8 9 Na de pauze geeft de Voorzitter het woord aan de wethouder van Openbare Werken. De heer Van der Schaaf (weth.) De heer Keuning heeft bezwaar ingebracht tegen het feit, dat op betrekkelijk korte termijn dit uitbreidings plan aan de raad is toegezonden, zodat er wei nig tijd van voorbereiding zou zijn. Deze be zwaren zou ik gaarne aan het einde van mijn toelichting willen beantwoorden, omdat ik geloof, dat het na al hetgeen hier uit de raad naar voren is gebracht en na hetgeen ik nog zal te berde brengen wel duidelijk zal zijn, dat hier van een naar mijn me ning volledige behandeling sprake is. Al mag dan de termijn misschien wat kort z\jn, ik geloof toch, dat wel alle bezwaren ten gronde zullen worden behandeld. Ik kom er dus wel op terug, maar liever aan het einde van mijn betoog. Wanneer de heer Keuning zegt, dat hij twijfelt aan de juistheid van het overbruggen van de stadsgracht tegenover de Lange Marktstraat, dan ben ik het toch met het raadslid, dat deze mening heeft bestreden, eens, dat deze plaats bepaald de juiste is. Waarom? Het is wel deugdelijk overwogen. Er komen drie wegen in aanmerking. Dat zijn de Willemskade ZZ, de Lange Marktstraat en de Zuidersingel. Wanneer we de Wil lemskade ZZ voor ogen nemen, dan is het duidelijk, dat daar niet voldoende mogelijkheden tot verbreding aanwezig zijn. De weg, die vanaf de Tesselschadestraat de veemarkt met de binnenstad moet verbinden, moet toch een weg zijn van meer dan gewone breedte; het moet een royale weg zijn. Het aanleggen van een der gelijke weg langs de Willemskade ZZ is niet meer mo gelijk. Het bestemmen van de Zuidersingel voor dit doel heeft een ernstig bezwaar, omdat dan de weg zeer veel naar het zuiden moet afbuigen en daardoor een veel minder plezierig verloop krijgt. Maar dat is het niet alleen, want ook zou dan veel onnodig verkeer op het circuit bij het station worden gebracht. Het ver keer, dat van de Tesselschadestraat komt en dat be stemd is voor de Nieuwestad en dat op het einde van de Lange Marktstraat linksaf slaat naar de Prins Hendrik- brug, vermijdt het circuit bij het station. Wanneer men alle verkeer over dat circuit zou leiden, dan wordt daar een hoeveelheid verkeer onnodig naar toe ge bracht. Bovendien komt dat verkeer daar in een snij dende positie t.o.v. veel ander verkeer. Dat is dus be paald een ongewenste toestand. Daar staat tegenover, dat de voordelen van de Lange Marktstraat nogal dui delijk zijn. De dienst van Openbare Werken is van oor deel, dat het noordelijkste gedeelte van de betonnen opstallen dient te worden weggenomen en dat de Lange Marktstraat moet worden verbreed in zuidelijke rich ting ten koste van het nu als veemarkt in gebruik zijnde terrein. Op deze wijze kan een weg van vol doende breedte worden verkregen. Deze weg komt dan uit op de Sophialaan. Het verkeer, dat niet doorgaat naar de Schrans, maar dat, zoals ik zoeven zei, naar de Nieuwestad enz. moet, slaat linksaf en gaat het circuit bij het station niet belasten. Er is dus een mogelijkheid om de weg te verruimen, om een goede spreiding van het verkeer en een gunstige door snijding van de Wilhelminabaan te krijgen. Deze drie voordelen zijn naar mijn mening evident en leiden er toe om de Lange Marktstraat te kiezen als punt van uitmonding van de Tesselschadestraat. Een tweede punt, dat de heer Keuning naar voren heeft gebracht, is de toekomst van de drafsport. In dit verband is van belang een brief, die een aantal raads