5
wurde op it terrein, mar yn de bitingsten fan oanbi-
steging stiet dizze „clausule": „Het is de aannemer
toegestaan, na goedkeuring en behoudens nadere door
de directie te stellen voorwaarden en tegen een pas
sende en door het gemeentebestuur te stellen vergoe
ding, van het terrein buiten de begrenzing van het
bouwterrein gebruik te maken". Dat is in hiel moaije
„clausule", mar immen, dy't mei de tastan op 'e h'chte
is, wit wol (der stiet ek noch by, dat der in direksje-
keet komme moat en ek noch in loads foar it bergjen
en it biwurkjen fan it oanfierde timmerhout) dat óf
it sportterrein öf dümny's tün dêrfoar brükt wurde
moat. Oars is dêr abslüt gjin plak foar it pleatsen
fan in direksjekeet of foar in loads. Dan forfait men
daliks ta it sportterrein en eltse oare aktiviteit op it
sportterrein slüt üt, dat der noch gebrük makke wurde
kin fan it sportterrein troch de sportforienings.
De hear Santema: Hwat de hear Hartstra hjir for-
telt, dat smyt dochs wol in bytsje in oar ljocht op dizze
kwesje. Us fraksje wie fan dizze situaesje net op 'e
hichte. En it is yndied wol sa wichtich hwat de hear
Hartstra hjir fortelt, dat wy minoftomear der oer tinke
om lis stimmen net oan dit stik to jaen. Ik fyn it in
hiel forfelend ding, as b. en w. hjir forklearje moatte,
dat it klimaet net gunstich is foar it ta stan kommen
fan dat nije sportfjild. Dat is in selsum forfelend ding
en it soe wize kinne yn de rjochting fan it efterütstel-
len fan it plattelan by de stêd, hwer't wy al sa lang
bang foar binne. Ik nim daliks oan, dat b. en w. hjir
har üterste bést yn dogge. Miskien kin noch troch in
oanhaldend der op oanstean by de ynstansjes, dy't der
oer to kedizen hawwe, birikt wurde, dat dizze saek,
dy't al sa lang yn 'e mole is, dochs in kear realises rre
wurdt. Miskien kin Wurdum troch dy aksje syn rjocht-
feardige winsk forfolle krije. It is alsa in fortrietlike
saek en it is o sa spitich, dat dit nou yn forban stiet
mei it oprjochtsjen fan in nije beukersskoalle, hwat op
himsels in forhügjend feit is.
De hear Van der Schaaf (weth.): Ik wol dus her-
helje hwat ik yn earste ynstansje sein haw, n.l., dat
wy der alles op sette sille, dat dy sportaktiviteiten net
opkeard wurde. It liket my ta, dat wy yn alle gefallen
noch wol in tagong ta dat terrein meitsje kinne. As it
net heger of leger kin, dan moatte wy der mei by
dümny to bycht. Mar ik soe dus de uterste meiwurking
tasizze wolle, opdat de aktiviteiten op dat sportterrein
sa lang mooglik ütoefene wurde kin. Wy hawwe der
bipaeld wol each foar dat wol de hear Hartstra wol
oannimme en as wy it nije sportterrein der daelks
by leverje koene, dan wie üs dat noch folie leaver.
Mar ik kin it net oars sizze as it is. As de hear
Santema lykwols omdat dat nije sportfjild der net
komt miskien hast tsjin dy beukerskoalle stimme
sil, dan soe ik dochs tsjin him sizze wolle: foardat jo
dat dogge, bitink jo dan dochs nochris, hwant dat soe,
leau 'k, in krom gefolch wêze fan in slach mei in
kromme stok. Wy binne it der allegearre oer iens, dat
de beukerskoalle der komme moat. Dit is in skoan
plak dêrfoar. De biswieren, hwer't de hear Hartstra
bang foar is, is mei de help fan de amtners, dy't niis
sa'n fear op 'e hoed krigen hawwe, leau ik, wol in
mouwe oan to passen. Hjir soe 'k it by litte wolle.
