4
5
tische beheersaspect die dunkt mij het waard zijn
om nader overwogen te worden. Of dit idee praktisch
uitvoerbaar zal zijn, kan natuurlijk pas bij een nadere
studie blijken. Maar dan hebben we er toch wel be
zwaar tegen, dat wij nu door dit uitbreidingsplan te
aanvaarden de zaak op slot zouden zetten in dat op
zicht. Als er nu een alternatief was, als men het Jacob
Catsplein voor andere, zeer belangrijke, doeleinden, zou
willen gebruiken, dan zou men anders kunnen denken,
maar dat is er niet. Men heeft zich alleen gedacht:
pleintje, straatje, er om heen drie hoog gebouwen. En
dat noemt men dan in de raadsbrief: „uit stedebouw
kundig oogpunt fraai en zinvol". Het spijt mij, maar
ik vond het niet fraai en een nadere toelichting over
het zinvolle heb ik nergens kunnen vinden. Ik zie dan
ook helemaal niet, wat dit nu voor typische zin heeft
daar. Dit alles brengt mij er toe, om het bezwaar
schrift van de Leeuwarder Overdekte toch wel zeer
ernstig te nemen. Ik zou het college dus graag in over
weging willen geven, om dit punt nog nader te bezien.
Ik acht het idee van het L.O.Z. ook praktisch mogelijk
zonder al te veel bezwaren t.o.v. de rest van het uit
breidingsplan. Dan zou men het Jacob Catsplein dood
gewoon uit het voorstel dat nu voor ons ligt, moeten
lichten. Men zou de begrenzing van het uitbreidings
plan zeer wel kunnen leggen tussen het Fonteinland en
de huidige grens van de Wilhelminabaan en zich dan
nader kunnen beraden over de toekomst van het Jacob
Catsplein n.a.v. de mogelijkheden die geopperd
zijn door het L.O.Z. en n.a.v. de mogelijkheden die ik
er bij genoemd heb: een eventuele sporthal of iets der
gelijks. Ik geloof, dat dit zonder veel bezwaar mogelijk
is, want, als dit gebeurt, dan behoeft de procedure van
de goedkeuring van het uitbreidingsplan in samenhang
met eventueel volgende plannen tot onteigening van de
Wilhelminabaan daardoor geen dag schade te lijden.
Ik zou b. en w. dus graag in eerste aanleg willen vra
gen om deze suggestie van mij over te nemen, gezien
de betekenis van het bezwaarschrift van de Overdekte
en het verlangen, dat b. en w. deze zaak nader bestu
deren. Wanneer b. en w. hier helemaal niet voor zou
den voelen, noch voor aanhouding van dit punt, om
deze zaak in de volgende drie weken te bestuderen en
nader te zien, in hoeverre de hier ontworpen bebou
wingsvoorschriften bezwaren opleveren en of het moge
lijk is deze aan te passen aan het hier gelanceerde idee,
dan ben ik toch wel geneigd om een voorstel in die
richting in te dienen.
Theoretisch is er nóg een mogelijkheid, die ik ook
wel even wil noemen. Men kan ten slotte een gedeelte
van het uitbreidingsplan alleen maar een bestemming
in hoofdzaak geven. Dus men zou het ook zó kunnen
doen, dat men zich niet vast legt op het Jacob Cats
plein en op de bepaalde weggetjes op de bijzondere
bebouwingsafdeling, maar voor dat gedeelte van het
uitbreidingsplan alleen maar een bestemming in hoofd
zaak vast stelt, die dan genoemd kan worden: „bijzon
dere bebouwing met eventueel bijbehorende stratenaan
leg". Dat zou dan dus de begrenzing van het uitbrei
dingsplan dezelfde laten, maar de nadere uitwerking in
onderdelen in de toekomst nog mogelijk maken. Ik zou
persoonlijk de voorkeur geven aan mijn eerste gedach
te, maar ik zou daarbij b. en w. ook de tweede gedachte
in overweging willen geven.
Ik heb nu een aantal vragen gesteld en ik heb een
aantal suggesties gedaan. Ik zou dus graag de mening
van de gemeenteraadsleden hierover horen en ook het
antwoord van Uw college.