leden, misschien fractievoorzitters, hebben ontvangen en die gedateerd is 14 november dezes jaars. Ik wil even opmerken, dat de wethouder hiervan niet een af schrift heeft ontvangen. De heer Keuning zal dat mis schien niet erg op prijs stellen; dat is in onze branche n.l. niet erg gebruikelijk. Maar ik heb hem toch in mijn handen, dus dat heeft ook al niet veel bezwaren. In die brief wordt een opmerking gemaakt, die ik bepaald wil bestrijden. Die opmerking is deze: „Het laatste contact met uw gemeente was een onderhoud van een afvaardiging van uw gemeente en onze N.V. met een drietal inspecteurs van belasting, waarbij wij wel sterk de indruk kregen, dat de mening van de afvaardiging van de gemeente ook sterk overhelde naar overname van de aandelen". Dat is niet het laatste contact ge weest. Ik heb zelf intensief aan de onderhandelingen deelgenomen en het laatste contact is van een andere aard geweest. Inderdaad heeft de bespreking, die hier wordt gereleveerd, plaatsgevonden, maar daarna is de situatie iets veranderd, doordat de Minister van Finan ciën een aantal belastingontwerpen heeft ingediend. Deze hebben bij nadere bestudering, zowel door de in specteurs, die ons van advies hebben gediend, als bij de N.V. De Friese Sportclub, tot de conclusie geleid, dat onder deze omstandigheden onderhandelingen niet veel zin meer zouden hebben. De inspecteurs hebben n.l. hun aanvankelijke mening om een oplossing te zoe ken in de richting van overname van aandelen in het licht van de nieuwe belastingontwerpen teruggenomen en de vertegenwoordiger van de Sportclub heeft mij instantelijk meegedeeld, dat, hangende deze belasting ontwerpen, de Sportclub niet voor verkoop te vinden zou zijn. Dat is zeer bepaald aan mij persoonlijk ge zegd en het is dus onvolledig, dat hier wordt gezegd, dat de laatste onderhandelingen in aanwezigheid van die inspecteurs zijn gevoerd. Er is dus categorisch gezegdHangende een en ander gaan wij niet ver kopen. Het is duidelijk, dat de raad bij het bepalen van zijn houding t.o.v. het voorstel van b. en w. daar zeer ernstig rekening mee moet houden. Verder worden hier nog enkele opmerkingen ge maakt, die ik om des tijds wille niet zal beantwoorden. Er wordt gezegd, dat de brug tegenover de Lange Marktstraat nog niet eens aanbesteed is. Nee, dat wist u ook wel, maar u zal er toch prijs op stellen, dat het maken van deze brug zo spoedig mogelijk wordt aan besteed, zodat dit argument in dit milieu wel heel wei nig indruk zal kunnen maken. Wanneer ik nu even ga spreken over een belang rijker kwestie, n.l. over de toekomst van de drafsport in onze stad, dan wil ik vooropstellen, dat het college mèt de adressanten en met de sprekers uit de raad van mening is, dat het in hoge mate gewenst is, dat wij hier een drafsport in onze gemeente houden. Maar daar staat een ander zeer zwaarwichtig belang tegen over. Wij hebben n.l. herhaaldelijk uit het midden van deze raad de aandrang gekregen om bij het voorbe reiden van het veemarktproject er toch vooral voor te zorgen, dat de opening van de rechtstreekse en korte verbinding via de Tesselschadestraat naar het centrum van de stad gelijktijdig met de inwerkingstelling van de veemarkt zou kunnen plaats vinden. Wij hebben nu in grote lijnen gedacht, dat de werkzaamheden voor het bouwen van de opstallen van de veemarkt, de over dekte gebouwen en de café's, tegen het einde van 1962 ongeveer gereed zullen zijn. U mag mij daar niet aan ophangen, maar