Z.h.st. wordt daarna besloten overeenkomstig het
voorstel van b. en w.
Punt 16 (bijlage no. 252).
De heer Bootsma: Dit is wel een avond van be
langrijke momenten en wij menen, dat ook het voor
stel tot het stichten van opstallen op het veemarkt
terrein zeker als belangrijk kan worden aangemerkt.
In de hele planning van de nieuwe veemarkt heeft
uiteindelijk de overkapping met de voorbouw altijd een
belangrijk onderdeel gevormd, waarover heel vaak, ik
wil niet zeggen onzekerheid, maar in elk geval geen
zekerheid bestond. Het is nog niet zo heel lang geleden,
dat wij het besluit namen tot het stichten van een
bepaalde bebouwing, maar de financiering van dat plan
stond nog geenszins vast. En het verheugt ons daar
om, dat thans, zij het dan op een vereenvoudigd plan,
toch bepaalde aspecten geboden worden, waardoor we
kunnen zeggen: het lijkt toch mogelijk om dit te runnen
en uiteindelijk de veemarkt zodanig te maken als wij
dat ons altijd voor ogen hebben gesteld. Het is eendeels
jammer, dat we aan deze belangrijke weg straks een
vrij lage voorbouw moeten maken, maar uiteindelijk
dient hierbij niet uit het oog te worden verloren, dat
de opzet is een veemarkt. En dat is juist datgene, wat
essentieel is. Het is in de eerste plaats noodzakelijk,
dat er een veemarkt tot stand wordt gebracht. Het is
uiteraard nog wel met een zekere afwachting, dat wij
vragen: hoe komt dit uiteindelijk. Maar ik meen, dat
op basis van de inlichtingen, die u ons hierover heeft
kunnen verstrekken, wij toch met een zeker optimisme
de toekomst ten aanzien van de financiering van dit
plan tegemoet kunnen zien. En ik wil dan ook de hoop
uitspreken, dat het ons gelukken mag om binnen een
niet al te lange tijd deze markt volledig te voltooien
en dat wij dan ook werkelijk kunnen overgaan tot het
openstellen voor het doel, waarvoor eiteindelijk dit pro
ject is ontworpen.
De heer K. J. de Jong: Het zal u bekend zijn, dat
ik mij bij de behandeling van dit voorstel in de finan
ciële commissie mijn stem hieromtrent heb voorbehou
den. In verband daarmee is het misschien wel goed,
dat ik hier zuiver voor mij persoonlijk dan ook een
enkele opmerking aan wijd. Dat ik mij mijn stem heb
voorbehouden sluit namelijk aan bij hetgeen ik opge
merkt heb in de raadsvergadering van 28 september van
het vorige jaar, toen het plan aan de orde kwam om
de veemarkt te overkappen en daaivoor een besluit
te nemen. Ik heb toen de opmerking gemaakt, dat ik
mij hiermee zou kunnen verenigen, wanneer voor de
dekking van deze financiering een bijdrage a fonds
perdu verstrekt zou kunnen worden. Uit het voorstel,
dat nu ter tafel ligt, blijkt, dat dat grotendeels niet
het geval is. En vandaar mijn aarzeling om met be
trekking tot dit plan vlot mijn medewerking te geven.
