2
3
f. het overdragen in eigendom van een perceel
bouwterrein, gelegen tussen de Johan de Wale-
straat en de Archipelweg, aan de Rooms Katho
lieke Schoolvereniging, gevestigd te Leeuwar
den;
B. dat is ingekomen een rapport omtrent kasopne-
ming en controle van de administratie van de Reini-
gings- en Ontsmettingsdienst.
Deze mededelingen worden voor kennisgeving aan
genomen.
Punten 2 en 3 (bijlagen nos. 256 en 263).
Z.h.s. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van b. en w.
Punt 4 (bijlage no. 266).
De voordracht van b. en w. luidt als volgt:
mej. J. Sixma te Herbaijum.
Benoemd wordt mej. Sixma, met alg. stemmen.
De heer Bootsma verlaat de vergadering.
Punt 5 (bijlage no. 255).
De voordracht van b. en w. luidt als volgt:
J. Wagenaar te Oudkerk.
Benoemd wordt de heer Wagenaar, met 34 (alg.)
stemmen.
Punt 6 (bijlage no. 261).
De voordracht van b. en w. luidt als volgt:
mej. D. A. Hengelmolen te Schiedam.
Benoemd wordt mej. Hengelmolen, met 34 stemmen.
Punt 7 (bijlage no. 262).
De aanbeveling van b. en w. luidt als volgt:
J. Jansma, alhier.
Benoemd wordt de heer Jansma, met 34 stemmen.
Punt 8 (bijlage no. 264).
De aanbevelingen van b. en w. luiden als volgt:
a. leraar in de Wiskunde:
M. Roorda te Groningen;
b. leraar in het Engels:
K. Salverda, alhier.
Benoemd worden de heren Roorda en Salverda, bei
den met 34 stemmen.
Punt 9 (bijlage no. 265).
De aanbeveling van b. en w. luidt als volgt:
H. Kampen en F. Sijtsma, beiden alhier.
Benoemd worden de heren Kampen en Sijtsma, bei
den met 34 stemmen.
De heren Jongbloed en W. de Vries vormden het
stembureau.
Punten 10 t.e.m. 15 (bijlagen nos. 257, 267, 269, 270,
260 en 273).
Z.h.s. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van b. en w.
De heer Keuning: In de eerste plaats een opmerking
vooraf en wel deze, dat ik uiteraard het hierop vol
gende voorstel wel min of meer bij het thans aan de
orde zijnde zal betrekken, omdat het ene het gevolg
zal zijn van het andere. U zult me wel niet kwalijk
nemen, wanneer ik hier en daar misschien een paar
dingen ga zeggen, die ook het voorstel over de ont
eigening raken.
T.a.v. beide voorstellen heb ik
De Voorzitter: Als ik even mag interrumperen, mijn
heer Keuning? Het zijn in wezen twee verschillende
zaken, dus U doet er verstandig aan de discussie hier
over zoveel mogelijk gesplitst te houden.
De heer Keuning: Dat wil ik ook wel doen.
In de eerste plaats heb ik t.a.v. dit voorstel de
opmerking, dat het naar mijn smaak veel te laat aan
de raad is toegezonden. De raad heeft drie dagen
tijd gehad om deze voorstellen te overwegen, plus dan
nog enkele bezwaarschriften die zijn ingediend. Er
wordt dus nu van ons verwacht, dat wij ons behoorlijk
kunnen uitspreken, zowel over het voorstel dat op zich
zelf vrij vérstrekkende gevolgen heeft, als over deze
bezwaarschriften. Het kan natuurlijk zijn, dat het col
lege een zeer hoge dunk van de raad heeft gehad en
gedacht heeft, dat deze dit wel in 3 dagen zou kunnen
bekijken. Aan de andere kant heeft het college, om tot
dit voorstel te komen, enige jaren nodig gehad. Ver
wacht het college, dat de raad zich over deze voorstel
len na een studie van enkele dagen ten gronde zou
kunnen uitspreken en met een werkelijk behoorlijke
motivering van zijn mening tot stemmen zal kunnen
komen? Ik geloof niet, dat men het redelijkerwijs kan
aannemen, maar men zou daaruit haast de conclusie
kunnen trekken, dat het college eigenlijk maar ver
wacht, dat de raad zich niet de moeite zal getroosten
om zich hier ten gronde in te verdiepen en het zonder
meer zal kunnen aannemen. En dat vind ik toch wel
een ernstige miskenning van de betekenis en functie
van de raad. Wanneer men gaat stellen, dat dit voor
stel zo laat is ingediend, omdat de zaak op het ogen
blik misschien een beetje aanbrandt, dat er nu haast
bij is, dan zou ik daar tegenover willen stellen, dat ten
slotte, toen de Tesselschadestraat werd aangelegd, de
consequentie van het doortrekken van die straat al
min of meer duidelijk moest worden. Dit is al enkele
jaren geleden, zodat men dan toch werkelijk wel ten
minste enige weken van te voren de raad op de hoogte
had kunnen stellen.
