6 volgende vraag het is voor mij een voorstel met vraagpunten is: Wat bedoelt men met het begrip „vleugelschool" Ik lees in de stukken, dat bijv. aan deze gemeentelijke school ook de verschillende levensbe schouwelijke richtingen tot uitdrukking zouden komen. We gaan dus als gemeente, neem ik aan, een school met verschillende vleugels bouwen. Hoe ziet men dit? Of betekent het, dat de gemeente deze school aan een stichting of aan enkele stichtingen ten gebruike af staat en dat onder auspiciën van deze stichtingen het onderwijs plaats vindt? Zo ja, is die figuur dan eigen lijk niet precies dezelfde als deze, dat we een school gebouw, een centraal schoolgebouw, ter beschikking zouden stellen aan twee afzonderlijke stichtingen, die nu beide om deze urgentie vragen? Dan staat in het voorstel, dat er, zoals ons bekend is, pogingen worden gedaan om naast de algemene ook een christelijke school te stichten en daarvoor rijkssubsidie te verkrijgen. Mis schien kan de wethouder mij meedelen, wat hier con creet onder „Er worden pogingen aangewend" verstaan wordt. Er is door de raad met meerderheid van stem men uitgesproken, dat er een algemene school nood zakelijk is in Leeuwarden. Verwacht het college dan niet, dat deze algemene school er op korte termijn zal komen? Zo nee, waarom dan niet? Of botsen wij hier misschien met de landelijke planning van deze zaak? Als dat zo is, is het dan voor onze detailhandel in Leeu warden en omgeving toch maar niet beter, dat we eieren kiezen voor ons geld? En dat we ons dan conformeren aan deze landelijke planning? Ik wilde hierover wel graag inlichtingen hebben. Dan tenslotte nog deze opmerking: Het gehele stuk van 16 december over de stichting van een openbare detailhandelsvakschool doet denken aan het gezegde „Twee honden vechten om een been, de derde (dat zal dan de gemeente zijn) loopt er snel mee heen". Het wekt de indruk, alsof we een gulden middenweg zou den bewandelen. „Gulden" zal dan wel „guldens" be tekenen, want er wordt voorspeld, dat er zeker f 100.000,nodig zal zijn voor de exploitatie. Ook als het mogelijk zou zijn, door een ander beleid te voeren, deze f 100.000,te besparen, dan zou ik toch wel ern stig in overweging willen geven zich te bezinnen, al vorens deze f 100.000,uit te geven. Al met al heb ik tot dusver alleen vragen gesteld; ik wil mijn uiteindelijk in te nemen standpunt van de beantwoording laten afhangen. De Voorzitter: Ik heb de heer De Vries op zijn verzoek ook het woord gelaten over punt 20 (bijlage no. 316) en ik geloof mèt hem, dat deze beide punten wel een zodanige samenhang vertonen, dat het ver standig is om ze maar tegelijk in behandeling te ne men. Als u er bezwaar tegen heeft, dan zouden we moeten proberen om ze wel te gaan scheiden. Dus één van tweeën: we nemen beide punten wel samen of wij zorgen er voor, dat we ze zoveel mogelijk splitsen, maar in het laatste geval zal het dan ook goed zijn, bij de behandeling van punt 19 niet in te gaan op het geen de heer De Vries daaromtrent heeft gezegd en dat pas te doen bij de behandeling van punt 20. Als we er maar om denken, samen de spelregels in acht te nemen. De heer K. J. de Jong: In de vergadering van 15 oktober 1958 is besloten een noodzakelijkheidsverklaring af te geven aan de Stichting Algemene Vakschool voor de Detailhandel te Leeuwarden en tegelijkertijd afwijzend te beschikken op een verzoek om eenzelfde verklaring af te geven aan de Stichting Christelijke Detailhandelsvakscholen te Leeuwarden. In het toen malige preadvies van b. en w. werd uitgegaan van de gedachte, dat slechts één school voor Friesland levens vatbaarheid zou bezitten. Nu komt de vraag aan de orde, of er omstandigheden zijn, die in het standpunt van de raad van 15 oktober 1958 wijziging zouden kunnen brengen. Is er in die vergadering vanuit een onjuist gezichtspunt tot een besluit gekomen of is er sindsdien zoveel meer aan ervaringsgegevens beschik baar, dat nu een ander besluit kan worden genomen? Deze en andere vragen kunnen uiteraard bij het ne men van een beslissing opkomen. Naar onze mening is er in Friesland ruimte voor een christelijke detailhandelsvakschool. En de eenmaal af gegeven urgentieverklaring aan de Stichting Algemene Vakschool voor de Detailhandel behoeft op zichzelf geen bezwaar op te leveren, nu alsnog