2 3 f. het overdragen in eigendom van een perceel bouwterrein, gelegen tussen de Johan de Wale- straat en de Archipelweg, aan de Rooms Katho lieke Schoolvereniging, gevestigd te Leeuwar den; B. dat is ingekomen een rapport omtrent kasopne- ming en controle van de administratie van de Reini- gings- en Ontsmettingsdienst. Deze mededelingen worden voor kennisgeving aan genomen. Punten 2 en 3 (bijlagen nos. 256 en 263). Z.h.s. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 4 (bijlage no. 266). De voordracht van b. en w. luidt als volgt: mej. J. Sixma te Herbaijum. Benoemd wordt mej. Sixma, met alg. stemmen. De heer Bootsma verlaat de vergadering. Punt 5 (bijlage no. 255). De voordracht van b. en w. luidt als volgt: J. Wagenaar te Oudkerk. Benoemd wordt de heer Wagenaar, met 34 (alg.) stemmen. Punt 6 (bijlage no. 261). De voordracht van b. en w. luidt als volgt: mej. D. A. Hengelmolen te Schiedam. Benoemd wordt mej. Hengelmolen, met 34 stemmen. Punt 7 (bijlage no. 262). De aanbeveling van b. en w. luidt als volgt: J. Jansma, alhier. Benoemd wordt de heer Jansma, met 34 stemmen. Punt 8 (bijlage no. 264). De aanbevelingen van b. en w. luiden als volgt: a. leraar in de Wiskunde: M. Roorda te Groningen; b. leraar in het Engels: K. Salverda, alhier. Benoemd worden de heren Roorda en Salverda, bei den met 34 stemmen. Punt 9 (bijlage no. 265). De aanbeveling van b. en w. luidt als volgt: H. Kampen en F. Sijtsma, beiden alhier. Benoemd worden de heren Kampen en Sijtsma, bei den met 34 stemmen. De heren Jongbloed en W. de Vries vormden het stembureau. Punten 10 t.e.m. 15 (bijlagen nos. 257, 267, 269, 270, 260 en 273). Z.h.s. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. De heer Keuning: In de eerste plaats een opmerking vooraf en wel deze, dat ik uiteraard het hierop vol gende voorstel wel min of meer bij het thans aan de orde zijnde zal betrekken, omdat het ene het gevolg zal zijn van het andere. U zult me wel niet kwalijk nemen, wanneer ik hier en daar misschien een paar dingen ga zeggen, die ook het voorstel over de ont eigening raken. T.a.v. beide voorstellen heb ik De Voorzitter: Als ik even mag interrumperen, mijn heer Keuning? Het zijn in wezen twee verschillende zaken, dus U doet er verstandig aan de discussie hier over zoveel mogelijk gesplitst te houden. De heer Keuning: Dat wil ik ook wel doen. In de eerste plaats heb ik t.a.v. dit voorstel de opmerking, dat het naar mijn smaak veel te laat aan de raad is toegezonden. De raad heeft drie dagen tijd gehad om deze voorstellen te overwegen, plus dan nog enkele bezwaarschriften die zijn ingediend. Er wordt dus nu van ons verwacht, dat wij ons behoorlijk kunnen uitspreken, zowel over het voorstel dat op zich zelf vrij vérstrekkende gevolgen heeft, als over deze bezwaarschriften. Het kan natuurlijk zijn, dat het col lege een zeer hoge dunk van de raad heeft gehad en gedacht heeft, dat deze dit wel in 3 dagen zou kunnen bekijken. Aan de andere kant heeft het college, om tot dit voorstel te komen, enige jaren nodig gehad. Ver wacht het college, dat de raad zich over deze voorstel len na een studie van enkele dagen ten gronde zou kunnen uitspreken en met een werkelijk behoorlijke motivering van zijn mening tot stemmen zal kunnen komen? Ik geloof niet, dat men het redelijkerwijs kan aannemen, maar men zou daaruit haast de conclusie kunnen trekken, dat het college eigenlijk maar ver wacht, dat de raad zich niet de moeite zal getroosten om zich hier ten gronde in te verdiepen en het zonder meer zal kunnen aannemen. En dat vind ik toch wel een ernstige miskenning van de betekenis en functie van de raad. Wanneer men gaat stellen, dat dit voor stel zo laat is ingediend, omdat de zaak op het ogen blik misschien een beetje aanbrandt, dat er nu haast bij is, dan zou ik daar tegenover willen stellen, dat ten slotte, toen