dat is zo in grote trekken. Ultimo 1962, daar mikken wij dus op. Wanneer men nu terug rekent, dan is het duidelijk, dat wij thans deze zaak toch wel moeten aansnijden. De onteigeningsprocedure vraagt ook een zekere tijd. Ook dit moeten we niet uit het oog verliezen. Wanneer de aanleg van de straat, de ophoging van het terrein en de bouw van de brug ultimo 1962 gereed moeten zijn, dan moeten wij nu beginnen. Wij hebben tegenover de Sportclub steeds gesteld, dat wij hier een taak zagen voor de gemeente. Nu wil ik wel even aansluiten bij hetgeen de heer De Jong naar voren heeft gebracht. Deze heeft gezegd, dat men toch eigenlijk het bezwaar van de Sportclub tegen het uitvallen van de drafsport (misschien voor korte tijd) in Leeuwarden niet al te dramatisch moet nemen, al thans niet uit die mond. Dat is wel duidelijk. Men heeft met ons onderhandeld over de verkoop. Daarbij is onzerzijds gesteld, dat wij het tot een programpunt van ons beleid maken, dat wij zorgen voor vervanging, maar dat wij de N.V. niet onmiddellijk een aansluitende drafbaan kunnen garanderen. Desondanks zijn de onder handelingen met ons voortgezet en wanneer wij tot over eenstemming zouden zijn gekomen over een bepaalde prijs, dan was het bestuur van deze N.V. stellig over dat bezwaar heengestapt. Dat neemt niet weg, dat, hoe wel het bezwaar, in de mond genomen door de Sport club, op ons niet een diepe indruk vermag te maken, hier toch voor de gemeente wel een taak is. Een taak. die overigens niet al te gemakkelijk moet worden op gevat, want de financiële consequenties daarvan zijn zeer ernstig en het is de vraag, of een dergelijke draf- baan zonder extra bijdragen wel rendabel kan worden geëxploiteerd. De algemene opvatting is, dat dit niet mogelijk is zonder belangrijke uitkeringen uit de toto- pot. Wij hebben verder (dat is ook gebleken uit de brief van 14 november, die aan de fractievoorzitters is gezonden) al verschillende pogingen gedaan om een vervangende drafsportbaan te verkrijgen en er zijn nog meer pogingen gaande. Het is ons dus bepaald wel ernst, maar ik zie het persoonlijk zo, dat wij waar schijnlijk niet zullen slagen in het verkrijgen van een aansluitende baan, maar dat we mogelijkerwijze wel een noodoplossing zullen kunnen vinden, die voor enige jaren de drafsport zal kunnen bedienen. Het zou dan een noodoplossing zijn, maar wij mikken op een betere. Ik moet dus nog even vaststellen, dat wij t.a.v. de vol ledige financiële consequenties nog niet een duidelijk beeld hebben. De heer Keuning heeft gevraagd welke activiteiten de N.V. heeft ontwikkeld om de voortzetting van de drafsport veilig te stellen. Daaromtrent is ons niets gebleken. De heren hebben alleen woorden gebruikt en een verzoek aan ons gedaan om de tot nog toe door de N.V. uitgeoefende taak van hen over te nemen, nadat zij de gefokte overwaarde zouden hebben gerealiseerd. Voornamelijk een platonische bezigheid dus, maar van activiteiten, die indruk plegen te maken op een college als uw raad, is niets te bespeuren. Dan komt de heer Keuning tot een tweede belangrijk onderdeel en dat is de zaak van het zwembad, dat dan zijn uitleg zou krijgen op het Jacob Catsplein. Nu wil ik beginnen, evenals de heer De Jong ook heeft gedaan, om een woord van waardering uit te spreken voor het initiatief, dat hier door een andere N.V. wel is ont wikkeld. Dit heeft ons bepaald sympathiek aangedaan. De manier, waarop de zaak is gepresenteerd en, voor zien