Wanneer we dit plan in zijn totaliteit nog eens gaan
bekijken en we zien hoe het in eerste instantie in de
raad naar voren is gebracht en wat er uiteindelijk uit
de bus gekomen is met de daaraan verbonden kosten,
dan blijkt dat er nog al wat verschil in is. Ik meen,
dat er aanvankelijk gesproken werd over 5 miljoen en
als we nu de bestrating en de gebouwen en de energie
voorziening nemen, dan komen we toch al in de buurt
van de 14 a 15 miljoen. Dit heeft bij mij de vraag
doen rijzen, of de financiële ruimte, die wij ingevolge
de gewijzigde financiële verhouding rijk-gemeente de
komende jaren krijgen, nu niet heel zwaar wordt te
ruggedrongen. En geeft dit ook consequenties met be
trekking tot andere plannen, die wij nog hebben liggen
en die toch ook zeer urgent zijn? Men is zo gauw ge
neigd om bepaalde prioriteiten aan te leggen. De vrees
voor de financiële lasten van dit geval zijn er de oor
zaak van geweest, dat ik mij een voorbehoud heb
gemaakt in de financiële commissie. Uiteindelijk geloof
ik en daarom heb ik me hier nog eens over be
raden dat ik mij eigenlijk ook niet los kan maken
van het besluit van 28 september van het vorige jaar.
Het besluit is toen gevallen en wanneer wij nu een
ander besluit zouden nemen, dan zou dat toch eigen
lijk niet in overeenstemming zijn met het besluit, dat
toen genomen is. En dat besluit is door de raad in zijn
geheel zonder voorbehoud gemaakt, al is het dan, dat
ik daarbij een voorbehoud heb gemaakt ten aanzien
van de dekkingsmiddelen. Ik geloof dan ook inderdaad,
dat ik, gezien het besluit van de raad van 28 sep
tember van het vorige jaar, hier niet tegen kan stem
men. Ik zie de belangrijkheid van deze nieuwe vee
markt ook wel in; daar gaat het bij mij niet om, maar
het gaat mij wel om de vraag of het ook mogelijk is.
Verder meen ik, dat wij soortgelijke projecten in het
vervolg niet te veel in fasen moeten afwerken, maar
dat wij vanaf het eerste begin heel duidelijk moeten
weten wat de financiële gevolgen voor ons zullen zijn.
Ik geloof, dat we dit steeds goed voor ogen moeten
houden en ik geloof niet, dat dit punt ons bij dit
vraagstuk steeds goed voor ogen heeft gestaan. In
verband met het feit, dat er nog heel veel gebeuren
moet op tal van fronten, ben ik toch wel een beetje
terughoudend, al zal ik mijn stem aan dit voorstel niet
onthouden en al ben ik anderzijds ook wel blij, dat wij
hier straks een veemarkt krijgen, die mee kan doen
en die, gezien in het kader van de vooruitgang van
Leeuwarden, ook ongetwijfeld wel zijn plaats zal vin
den. Wanneer men een plan als dit voorgeschoteld
krijgt en men beziet de financieel-economische gevol
gen daarvan, dan is men wel geneigd zich de vraag
te stellen: snoepen wij nu niet teveel van de beschik
bare ruimte op en heeft dat niet consequenties met
betrekking tot andere problemen? Problemen, die naar
mijn mening toch minstens even belangrijk kunnen
zijn en die hierdoor misschien een beetje in de knel
zouden geraken.
Misschien kan de wethouder mij hierover inlichten.
De heer Kamstra: Wanneer men zich eenmaal een
gedachte heeft gevormd over het bepaald object, dan
kost het wel even moeite om mee te gaan met een
vereenvoudigd plan. Dit voorstel toont echter de nood
zaak van vereenvoudiging aan, omdat het verband
houdt met de financiële medewerking van het rijk. Het
nu aangeboden plan vertoont een wel heel erge ver
sobering. De twee en drie bouwlagen worden terugge
bracht tot een, met uitzondering van een klein gedeelte,
dat bestemd is voor dienstvertrekken. Er wordt voor
gesteld om niet negen, maar zes café's te maken. Ik
geloof, dat dat geen moeilijkheden zal geven, omdat
de totale capaciteit toch bijna dezelfde is.