De heer Van Halen Walter: Ik wil beginnen met mijn
adhesie te betuigen aan de opmerkingen, gemaakt
door de heer Keuning. Ik ben het met hem eens, dat
een buitengewoon belangrijk plan als dit toch wel op
een buitengewoon korte termijn aan ons ter beoorde
ling en ter beslissing wordt voorgelegd. Ik meen ook,
dat ons hiervoor wel wat langere tijd van voorberei
ding had mogen worden gegeven. Dit punt en het vol
gende houden toch wel heel nauw met elkaar verband,
zodat ik een opmerking, die ik bij dit punt maak, mis
schien had moeten maken bij het volgende, maar deze
scheiding weet ik persoonlijk niet helemaal precies te
trekken. Wanneer wij dit uitbreidingsplan aannemen,
dan vind ik, dat punt 17 daar vrij logisch uit volgt.
Hoewel ik dus tegen punt 16 op zichzelf niet zoveel
bezwaren heb, wil ik daarom toch wel enkele opmerkin
gen maken. Want wanneer wij dit accepteren, dan heb
ben wij m.i. min of meer het tempo van uitvoering van
het gehele plan uit handen gegeven en dan kunnen wij
moeilijk eventueel een voorwaarde stellen, die ik persoon
lijk althans gaarne ingelost zou willen zien, alvorens dit
plan wordt uitgevoerd. Ik meen n.l., dat vaststelling
van dit uitbreidingsplan, waarbij dus vaststaat, dat de
Wilhelminabaan haar huidige bestemming zal verliezen,
meebrengt, dat wij in Leeuwarden op het moment dat
de Wilhelminabaan zou komen te vervallen, zeer waar
schijnlijk niet een drafbaan ter beschikking zullen hebben,
waarop de drafsport in Leeuwarden zal kunnen worden
voortgezet. En nu wil ik mij losmaken van het feit,
dat die N.V. Sportclub al dan niet terecht te laat
misschien het belang van de drafsport naar voren heeft
gebracht. Voor mij is dit toch wel een buitengewoon
belangrijk punt, een van de allerbelangrijkste punten,
verbonden aan het vervallen van de Wilhelminabaan.
Ik meen, dat de hoofdstad van Friesland, van een agra
risch gewest, het zich toch eigenlijk moeilijk kan per
mitteren niet meer de ren- en drafsport te kunnen la
ten beoefenen. En de heer Keuning heeft ook al de op
merking gemaakt, dat zelfs een korte onderbreking van
de uitoefening van de drafsport zeer ernstige gevolgen
voor de bestendiging daarvan heeft, zodat wij naar
mijn mening iets meer aandacht moeten besteden aan
het bezwaar, dat ook Uw college wel heeft gevoeld,
maar waar het m.i. toch iets te lichtvaardig overheen
loopt. Wanneer wij op het moment, dat de Wilhelmina
baan aan haar bestemming wordt onttrokken, niet de
beschikking hebben over een nieuwe baan, dan zie ik
het toch zo, dat Leeuwarden voor de toekomst zeer
waarschijnlijk de drafsport vaarwel moet zeggen of al
thans op zeer onvoldoende wijze aan deze drafsport
nog kan doen deelnemen. Dit acht ik voor de hoofdstad
van Friesland toch iets, wat wij eigenlijk niet voor onze
verantwoording kunnen nemen. Ik meen, dat aan de
drafsport in Leeuwarden een dusdanige grote traditie,
maar ook een dusdanig groot voordeel verbonden is,
dat wij als raad van de gemeente Leeuwarden toch
onze verantwoordelijkheid slecht bewust zouden zijn,
wanneer wij meewerkten aan het verdwijnen van deze
sport hier ter stede. Waar het dus op neerkomt, is dit,
dat ik gaarne de zekerheid zou willen hebben, dat Leeu
warden op het moment, dat de Wilhelminabaan aan
haar huidige bestemming wordt onttrokken, de be
schikking heeft over een plaatsvervangende drafbaan.