Ik ben dus in eerste aanleg van mening, dat dit voor
stel zal moeten worden aangehouden tot de volgen
de vergadering. Ik geloof, dat wij ons er eerst dan be
hoorlijk over kunnen uitspreken. Dan pas zal men wer
kelijk tot een gegronde gedachte kunnen zijn gekomen.
Ik zou U dus in overweging willen geven de behande
ling van dit voorstel niet door te zetten, maar het
punt tot een volgende vergadering aan te houden.
Voorts wil ik ook wel zeggen, waarom ik meen,
dat hier wel wat over te zeggen valt. In de raadsbrief
wijst het college er op, dat men het voornemen heeft
om het tracé van de Tesselschadestraat zo te leggen,
dat het uitkomt op de Lange Marktstraat met de aan
het eind daarvan aan te leggen brug. Dit heeft bij mij
ook nog wel enkele vragen doen rijzen, zoals deze
welke verbinding deze weg dan verder zal krijgen met
het Stationsplein. Ik vind het in eerste aanleg n.l. niet
direct een gelukkige oplossing, dat men hier in plaats
van de Willemskade nu denkt de Lange Marktstraat
vrij zwaar met verkeer te belasten. Want die oplossing
geeft geen rechtstreekse aansluiting op het Stations
plein, maar noodzaakt tot het maken van bochten en
schept de mogelijkheid van vervelende verkeerssitua
ties. Daarbij komt, dat de bebouwing met de betonnen
voorwerpen die op het ogenblik op het oude veemarkt
terrein staan, naar mijn smaak daar zou moeten worden
weggenomen, omdat de Lange Marktstraat te smal is
Is Uw college van oordeel, dat deze bouwsels moeten
blijven bestaan of dat die na het in gebruik nemen van
de nieuwe veemarkt weggehaald moeten worden? Als
ze toch weggehaald zullen worden, dan vraag ik mij
af, of het niet redelijker is de aansluiting op het Sta
tionsplein te zoeken bij de huidige Zuidersingel, dus
de straat, die langs het busstation loopt. Die geeft
naar mijn mening een logischer aansluiting op het Sta
tionsplein dan de Lange Marktstraat, tenzij het college
van mening is, dat het eind van de Lange Marktstraat
of, zo men wil, de aansluiting van de Lange Markt
straat bij de Sophialaan allerlei bijzondere voorzie
ningen zou krijgen, die dus deze verkeerssituatie zou
den kunnen verbeteren. Uiteraard heeft dit alles te
maken met het voorstel (hoewel het nergens in staat),
omdat de keuze van de plaats van de brug hiermee
direct verband houdt.
Dan wil ik even een ander punt aansnijden en dat is
het punt van de toekomst van de Wilhelminabaan,
liever gezegd, de toekomst van de drafsport hier. In
dat opzicht ben ik wel enigermate geneigd om in eer
ste aanleg met b. en w. mee te gaan. Daar door de
N.V. De Friese Sportclub nog nader hierover een brief
aan de fracties is toegestuurd, blijkbaar met het oog
op de mogelijkheid om dit punt ook in openbare be
spreking te brengen, heb ik er geen enkel bezwaar
tegen en ook verder niet om dat hier te gaan
doen. Bij de beoordeling van het bezwaarschrift is door
Uw college al de opmerking gemaakt, dat het bezwaar
van de Friese Sportclub, dat de drafsport in moeilijk
heden zou kunnen komen, hier aanzienlijk sterker tot
uitdrukking is gekomen dan bij de onderhandelingen,
die meermalen met vertegenwoordigers van de N.V.
