-y *3!r 15 «ft 10 De Voorzitter: Ik mag dus nu wel aannemen, dat de heren hun voorstel intrekken om de zaak verder niet ingewikkeld te maken. De heren knikken van ja, dus is hun voorstel ingetrokken. Ik heb zojuist bericht gekregen, dat boven de koffie klaar staat; daarom zou ik nu ten tweede male de ver gadering willen schorsen. De Voorzitter: Ik heropen deze vergadering en stel aan de orde: Punt 15 (bijlage no. 46). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 16 (bijlage no. 50). De heer Heidinga: Wij hebben thans een voorstel voor ons liggen betreffende het aanleggen van de straten achter de Bijenhofstraat. Het lijkt ons wel enigszins een vreemde figuur, dat we thans reeds hier toe moeten besluiten, terwijl het uitbreidingsplan in onderdelen de Raad nog niet heeft bereikt. Wij kun nen er echter zeer wel begrip voor hebben, dat er zich omstandigheden kunnen voordoen, die hiertoe leiden, en daarom verblijdt het ons ook. dat we dus alvast hier dit stratenplan in de Raad hebben. Hierdoor toch ontstaat weer de mogelijkheid, dat we een behoorlijk aantal huizen kunnen bouwen en het verblijdt ons ook, dat de aanleg van deze straten doet vermoeden, dat de bestaande bebouwing op goede wijze wordt afge sloten, ik zou haast zeggen: beter dan de suggesties van Prof. Van den Broek destijds deden vermoeden. Toch blijft er nog iets over, wat wij minder geslaagd achten en dat is de afsluiting van het pleintje, dat aan het eind van de Goudsbloemstraat gevormd wordt. Het ligt daar op het ogenblik in een U-vorm. De twee benen van de U liggen voor de kop van de Goudsbloemstraat. En, zoals het op deze tekening van het stratenplan is aangegeven, is het de bedoeling om de ene kant zo te laten blijven, dus een dood eindje straat, en de andere kant door te trekken. Dat lijkt ons minder juist. Wij zouden graag willen, dat ook de andere kant van het pleintje aansluiting zou verkrijgen op de nieuwe straat. Hierbij komt natuurlijk direct al naar voren de vraag: Hoe wordt de bebouwing daar dan? Ik weet wel, dat dit nu niet in het geding is, maar die straat direct door te trekken en de bebouwing daaromheen te groeperen, lijkt ons beter dan wat nu wordt voorgesteld. We zou den dus heel graag willen, dat het stratenplan in die geest werd gewijzigd. De heer Mani: Slechts één vraag. We zullen nu een besluit moeten nemen over de zuidelijke ventweg, die langs de ringweg loopt. Maar nu meen ik van de kaart af te lezen, dat de noordelijke ventweg 1 meter breder is dan de zuidelijke. Is daar een bepaalde be doeling bij? De heer Van der Schaaf (weth.Het punt dat de heer Heidinga ter sprake brengt, heeft eigenlijk meer betrek king op het uitbreidingsplan dat in een van de volgende vergaderingen aan de orde zal komen, dan op het stra tenplan, maar de kwestie kan, omdat het stratenplan wordt voorgesteld conform het te verwachten uitbrei dingsplan, nu eigenlijk ook wel geacht worden aan de orde te zijn. Het punt waar de heer Heidinga over spreekt, is inderdaad in dit uitbreidingsplannetje mis schien het minst overtuigende. Over het algemeen is dit plan naar mijn idee wel goed uitgevallen, maar hier is een punt, waarbij men inderdaad een vraagteken zou kunnen plaatsen. Wanneer men dus, komende uit de Goudsbloemstraat, naar dat pleintje toe loopt, zou men de situatie kunnen krijgen, dat men aanziet tegen de achterkanten van het blokje woningen, dat daar als afsluiting is geprojecteerd. Er zijn verschillende andere oplossingen in overweging geweest. Men zou kunnen zeggen: Laat de voorkant van die woningen