen een brief van mevr. E. K. Hel- linga-Miedema en de heer Y. S. Hellinga, beiden alhier, inzake de onteigening van grond, gelegen in het uit breidingsplan 't Ielan. B. en w. stellen voor deze brief voor kennisgeving aan te nemen. De heer Bosgraaf: Toen ik de ter inzage gelegde stukken las, kon ik mij niet aan de indruk onttrekken, dat de gemeente in dit geval toch niet de nodige zorg vuldigheid heeft betracht. Door de adressanten wordt gesteld, dat met hen geen enkel overleg is gepleegd noch over aankoop van de boerderij, tenminste wat de prijs betreft, noch over aankoop van het betreffende stukje grond. Dit wordt ook door de directeur van het grondbedrijf blijkens zijn schrijven toegegeven. In ieder geval is voor beide gevallen dus geen prijs genoemd, noch schriftelijk, noch mondeling. De directeur van het grondbedrijf stelt, dat de sfeer van de zijde van de adressanten reeds bij het begin was bedorven. M.i. mag dit nog geen reden zijn om niets te doen en voor de adressanten heel onverwachts te komen met het besluit tot onteigening van een klein stukje, waar over door de directeur van het grondbedrijf zelfs nog nooit gesproken is. Uit de brief van de directeur blijkt dunkt mij wel heel sterk, dat niet serieus getracht is dit gedeelte langs minnelijke weg en tegen een redelijke prijs te verkrijgen, zoals in het besluit staat, dat wij destijds genomen hebben. Dat de tegenpartij de sfeer wenst te bederven (aangenomen, dat dit juist is), mag voor de gemeente geen reden zijn haar pogingen om tot een goed resultaat te komen te beëindigen. Het is in deze raad al eens vaker gezegd, dat van de zijde der gemeente steeds moet worden getracht de verhouding tot de gemeentenaren zo goed mogelijk te houden. Ik zou uw college dan ook met klem willen verzoeken deze brief niet voor kennisgeving aan te ne men, maar een nader onderzoek in te stellen en in een volgende vergadering met een nieuw preadvies te komen. De heer Van der Schaaf (weth.): De opmerkingen van de heer Bosgraaf geven mij de gelegenheid om even uiteen te zetten hoe de gang van zaken is geweest. In het rapport, dat als bijlage bij het adres is ge legd en dat is opgemaakt door de directeur van het grondbedrijf, is een gang van zaken geschetst, die het juiste beeld wel geeft. Het is inderdaad zo, dat over aankoop van het kleine stukje van het perceel, dat valt onder het onteigeningsbesluit, dat in de vorige raadsvergadering is genomen, niet afzonderlijk is on derhandeld. Maar de stelling van de adressanten, dat er voordat tot onteigening is besloten zelfs niet met hen over het geval gesproken is, moet dezerzijds als on juist worden verworpen. Er is gesproken over de aan koop van het gehele perceel. Ik wil er nog even bij zeggen, dat toen onzerzijds ook een prijs is genoemd. Wanneer van de zijde van de adressanten wordt ge zegd, dat er zelfs geen prijs is genoemd, dan stel ik daar tegenover, dat de directeur van het grondbedrijf wel een prijs heeft genoemd. Een prijs voor het gehele perceel uiteraard. Het bleek toen echter niet mogelijk tot overeenstemming te komen. Daarna is de proce dure gewoon doorgelopen, met het u bekende gevolg. In het onteigeningsbesluit is nog een ander perceel begrepen, n.l. dat van de boedel de Walle. Inmiddels is met deze gerechtigden tot overeenstemming geko men, in dier voege, dat deze gronden door de gemeente zullen worden overgenomen op basis van taxatie door drie deskundigen, wederzijds één te benoemen en de derde door de eerstbenoemden. Toen ik op vrijdag j.l. bq gedeputeerde staten com pareerde om de gemeente te vertegenwoordigen op de zitting naar aanleiding van het door adressanten inge stelde hoger beroep bij gedeputeerde staten, heb ik na een korte schermutseling, waarvan ik u de bijzonder heden zal onthouden, met de gemachtigde van de adres santen afgesproken, dat hij in de loop van deze week tegenover de destijds door ons genoemde prijs zijn prijs zou stellen. Het was dus zo, dat bij een eerste gesprek onzerzijds wel een prijs was genoemd, maar van de zijde van de adressanten niet een prijs was gevraagd. Dat is nu nog niet gebeurd. Er is afgesproken, dat dat in de loop van deze week zou gebeuren, maar door een verhindering van de zijde van de gemachtigde van de adressanten is dat uitgesteld tot volgende week. Daaruit mag blijken, dat wij ook na het besluit