de Tesselschadestraat werd aangelegd, de consequentie van het doortrekken van die straat al min of meer duidelijk moest worden. Dit is al enkele jaren geleden, zodat men dan toch werkelijk wel ten minste enige weken van te voren de raad op de hoogte had kunnen stellen. Ik ben dus in eerste aanleg van mening, dat dit voor stel zal moeten worden aangehouden tot de volgen de vergadering. Ik geloof, dat wij ons er eerst dan be hoorlijk over kunnen uitspreken. Dan pas zal men wer kelijk tot een gegronde gedachte kunnen zijn gekomen. Ik zou U dus in overweging willen geven de behande ling van dit voorstel niet door te zetten, maar het punt tot een volgende vergadering aan te houden. Voorts wil ik ook wel zeggen, waarom ik meen, dat hier wel wat over te zeggen valt. In de raadsbrief wijst het college er op, dat men het voornemen heeft om het tracé van de Tesselschadestraat zo te leggen, dat het uitkomt op de Lange Marktstraat met de aan het eind daarvan aan te leggen brug. Dit heeft bij mij ook nog wel enkele vragen doen rijzen, zoals deze welke verbinding deze weg dan verder zal krijgen met het Stationsplein. Ik vind het in eerste aanleg n.l. niet direct een gelukkige oplossing, dat men hier in plaats van de Willemskade nu denkt de Lange Marktstraat vrij zwaar met verkeer te belasten. Want die oplossing geeft geen rechtstreekse aansluiting op het Stations plein, maar noodzaakt tot het maken van bochten en schept de mogelijkheid van vervelende verkeerssitua ties. Daarbij komt, dat de bebouwing met de betonnen voorwerpen die op het ogenblik op het oude veemarkt terrein staan, naar mijn smaak daar zou moeten worden weggenomen, omdat de Lange Marktstraat te smal is Is Uw college van oordeel, dat deze bouwsels moeten blijven bestaan of dat die na het in gebruik nemen van de nieuwe veemarkt weggehaald moeten worden? Als ze toch weggehaald zullen worden, dan vraag ik mij af, of het niet redelijker is de aansluiting op het Sta tionsplein te zoeken bij de huidige Zuidersingel, dus de straat, die langs het busstation loopt. Die geeft naar mijn mening een logischer aansluiting op het Sta tionsplein dan de Lange Marktstraat, tenzij het college van mening is, dat het eind van de Lange Marktstraat of, zo men wil, de aansluiting van de Lange Markt straat bij de Sophialaan allerlei bijzondere voorzie ningen zou krijgen, die dus deze verkeerssituatie zou den kunnen verbeteren. Uiteraard heeft dit alles te maken met het voorstel (hoewel het nergens in staat), omdat de keuze van de plaats van de brug hiermee direct verband houdt. Dan wil ik even een ander punt aansnijden en dat is het punt van de toekomst van de Wilhelminabaan, liever gezegd, de toekomst van de drafsport hier. In dat opzicht ben ik wel enigermate geneigd om in eer ste aanleg met b. en w. mee te gaan. Daar door de N.V. De Friese Sportclub nog nader hierover een brief aan de fracties is toegestuurd, blijkbaar met het oog op de mogelijkheid om dit punt ook in openbare be spreking te brengen, heb ik er geen enkel bezwaar tegen en ook verder niet om dat hier te gaan doen. Bij de beoordeling van het bezwaarschrift is door Uw college al de opmerking gemaakt, dat het bezwaar van de Friese Sportclub, dat de drafsport in moeilijk heden zou kunnen komen, hier aanzienlijk sterker tot uitdrukking is gekomen dan bij de onderhandelingen, die meermalen met vertegenwoordigers van de N.V. zijn gevoerd. Men krijgt daaruit wel de indruk, dat het aanbod door de vertegenwoordigers van de betreffende N.V. aan een bepaalde industrie hier in Leeuwarden tot overname van een gedeelte van de Wilhelminabaan voor industriële doeleinden, in eerste aanleg blijkbaar is afgestuit op een veel te hoge prijs. Ook krijgt men die indruk uit het aanbod aan het gemeentebestuur om het gehele aandelenbezit van de N.V. maar over te nemen, waarmee dus klaarblijkelijk