tevens uit te spreken, dat oprichting en instandhouding van een christelijke detailhandelsvakschool noodzakelijk wordt geacht M.a.w.: Werd op 15 oktober 1958 geredeneerd vanuit het schema „öf óf", nü kan men naar onze mening gerust uitgaan van het standpunt „èn èn". Over het eerste „en" behoeft hier niet verder te worden gespro ken; daarover heeft de raad reeds een urgentieverkla ring afgegeven. Nu is er dan aan de orde de vraag, of er inderdaad nog ruimte is voor een christelijke detail handelsvakschool te Leeuwarden. Welke argumenten zijn hiervoor aan te voeren? Dit kunnen eventueel zijn die argumenten, welke in de vergadering van 15 okto ber 1958 reeds zijn genoemd, doch voor een belangrijk deel zullen het nieuwe moeten zijn. Ik heb hiervoor een achttal argumenten. Het eerste heeft betrekking op het leerlingenaantal van het openbaar lager onderwijs in verhouding tot het protestants-christelijk lager onderwijs per 16 januari 1958. Die cijfers zijn ook in de raadsvergadering van 15 oktober 1958 genoemd. Toen heb ik alleen de mannelijke leerlingen genomen; ik zal nu de vrouwelijke leerlin gen er ook bij nemen. Het aantal mannelijke leerlingen bij het openbaar onderwijs in Friesland bedroeg 14.343 en bij het christelijk lager onderwijs 16.201. Voor de vrouwelijke leerlingen zijn deze aantallen resp. 13.186 en 15.203. Wanneer we met betrekking tot het lager onderwijs de inspectie Heerenveen, die misschien mee georiënteerd is op Groningen en Zwolle, hier buiten be schouwing zouden laten, dan zou het aantal mannelijke leerlingen bij het openbaar onderwijs 9.171 en bij he protestants-christelijk bijzonder 14.114 zijn en het aan tal vrouwelijke resp. 9.240 en 13.327. Ik wil daaraa echter nog iets toevoegen. De Centrale voor Katholiek Handelsonderwijs heeft in een nota inzake vestiging van detailhandelsvakscholen medegedeeld, dat volgen3 de statistiek 9% van de totale bevolking Gereformeerd is, doch dat dit percentage voor de middenstand 12 is. Bij de Nederlands-Hervormde richting zijn deze per centages 34, resp. 36. Hieruit blijkt, dat de genoemde cijfers i.z. het gewoon lager onderwijs voor het chris telijk detailhandelsonderwijs een extra grote waarde bezitten. In protestants-christelijke kringen komen re latief de meeste middenstanders voor. Dit geeft dus eigenlijk nog een tikje meer reliëf aan de cijfers die ik al genoemd heb, vandaar dat ik het er nog expres even bij vermeld. Het tweede argument: In Nederland zijn momenteel 8 detailhandelsvakscholen gevestigd, waarop z.g. neu traal onderwijs wordt gegeven, 6 waarop rooms-katho- liek onderwijs en 3 waarop protestants-christelijk on derwijs wordt gegeven. Hier is sprake van een achter stand. De drie protestants-christelijke scholen zijn g: vestigd te Middelburg, Apeldoorn en Amsterdam. Geo grafisch gezien is er in het noorden dus ruimte voo: minstens 1 school. Nu Groningen en Zwolle reeds een detailhandelsvakschool bezitten, waarop geen protes tants-christelijk onderwijs wordt gegeven, komt c.i. Leeuwarden allereerst voor een protestants-christelijke school in aanmerking. De Christelijke Middenstands bond heeft Friesland dan ook als no. 1 op zijn urgentie program staan. Kunnen we nu niet zoveel durf en moed opbrengen om in Leeuwarden voor deze groep de ur gentieverklaring af te geven? Het derde argument is: Welke uitwijkmogelijkheid heeft momenteel de protestants-christelijke bevolkings groep? En welke heeft de groep, die voorstander is van het z.g. neutrale onderwijs? De protestants-chris telijke bevolkingsgroep is voor het detailhandelsvakon- derwijs óf op Apeldoorn öf op Amsterdam aangewezen, de andere groepen op Groningen of Zwolle. Ook weer een argument om te zeggen: Laat men deze groep vooral de nodige ruimte geven, die zij in zo bijzondere zin eigenlijk meer nog nodig heeft dan de groep, waar we 15 oktober '58 over gesproken hebben. Het vierde argument: De ervaring leert, dat de leer lingen voor de detailhandelsvakscholen voor het meren deel afkomstig zijn van het platteland. Leeuwarden met zijn verzorgende functie veel meer dan bijv. Middel burg, waar een christelijke detailhandelsvakschool ge vestigd is zou geen moeite krijgen met een te ge ring leerlingenaantal. Willen we Leeuwarden als cen trum van Friesland recht doen, dan moeten we ook de protestants-christelijke