zijn gevoerd. Men krijgt daaruit wel de indruk, dat het
aanbod door de vertegenwoordigers van de betreffende
N.V. aan een bepaalde industrie hier in Leeuwarden
tot overname van een gedeelte van de Wilhelminabaan
voor industriële doeleinden, in eerste aanleg blijkbaar is
afgestuit op een veel te hoge prijs. Ook krijgt men die
indruk uit het aanbod aan het gemeentebestuur om het
gehele aandelenbezit van de N.V. maar over te nemen,
waarmee dus klaarblijkelijk de betreffende aandeelhou
ders vanaf dit ogenblik afzien van enige bemoeiing
met de drafsport, dat het er dus deze Friese Sportclub
inderdaad minder om te doen is geweest de drafsport
hier te dienen en in stand te houden, dan wel om een
zo hoog mogelijke prijs te maken voor de Wilhelmina
baan. Intussen is dit natuurlijk toch nog wel een be
langrijk punt, afgezien dus van de wijze waarop deze
zaak op dit ogenblik door de betreffende vennootschap
is behandeld. Tenslotte is de drafsport wel iets van be
tekenis in Leeuwarden en is dat ook altijd geweest.
Het is blijkens inlichtingen die ik daarover heb ont
vangen, bijzonder moeilijk om, wanneer men eenmaal
van de agenda van de drafsport is afgevoerd in een
bepaald jaar en dus de betreffende data door andere
plaatsen zijn opgevuld, er later weer in te komen. Nu
zegt het college wel, dat men ernstige pogingen zal
doen om een nieuwe drafbaan in plaats van de Wilhel
minabaan aan te leggen, maar de mededelingen in dat
opzicht blijven voorlopig nog vrij vaag en ik zou dus
.vel graag zien, dat wij daaromtrent enige nadere in
lichtingen kregen. In hoeverre worden deze mogelijk
heden realiseerbaar geacht en welke termijn denkt men
zich hier eventueel? Niet vermeld is en ik meen dit
toch wel eens gezien te hebben dat ook nog enkele
andere sportverenigingen gebruik maken van de Wil
helminabaan. Ik geloof, dat de korfbalsport er nog wel
I op wordt beoefend. En ik zou willen vragen, of men
hiervoor, wanneer de Wilhelminabaan wegvalt, andere
mogelijkheden heeft.
Er zijn dus zo nog wel een aantal vragen en een aan-
tal punten, die het nader overwegen waard zijn.
De volgende vraag die de Wilhelminabaan zelf nog
betreft, is deze: Het is mij niet geheel duidelijk, welke
activiteit de N.V. Friese Sportclub zelf heeft ontwik
keld om te komen tot een nieuwe drafbaan. Zijn daar
van die kant initiatieven geweest en, indien b. en w.
voorstellen hebben bereikt, in hoeverre zijn deze op fei-
I telijke moeilijkheden afgestuit? Wellicht kan daarover
ook nog iets naders gezegd worden. In dit opzicht laat
I ons n.l. de raadsbrief ook een beetje in de steek.
Alles bijeen genomen, zou ik dus wel graag i.z. deze
punten een beantwoording hebben om het bezwaar
schrift van de N.V. De Friese Sportclub zo volledig
mogelijk te kunnen beoordelen. Het volgend bezwaar
schrift is dat van het Leeuwarder Overdekt Zwembad.
Dit bezwaarschrift richt zich eigenlijk maar tegen een
gedeelte van het uitbreidingsplan. En naar mijn me
ning over het op zichzelf voor dit voorstel niet belang
rijkste gedeelte, n.l. het Jacob Catsplein. Uw college
heeft immers bij dit uitbreidingsplan mede het Jacob
Catsplein betrokken. Nu hebben wij enige tijd geleden
via de pers kennis genomen van een initiatief, dat het
bestuur, de directie en commissarissen van het Leeu-
I warder Overdekt Zwembad hadden genomen om even
tueel te komen tot bestudering van de mogelijkheden
tot de aanleg van een openluchtzwembad naast de
Overdekte. We hebben nog een foto gekregen van een
soort maquette dat is meer een gedachtenbe-
paling die het geheel voorstelt. En mij dunkt, dat
dit initiatief bijzonder lofwaardig is. Klaarblijkelijk is
hier op 19 oktober al aan het college over geschreven
en ik zou dus graag willen weten, of met het bestuur
van deze vennootschap overleg is gepleegd, of dus for
mele besprekingen over het verzoek van het Leeuwar
der Overdekt Zwembad hebben plaats gevonden. Ik heb
n.l. de indruk, dat dit niet het geval is. Als dat zo is,
dan is het, dunkt mij, wel zo iets als een zalfje op de
wonde, dat b. en w. in hun aanbiedingsbrief overi
gens volkomen terecht naar mijn oordeel blijk
geven van grote waardering voor de werkzaamheden
van het Leeuwarder Overdekt Zwembad. Ik geloof, dat
deze mensen inderdaad hun best doen om zoveel mo
gelijk de zwemsport in Leeuwarden te bevorderen door
middel van het bestaande overdekte zwembad.