de betreffende aandeelhou ders vanaf dit ogenblik afzien van enige bemoeiing met de drafsport, dat het er dus deze Friese Sportclub inderdaad minder om te doen is geweest de drafsport hier te dienen en in stand te houden, dan wel om een zo hoog mogelijke prijs te maken voor de Wilhelmina baan. Intussen is dit natuurlijk toch nog wel een be langrijk punt, afgezien dus van de wijze waarop deze zaak op dit ogenblik door de betreffende vennootschap is behandeld. Tenslotte is de drafsport wel iets van be tekenis in Leeuwarden en is dat ook altijd geweest. Het is blijkens inlichtingen die ik daarover heb ont vangen, bijzonder moeilijk om, wanneer men eenmaal van de agenda van de drafsport is afgevoerd in een bepaald jaar en dus de betreffende data door andere plaatsen zijn opgevuld, er later weer in te komen. Nu zegt het college wel, dat men ernstige pogingen zal doen om een nieuwe drafbaan in plaats van de Wilhel minabaan aan te leggen, maar de mededelingen in dat opzicht blijven voorlopig nog vrij vaag en ik zou dus .vel graag zien, dat wij daaromtrent enige nadere in lichtingen kregen. In hoeverre worden deze mogelijk heden realiseerbaar geacht en welke termijn denkt men zich hier eventueel? Niet vermeld is en ik meen dit toch wel eens gezien te hebben dat ook nog enkele andere sportverenigingen gebruik maken van de Wil helminabaan. Ik geloof, dat de korfbalsport er nog wel I op wordt beoefend. En ik zou willen vragen, of men hiervoor, wanneer de Wilhelminabaan wegvalt, andere mogelijkheden heeft. Er zijn dus zo nog wel een aantal vragen en een aan- tal punten, die het nader overwegen waard zijn. De volgende vraag die de Wilhelminabaan zelf nog betreft, is deze: Het is mij niet geheel duidelijk, welke activiteit de N.V. Friese Sportclub zelf heeft ontwik keld om te komen tot een nieuwe drafbaan. Zijn daar van die kant initiatieven geweest en, indien b. en w. voorstellen hebben bereikt, in hoeverre zijn deze op fei- I telijke moeilijkheden afgestuit? Wellicht kan daarover ook nog iets naders gezegd worden. In dit opzicht laat I ons n.l. de raadsbrief ook een beetje in de steek. Alles bijeen genomen, zou ik dus wel graag i.z. deze punten een beantwoording hebben om het bezwaar schrift van de N.V. De Friese Sportclub zo volledig mogelijk te kunnen beoordelen. Het volgend bezwaar schrift is dat van het Leeuwarder Overdekt Zwembad. Dit bezwaarschrift richt zich eigenlijk maar tegen een gedeelte van het uitbreidingsplan. En naar mijn me ning over het op zichzelf voor dit voorstel niet belang rijkste gedeelte, n.l. het Jacob Catsplein. Uw college heeft immers bij dit uitbreidingsplan mede het Jacob Catsplein betrokken. Nu hebben wij enige tijd geleden via de pers kennis genomen van een initiatief, dat het bestuur, de directie en commissarissen van het Leeu- I warder Overdekt Zwembad hadden genomen om even tueel te komen tot bestudering van de mogelijkheden tot de aanleg van een openluchtzwembad naast de Overdekte. We hebben nog een foto gekregen van een soort maquette dat is meer een gedachtenbe- paling die het geheel voorstelt. En mij dunkt, dat dit initiatief bijzonder lofwaardig is. Klaarblijkelijk is hier op 19 oktober al aan het college over geschreven en ik zou dus graag willen weten, of met het bestuur van deze vennootschap overleg is gepleegd, of dus for mele besprekingen over het verzoek van het Leeuwar der Overdekt Zwembad hebben plaats gevonden. Ik heb n.l. de indruk, dat dit niet het geval is. Als dat zo is, dan is het, dunkt mij, wel zo iets als een zalfje op de wonde, dat b. en w. in hun aanbiedingsbrief overi gens volkomen terecht naar mijn oordeel blijk geven van grote waardering voor de werkzaamheden van het Leeuwarder Overdekt Zwembad. Ik geloof, dat deze mensen inderdaad hun best doen om zoveel mo gelijk de zwemsport in Leeuwarden te bevorderen door middel