van een maquette (waarvan u een foto hebt ge kregen), aan ons is aangeboden, verdient werkelijk waardering. Wanneer ik die waardering uitspreek, dan betekent dat echter nog niet, dat het college dit initia tief heeft overgenomen, want wat is er met dit initiatief aan de hand? Ik begrijp volkomen, dat het bestuur van het L.O.Z. deze zaak benadert vanuit de doelstelling van zijn N.V. Deze N.V. heeft een bepaalde eng om schreven taak en van daaruit geredeneerd komt het tot de opbouw van dit initiatief. De taak van b. en w. en van uw raad is echter een andere. Wij moeten de zaken in het grote verband zien en onderzoeken, of het hier ontwikkelde initiatief, dus de plannen tot uitbrei ding van het zwembad, in het stadsgeheel passen. Indien dat niet het geval is, dan is het onze taak om, met alle waardering en met het vriendelijkste gezicht, dat wij kunnen zetten, toch te zeggen, dat het niet juist is om dit te doen. Wat zijn nu de bezwaren tegen het plan, dat het L.O.Z. ons aanbiedt In de eerste plaats, dat de ruimte op het Jacob Catsplein wel zeer beperkt is. Het Jacob Catsplein heeft een oppervlakte van ongeveer 8600 m'-'. En nu moet ik u in uw verbeelding even meenemen naar het recreatiegebied in het zuidwesten, in het Nij lan. Voor dat gebied hebben wij een zwembad van een geheel andere allure ontworpen. Daar is om te beginnen een parkeerterrein geprojecteerd van 8500 m-, bestemd voor het bergen op drukke dagen van 1500 rijwielen, 250 bromfietsen, 150 auto's. Deze ruimte is dus even groot als het gehele Jacob Catsplein. Wanneer ik nu vermeld de grootte van de lig- en speelweiden, die daar gedacht zijn, dan geef ik u daarvoor op 20.000 m-'. Het bassin met kleedgebouwen, dienstruimten en loop ruimten vraagt een oppervlakte van 14.000 m-', samen plm. 42.500 m-\ Dat is het project in het recreatiegebied 't Nijlan. En wanneer we nu het initiatief betreffende het Jacob Catsplein hiermee vergelijken, dan is het nadeel toch wel zeer duidelijk aan de kant van het Jacob Catsplein. Ik wil voorop stellen, dat het open luchtzwembad in het recreatiegebied royaal is. Men behoeft het niet overal zo groot te hebben. Maar gaat u dat eens halveren, dan hebben we nog een opper vlakte van 21.000 m- in het recreatiegebied, tegenover een oppervlakte van 8600 m- op het Jacob Catsplein. En dan de omgeving van het Jacob Catsplein. Van verschillende zijden is reeds opgemerkt, dat die toch ook bepaald niet gunstig is. Wanneer men het plan van de afsluitende bebouwing ten zuiden van de Eliza- bethstraat wegdenkt, dan krijgt dus de Elizabethstraat uitzicht op dat openluchtzwembadterrein. De bijzondere gebouwen, die ten zuiden van de te verlengen Tessel schadestraat komen te staan, zouden ook enig uitzicht op het zwembad krijgen en dat vormt naar mijn me ning een toestand, die bepaald niet te wensen is. Als u de foto van de maquette van het zwembad ter hand neemt, dan ziet u daarop ter illustratie welgeteld drie auto's staan. Wanneer men de parkeerruimte, die hier nog te zien is, ten volle zou benutten, dan zouden daar maximaal nog 10 auto's kunnen staan. M.a.w., de uit breiding van dit zwembad in de richting van het Jacob Catsplein heeft ten gevolge, dat alle parkeerterrein, waaraan het L.O.Z. ook in zijn huidige omvang oe- hoefte heeft, volkomen van de kaart gaat. Dat is een zeer ernstig bezwaar, temeer omdat deze parkeer ruimte juist zo centraal is gelegen. Op het Jacob Cats plein blijft, nadat de bijzondere