Dit mis ik in de plannen, zoals die voor ons liggen, en
dit is dus voor mij een bezwaar om dit uitbreidingsplan
aan te nemen. Ik heb thans geen enkele zekerheid, dat
Uw college zorgt voor een nieuwe drafbaan. Ik kan me
voorstellen, dat u een zekere urgentie bepleit voor dit
onteigeningsplan. Ik ben zelf betrekkelijk nauw be
trokken bij een onderdeel er van, n.l. bij de bouw van
de nieuwe h.t.s. en alszodanig voel ik dus zeer goed
het nut van de doortrekking van de Tesselschadestraat.
Maar ik vraag mij af, of het mogelijk zou zijn en
ik zou daarop graag een antwoord willen hebben van
uw college om deze straat gedeeltelijk door te trek
ken, zover, dat het ontworpen nieuwe gebouw van de
h.t.s. er toch een uitgang aan zou kunnen krijgen,
want ik ben het met u eens, dat de nieuwe h.t.s. wel
buitengewoon veel belang heeft bij deze straat. De
nieuwe veemarkt zou, geloof ik, toch heel goed in ge
bruik genomen kunnen worden, al was de verbinding
via de doorgetrokken Tesselschadestraat met de Lange
Marktstraat nog niet aanwezig. Ik meen, dat het ver
keer van de stad naar de nieuwe veemarkt en daar
gaat het eigenlijk alleen om toch nog wel en
kele wegen tot zijn beschikking heeft. Het verkeer
moet dan allemaal via de Verlaatsbrug, maar of het nu
over de ene of over de andere brug gaat, dat zal op
zichzelf toch niet zo vreselijk veel uitmaken en het is
toch per slot van rekening alleen maar het interne ver
keer van de stad naar de veemarkt. De grote aanvoer
gaat toch niet meer door de stad, zodra de rondweg
gedeeltelijk is klaargekomen. Naar mijn mening is dus
de ingebruikneming van de nieuwe veemarkt niet ge
bonden aan de doortrekking van de Tesselschadestraat.
Besluitend, zou ik dus gaarne in eerste instantie van
uw college nadere inlichtingen willen hebben over de
moeilijkheden en bezwaren, die ik hier verwacht.
De heer K. J. de Jong: Het is misschien het beste,
dat ik mij, wat de volgorde betreft, maar zoveel moge
lijk aansluit bij datgene wat hier door de heer Keuning
naar voren is gebracht. Dat is misschien ook voor de be
antwoording door de wethouder wel zo prettig.
De heer Keuning is begonnen met te stellen, dat hij
er toch eigenlijk wel veel bezwaren tegen had, dat dit
voorstel zo laat ter kennis van de raad gekomen is. Ik
kan me dat wel voorstellen, maar zou dat aan de andere
kant, als we dat adres tien dagen eerder gekregen had
den, aan de suggesties van de heer Keuning zoveel
veranderd hebben? Ongetwijfeld had hij dan met nog
meer overtuiging hier bepaalde gedachten naar voren
kunnen brengen, maar dan zou hij toch ook wel behoef
te gehad hebben aan 3 weken uitstel, om de kwestie
van de sporthal beter uit de verf te hebben. Ik geloof,
dat het eerder toezenden van de raadsbrief en van de
stukken die hierbij ter kennisneming van de raad ge
legd zijn, toch niet voldoende motief voor de heer Keu
ning geweest zouden zijn om op dit moment te zeggen:
Ik kan dit voorstel nu volgen. Juist omdat hij er niet
in ziet wat hij er in zou willen hebben, vraagt hij uit
stel en daarom houden zijn bezwaren niet verband met
het al of niet vroegtijdig ter beschikking van de raad
zijn van de stukken. Overigens staan wij ook niet plot
seling, onvoorbereid, voor deze zaak. Deze hele ma
terie van de verbinding van de nieuwe veemarkt met
de binnenstad, de verbinding over de Wilhelminabaan
met de Lange Marktstraat, is iets wat we hier van
avond niet voor het eerst horen. Dus we hebben ons
daar ieder voor zich eigenlijk wel gedurende lange tijd
op kunnen oriënteren en we hebben dus geweten, dat
hier in de toekomst iets in deze richting komt. Hoe
denken wij daarover en hoe is onze reactie daarop