groep de noodzakelijkheidsver klaring geven. Het vijfde argument: De in Friesland in 1959 gehou den middenstandsexamens werden afgelegd door 995 leerlingen. Hiervan waren er ingeschreven en geëxami neerd door de Centrale voor Katholiek Handelsonder wijs 155 leerlingen, door het z.g. IVO 343 leerlingen en door het Christelijk Handelsonderwijs 497 leerlingen. In Zeeland, waar men dus een christelijke detailhandels vakschool heeft, waren deze cijfers in totaal 426, (in Friesland 995), waarvan 211 z.g. neutraal (in Fries land 343), waarvan 215 christelijk (in Friesland 497). Het zesde argument: Het verzorgingsgebied dat Mid delburg bestrijkt en nu begin ik met een vergelijking tussen Middelburg en Leeuwarden bevat volgens door mij ingewonnen inlichtingen ongeveer 110.000 inwoners, dus het gehele gebied, waar zowel protestants-christe lijke als niet tot die groep behorende bevolking woont. Middelburg heeft een school voorlopig met 3 eerste klassen en 2 tweede klassen, totaal 115 leerlingen, terwijl het vereiste minimum is 2 x 24 48 leerlingen. Zeeland met een veel kleiner verzorgingsgebied, met een veel kleiner aantal voorstanders van bijzonder on- d rwijs, kan dit resultaat opbrengen. Kan Friesland, kunnen wij dit nu niet? Het zevende argument: Ik neem weer de verhouding FrieslandZeeland, wat betreft de mannelijke en vrou welijke bedrijfshoofden, werkzaam in de detailhandel. Friesland heeft hier 4943 bedrijfshoofden, Zeeland 2575; Nederlands-Hervormd zijn in Friesland 1893, in Zee land 1221; Gereformeerd in Friesland 1327, in Zeeland 498; R.K. in Friesland 500, in Zeeland 638; overige ge zindten in Friesland 309, in Zeeland 76; geen kerkelijke richting in Friesland 908, in Zeeland 141. Ook uit deze cijfers blijkt weer duidelijk, dat, wanneer Middelburg 115 leerlingen kan opleveren bij een vereist minimum van 48, Leeuwarden dan voor een protestants-christe lijke school toch minstens het dubbele kan presteren. Het achtste argument: Het betreft hier een school met een sterk provinciaal karakter. We hebben ons een ogenblik de vraag gesteld, of het provinciaal be stuur hier dan ook eigenlijk niet allereerst een stem in heeft. Kan het belang van de provincie als het ware opgehangen worden aan een toevallige meerderheid in de raad van de gemeente Leeuwarden? En dat terwijl het platteland de leerlingen grotendeels moet leveren? Juist gelet op dit provinciale karakter, zouden we wil len zeggen: Laten we de zaak toch ook niet te klein en te eng zien, maar van onze kant de ruimte geven, die gevraagd wordt. Op grond van het vorenstaande meen ik te moeten komen met het volgende voorstel: ..Voorstel om alsnog tevens een urgentieverklaring af te geven aan de Stichting Christelijke Detailhandels vakscholen voor Friesland ten behoeve van de oprich ting en instandhouding van een christelijke detailhan delsvakschool te Leeuwarden". Dit voorstel gaat dus uit van de gedachte, dat er ruimte is voor twee scholen. Er is een groot deel van onze provinciale bevolking, dat christelijk onderwijs be geert voor zijn kinderen. Het christelijk karakter van dit onderwijs is bij deze bevolkingsgroep geen zaak van bijkomstige aard. In het bijzonder nu, zo kort na het kerstfeest, spreekt dit ons toe. Wie erkent, dat in Beth lehem's stal de Christus is geboren, de Heiland, de Redder der wereld, kan en mag daarvan niet zwijgen, maar zal het hele leven in al zijn vertakkingen trach ten te doordringen van de geest van Christus. Met name in de opvoeding der kinderen, in de sectoren van het onderwijs voor de kindergroepen van 12 tot 16 jaar, waar het hier om gaat, is het een zaak van groot belang, welke geest en richting het onderwijs bepalen. De gemeenteraad heeft als overheid te maken met deze richting en zal daar ruimte voor moeten geven; het is de plicht van de overheid evengoed als het recht van de bevolking om zelf de geest en de richting van het onderwijs te bepalen. Daarbij is niet allereerst de vraag, of men als gemeenteraadslid zelf voorstander is van openbaar of bijzonder onderwijs. Een overheid heeft overheid te zijn zowel voor de ene als voor de andere sector. Met klem van reden vraag ik ook aan degenen die op 15 oktober 1958 voor een algemene en dus tegen een christelijke detailhandelsvakschool stemden: Breng uw stem uit ten gunste