Maar een andere vraag voor ons is, hoe het met de
dienstvertrekken komt, omdat het aantal van deze ver
trekken met 39 is ingekrompen. Wij verwachten, dat
het college dit wel heeft overwogen, maar toch willen
wij graag van u weten of er een mogelijkheid bestaat
om later op die éénverdiepingsgebouwen nog een ver
dieping te zetten. Wij zijn het volkomen met u eens,
dat de versobering niet moest worden gevonden in de
hallen, want wanneer wij nu besluiten om de over
kappingen weg te laten, dan meen ik, dat wij de klok
wel heel veel jaren terug zetten. Het is zeker niet aan
te bevelen om een nieuwe markt te bouwen met on
overdekte hallen. Onze fractie zal dan ook dit voor
stel steunen.
De heer Bosgraaf: Ook wij willen in de eerste plaats
onze blijdschap uitspreken over het feit, dat het mo
gelijk gemaakt is om met dit voorstel te komen. Wat
dat betreft behoeven de woorden van de heer Bootsma
niet veel aanvulling.
Een duister punt voor ons was nog even de finan
ciering van dit project, waar ook de heer De Jong al
over gesproken heeft. In de raadsbrief wordt geschre
ven: de minister van binnenlandse zaken heeft toe
gezegd, dat de lasten, die voortvloeien uit de in 1960
te besteden bedragen voor de veemarkt, zullen worden
betrokken in de beoordeling van de behoefte aan ver
hoging van de algemene uitkering. Wij vertrouwen er
derhalve op, dat voor de dekking van de in 1960 te
besteden gelden voor de veemarktbebouwing een ge
lijke verhoging van de algemene uitkering uit het
gemeentefonds zal worden toegekend. Dat zegt dus niets
voor de volgende jaren en als ik de heer De Jong
goed begrepen heb, dan houdt dat in, dat we de vol
gende jaren voor deze uitgaven geen extra dekking
hebben, maar dat dat uit de algemene uitkering zon
der meer betaald zal moeten worden. Dan zouden dus
inderdaad bepaalde dingen in de knel kunnen komen.
Dat verhindert echter niet, dat wij ook voor dit voor
stel zullen stemmen, maar ik zou er toch wel graag
een nadere toelichting over willen hebben.
Dan wil ik nog een opmerking maken over het pro-
duktief maken van de overdekte hallen. Misschien is
het mogelijk om die hallen te gebruiken voor grote
vergaderingen, of voor sportdoeleinden.
De heer Heidinga: Ik verheug mij over dit voor
stel. Het is aan een kant wel een beetje jammer, dat
het een klein beetje besnoeid is. Ik geloof echter niet,
dat dat zo erg is, want in de eerste plaats is het bij de
bouwmeester wel in goede handen. Bovendien hebben
we daar vlak achter die grote wand nog liggen en die
valt nooit weg te denken. Daar krijg je altijd het ge
zicht op, dus het zal wel wat meevallen, dat het ge
bouw een of twee verdiepingen minder heeft. Wat de
financiën betreft, ja, dat is een moeilijk probleem.
We zijn allemaal dunkt mij toch wel overtuigd
van de geweldige belangen van deze markt voor
Leeuwarden, voor het gehele noorden des lands en
misschien zelfs voor Noord-Europa. En nu we een
maal zo ver zijn kunnen we er niet mee stoppen. Nee,
we moeten nu doorgaan in het belang van Leeuwarden.
Zo denk ik daar over.
Ik heb nog één ding, dat ik graag even wou aanstip
pen en dat is over het gestelde onder c. van het ontwerp
besluit. Daar staat: te besluiten tot onderhandse aan
besteding van de bouw der opstallen van het nieuwe
marktterrein. Nu kan ik mij levendig voorstellen, dat,
teneinde de nodige vooruitgang er dit jaar in te krij
gen, bijv. de heifundering en de staalconstructie en
misschien het glaswerk en zo ondershands zullen moe
ten worden opgedragen. Daar ga ik ook volledig mee
akkoord, maar ik zou toch wel graag willen, dat de
mogelijkheid onder ogen werd gezien, dat de voor
bebouwing normaal zou kunnen worden aanbesteed
Er zal ongetwijfeld veel belangstelling voor zijn om een
dergelijk werk te maken en ik zie geen reden om nu
reeds vast te stellen, dat alle opstallen ondershands
moeten worden aanbesteed.