Kunnen we dat aanvaarden, ja of neen? De heer Keu
ning stelt, dat hij toch eigenlijk liever die verbinding
gehad zou hebben met de Zuidersingel. Ik voor mij heb
daar wel enige bezwaren tegen, want ik heb
zeer sterk de indruk, dat, wanneer die verbinding ge
zocht zou worden, de ruimte voor de industrie aan de
Harlingertrekvaart in dit uitbreidingsplan in de knel
zou komen. Ik geloof zeer zeker, dat dit een zeer be
langrijk punt is, want voor mij is dit hele uitbreidings
plan en de hele aankoop van de Wilhelminabaan voor
een zeer groot gedeelte mee te motiveren, doordat de
industrie daar ruimte moet hebben. En als ik zie wat
voor industrieterrein zowel de L.P.F. als Jongia, be
drijven, waarmee we ernstig rekening hebben te hou
den, hier nodig hebben in de toekomst, dan geloof ik,
dat we juist hun wensen niet zouden kunnen realiseren,
als we nu op het verlengde van de Zuidersingel aan
houden. Ik ben zeer stellig van mening, dat dit punt
nog niet zo heel gemakkelijk even door ons is te ver
leggen door te zeggen: Sluit op de Zuidersingel aan in
plaats van op de Lange Marktstraat. Overigens meen
ik en daar divergeert mijn mening dus ook even met
die van de heer Keuning dat de situatie aan de
Sophialaan, althans aan één kant, toch ook nog wel
zekere ruimte geeft bij het station. Ik geloof niet, dat
dit op zichzelf het grootste bezwaar behoeft te wezen.
Afgezien daarvan echter is het een punt, dat juist op
een vergadering als vanavond wel terdege aan de orde
kan komen. We hebben ons daarop al tijden en tijden
kunnen oriënteren en ik geloof, dat we met belangstel
ling het antwoord van de wethouder daarop tegemoet
kunnen zien. Door de gedachtengang van de heer Keu
ning zouden m.i. de genoemde industrieën te veel in de
klem komen en dat zou mij erg spijten, omdat een van
de belangrijkste motieven van dit gehele plan is, dat wij
de industrieën die ook in dit gedeelte van de stad aan
wezig zijn, voldoende ruimte geven, opdat ze in de toe
komst kunnen uitgroeien. Dat is uiteindelijk van min
stens even groot belang als het beschikbaarstellen van
industrieterreinen in andere delen van de stad.
Het punt van de verbinding van de veemarkt met
de stad is eigenlijk een van de volgende motieven voor
het hier aan de orde stellen van dit vraagstuk. De heer
Van Balen Walter zegt, dat de verbindingsweg eigen
lijk nog wel even kan wachten, want de drafbaan kun
nen we eigenlijk ook niet tijdelijk missen. De raad heeft
er echter telkens op aangedrongen, dat, wanneer de
veemarkt klaar is, de verbinding met de binnenstad er
dan tegelijkertijd moet zijn, in ieder geval de verbin
ding via de Wilhelminabaan. Het doet dan wel een
beetje vreemd aan, als men op dit moment zegt: Wacht
nu maar even met die verbindingsweg. Is het ook zo
te stellen, dat de kwestie van de drafbaan tevens tot
een oplossing gebracht wordt? Ik zou nog wel een an
dere vraag willen stellen: Is het ook mogelijk, dat,
gedurende de periode, dat de drafbaankwestie niet hele
maal uit de verf komt zoals we dat hier allemaal
graag zouden willen hebben, een tijdelijke voorziening
elders gemaakt wordt Laat het dan misschien een
provisorische oplossing zijn, maar zit daar ook nog een
kans in? Dan zou ik wel genegen zijn om te zeggen:
Al gaat het dan een paar jaar een beetje „zo zo", als
we deze zaak hier maar zo lang houden. We zouden er
iets op moeten uitvinden, om de factor drafbaan toch
eigenlijk niet te doen gelden, want ik vind het wel een
bezwaar, dat we straks een veemarkt zouden hebben,
die tot en met geïsoleerd zit van de stad. Een vee
markt kunnen we naar mijn mening niet losmaken van
haar verbindingswegen naar de stad.