Het is natuurlijk mogelijk, dat Uw college zegt, er
in principe niets voor te voelen om bij het bestaande
overdekte zwembad een openluchtbad te maken. Als zij
dus menen, dat daar niet een zwembad moet komen,
dan heeft het misschien niet veel zin om over even
tuele initiatieven die nog ontwikkeld kunnen worden,
verder onderhandelingen te voeren. Ik geloof, dat de
raadsbrief aanleiding geeft tot deze opinie, een opinie,
waarover men uiteraard ven mening kan verschillen,
en waarover ik voorshands inderdaad met Uw college
van mening verschil. De verwijzing naar de mogelijk
heden van een openluchtbad in het uitbreidingsplan ,,'t
Nijlan" acht ik in dat opzicht niet voldoende. Wij heb
ben in de toekomst te maken met de opheffing van het
Huizumer bad; bovendien merken wij in de zomer nu
al, dat ondanks het bestaan van het Huizumer bad toch
ook de Overdekte in diezelfde tijd zwaar bezet is, dus
niet alleen in de wintermaanden, maar ook in de zomer.
En ik geloof, dat er naast een typisch recreatief zwem
bad met wellicht ruime ligweiden en andere mogelijk
heden van verpozing, waardoor men daar een halve
of een hele dag met kinderen heen kan gaan een
mogelijkheid die dus in het Nijlan zou kunnen worden
ontwikkeld aan de kant van de stad bepaaldelijk
wel plaats is voor een, laat ik het dan maar noemen
openluchtzwembad. Er zijn immers bijzonder veel men
sen, die alleen maar naar een zwembad gaan om daar
een uurtje of een half uurtje te gaan zwemmen. De
Overdekte is daartoe zelfs in de zomer te klein. Een
dergelijk zwembad moet naar mijn mening niet aan de
periferie van de stad liggen, maar kan het beste in de
omgeving van de binnenstad een plaats vinden, een
omgeving, die overigens, wat haar plaats betreft, daar
toe de mogelijkheden geeft. Maar ik zie nog niet in,
dat dit bij het Jacob Catsplein ongewenst zou zijn. Het
lijkt mij dus zeer wel mogelijk om dit te doen. Daarbij
komen dan twee belangrijke nevenvoordelen, die ook
m.i. terecht genoemd worden in de brief bij het
bezwaarschrift van het Leeuwarder Overdekt Zwem
bad. Dat is, dat men een reinigingsinstallatie bij de
hand heeft met voldoende capaciteit om dus ook een
eventueel nevenbad van schoon water te voorzien, ter
wijl men bovendien bij koele zomers een hulpverwar
ming van water kan leveren uit het bestaande over
dekte zwembad. Op zichzelf, dunkt mij, een zeer be
langrijke kostenbesparing. Daarbij komt dat mag
door het L.O.Z., geloof is, ook met gerechtigde trots
worden gezegd dat het ervaring heeft in het beheer
van een zwembad en dus ook in staat moet worden ge
acht het openluchtzwembad op de meest rationele ma
nier te beheren. Dan vind ik die combinatie van het
overdekte zwembad en een openluchtzwembad zeer
aantrekkelijk en het lijkt mij mogelijk om het daar te
maken, omdat men toch op die plaats sportvelden
houdt. Er zou dus daar, aan de rand van de binnenstad,
een betrekkelijk klein sportcentrum kunnen blijven. En
daarbij denk ik nog iets verder. Wij hebben al vele malen
hier in de raad het woord „sporthallen" gehoord. Van
avond heb ik in de krant gelezen, dat de gemeente
Tietjerksteradeel het zelfs bestaat om een sporthal te
bouwen. En dan moet het toch, dunkt mij, ook mogelijk
zijn om dat in Leeuwarden te doen. Bij de aanleg van
de Tesselschadestraat zal er een bepaalde ruimte over
blijven tussen het huidige Jacob Catsplein en de nieuwe
weg en eventueel aan de andere kant van die weg,
waar bijzondere bebouwingen zijn gedacht. Ik vraag
mij af, of deze plaats, ook weer dicht bij de binnen
stad, een eerste vereiste voor een sporthal, daarvoor
niet uitermate geschikt is. In dat geheel zou zo'n hal m.i.
zeer wel kunnen passen. Er is dus een aantal aspecten
aan deze zaak, zoals het financiële aspect en het prak-