De heer Van der Schaaf (weth.): De heer Bootsma
heeft zijn waardering uitgesproken voor het plan, of
eigenlijk meer voor het feit, dat dit plan zoals het nu
gepresenteerd wordt voor uitvoering vatbaar blijkt. Het
spreekt vanzelf, dat het college er ook zeer mee inge
nomen is, dat het nu tot bouwen kan komen. De hoge
bebouwing, die in het eerste plan was opgenomen, is
nu vervangen door een lage bebouwing en dat zou
men in zeker opzicht als een verlies kunnen beschou
wen. Maar de heer Heidinga heeft er al op gewezen,
dat men hier toch niet een uitsluitend lage bouw krijgt
te zien. Achter de 15 meter brede strook, die de café's
en dienstruimten diep zullen zijn, zal een zeer forse
bebouwing toch ook nog weer in het oog vallen. Ik zou
dit haast wel als een pluspunt kunnen beschouwen,
omdat daardoor het karakter van het bouwwerk op een
duidelijker wijze naar voren komt dan in het vorige
plan, want daar ging de overkapping en de functionele
bestemming van de markt misschien toch wel groten
deels schuil achter die hoge bebouwing. Met enige goe
de wil en zonder al te veel in architectonische twist
punten te willen vervallen zou men dus kunnen zeg
gen, dat daar inderdaad een gebouw staat, dat in zijn
functie als zodanig reeds duidelijk spreekt. En ook dat
is in de architectuur te waarderen, waarmee ik dus niet
wil zeggen, dat ik dit plan zou prefereren boven het
eerste; maar nu het zo loopt kunnen we hier toch zon
der bezwaar voor zijn en zonder het gevoel te hebben,
dat hier iets van mindere waarde wordt neergezet.
Wat de heer De Jong te berde heeft gebracht, lijkt
mij voornamelijk te liggen op het terrein van mijn col
lega van financiën, zodat ik dat maar zal overslaan.
De heer De Jong heeft nog wel gevraagd: is het
eigenlijk wel goed, dat men er bij dergelijke grote ob
jecten toe overgaat om ze in fases uit te voeren Daar
kan men inderdaad een vraagteken bij zetten, maar
ik geloof, dat ik niet veel tegenstand zou ondervinden
bij deze raad wanneer ik zeg, dat, als dit niet in fases
was aangepakt, het dan stellig vandaag niet zover zou
zijn en dat we nu niet de eindfase zouden kunnen bin
nengaan.
De heer Kamstra heeft nog even het aantal café's
ter sprake gebracht, maar hij heeft daarbij ook al ver
meld, dat dit kleinere aantal café's nagenoeg hetzelfde
aantal zitplaatsen zij het iets minder zal bevatten
dan het eerstgeplande aantal van 9. Daarbij is ook nog
te vermelden de verwachting, dat bij een totaal over
dekt zijn van de markt misschien het bezoeken van
de café's iets minder frequent zal worden dan dat nu
is op de oude markt, die helemaal onoverdekt is.
Van de dienstvertrekken, die in het nieuwe plan sterk
zijn gereduceerd in vergelijking met het eerste plan,
zou ik willen zeggen, dat door de opzet van het eerste
plan, waarvan de totale lengte in drie bouwlagen zou
worden opgetrokken, een betrekkelijk groot aantal
vertrekken tevoorschijn kwam, die niet direct voor
dienstvertrekken in de juiste zin van het woord waren
bestemd. Een groot aantal van die vertrekken is in
dat eerste plan gekwalificeerd als verhuurbare ruim
ten. Die verhuurbare ruimten zijn inderdaad nogal