uitzien naar de Goudsbloemstraat en dat pleintje dat daar is, maar dan schept men een ander probleem, n.l., dat dan de achterkant aan de straat komt, die daar wordt aangelegd, en dan zou men in die straat de vreemde situatie hebben, dat men daar eerst vijf, zes blokken krijgt, die de voorkant naar de straat hebben, en dan opeens de laatste, die de achterkant naar die straat heeft. Dat is dus een oplossing, die weer een andere vraag oproept. De oplossing die door de dienst Open bare Werken het meest gewenst is geacht, is om de woningen, waar de heer Heidinga op doelt, om zo te zeggen twee voorgevels te geven, twee gevels van on geveer gelijke waarde, zodat daar aan de straat die wordt aangelegd, en aan de zijde van dat plantsoentje of pleintje gevels komen, die beide dienst kunnen doen als rustpunt voor het oog, gevels, die niet storen. Er is nader hand nog wel eens over de oplossing gedacht, die de heer Heidinga aangeeft, maar die roept, zoals gezegd, weer andere problemen op, ook t.a.v. de afsluiting van het straatje, dat ongeveer parallel aan de Bijenhof straat zal lopen. Ik zou willen stellen, dat deze zaak nu misschien toch maar het beste door de Raad kan worden aange nomen en dat wij van onze kant toezeggen, dat wij nog eens een betere oplossing willen uitkienen, waarbij de suggestie van de heer Heidinga zeker in beschou wing kan worden genomen. Wanneer het dan blijkt, dat die oplossing of een andere oplossing of de oplos sing van de heer Heidinga beter is en ook meer zal worden geapprecieerd door de mensen die daar in de toekomst gaan bouwen, dan gaan we door middel van artikel 20 van de Wederopbouwwet of door een wijzi ging van het plannetje een con*ectie op het nu of straks voorliggende uitbreidingsplan aanbrengen. Ik geloof niet, dat het verantwoord is nu voor een der gelijk detail dit stratenplan nog weer op te houden, want wanneer het zo zou worden gespeeld, dan zouden de stukken dus weer terug moeten, wat oponthoud zou geven. Dat moeten we eigenlijk liever niet hebben. Resumerende t.a.v. de heer Heidinga, zou ik dus wil len zeggen: Kunt U genoegen nemen met de suggestie, met de toezegging van mijn kant, dat dit punt nog eens zal worden bekeken? Uiteraard kan het bij de vaststelling van het uitbreidingsplan ook nog aan de orde komen en vóór die tijd zal de straataanleg wel niet zo ver zijn gevorderd, dat het niet meer zou kun nen worden zoals het definitief zou moeten worden. M.a.w. over een week of vier is dit punt, waarover U nu spreekt, natuurlijk nog niet zo ver in uitvoering ge bracht, dat het niet meer anders zou kunnen. Ik ge loof, dat ik in dit stadium niet verder kan gaan. De heer Mani vraagt: Is het de bedoeling om de noordelijke ventweg een meter breder te maken dan de zuidelijke? Ik schrik er eigenlijk een beetje van, want dat is niet de bedoeling geweest. U hebt het op de tekening gelezen, die ik hier thans voor mij heb. De tekeningen geven inderdaad de juistheid van de op merking van de heer Mani aan. De totale ruimte van het zuidelijke stuk is dus wel gelijk aan die van het noordelijke, maar de indeling van het stuk is iets an ders. Ik hoop in de loop van deze week de gelegenheid te vinden om de heer Mani te kunnen inlichten. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 17 (bijl. no. 39). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 18 (bijlage no. 45). De hear Boomgaardt: It oantreklike fan it ütstel, dat hjir foar üs leit, is, dat de üt de ynvestearring foar de forbettering fan it Slachthüs fuortkommende lésten kompensearre wurde troch it feit, dat troch de forbettering mear hier makke wurde kin. Ik wol dus wol graech myn wurdearring dér oer ütsprekke en ik leau, dat it ek in moai bigjin is foar de nije direkteur fan it Slachthüs, om mei sa'n forbettering to kommen, al is it dan ek it Kolleezje, dat it üs hjir foarleit. In twade opmerking: Yn'e oanhef fan it ütstel wurdt sein, dat der noch in greatere forbettering yn tarieding is. Nou is myn fraech dizze: As men insidinteel for- oaringen en forbetteringen oanbringt, moat men dat is in algemiene wierheit der wol by stil stean, dat men mei hwat men üteinlik birikke wol, net yn striid komt. Is it al sa fier, dat men winliken sizze kin: Uteinlik wolle wy nei dat doel ta en yn dat skema past dizze insidintele forbettering? '-V-Cts.^i..' 11 En dan wie der yn de portefeuille mei stikken oan- geande dit punt eat hwat net düdlik yn it riedsbrief stiet en wol de meidieling, dat de kommisje fan bystan akkoart giet mei dit ütstel, mar ek in foarbihald mak- ket; hja sünderet n.l. de fornijing fan de sintrale for- aerming troch it oanbringen fan in tsjettel foar oalje- stook fan har akkoartforklearring üt. Nou haw ik gjin stikken oer dy fornijing by de plannen fine kinnen. Liskïen giet it foarbihald wol by dit ütstel lans, mar it stiet yn it briefke, dat by de stikken leit, en ik soe wol graech witte, hwer't dat op slaen kin. De hear' Pols (weth.): De hear Boomgaardt seit, dat de direkteur it hjir wol goed makket as er seit: Oan 'e iene kant jow ik hwat üt, mar dan moat ik soargje, dat ik it oan 'e oare kant wer fortsjinje. Ik leau lykwols, dat wy dit wol los fan elkoar sjen moatte, hwant ik soe wol foar hege forwachtings yn dizzen warskógje wolle. As men yn 'e takomst oare lorbetteringen oanbringe sil, sil it foar de direkteur mei al syn goede bidoelingen in hiel slimme opjefte wurde om dér hieltiten hegere ynkomsten tsjinoer to stellen. As wy yn 'e takomst mei de forbouwingen bigjinne moatte, dan sil it om hiel oare bidragen gean as hwer't wy hjir joun oer prate. Dan freget de hear Boomgaardt: Past dit hwat wy nou dogge wol yn it kader fan hwat yn 'e takomst barre moat? Ik leau, dat ik wol sizze kin, dat dit dér eins ek los fan stiet. Wy hawwe earst it gebou dat 'orükt wurdt foar opbergjen fan klean, hwer't de toi letten en de kantine binne, hwat opknappe moatten, om dat it nedich wie. Dat stiet ek hielendal los fan de for bettering fan it Slachthüs as sadanich. Nou hawwe wy it gefal, dat wy it kantoar opknappe moatte. It bi- hang dat dér yn sit, is al tiden aid en dér moat hwat oan barre. Foaral as der in nije biwenner komt, in nije direkteur, dan freget dat natuerlik om forbettering. Mar dizze forbettering stiet ek wer hielendal los fan de takomstige forbettering fan it Slachthüs. Ik wit net, oft de hear Boomgaardt mei de situaesje op de hichte is, mar dan hat hy wol sjoen, dat yn dizzen it opknappen tige nedich wie. En hwat de forbettering fan de sintrale forwaerming bitreft, dy hawwe wy noch efkes ütsteld. Dy tsjettel kin it noch wol in pear jier dwaen; wy wolle de su- nichste kant it neist bliuwt. Wy sille dy dan yn 'e rin fan 'e simmer nochris goed ündersykje litte. Blykt it, dat der yn 'e takomst hwat mei de tsjettel komt, dan komme wy wol wer by de Rie om in nij kredyt to freegjen, mar op it eagenblik sille wy dus net, hwat earst al yn 'e bidoeling lei, dizze sintrale forwaermings- tsjettel fornije. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 19 (bijlage no. 49). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1961 | | pagina 7