tot onteigening er op bedacht blijven om met de adressan ten langs de weg van onderhandeling tot vrijwillige aankoop te komen. Jongstleden vrijdag, toen ik het gesprek had met de adressant en zijn gemachtigde, heb ik ook nog voorge steld om bij wijze van taxatie deze gronden over te nemen, dus op dezelfde wijze als die, welke ik zo even van dat andere geval schetste. Dat voorstel is toen niet aangenomen. Ik meen, dat men op deze gang van zaken nauwelijks kritiek kan hebben. Ik wil nog wel zeggen, dat ik er de voorkeur aan zou hebben gegeven, dat de directeur van het grondbedrijf ook voor dit kleine gedeelte een prijs zou hebben ge boden. Nu dat niet het geval is, meen ik toch, dat het besluit van de gemeenteraad ook volledig in stand dient te blijven, omdat uiteindelijk de aangevoerde gronden ten enenmale ondeugdelijk zijn om te komen tot intrekking van het besluit. Een van die gronden is bijvoorbeeld, dat de adres santen stellen, dat bij onteigening hun reed zou wor den weggenomen en dat ze niet meer op het land zouden kunnen komen. Dat is nu toch wel een heel stomp argument, want het is nooit anders geweest, dat, wanneer de gemeente ergens een reed wegneemt, daar een andere voor in de plaats wordt gelegd. Dat is der mate vanzelfsprekend, dat ik het beslist foutief vind, in een adres aan de raad, waar men toch ook de dingen wel kan doorzien, te stellen, dat het niet aanbieden van een vervangende toegang een reden zou kunnen zijn om een eens genomen besluit in te trekken. Daar is niet de minste reden voor. Bovendien blijkt uit dit geval, dat adressanten eigen lijk op alle fronten tegelijk willen strijden. Ze hebben beroep ingesteld tegen het onteigeningsbesluit bij ge deputeerde staten. Ik mag wel zo goed als zeker aan nemen, dat dat beroep afgewezen wordt. Tegelijkertijd en volkomen nutteloos vragen ze nog aan deze raad om het besluit, waartegen ze al in beroep zijn, ook maar in te trekken. Dat is eigenlijk strijden met een stomp wapen. Zelf heb ik gezegd: „Dit is in slach mei in stompe bile". En daarom meen ik dus, dat er geen enkele reden is voor de raad om dit besluit in te trekken Ik heb geschetst wat, nadat uw raad had besloten tot onteigening over te gaan, mijnerzijds nog is ge daan. En dat is zo verlopen, dat we afspraken hebben gemaakt, die al verder zijn dan de situatie, zoals die was op het moment, dat de adressanten het onderhavige adres instuurden, zodat dit eigenlijk ook wel als ver vallen zou kunnen worden beschouwd. Maar u weet, dat wij niets achter houden en daarom is het adres hier neergelegd. Maar het past niet meer in de situatie, zo als die vandaag is. De heer Bosgraaf: Ik wil hier toch nog wel even op terug komen. Het is niet mijn bedoeling geweest om te komen tot een herroeping van het eens genomen be sluit, maar alleen dat dit geval nog eens nader onder zocht zou worden naar aanleiding van het ingekomen schrijven. Ik kan niet zeggen, dat deze hele gang van zaken mij helemaal bevredigt. Ik geloof toch, dat het een andere keer weer anders moet. Wat de verhouding betreft met onze gemeentenaren, het volgende. Zo nu en dan doet zich een geval voor, waarbij men de in druk krijgt, dat er weer wat bij de gemeentenaren zit, anders kwamen de bezwaarschriften natuurlijk niet. Maar goed, ik wil niet verdedigen, dat dit besluit moet worden ingetrokken; dat is helemaal niet de bedoeling geweest. Ik wil alleen graag, dat deze zaak nog eens nader onderzocht wordt. Dat het argument van de reed van geen betekenis is, ben ik volkomen met u eens. Hier zou ik het bij willen laten. De heer Van der Schaaf (weth.): Graag wil ik even zeggen, dat een nader onderzoek naar mijn mening niets nieuws kan opbrengen, omdat dezerzijds wordt toegegeven, dat de directeur van het grondbedrijf, zo als hij zelf ook schrijft, dit kleine stukje niet speciaal tot onderwerp van bijzondere onderhandeling heeft ge maakt, wat ik liever wel gehad had. Meer kan er naar mijn mening niet uitkomen bij een nader onderzoek. Ik heb dus uiteengezet, dat ik pogingen heb gedaan om de zaak weer wat verder te krijgen en dat is gelukt. Wat nu betreft de verhouding, die de heer Bosgraaf ter sprake brengt, wil ik toch ook nog even opmerken, dat mij van de zijde van de gemachtigde van adres santen op die bewuste dag een bejegening is aange daan, die mij niet heeft gelust. De