De heer Keuning heeft terloops even enkele opmer
kingen gemaakt over de onderhandelingen die gevoerd
zijn tussen het gemeentebestuur en de Friese Sport
club. Hij heeft de vraag gesteld: Gaat het mis
schien het bestuur van de N.V. minder om de draf
sport dan om de hoge prijs? Die vraag heeft ook bij
ons geleefd en ik wil er dan ook van mijn kant wel
even enige aandacht aan besteden, omdat toch uitein
delijk de vraag hier domineert: Heeft de gemeente in
dezen een taak? Ik zou toch ook zo graag willen, dat
de burgerij, die tot nog toe bepaalde initiatieven ont
plooit, dit ook blijft doen, zij het dan, dat men daaraan
uiteraard bepaalde consequenties moet verbinden. De
financiële tegemoetkoming evenwel, die van de zijde
van de gemeente gegeven zou worden, zou hier, zo stel
ik me voor, wel mogelijkheden kunnen openen. Is hier
inderdaad een zeker gebrek aan gemeenschapszin aan
wezig? Ik weet het niet. Wanneer het hier enkel om
de centen gaat, dan meen ik, dat dit ook wel eens dui
delijk gezegd mag worden. Uiteindelijk moet men dat
zelf weten, maar dan is het ook van belang om het
niet zo te stellen als de Friese Sportclub het in haar
brief doet: „Het gaat ons eigenlijk om de drafsport".
Daar zal men zich zelf toch ook nog wel zijn verant
woordelijkheid in dezen bewust zijn en men zou toch
ook zelf kunnen trachten iets te realiseren. Ik wil daar
graag eerst het antwoord van het college op tegemoet
zien, juist omdat in de raadsbrief gezinspeeld wordt
op de onderhandelingen, die toch eigenlijk anders ge
weest zijn dan deze brief zou doen veronderstellen. Ik
zou wel graag nader daarover geïnformeerd willen
worden en met name dus de nadruk er op willen leg
gen, dat in deze tijd ook wel eens een klemmend be
roep gedaan mag worden op de gemeenschapszin van
de burgerij. Die moet men ook van die kant willen op
brengen, wanneer het er om gaat Leeuwarden inder
daad tot een centrum te maken op allerhande gebied,
in dit geval dus van de sport, m.n. van de draverij.
Dan wordt gesproken over de brief van het Leeu
warder Overdekt Zwembad. Ik ben met de heer Keu
ning van mening, dat dit een initiatief is, dat alleszins
onze aandacht verdient. Hiervan kan men zeggen, dat
het uit de burgerij zelf is opgekomen; men komt zelf
met gedachten naar voren en hier wordt dus wél die
verantwoordelijkheid betracht, die ik met betrekking
tot het vorige punt toch min of meer gemist heb.
Tot zover bestaat bij ons dus wel waardering voor dit
initiatief. Nu is alleen de vraag, of dit ook van dien
aard is, dat men zelf met een exploitatie zou willen
komen, zonder dat de gemeente daar financieel aan te
pas komt, of kwam men hier uiteindelijk met initiatie
ven, waarvan de financiële lasten op de gemeente zou
den terugvallen Het is natuurlijk wel zeer interessant,
als men met initiatieven komt, maar, wanneer uitein
delijk de gemeente voor de financiering en voor de
dekking van de financiering moet zorgen, dan ligt dit
toch wel weer een tikje anders en dan moeten wij ons
terdege oriënteren t.a.v. de plaats, waar nu inderdaad
het beste een openluchtbad kan komen. Ik meen, dat
we niet zo royaal met het oprichten van zwembaden
kunnen omspringen, als dat soms wel gesuggereerd
wordt. Wanneer er in het plan Nijlan een heel behoor
lijk openluchtzwembad zou worden geëxploiteerd, kun
nen we dan hier ook zo'n geval hebben? Er wordt wel
gezegd, dat het Huizumer zwembad toch opdoekt,