bebouwing van 3-hoog daar is aangebracht, nog een parkeerruimte over voor 125 wagens. De aanwezigheid van die parkeerruimte is op de hoogtijdagen in onze stad toch wel uitermate van belang. Ook op de vrijdagen zou dat plein een bijzonder goede uitwijkmogelijkheid zijn. Wanneer echter het idee van het L.O.Z. zou worden uitgevoerd, dan wordt een kostbare ruimte voor het parkeren van auto's in het centrum van de stad prijs gegeven. En wanneer u de discussies, gevoerd in eerste instantie, nog in uw her innering terugroept, dan zult u zich herinneren, dat het parkeervraagstuk daarbij helemaal niet ter sprake is gekomen. Dat acht ik bepaald een tekort en dit gezichtspunt breng ik daarom met klem naar voren. Wij kunnen die ruimte hier niet missen en ook het L.O.Z. kan die eigenlijk niet missen. De heer Keuning vraagt, of het college ook overleg heeft gepleegd met het bestuur van het L.O.Z. Hij heeft de indruk, dat dat niet het geval is. Ik kan daar omtrent mededelen, dat de directeur van het zwembad persoonlijk deze zaak met mij heeft besproken en dat ik hem toen al meteen in vriendelijke bewoordingen heb gezegd, dat het initiatief te waarderen was, maar dat het niet overeen kwam met onze plannen ter plaatse. Ik heb dat ook nog aan de president-commissaris, de heer Stoop, meegedeeld. Verder is het niet gekomen tot formele besprekingen tussen het bestuur van de N.V. en het college. De heer Keuning heeft de reden daarvan al verondersteld. Het heeft eigenlijk ook wei nig zin om, wanneer men heeft besloten het plan te lanceren zoals dat is gedaan, dan nog weer uitvoerig te gaan spreken en na te gaan, of men ook nog anders wil. Wij hebben dat dus niet gedaan, maar het is aan het bestuur van de N.V. duidelijk gebleken en wij hebben dat ook gezegd dat zijn plannen niet met de onze strookten. Daarbij is ook de argumentatie, die hier meer uitvoerig is verstrekt, in beknopte vorm medegedeeld. De heer Keuning heeft verder de opmerking gemaakt, dat naast het zwembad in het recreatiegebied 't Nij lan ook nog wel eens behoefte zou kunnen bestaan aan een tweede openluchtzwembad. Die mening wil ik voor een deel overnemen, maar zulks leidt mij toch niet tot de conclusie, dat het zwembad op het Jacob Catsplein op de goede plaats zou liggen. Wanneer u even voor u neemt het totale beeld van laat ik zeggen „Groot Leeuwarden", met de uitbreidingen 't Ielan, 't Nijlan en 't Aldlan erbij, dan komt men tot de con clusie, dat er een plaats zou zijn voor een tweede open luchtzwembad niet op het Jacob Catsplein, maar veel hoger, n.l. in 't Ielan. Ter vervanging van het betrek kelijk kleine Huizumer openluchtzwembad zal dan waar schijnlijk ook nog eens een zwembad in 't Aldlan moe ten komen, maar men moet daarover niet te fantas tisch denken, want op het ogenblik is het al zo, dat wij twee zwembaden nastreven, n.l. het zwembad in het recreatieterrein Kleine Wielen en het zwembad in het recreatieterrein 't Nijlan. Men moet er niet te licht over denken om nu nog een twee- of drietal andere zwembaden ook zo maar gerealiseerd te krijgen. Maar wanneer die mogelijkheden aanwezig zullen blijken te zijn, dan zal men dit betrekkelijk schaarse artikel van een openluchtzwembad niet te dicht moeten aanleggen bij het zwembad in het recreatiegebied 't Nijlan. Wan neer men dat wel doet, dan sluit men daarmee de mo gelijkheid voor een betere voorziening voor later uit.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1960 | | pagina 5