Voorzitter: Het adres strekt tot intrekking van het raadsbesluit. Omdat naar de mening van b. en w. dit raadsbesluit niet voor intrekking vatbaar is, heb ben b. en w. voorgesteld om de brief voor kennisgeving aan te nemen. Naar onze mening kan er ook geen an der besluit door de raad hierover genomen worden. Daarna wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. De Voorzitter deelt verder mede: E. dat is ingekomen een tweetal adressen van bewo ners van de Tjerk Hiddesstraat, waarin wordt verzocht de verlichting van deze straat te vernieuwen. Overeenkomstig het voorstel van b. en w. wordt be sloten deze adressen ter afdoening in handen van b. en w. te stellen. F. dat is ingekomen een adres van het bestuur van de stichting Nationale Commissie tegen het Alcoho lisme te Utrecht inzake het treffen van maatregelen ter beperking van het gebruik van alcoholhoudende dranken. Overeenkomstig het voorstel van b. en w. wordt be sloten dit adres om preadvies in handen van b. en w. te stellen. G. dat bericht van verhindering is ingekomen van de heer Volbeda. Deze mededeling wordt voor kennisgeving aange nomen. l'unt 2 (bijlage no. 226). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 3 (bijlage no. 224). De voordracht van b. en w. luidt als volgt: A. van der Meer, alhier. Benoemd wordt de heer Van der Meer, met 34 stem men (1 stem op de heer Rutgers). Punt 4. De aanbeveling van het College van Curatoren luidt als volgt: D. T. Rutgers, doctorandus in de theologie, alhier. Benoemd wordt de heer Rutgers, met alg. stemmen. Punt 5 (bijlage no. 231). De aanbeveling van b. en w. luidt als volgt D. T. Rutgers, doctorandus in de theologie, alhier. Benoemd wordt de heer Rutgers, met 32 stemmen (2 stemmen op de heren Bol en Jansma, 1 stem ongel dig). Punt 6 (bijlage no. 232). De aanbevelingen van b. en w. luiden als volgt: a. leraar in de geschiedenis (in vaste dienst): G. P. Bol, alhier; b. leraar in de handelswetenschappen (in tijdelijke dienst J. Jansma, alhier. Benoemd worden de heren Bol en Jansma met alg. stemmen. Punt 7 (bijlage no. 228). De Voorzitter: Er is mij uit de raad gevraagd de voorzitter van deze commissie in functie te benoemen. Hoewel de wet dat niet verlangt, heb ik er geen be zwaar tegen om dit verzoek aan u over te brengen. Dit kan misschien gebeuren door bij een van de namen, die u op uw briefje plaatst, te vermelden het woord „voorzitter". Dan weten wij wat uw bedoeling is. Op het ogenblik is de heer Spiekhout voorzitter. Tot voorzitter van de commissie wordt benoemd de heer Spiekhout, met 29 stemmen (2 stemmen op mevr. Heijmeijer-Croon; 1 stem op de heer Ytsma; 1 stem op de heer K. J. de Jong en 2 stemmen blanco). Tot lid van de commissie worden benoemd: mevr. Heijmeijer-Croon, met 32 stemmen (1 stem op mevr. Hiemstra-Molenaar en 2 stemmen blanco) mevr. Ringenaldus-van der Wal, met 32 stemmen (1 stem op mevr. Hiemstra-Molenaar en 2 stemmen blanco) K. J. de Jong, met 31 stemmen (1 stem op de heer Heidinga, 1 stem op de heer Boomgaardt en 2 stemmen blanco); ir. Heitink, met 32 stemmen (1 stem op de heer Bootsma en 2 stemmen blanco). Tot plaatsvervangend lid van de commissie worden benoemd P. Ytsma, met 31 stemmen (1 stem op de heer Ten Brug en 3 stemmen blanco) ir. Van Balen Walter, met 33 stemmen (2 stemmen blanco); D. Bosgraaf, met 33 stemmen (2 stemmen blanco) R. Boomgaaardt, met 32 stemmen (1 stem op de heer K. J. de Jong en 2 stemmen blanco) L. Atema, met 32 stemmen (3 stemmen blanco). Mevr. Heijmeijer-Croon en mevr. Hiemstra-Molenaar vormden het stembureau. Punt 8 (bijlage no. 236). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 9 (bijlage no. 235). De heer Heidinga: Tot mijn grote vreugde vinden wij even verder op de agenda van deze raad, dat de verbreding van de Julianalaan thans doorgang kan vinden. Ik hoop, dat dat zeer spoedig kan gebeuren en wel omdat de bewoners van de huizen aan de Juliana laan, waar dat strookje niemandsland voor ligt, daar nog al wat last van ondervinden. En nu we voor deze school weer zo'n strookje krijgen, verblijdt het mij op nieuw, dat daar dus binnenkort een eind aan kan ko men. Maar net moet rnjj toch even van het hart, dat het jammer is voor de mensen, die daar wonen en die hun tuintjes prima onderhouden (de gemeente on-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1960 | | pagina 2