van het bestaande overdekte zwembad. Het is natuurlijk mogelijk, dat Uw college zegt, er in principe niets voor te voelen om bij het bestaande overdekte zwembad een openluchtbad te maken. Als zij dus menen, dat daar niet een zwembad moet komen, dan heeft het misschien niet veel zin om over even tuele initiatieven die nog ontwikkeld kunnen worden, verder onderhandelingen te voeren. Ik geloof, dat de raadsbrief aanleiding geeft tot deze opinie, een opinie, waarover men uiteraard ven mening kan verschillen, en waarover ik voorshands inderdaad met Uw college van mening verschil. De verwijzing naar de mogelijk heden van een openluchtbad in het uitbreidingsplan ,,'t Nijlan" acht ik in dat opzicht niet voldoende. Wij heb ben in de toekomst te maken met de opheffing van het Huizumer bad; bovendien merken wij in de zomer nu al, dat ondanks het bestaan van het Huizumer bad toch ook de Overdekte in diezelfde tijd zwaar bezet is, dus niet alleen in de wintermaanden, maar ook in de zomer. En ik geloof, dat er naast een typisch recreatief zwem bad met wellicht ruime ligweiden en andere mogelijk heden van verpozing, waardoor men daar een halve of een hele dag met kinderen heen kan gaan een mogelijkheid die dus in het Nijlan zou kunnen worden ontwikkeld aan de kant van de stad bepaaldelijk wel plaats is voor een, laat ik het dan maar noemen openluchtzwembad. Er zijn immers bijzonder veel men sen, die alleen maar naar een zwembad gaan om daar een uurtje of een half uurtje te gaan zwemmen. De Overdekte is daartoe zelfs in de zomer te klein. Een dergelijk zwembad moet naar mijn mening niet aan de periferie van de stad liggen, maar kan het beste in de omgeving van de binnenstad een plaats vinden, een omgeving, die overigens, wat haar plaats betreft, daar toe de mogelijkheden geeft. Maar ik zie nog niet in, dat dit bij het Jacob Catsplein ongewenst zou zijn. Het lijkt mij dus zeer wel mogelijk om dit te doen. Daarbij komen dan twee belangrijke nevenvoordelen, die ook m.i. terecht genoemd worden in de brief bij het bezwaarschrift van het Leeuwarder Overdekt Zwem bad. Dat is, dat men een reinigingsinstallatie bij de hand heeft met voldoende capaciteit om dus ook een eventueel nevenbad van schoon water te voorzien, ter wijl men bovendien bij koele zomers een hulpverwar ming van water kan leveren uit het bestaande over dekte zwembad. Op zichzelf, dunkt mij, een zeer be langrijke kostenbesparing. Daarbij komt dat mag door het L.O.Z., geloof is, ook met gerechtigde trots worden gezegd dat het ervaring heeft in het beheer van een zwembad en dus ook in staat moet worden ge acht het openluchtzwembad op de meest rationele ma nier te beheren. Dan vind ik die combinatie van het overdekte zwembad en een openluchtzwembad zeer aantrekkelijk en het lijkt mij mogelijk om het daar te maken, omdat men toch op die plaats sportvelden houdt. Er zou dus daar, aan de rand van de binnenstad, een betrekkelijk klein sportcentrum kunnen blijven. En daarbij denk ik nog iets verder. Wij hebben al vele malen hier in de raad het woord „sporthallen" gehoord. Van avond heb ik in de krant gelezen, dat de gemeente Tietjerksteradeel het zelfs bestaat om een sporthal te bouwen. En dan moet het toch, dunkt mij, ook mogelijk zijn om dat in Leeuwarden te doen. Bij de aanleg van de Tesselschadestraat zal er een bepaalde ruimte over blijven tussen het huidige Jacob Catsplein en de nieuwe weg en eventueel aan de andere kant van die weg, waar bijzondere bebouwingen zijn gedacht. Ik vraag mij af, of deze plaats, ook weer dicht bij de binnen stad, een eerste vereiste voor een sporthal, daarvoor niet uitermate geschikt is. In dat geheel zou zo'n hal m.i. zeer wel kunnen passen. Er is dus een aantal aspecten aan deze zaak, zoals het financiële aspect en het prak-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1960 | | pagina 2