van ons voorstel. U dupeert er niemand mee en u doet alleen recht aan een grote be volkingsgroep, die zich nu terecht teleurgesteld en niet begrepen voelt. De Voorzitter: Het voorstel van de heer K. J. de Jong kan dus nu tevens onderwerp van de beraadsla gingen uitmaken. De heer Kamstra: In de vergadering van 15 oktober 1958 heeft onze fractie gestemd tegen een voorstel van b. en w. om het nodig te oordelen, dat een algemene school voor de detailhandel te Leeuwarden zou wor den opgericht. Dat impliceerde dus, dat zij er voor was, dat een noodzakelijkheidsverklaring kon worden afge geven voor de oprichting van een christelijke detail handelsvakschool. Die houding heeft toen misschien en kelen verbaasd, doch ze was te verklaren uit princi piële overwegingen. Onze fractie was, is en blijft voor stander van confessioneel onderwijs. Het zou, meen ik, ook niet anders kunnen. De raad heeft toen een keuze gemaakt en met 22 tegen 14 stemmen het voorstel van b. en w. om te komen tot een algemene school aan vaard. Vanavond wordt de raad weer de vraag voor gelegd, welke school het moet worden, een wat vreem de vraag, omdat de raad zich al eerder heeft uitge sproken. We zijn twee jaar verder en de standpunten kunnen veranderen; het principe niet. Toen ik de no tulen van de vergadering van 15 oktober 1958 nog eens doornam, heb ik met veel respect weer eens ge lezen, welk een principiële houding de heer K. J. de Jong daar heeft aangenomen, toen hij zei, dat met principes niet valt te marchanderen. Dat is juist, maar ik meen, dat de omstandigheden het nodig kunnen ma ken precies na te gaan, hoe wij de principes zo goed mogelijk kunnen dienen. In 1958 is genoemd een com- promisschool. Men heeft niet gewild. Ook nu weer is geweigerd samen te werken. Wanneer ik terugdenk aan de vorige raadszitting, waarin mijn fractiegenoot de heer Engels, dank bracht voor de samenwerking bij de voorbereiding van de LOM-school en de wens heeft uitgesproken, dat die samenwerking ook bij andere takken van onderwijs veel goeds zou kunnen doen, dan meen ik hier te mogen zeggen, dat de niet-bereidheid tot samenwerking ons heeft teleurgesteld. Onze fractie staat vanavond voor een moeilijke beslissing. Ieder lid van deze raad moet waardering kunnen opbrengen voor het ernstige streven van het college tot samen werking te komen en vandaar dan ook, dat is afge stapt van het voornemen om te komen tot stichting van een algemene school en voorgesteld wordt over te gaan tot oprichting van een gemeentelijke school. Door u is zopas eigenlijk al voorgesteld, om deze twee voor stellen tezamen te behandelen. Gelukkig heeft u na het bezwaar van de heer De Jong de woorden „zo moge lijk" laten klinken; ik hoop dus, dat u mij toestaat toch even dat voorstel hier bij te nemen, want het komt mij in mijn redenering eigenlijk wel heel goed uit. B. en w. zeggen in hun voorstel, dat op deze wijze voldoende, voor ieder toegankelijk, detailhandelsvak- onderwijs kan worden gewaarborgd, terwijl de moge lijkheid open blijft om bijv. door middel van vorming van een zgn. vleugelschool de vorige keer is wel duide lijk gebleken, wat eigenlijk een vleugelschool is ook de verschillende levensbeschouwelijke richtingen tot gelding te laten komen. Wij menen, dat ook op deze manier principes kunnen worden gediend. De inspec teur van het middenstandsonderwijs, drs. Platenburg, heeft ook een poging gewaagd partijen tot elkaar te brengen. Het is hem niet gelukt. In zijn schrijven zegt de inspecteur, dat, wanneer er een christelijke school komt, vele niet-christelijken zullen worden gedupeerd. Ik moet namens mijn fractie meedelen, dat ons stand punt t.o.v. het confessioneel onderwijs in geen enkel opzicht is gewijzigd, nadat wij op 15 oktober 1958 onze houding hebben bepaald. Wij hebben ernstig overwogen wat ons in de gegeven omstandigheden te doen staat. Laten wij toch goed bedenken, dat Leeuwarden niet te gen een christelijke school is, doch dat, indien er slechts één school voor dit onderwijs zal kunnen komen en geen vorm van samenwerking mogelijk is, deze school geen christelijke school mag zijn. Onze fractie moet wel tot deze erkenning komen. En zij hecht er natuur lijk grote waarde aan, dat deze school Leeuwarden als

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1960 | | pagina 4